Het Boek. Serie 3. Jaargang 34
(1960-1961)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
M.E. Kronenberg
| |
[pagina 222]
| |
onderstelde toeschrijving te vragen. Waarschijnlijk berustte het vermoeden op het voorkomen van twee initialen, eveneens door Van Doesborch gebruikt, die hij ook reeds op zijn beschrijving, met verwijzing naar Nijhoff's Art typographique, had gesignaleerd. Ondertussen was mij de hele episode uit een ver verleden bijna ontschoten, toen onlangs Dr. F. Schauwers van de Kon. Bibliotheek in Brussel de vraag stelde, of ik thans deze druk, daar te koop aangeboden, soms nader kon determineren. Weldra werd het ex. me ter beoordeling toegezonden en op onze Kon. Bibliotheek gedeponeerd. Zo kreeg ik het voor het eerst zelf onder ogen. Reeds veel eerder, toen de beschrijving in 1920 een definitieve plaats in onze Bibliographie moest kiijgen, had ik daar pogingen toe aangewend, maar het was op dat tijdstip al verkocht door R.W.P. de Vries en niet meer te achterhalen. Het lijkt me inmiddels lang niet onwaarschijnlijk, dat het ex., nu in Brussel opgedoken, identiek is met dat van de voormalige Amsterdamse firma. Het vertoont op de recto-zijde van het eerste blad, onderaan, de inscriptie: ‘NB author est Nicholaus de aqualonga. ut videre licet circa mediū libellj’. Een inscriptie, waaruit blijkt, dat de maker ervan het boek minder nauwkeurig heeft gelezen dan p. Kruitwagen en ten onrechte de auteur van de Appendix voor die van het gehele werk heeft gehoudenGa naar voetnoot1. Bij mijn recent onderzoek waren het de twee zeer karakteristieke initialen van Jan van Doesborch, beide in Nijhoff's Art typographique afgebeeldGa naar voetnoot2, die me, evenals wijlen Kruitwagen, dadelijk opvielen. Toch zocht ik naar meer bewijzen voor de afkomst uit Van Doesborch's drukkerij. Dus werden allereerst de typen bekeken. De grootste, waarmee enkele opschriften zijn gezet, is de zeer algemene Lettersnijdertype, M75/98, herhaaldelijk door Jan van Doesborch gebruikt, maar tevens in het bezit van vele andere drukkers. Verder is er de teksttype M75/78, eveneens karakteristiek Nederlands van snit. Achteraf vermoed ik, dat deze de oorzaak is, waarom p. Kruitwagen het boek indertijd niet met zekerheid aan Van Doesborch heeft durven toeschrijven. Immers, toen meende men nog, op gezag van Proctor, dat de Antwerpse drukker slechts twee typen heeft gehad, waarbij de M75/78 niet genoemd wasGa naar voetnoot3. Later is echter gebleken, dat hij die ook heeft bezeten, al schijnt hij deze derde type weinig te hebben gebruikt. Hij komt voor in zijn getekende druk De novo mondoGa naar voetnoot4, een plano-blad, dat Proctor niet gekend heeft. Een vergelijking wees nu uit, dat de teksttype in het werk van Paltz tot in de kleinste details hiermee overeenstemt. Eveneens is het gebruikte rubriekteken identiek met dat van | |
[pagina 223]
| |
Jan van Doesborch, terwijl hij mede kleine lombard-initialen van gelijke grootte (3½ mM) als onze D en E (afb. I) heeft gehadGa naar voetnoot1. Alles duidde er dus meer en meer op, dat Jan van Doesborch de ongenoemde drukker was. Toen het me ten slotte bleek, dat ook de houtsnede op het eerste blad (zie afb. I), Maria met Jezus op de maansikkel en in de zon, tevens voorkomt in twee andere Van Doesborch-drukken, The fifteen tokens en Van die wonderlicheden van Pape Jans landenGa naar voetnoot2, stond het voor mij vast, dat hij ook de drukker van Paltz, De conceptione vel electione eternali b. virginis is geweest. In de afdruk van de houtsnede is hier de bovenrand nog ongeschonden en de rechterhand van Maria gaaf, in tegenstelling tot de staat van de houtsnee in Van Pape Jans landen. Maar de hap uit de rechterrand komt in beide op dezelfde plaats voor. Ze zijn dus identiek. Hier kan ik niet nalaten een postume hulde te brengen aan Proctor's genoemde studie over Jan van Doesborch. Natuurlijk zijn er op een dergelijk werk in de c. 65 jaren sinds de verschijning aanvullingen te bieden. Maar wat een schat van gegevens over het gebruik van 's drukkers houtsneden is er in te vinden. Zou ik ooit zonder zijn lijsten geweten hebben, dat Jan van Doesborch een houtsnee met de ‘Virgin and child’ van dezelfde afnemetingen als die in ons boekje in de twee andere uitgaven had gebruikt? Behalve de genoemde houtsnede staat er op bl. 14a nog een van gelijke afmetingen, de kroning van Maria voorstellend. Op zoek naar andere voorbeelden hiervan kwam ik, weer dank zij Proctor, terecht bij Den Oorspronck onser salicheyt van Mei 1517Ga naar voetnoot3. Evenwel vertoont deze naast grote overeenkomst enig verschil met onze houtsnee. Wat bovenaan donker gearceerd is op de afdruk in de uitgave van Paltz, is in Den Oorspronck geheel wit. Kan dit het gevolg zijn van een latere bewerking van het blok? Of zijn het inderdaad twee verschillende blokken met dezelfde voorstelling? Ten slotte staat er op bl. 16a een houtsnede, een mannenbuste voorstellend, die gereproduceerd werd bij Kruitwagen's bovengenoemd opstel op p. 131. ‘Wellicht is dit het portret van Nic. de Aqualonga zelven’ schrijft deze. Alles welbeschouwd komt het me waarschijnlijk voor, dat het werk van Paltz een der eerste uitgaven van Jan van Doesborch is geweest. Misschien wel zijn eersteling. Dat het geen feitelijk titelblad heeft, wijst al op een vroeg tijdperk. De twee initialen, waarvan Nijhoff's Art typographique reproducties geeftGa naar voetnoot4, de N uit Van Pape Jans landen en de I | |
[pagina 224]
| |
uit de Fifteen tokens, zijn daar minder gaaf dan in ons boek. Jammer genoeg vertonen deze beide werken geen datering, maar Proctor plaatst ze op [c. 1506?] en [c. 1505?]. De laatste datum, in het boek van Paltz vermeld bij een verklaring van de Universiteit te Mainz, is 13 Oct. 1501. Vermoedelijk is de druk kort na 1501 verschenen. De initiaal I (afb. II) met het Keulse wapen en de andere I (NAT. VI. 15) met de Franse lelies zullen speciaal voor deze uitgave zijn gemaakt. Heel toepasselijk staat de eerste bij het begin van Ex statutis Coloniensium, de andere bij dat van Ex statutis parisiensium. In de Fifteen tokens heeft het gebruik van de I met het Franse wapen weinig zin. Zo kan er dan een druk worden toegevoegd aan het oeuvre van Jan van Doesborch, die aan zijn vroegere bibliografen Proctor en BergmansGa naar voetnoot1 onbekend was gebleven. Een verwijt mag men hun daar geenszins van maken, gezien de uiterste zeldzaamheid van het boekje. Dat er nu in de veilige haven van de Brusselse Kon. Bibliotheek een exemplaar is beland, kan men slechts toejuichen. Mijzelf heeft het verheugd nog eens een kleine aanvullende verbetering op onze Nederlandsche Bibliographie te geven. | |
II Die Bibele int corte, een onbekende druk van Jan van DoesborchHet determineren van onbekende drukken, zonder verdere aanwijzingen, is voor ieder rechtgeaard bibliograaf een heel speciaal genoegen. Al gissend, speurend, vergelijkend ten slotte aan een ongesigneerde uitgave een toewijzing te kunnen geven, het behoort tot de hoogtijden van ons vak. Jammer slechts dat hoe meer een tijdvak bibliografisch doorwerkt is, des te minder dit ‘seldom pleasure’ ons nog te beurt valt. Het heeft mij dan ook ten zeerste verheugd in Febr. '60 van de Leuvense Universiteits-bibliotheek een daar nog onbekend boek toegezonden te krijgen met de vraag, of ik soms kans zag het terecht te brengen. Al gauw bespeurde ik, dat de toeschrijving aan de drukker geen moeilijkheden zou opleveren. De talrijke houtsneden in deze Bibele int corte zijn me vertrouwd uit een druk van Jan van Doesborch, Den Oorspronck onser salicheyt, van Mei 1517 (NK. 1628). Een vergelijking met het exemplaar ervan op de Kon. Bibliotheek wees uit, dat voor | |
[pagina 225]
| |
beide uitgaven dezelfde houtblokken zijn gebruikt. Vele zijn hier echter iets minder gaaf dan in Den Oorspronck o.s. Een datering van c. 1518-1519 lijkt voor de nieuwe vondst derhalve aannemelijk. Bood dus in dit geval de technische toewijzing aan een drukker geen boeiende problemen, de inhoud van het werk was minder doorzichtig. Natuurlijk zal men aanvankelijk geneigd zijn wegens de gelijke titel te denken aan overeenstemming met Den bibel int corte, te Antwerpen door Claes de Grave, ten dele met Thomas van der Noot, in 1513 en 1516 uitgegeven (NK. 365-366). Aan dit werk heeft Isaac Le Long, een voortreffelijk boekenkenner, doch lichtelijk vermakelijk, zelfs haast belachelijk door zijn felle anti-Roomse gezindheid, lange beschouwingen gewijdGa naar voetnoot1. Den bibel int corte betitelt hij als ‘Vervalschingen van Godts Woordt’ en ‘Een ongehoorde stoutheit der Roomschgesinde Geestelykheit van die tydt’. Hoewel ik reeds ontdekt had, dat de nu gevonden Bibele int corte in opzet verschilde van de genoemde twee drukken, vergeleek ik het Leuvense boek ten overvloede op de Kon. Bibliotheek met het daar aanwezige exemplaar van NK. 366. Behalve de titel, die dus enigszins misleidend is, hebben zij niets gemeen. De inhoud van Jan van Doesborch's Bibele int corteGa naar voetnoot2 is in grote trekken als volgt. Het begint met het scheppingsverhaal (bll. 2a-4a), van houtsneden voorzien. Dan volgt de kern van het boek (bll. 4b-49a). Tegenover elkaar zijn telkens afgedrukt, links - dus op een verso-zijde - een vijftal houtsneden, voorstellend een episode uit het leven van Jezus en een enkele uit dat van Maria, geflankeerd door de buste van een profeet of andere figuur uit het Oude Testament; eronder twee houtsneden met voorstellingen uit het Oude Testament (zie b.v. afb. IV). Daarnaast, op de volgende recto-zijde, de bijbehorende tekst. Eerst wordt de gebeurtenis uit het N. Testament verhaald en dan de beide ‘figuren’ ervan, dat zijn voorstellingen uit het O. Testament, die symbolisch als aankondigers van de eerste episode werden beschouwd. Bladen 49b-55a behandelen, ingeleid door een Prologhe, de tien geboden. Ieder gebod beslaat een bladzijde en is afgedrukt onder een toepasselijke houtsnede, merendeels aan één zijde geflankeerd door een voorstelling van Mozes met de tafelen der wet. Tot slot leiden bll. 55b-57a met een beschouwing en een houtsnede (afb. V) de zeven doodzonden in. Als eerste hiervan opent op bl. 57b Houaerdicheyt de rij, die op 64a eindigt met een waarschuwing tegen Traecheyt. Ook hier weer op de linkerbladzijde bovenaan de traditionele houtsneden: Houaerdicheyt, met de spiegel; Ghiericheyt, vrouw met een geldzak, gezeten op een soort reuzenpad, enz. Onder de houtsneden een ver- | |
[pagina 226]
| |
handeling over deze speciale zonde. De rechterbladzijde vertoont dan bovenaan twee toepasselijke houtsneden: links een naakte figuur, gevoerd door een engel, en rechts de wrede hellestraf voor de genoemde zonde. Daaronder een beschouwing over ‘Die pijne der houerdigher menschen’, enz. Aan het Leuvense exemplaar ontbreekt één blad van de laatste katern, dat bl. 63, het voorlaatste, moet zijn. Want terwijl op bl. 62b Toornicheyt als zesde hoofdzonde is afgebeeld, staat hier op het tegenoverliggende recto-blad niet de bestraffing voor Toornicheyt, maar die van Traecheit. De afbeelding van deze zevende zonde en de verhandeling erover, die op 63b behoort te staan, komt niet voor, evenmin als de hellestraf voor Toornicheyt van bl. 63a. Op bl. 64b tot slot een hartgrondige wens: O kerstē menschen laet ons te samen den barmhertighen minlijcken Ihesum biddden (sic) om sijn gracie dat wi die sondē schuwen moghen', enz. Daaronder een bijbehorende houtsnee, dezelfde die op bl. 1b en op 55b voorkomt. Ze geeft een voorstelling van een vrouwenfiguur, de zonde, geplaatst op een zuil, tussen God en Duivel (zie afb. V). Het zou mogelijk zijn, dat aan het slot enkele bladen ontbreken, hoewel het boek ook zo compleet schijnt. Misschien volgde er echter nog een korte samenvatting en tot besluit een colophon, met drukkersmerk. Vergelijkt men deze Bibele int corte nu met Den Oorspronck onser salicheyt, dan vertoont hij daarmee wat de inhoud aangaat een treffende overeenkomst. Met het grote verschil echter, dat de Oorspronck, die dezelfde stof in dezelfde volgorde behandelt, 't zij met enkele toevoegingen na het gedeelte over de tien geboden, veel en veel uitvoeriger is. De tekst van beide boeken is dan ook niet gelijk. Waarschijnlijk zal de samenhang aldus zijn geweest: toen Jan van Doesborch in 1517 zijn vrij lijvige folio-editie van Den Oorspronck had uitgegeven met de talrijke houtsneden, heeft hij gemeend met hetzelfde illustratie-materiaal een kleiner boek, goedkoper en meer binnen het bereik van Jan en Alleman, samen te kunnen stellen. Zo is zijn Bibele int corte ontstaan, met een beknoptere tekst. Verkoopbaarder zal het zeker geweest zijn, aesthetisch was het geen verbetering. De vier houtsneden, die zich in de folio-uitgave nog vrij aardig lieten schikken, door randen omgevenGa naar voetnoot1, zijn, nu tot een vijftal gegroeid, op de kleinere 4o bladen wat rommelig bijeengevoegd. Terecht heeft Proctor indertijd al geconstateerd, ‘In no sense can J. van Doesborgh be called a printer careful in the selection or use of his materials’Ga naar voetnoot2. Om thans nog even terug te komen tot de hoofdzaak van het boek, de symbolische prae-figuratie van het Nieuwe Testament door beelden | |
[pagina 227]
| |
uit het Oude Testament, deze steunt, evenals in Den Oorspronck, op een zeer vroege traditie. Reeds in de Biblia pauperum, afkomstig uit de 13e eeuw, treft men ze aan en mogelijk gaat ze op nog oudere voorbeelden terug. Zo wordt b.v. de afbeelding van Jezus' verzoeking vergezeld van Eva met de slang en van Esau, die zijn eerstgeboorterecht verkoopt; de graflegging van Jezus wordt begeleid door twee houtsneden, een van Jonas, die in de walvis wordt geworpen en een van Jozef, in de put neergelaten, enz. enz. Over deze traditionele voorstellingen, gemeen goed in de middeleeuwen, is veel geschrevenGa naar voetnoot1. In het geciteerde werk van Schreiber vond ik er het aardige versje van ‘Novum Testamentum in vetere latet // Vetus in novo patet’ (op p. 2). De opstelling der houtsneden, zoals men die aantreft in Den Oorspronck en in Die bibele int corte, hoewel artistiek van veel minder gehalte, zal wel ontleend zijn aan de Biblia pauperum. Het is een gelukwens waard, dat de Leuvense Universiteits-bibliotheek sinds kort in het bezit is gekomen van dit kostbaar unicum, ook al is het exemplaar niet heel gaafGa naar voetnoot2. Merkwaardig in de eerste plaats als Antwerpse druk van Jan van Doesborch, die onbekend is gebleven aan zijn kundige bibliografen, Rob. Proctor en P. BergmansGa naar voetnoot3. En haast nog meer als enige vertegenwoordiger van een populair theologisch werkje. Voor mijn toekomstig deel der Ned. Bibliographie van 1500 tot 1540 (NK. III. iii) beschouw ik het als een kostelijke aanwinst.
's-Gravenhage, Dec. 1959 en Febr. 1960. | |
SummaryI An early edition of Jan van DoesborchThe work of Joh. Paltz, De conceptione vel electione eternali b. virginis has formerly been inserted in Nijhoff-Kronenberg's Dutch bibliography as no. 1671 with the incertain ascription ‘(Antwerpen? na 1501).’ We owed the description to Father Kruitwagen, who made it as early as 1911, and later devoted an article to it in this periodical (IV. 129-134). When shortly ago I first had the opportunity to see and study the book, I could make out that it is an early edition of Jan van Doesborch. It has not been known, probably because of its rarity, to the printer's bibliographers, Rob. Proctor and P. Bergmans. A copy, perhaps the same that Kruitwagen saw in 1911, has been bought now by the Royal Library of Brussels. | |
[pagina 228]
| |
II Die Bibele int corte, an unknown edition of Jan van DoesborchThis recent acquisition of Louvain Univ. Library, s.n.l.a., could be attributed to the Antwerp printer. Like the former edition it has not been known to the printer's bibliographers. The cuts used proved for the greater part to be identical with those of Van Doesborch's ed. of Den Oorspronck onser salicheyt of May 1517 (Nijh.-Kron. 1628). Several of them are more damaged, so that a date of ab. 1518-1519 may be suggested. The chief part of the book contains the traditional prefiguration of episodes from the life of Jesus, and some of Mary, by scenes from the Old Testament. The book, though bearing the same title, differs totally from Den Bibel int corte, issued in 1513 and 1516 at Antwerp (Nijh.-Kron. 365-366). It is closely related however, in a much shorter form, to Den Oorspronck onser salicheyt. |
|