| |
| |
| |
Nederlandse drukken in de catalogus der librye van het Hof van Holland (1533/34)
In de zomer van 1946 vertoonde Mr. B. van 't Hoff me op het Algemeen Rijksarchief de Catalogus der Librye van het Hof van Holland, waarover hij mij reeds vroeger had gesprokenGa naar voetnoot1). Van dat ogenblik af vatte ik het plan op, zodra ander lopend en wachtend werk was voltooid, de hoogst belangrijke catalogus eens grondig te gaan onderzoeken. Dat dit, gezien de zeer lijvige foliant, geen werkje van enkele uren zou zijn, begreep ik onmiddellijk.
Het is een prettige verrassing voor me geweest, dat de heer J.L. van der Gouw ao 1948 in dit tijdschrift een uitstekend opstel heeft gewijd aan De Librye van den Hove van HollandGa naar voetnoot2). De voorgeschiedenis van de collectie, die afkomstig is van de Gorcumse kanunnik Mr. Jan van der Haer, wordt er uitvoerig in beschreven, samen met bizonderheden over aanwas en verdere lotgevallen. Als archivaris heeft de heer Van der Gouw zich natuurlijk in hoofdzaak beperkt tot de historische feiten, al wijdde hij ook twee bladzijden aan ‘De Inventaris of Catalogus’. Zo heeft zijn bijdrage, zonder mij in het minst het gras voor de voeten weg te maaien, mijn taak toch aanmerkelijk verlicht. Voor de geschiedenis van de verzameling viel hier nu verder naar te verwijzen en mij als bibliograaf was het mogelijk gemaakt me naar hartelust tot de catalogus en zijn inhoud te bepalen.
Ondertussen is het November '48 geworden, eer ik me ten volle aan de voorgenomen arbeid heb kunnen wijdenGa naar voetnoot3). Mijn oorspronkelijke bedoeling was, uit de omvangrijke collectie alleen de overal verspreide drukken in de Nederlandse taal te
| |
| |
lichten en te onderzoeken, in hoeverre deze aan Wouter Nijhoff en mij bekend zijn geweest. Want een collectie, in 1531 door Jan van der Haer overgedragen aan het Hof van Holland en waarvan de inventaris in Maart 1534 is ingeleverd, zal hoofdzakelijk Nederlandse drukken bevatten uit het tijdvak, in onze Ned. Bibliographie van 1500-1540 behandeld. Wel zouden er nog enige incunabelen onder mogen schuilen, die dus tot Campbell's territorium behoren. En vanzelf vallen er natuurlijk de vrij talrijke manuscripten buiten. In dit opzicht geheel afwijkend van de heer Van der Gouw, die spreekt van de ‘zeer zeldzaam voorkomende aanduiding “libellus manu scriptus”’ en in zijn noot dan slechts één dergelijke plaats vermeldtGa naar voetnoot1), heb ik bij een voorlopig onderzoek een 70tal manuscripten gevondenGa naar voetnoot2), alle duidelijk gesignaleerd door toevoegingen, gelijk ‘manu mea scripta’ en ‘manu propria scripta’ of ‘manu mei patris pie memorie scripta’ of ‘manu progenitoris mei’, en ook een keer ‘a meo praeceptore ioanne
somersabro manu propria conscriptiGa naar voetnoot3)’ en herhaaldelijk iets als ‘ędita sunt a domino au. Cornelio donckano et eius sunt manu conscripta’ (deze schrijver is ons beter bekend onder de naam van Cornelius Aurelius of Goudanus of Van Lopsen). Dikwijls staat er zonder meer ‘manu conscriptus’.
Het ligt voor de hand, dat de Gorcumse verzamelaar ook onder zijn Latijnse boeken menig Nederlandse druk heeft gehad. Aangezien de drukkers echter in de catalogus nooit vermeld worden, heeft men daaromtrent zelden zekerheid; in de meeste gevallen zou het een vrij onvruchtbaar gissen en zoeken blijven, waar het vermelde boek gedrukt kan zijn.
Toen ik inmiddels de 49 Nederlandse drukken uit de inventaris had opgetekend, begon de verzameling me dermate te boeien, dat ik, misschien wat ondoordacht, ben doorgedraafd en onder- | |
| |
nomen heb het geheel te copiëren en vervolgens de supplementen van 1536 en 1543/44 en ten slotte de lijst van verdachte boeken, in 1547 op hoog bevel ter zuivering aan Tapper gezonden. Dat wil zeggen in de grote inventaris van Maart 1533/34 een totaal van 3849 titels, waaronder zeer uitvoerige; daarna 168 en 63 stuks in de supplementen en eindelijk 418 in de lijst voor Tapper. Consummatum est! Het werk heeft me ruim zes maand zwoegens gekost, maar ik heb er veel door en uit geleerd. Er is tegenwoordig menig intellectueel ‘arbeider’, die dergelijke karweitjes zou opgedragen hebben aan een lieftallig roodgenageld secretarisje. Hoe verstandig is echter de uitspraak van wijlen S.P. l'Honoré Naber - een man, die wist wat wetenschappelijk ploeteren is - dat men ook het ‘koeliewerk’ zelf moet doenGa naar voetnoot1).
Nadat eenmaal de catalogus gecopiëerd was, heb ik getracht me er een weg in te banen. Want al zijn de boeken ingedeeld in groepen, wel telkens variërend in hun benamingen, maar die dan toch omvatten sacra scriptura, litterae humaniores et ceterae artes liberales, ars medica, ius divinum et humanum en al zijn ze alfabetisch gerangschikt, deze indeling en speciaal de alfabetische - de heer Van der Gouw heeft er ook al bewijzen van gegeven - raakt dikwijls kant noch wal. Werken van Erasmus b.v. kan men, behalve dan een enkele keer op de E, verspreid vinden onder de trefwoorden Apologia, Argumenta, Acta apostolorum, Adversus, Catalogus, Christiani matrimonij, Contra quosdam, Psalmum (In), etc., etc. Bovendien zijn wel alle titels op A, B, enz. bijeengevoegd, maar van een fijnere alfabetische ordening is geen sprake.
Zo heb ik noodgedwongen voor mezelf een alfabetisch register op het geheel gemaakt. Eerst daardoor is mijn afschrift van de catalogus tot een bruikbaar werkinstrument geworden. Heel wat stof voor verdere onderzoekingen zit erin verscholen en het is mijn plan hier af en toe een studie uit het rijke materiaal te publiceren. Als eerste gaat hetgeen mijn uitgangspunt is geweest, een overzicht der Nederlandse drukken in de verzameling.
Twee verschillende afschrijvers zijn in de grote inventaris te onderscheiden. De eerste is na blad 13 recto, titel 2, vervangen door een andere, voor wiens rekening dus verreweg het grootste deel - de catalogus eindigt op bl. 270 rectoGa naar voetnoot2) - gekomen is. Vol- | |
| |
deed de eerste niet? Een andere hand heeft tenminste hier en daar correcties en aanvullingen in zijn afschrift aangebracht. Van der Gouw in zijn opstel (p. 120-121) noemt als afschrijver slechts Floris van Zegerscappelle, klerk in de Rekenkamer. Deze, die blijkens een bewaarde rekening hiervoor 6 karolus gulden heeft ontvangen, zal de scribent van het tweede gedeelte zijn geweest. Een dergelijke ruime betaling zou zeker niet voor het afschrijven van een twaalftal bladen zijn verleend. Beider handschrift, en vooral dat van de tweede, is goed en over 't algemeen gemakkelijk te lezen. Maar de nauwkeurigheid in het afschrijven van de titels laat nog al eens te wensen over. Was het afschrijven of eer opschrijven? Ik heb een ernstig vermoeden, dat iemand de titels gedicteerd heeft. Wanneer de Confutatio determinationum doctorum parisiensium contra Mart. Lutherum (bl. 21a) vermeld staat als ‘Confutatio de terminationum’, etc., op bl. 21b Reuerendi patris seijsselij archiepiscopi taurinensis tot.... ‘archi episcopi’ is geworden, op bl. 34a het Diuinarum sententiarum librorum biblie, ... collectarium op naam staat van ‘ioannis de pechano’ voor pechamo of pichamo, op 38a het Elucidatorium ecclesiasticum van Clichtoveus ‘Elutidarium heet, op 53a voor Handlung oder acta “Haldung” oder acta is gezet, Stephanus Brulefer of Brulifer tot “pulifer” (bl. 78 b) en Joannes Altensteig tot “altenstank” wordt (bl. 117 b), een Etymologicon grecum als
“Aethimologicon gecum” geschreven is (bl. 122a) en de Psychomachia van Prudentius als “physchomachia” is genoteerd op bl. 130a, dan komt het me waarschijnlijk voor, dat al dergelijke fouten niet op een lapsus van het oog, maar veeleer van het oor zullen berusten.
Was de dicterende soms Kan. Jan van der Haer zelf? Ik vermoed het. Wie anders dan hij zou de handschriften betiteld hebben als “manu propria (scripta)”, “manu mea conscripta”, “a me scripta” etc. en andere weer “manu mei patris conscriptus”, “manu mei patris pie memorie scripta” of “manu progenitoris mei” en ook weer soms “latine per me donata”? Eén keer echter, en het zou een bewijsje van het tegendeel kunnen zijn, tekende ik op “e gręco in eloquium latinum traductum ioanne hario traductore” (bl. 152a).
Hoewel de samensteller van de inventaris geenszins opzag tegen lange titels, werd het hem toch een enkele keer te machtig. Dan verwijst hij naar een index in het boek, gelijk b.v. in een
| |
| |
Grammatica van Aelius Antonius Nebrissensis op bl. 125b, want “vix hora sufficeret conscribendi titulos”. En bij de Opuscula van Bebel (bl. 131b) heet het, nadat reeds een lang stuk titel is afgeschreven, “nequeunt tituli paruis foliorum spatijs contineri perspiciantur omnia in codice illo”. Bij de Expositio hymnorum cum notabili commento op bl. 152b zegt hij “titulus ingens est illuc perspitiatur”. Soortgelijke toevoegingen zijn er meer.
Wanneer een titel luidt “Dialogus siue synonima isidori de homine et ratione nec credo est ipsius isidori” (bl. 143a), dan is het waarschijnlijk, dat de critische toevoeging ook afkomstig is uit de mond van de geleerde kanunnik zelf.
Een onverwachte moeilijkheid bij het bewerken van de lijst der Nederlandse boeken bleek te zijn, dat de scribent af en toe het Nederlands en Duits of Nederduits door elkaar haspelt en men dan gissen moet welke taal bedoeld is. Als hij, om een voorbeeld te geven, op bl. 43a schrijft “Een heer predizt wider den turcken mar. luth.” blijkt nog voldoende uit “wider den turcken”, dat het een Duitse uitgave is. Een twijfelgeval is “Een Onderwisinge doc. ioa. brisman der minder broeder oerden aen die gemeynt to catthus” (voor Gottbus of Cottbus! bl. 80a). De vorm “to” wijst er echter op, dat de Nederduitse uitgave van Joh. Briesman's werk bedoeld zal zijn en dan ongetwijfeld die, afkomstig van de z.g. Ketterse Drukker te HamburgGa naar voetnoot1), vermoedelijk identiek met Simon Corver.
Dikwijls biedt in dergelijke gevallen de lijst van 1547 met de verboden boeken, aan zuiveraar Tapper te zenden, een gelukkige oplossing. De titelbeschrijvingen zijn hier vaak anders geredigeerd. Bij de juist genoemde uitgave leest men daar (bl. [6a]) wat uitvoeriger: “Ioannis briesmans een onderwysynge vnde vermaninge om die christelicke gemeynte tot cotthus”. Het woord “vnde” wijst in dezelfde veronderstelde Nederduitse richting en staat inderdaad in de titel van de Hamburgse uitgave.
Nederduits kan ook wel zijn “Een christlech (of christech?) bedencken vp iudas vn die ongelouigen falschen christen”, etc. (bl. 152b; in onze lijst no. 38). Hier bood de lijst aan Tapper geen steun; de titel komt er niet op voor. “Van die wereltlike ghewalt ende macht vnd hoe verre men hem gehoersaemheit sculdich is”
| |
| |
(bl. 270a), een werk van Luther, al wordt zijn naam wijselijk niet genoemd, is wel te vinden in Tapper's lijst (bl. 14a) en heet daar “Van die wereltlijcker gewalt vnd macht vnd hoe verre men hem gehoirsamicheyt schuldich is”. De laatste redactie met “gewalt vnd macht” nadert al dichter tot de blijkbaar bedoelde Hamburgse uitgave van de Ketterse Drukker (= Simon Corver?), 1523. Dat er in dit geval onzekerheid omtrent de taal kan heersen, valt niet te verwonderen. Borchling-Claussen 740 voegen aan hun beschrijving van deze Nederduitse druk toe “Sprache stark ndl. gemischt”.
Thans enige beschouwingen over hetgeen de hier achter gedrukte lijst bevat. Deelt men de 49 + 2 Nederlandse uitgaven systematisch in, dan komt men tot de volgende groepering:
theologie 34 of 35 stuks, de nos. 2-33, 38, 49? 51. |
recht 5 stuks, de nos. 34, 45-48. |
geschiedenis 4 stuks, de nos. 1 (onder de theologie gerangschikt!), 36-37, 43. |
plant- en dierkunde 1 uitgave, no. 50. |
almanakken en prognosticaties 3 stuks, de nos. 35, 41-42. |
volksboeken en reisbeschrijvingen 2 stuks, de nos. 39-40. |
geneeskunde 1 uitgave, no. 44. |
Gelijk te verwachten viel, komt het leeuwenaandeel toe aan de theologie, zo ongeveer 68%. Dat betekent voor de Nederlandse theologische boeken een nog groter percentage dan de volledige collectie, Latijnse, Nederlandse en overige theologische werken samengeteld, te bieden heeft. Onder deze rubriek zijn daar 1635 van de 3849 geplaatst. Wel zal bij een nauwkeurig onderzoek dit aantal niet absoluut juist wezen, want de systematische indeling laat te wensen over. Maar veel meer dan 43-45% theologie zal er niet onder schuilen.
Vergeleken bij de theologische rubriek zijn de overige groepen der Nederlandse boeken heel klein. Enkele juridische werken, meest stads- en landrechten bevattend; een paar geschiedkundige, waaronder twee kronieken, een Nederlands relaas van de Sàcco di Roma en de Artikelen van de Vrede van Kamerijk, de laatste merkwaardig, als tot nu toe onbekende Nederlandse uitgave. Een eigen karakter hebben de Almanach ende prenosticatie en de curieuse Vreemde ende seer wonderlike pronosticatie ende prophetien, waarvan een uitgave van c. 1509 bekend is, NK. 3775. Slechts één medisch werk en nog wel een, dat ik nergens vermeld
| |
| |
vind; één boek over dieren, dan het geliefde verhaal van de Vier Heemskinderen, en één reisbeschrijving.
Het was verheugend bij Jan van der Haer's boeken de Moderacie vanden stapel van Dordrecht aan te treffen, vroeger in onze Nederlandsche Bibliographie onder no. 1532 nog vrij onvolledig beschreven naar een defect exemplaar. Eerst in 1948 kreeg ik er een compleet exemplaar van onder ogen, eigendom van het Gemeente-Archief te DordrechtGa naar voetnoot1). Een hernieuwd onderzoek van de typen leerde me toen, dat de niet genoemde drukker Adriaen van Berghen in Antwerpen is geweest. Uit de vermelding van het boek in deze catalogus blijkt, dat het in ieder geval gedrukt is vóór Maart 1534. Vermoedelijk echter heel wat vroeger, omtrent 1505, toen verscheiden Hollandse steden een verbond sloten om samen met des te meer kracht tegen het Dordtse stapelrecht op te kunnen tredenGa naar voetnoot2).
Overziet men Van der Haer's theologische collectie dan valt daarbij op, dat de hele rubriek devote Nederlandse boekjes ontbreekt, gelijk daar zijn de Berch van Calvarien, Bethlem's Devote meditacie op die passie ons liefs heeren, de Negen couden, Suster Bertken's boekjes, de Fasciculus mirre, Een spiegel der volcomenheit, enz., enz., hoewel hier toch ook in zijn tijd nog steeds uitgaven van gedrukt en herdrukt werden. Blijkbaar hebben ze hem niet aangetrokken. Trouwens, zouden deze niet hun grootste aftrek hebben gevonden in de nonnenkloosters en bij de vrome vrouwmensen en heel wat minder door de mannelijke geestelijkheid zijn gelezen?
Veel treffender echter is het grote aantal Nederlandse drukken van Luther en andere reformatoren, dat kanunnik Jan van der Haer, spijt plakkaten en verordeningen en straffen, in zijn bibliotheek had. Van de 34 of 35 theologische Nederlandse boeken behoren er zeker 28, zo niet 30 tot de verboden waarGa naar voetnoot3).
| |
| |
Vooral Luther is sterk vertegenwoordigd. Inderdaad moet Van der Haer grote belangstelling voor zijn geschriften hebben gehad, hetgeen eveneens blijkt uit het feit, dat hij zelfs een Passio mar. luth’. (eri) in manuscript bezatGa naar voetnoot1). Had hij soms de functie van adviseur of censor en bezat hij in die kwaliteit zo menige hervormde uitgave? Doch vanzelf rijst dan dadelijk de nieuwe vraag, waarom hij ze in dat geval niet in eigen bezit gehouden, beter nog, vernietigd heeft, in plaats van het gevaarlijke gif over te dragen aan de bibliotheek van het Hof van Holland. Want dat ze ook daar niet onschadelijk geacht werden, blijkt voldoende uit de missive, op 23 October 1546 door Landvoogdes Maria van Hongarije aan het Hof van Holland gezonden over de ‘vele ende dyuersche boecken bij gereprobeerde auteurs gemaect ende andere inhoudende suspecte leryngen’. En gelijk zij betoogde ‘Daer vuydt indyen deselue boecken in andere dan goede handen geraecken te vallen veel quadis soude mogen spruyten’. Om dit onheil te verhoeden verzoekt Maria dan ook alle boeken ‘gespecificeert inde twee quoeyeren’ ter visitatie te zenden aan Ruardus Tapper, de Leuvense inquisiteurGa naar voetnoot2).
Wanneer men dit alles verneemt, dan blijft er iets raadselachtigs hangen over Jan van der Haer's gezindheid ten opzichte van de Hervorming en zonder hem van ketterij te betichten is men toch geneigd hem van een zekere tolerantie voor de nieuwe richting te verdenken.
Om nog even in dit verband terug te komen tot de boeken, die ter zuivering naar Leuven moesten gezonden worden, heel voorspoedig is dit niet gegaan. Eerst van 5 April 1547 dateert een bericht van Tapper, gericht tot Mr. Willem Snouckaert, Raad van Holland, dat hij de dag te voren de mand met boeken benevens de lijst van de inhoud heeft ontvangen. Deze begeleidende inventarisGa naar voetnoot3), die niet minder dan 418 titels bevat, is geluk- | |
| |
kig bewaard gebleven en heeft me, gelijk we reeds zagen, meer dan eens steun geboden bij het terechtbrengen van minder duidelijk beschreven titels uit de grote catalogus.
Tot slot moet de vraag, of het onderzoek naar de Nederlandse boeken van Van der Haer inderdaad beantwoord heeft aan het gestelde doel, namelijk het opsporen van drukken, aan ons, samenstellers van de Nederlandsche Bibliographie, onbekend gebleven, zonder enige restrictie bevestigend beantwoord worden. Slechts ruim de helft van de drukken bleken me vertrouwd te zijn; de overige vormen kostbare aanwinsten voor de bibliographie van het tijdvak 1500-1540. Om het voor wie van getallen houdt nauwkeurig te formuleren, geheel onbekend waren 21 of 22 titelsGa naar voetnoot1); wel ergens vermeld, maar zonder dat exemplaren bekend zijn, een 6 talGa naar voetnoot2), en verder een 23 stuksGa naar voetnoot3), die zeker of tenminste waarschijnlijk in de Nederlandsche Bibliographie beschreven zijn.
De enige Nederlandse druk in het Supplement van 1536, no. 50, is misschien bekend, terwijl die in het Supplement van 1543, no. 51, onbekend is. Dit zou echter ook heel goed een druk van na 1540 kunnen wezen en dan behorend tot een tijdvak, minder doorploegd dan het onze.
De winst aan onbekende titels ligt vooral op het terrein der verboden boeken. Het bewijst weer, dat menige oplaag volmaakt vernietigd is door de kettermeesters. De gereprobeerde exemplaren van het Hof van Holland hebben ongetwijfeld dit lot gedeeld. Tapper zal er mee gehandeld hebben, gelijk de Landvoogdes volgens haar brief van 23 October 1546 van hem verwachtte ‘ende die ghene die men beuinden zal gereprobeert ofte suspect daermede te doene zoot behoren sal’.
In dit alles schuilt voor de bibliograaf weer een aanmaning tot nederigheid. Laat men zich toch nooit gaan inbeelden, de uitgaven van een vroeg tijdperk volledig te hebben beschreven. Altijd weer duiken er onbekende en, helaas, onbereikbare titels op.
Summa summarum moet dus in dit geval de winst misschien eer negatief genoemd worden, nu wel een 22 onbekende titels geboekt konden worden, doch exemplaren er van niet vallen aan te wijzen. Maar ook zonder tastbare exemplaren - met als gevolg
| |
| |
nauwkeurige beschrijvingen - dragen deze titels er op zichzelf al toe bij het beeld van het tijdvak 1500-1540 in zijn boekenproductie weer iets scherper te omlijnen.
| |
De Nederlandse drukken van de verzameling
1 | (bl. 1b). De articulen vanden payse geslooten binnen camerick tusschen de K Mt ende den coninck van vranckryck.
Onbekend. Zal vermoedelijk een uitgave van 1529 of 1530 zijn.
|
2 | (bl. 16a). Een boexken hoe dat men die kinderen leeren sal inden rechte geloeue vragen ende andtwoerden.
NK. 442. TapperGa naar voetnoot1) (bl. 15a).
|
3 | (bl. 26a). Copie eens briefs vander alder hoechster duicht gelatenheit andręe bodensteijn van carolaestadt hoe dat woert godts twedracht ende vp ruruich maickt.
Onbekend. Tapper (bl. 1a). Zal de vertaling zijn van Missiue vonn der aller hochste tugent gelassenheyt; eerste uitgave Wittenberg, 1520. Zie voor deze en andere uitgaven E. Freys und H. Barge, Verzeichnis der gedruckten Schriften des Andreas Bodenstein von Karlstadt in Zentralbl. f. Bibl. XXI (Leipz. 1904), 174-176. Ald. geen Ned. uitgave. Tot nu toe waren exx. van Ned. uitgaven van Andreas Carlstadt (Bodenstein) uit dit tijdvak niet bekend; vgl. NK. 0262. Op de Index van 1550 werden al zijn werken verboden; zie Sepp, Verb. lect., 12.
|
4 | (bl. 31a). Drie christelycke sermonen gedaen by matin(sic) ouder merck opt velt buyten andwerpen.
Onbekend. De titel bij Tapper (bl. 7b) is iets duidelijker: ‘Martyn oudermaerck drie christelycke sermoenen op die velden buyten der stadt van Antwerpen ao (1525?) in iulio’. Volgens F.G.V., Antwerpsch Chronykje (Leyd. 1743), 24-25 werd 29 Juli 1525 een verbod uitgevaardigd binnen en buiten de stad te preken. Blijkens welwillende inlichtingen van de Gem. Archieven te Antwerpen en te Brugge was er in Brugge in de latere middeleeuwen een familie Oude(r)marck (of Houtmaer(c), of Houdermaerc, enz.) bekend. De naam Martyn Oudermaerck heeft men ald. echter niet voor mij gevonden.
|
5 | (bl. 36b). Een sermoen vanden Eerweerdigen sacrament ende is gepreckt van mar. luth.
De iets uitvoeriger titel bij Tapper (bl. 9b): ‘Eiusdem (d.i. Luther) een sermoen vanden hoochwaerdigen sacramente des heyligen warachtigen lichaems ons heeren iesu christi gebenedyt’ bevestigt, dat hiermede bedoeld is de Ned. uitgave (Leiden, Jan Seversz., c. 1521), waarvan Cambridge UL. het enige bekende
|
| |
| |
|
ex. bezit (NK. 4261). Het is de vertaling van Luther's Sermon von dem hochwirdigen Sacrament, etc. van 1519; zie Luther, Werke 2 (Weimar 1884), 738 ff. Ald. geen Ned. uitgaven vermeld.
|
6 | (bl. 36b). Een verclaringe wyt wat oersaecken mar. luth. des paeus ende zynen (of zynre?) medehulpers boecken verbrandt heeft ioannes fabri ista diluit.
Onbekend. Bij Tapper (bl. 9b) luidt de titel: ‘Eiusdem (d.i. Luther) hier beghint een scoon verclaringe vuyt wat oorsaken dat die doctoor martyn luther Augustyn des paus ende zynder iongeren oft medehulpers boucken verbrant heeft etc’. Blijkbaar de Ned. tekst van NK. 3455, Luther, Quare Pape ac discipulorum eius libri a Doctore Mart. Luthero combusti sint. Zie voor de Duitse en Nederduitse uitgaven o.m. Luther, Werke 7 (Weimar 1897), 154-156 en Borchling-Claussen 647. De toevoeging ‘ioannes fabri ista diluit’ zal vermoedelijk een aant. in hs. zijn geweest, door Van der Haer in het boek gemaakt. Inderdaad heeft Joh. Faber (Heigerlin) Luther's leer weerlegd in zijn werk Opus adv. nova quaedam... dogmata M. Lutheri. Romae, Silber, 1522, o.a. vermeld bij Panzer VIII. 264. 173.
|
7 | (bl. 36b). Een noetelick verclaringe mar. luth. van eeynigen wangonneren ende zyne vianden.
Onbekend. Het Duitse origineel, Unterricht auff etlich artickel die im von seynen abgunnern auff gelegt vnd zu gemessen werden, is van 1519; zie Luther, Werke 2 (Weimar 1884), 66ff. Vermoedelijk hetzelfde, dat bij Tapper (bl. 9b) heet: ‘Eiusdem (d.i. Luther) een sonderlinge proffytelicke ende nootlicke verclaringe ende bewyssinge op sommige articulen oft puncten’.
|
8 | (bl. 37b). Een scerm boexken met den wordt godts.
Komt voor op de Index van 16 Dec. 1557; zie Sepp, Verb. lect., 125. Van Benedictus Gretzinger; het Duitse origineel, in 1523 verschenen, is getiteld Ain unüberwintlich Beschirmbüchlin von haubt Articklen, u. fürnemlichen puncten der götl. geschrifft etc. Zie E. Weller, Die deutsche Literatur im ersten Viertel des sechzehnt. Jahrhunderts (Nördl. 1864), no. 2442. Niet bij Tapper.
|
9 | (bl. 37b). Een christelycke schoen wytliginge vp die propheet habacuck.
Komt voor op de Index van 16 Dec. 1557; zie Sepp, Verb. lect., 139, die - en met recht - vermoedt, dat het een vertaling is van Luther's commentaar op Habakuk. Vgl. Der Prophet Habacuc ausgelegt. Eerste uitgave Wittenberg, 1526; Luther, Werke 19 (Weimar 1897), 337ff. Ald. wordt S. 179 (en 339) een Ned. druk vermeld, achter Een christelike witlegginghe op die Propheet Iona. Het daar geciteerde ex. is tot nu toe in Duitsland niet teruggevonden. Toen het boek aan Tapper werd gezonden (ald. bl. 13b) was het gebonden na 11 en 19.
|
10 | (bl. 38a). Een profitelick register omme te vinden lichtelicken alle tgunt dat men nu disputeert gemackt dor georgium
|
| |
| |
| kirchemeier (sic), een gheestelicke verma(ning?) hoe een mensche hem hebben sal als hy van godt geproeft wordt.
Onbekend. Bij Tapper (bl. 3b), correcter, op naam van Georgius birckemayer. Weller, o.c. no. 3316 noemt als eerste uitgave van het Duitse origineel van Georg Birckenmeyer, Ain schön Registerbüchlin, Alles das in der h. geschrifft in eil zufinden darinn man am maysten yetzo disputiert, Das wider die wort gotes lang her auffgericht ist etc. die van Ulm, 1525. Misschien is het 2e gedeelte, Een gheestelicke verma(ning?) hoe een mensche hem hebben sal als hy van godt geproeft wordt, - dit niet bij Tapper genoemd - het geschrift van Caspar Huberinus, dat ook in NK. 1790, op bl. 86b vv., voorkomt.
|
11 | (bl. 38a). Een onderwysinge omme te andtwoerden vp alle punten twelck die prochianen te noerebourch gemaickt hebben doer begeerte eens kouruordtst etc.
Twee Ned. uitgaven zijn bekend, NK. 1623 en 3631, mogelijk gedrukt door Niclaes van Oldenborch en beide gedateerd op 1525. Misschien anti-dateringen; zie de aant. bij NK. 3631. Toen het aan Tapper werd gestuurd (zie ald. bl. 13b) waren 19 en 9 erachter gebonden.
|
12 | (bl. 38b). Een schoen deuoet beede boexken daer indt cort begrepen is wat een kerste (sic) mensche sculdich is te weeten.
Van Luther. NK. 3457 (ter vervanging van NK. 1419), door mij op c. 1525? gedateerd. Latere onderzoekingen hebben me bewezen, dat het een druk is van Hans Lufft te Wittenberg. Uit de lijst aan Tapper (ald. bl. 14a) blijkt, dat het in 1547 was samengebonden met Justus Jonas, Defensio adv. Johannem Fabrum Constantiens. vicarium.... pro coniugio sacerdotali cum epist. Lutheri ad Just. Jonam, een werk, dat in 1523 is verschenen (zie o.a. Panzer VII. 93. 206). Dit geschrift van Just. Jonas wordt in de Catalogus vermeld op bl. 59a; in de lijst aan Tapper op bl. 6a.
|
13 | (bl. 38b). Een costelyck sermoen hoe wy dat lyden christi moegen salichlicke ouerdencke (sic).
Van Luther. NK. 3467. Later is mij gebleken, dat dit evenals het vorige werk een uitgave is van Hans Lufft te Wittenberg (c. 1525?). Uit de lijst aan Tapper (bl. 14a) blijkt, dat het toen ook was samengebonden met het bij 12 genoemde werk van Just. Jonas, enz. Volgens Luther, Werke 2 (Weimar 1884), 131 ff. is de eerste uitgave van het origineel, Eyn Sermon von der Betrachtung des heyligen leydens Christi, in 1519 te Wittenberg verschenen. Ald. geen Ned. uitgave vermeld.
|
14 | (bl. 38b). Een nuttige expositie des euangely van die thien melaetschen daer geleert wordt dat geloeue ende die liefte tot alle christe (sic) meenschen.
Van Luther. Vermoedelijk NK. 3461, de uitgave (Hamburg, Ketterse drukker = Simon Corver?), 20 Juni 1523. De eerste uitgave van het Duitse origineel, Evangelium Von den tzehen auszsetzigen, is van Wittenberg (1521); zie Luther, Werke 8 (Weimar 1889), 336 ff. Toen het boek aan Tapper werd gezonden
|
| |
| |
|
(ald. bl. 13b), was het samengebonden met Melanchthon, Annotaciones in epistolam ad Romanos unam et ad corinthios duas (in de Catalogus op bl. 4b) en met 15.
|
15 | (bl. 38b). Een costelycke expositie vp dat magnificat te weeten onser vrouwen marie ere zeer profitelick.
Onbekend. Vermoedelijk de vertaling van Luther, Das Magnificat vorteutschet vnd auszgelegt van 1521; zie Luther, Werke 7 (Weimar 1897), 540 f. De titel bij Tapper (bl. 13b) luidt: ‘een cortte expositie op dat magnificat allen christen menschen’. Het was, toen het hem werd gezonden, samengebonden met twee andere werken; zie bij 14.
|
16 | (bl. 40b). Een zeer excellent boexken vander bichten van quade gedachten van quade worden etc. dat men dair aff bichten sal.
Onbekend. Niet bij Tapper, dus klaarblijkelijk een rechtzinnig boekje en niet een van Luther's verhandelingen over de biecht. Naar de titel te oordelen niet het werk van Godsch. Rosemondt, Boexken vander biechten (NK. 1812-1816), noch Een sonderlinc goet tractaetken vander biechten (NK. 2071), of Hoe hem elc behoret te biechten (in NK. 444) en evenmin Jan Elen, Der ghemeenten biechte (NK. 2838).
|
17 | (bl. 41a). Een redelick bewys der dolingen toe gescreuen ses prochianen der luttersche secten vp welck alhier redelick ende scriftelick geandtwordt wordt twelcke oick wel geexsamineert es van diuersche meysters inder godtheyt.
NK. 321, een druk van Vorsterman te Antwerpen van 1527-1528.
|
18 | (bl. 41a). Een kostelyck seindtbrief aen een religiuse gesonden alle meenschen omme hem te houden van alle dualingen nu inder werreldt regneerende.
Onbekend. Blijkbaar een verdacht boek. Bij Tapper (bl. 5b) luidt de titel: ‘Ia. peter blomme een costelyck ende nuttich boucxken oft sentbrief aen een Religieuse gesonden allen menschen van wetene nootsaeckelick om hem te houden van allen dwalingen nv in die weerelt regnerende’.
|
19 | (bl. 53b). Hoemen christelycke rou draegen sal ouer die doeden noch een christelycke vermaninge omme dat wordt godts te vorderen aen den bisscop van brisloun.
Onbekend. Tapper (bl. 13b). Blijkbaar een verboden boek. De Bisschop van Breslau, tot wie het gericht was, is vermoedelijk Johannes Turzo, die de waardigheid van 1506-1520 bekleedde en die welwillend tegenover Luther stond. Toen het boek aan Tapper werd gezonden, was het samengebonden met 11 en 9.
|
20 | (bl. 81b). Onderwysinge ende bekentenisse des geloefs ende der leringen soe te appeleren (de)? state der K.Mt. etc.
Onbekend. Bij Tapper (bl. 13b) luidt de titel aan het slot:
|
| |
| |
|
‘.... ende der leeringe zoe die appelleerde staten’. Blijkbaar de vertaling van Ph. Melanchthon, Anzeigung und bekantnus des Glaubens unnd der lere, so die adpellierenden Stende Key. Maiestet auff yetzigen tag zu Augspurg öberantwurt habend, van 1530. Zie voor verschillende Duitse uitgaven Ph. Melanthonis Opera omnia, ed. Bretschneider-Bindseil, XXVI (Brunsv. 1858), 479 ff. Het boek was, toen het aan Tapper werd gezonden, samengebonden met een ex. van 23?, met Joh. Agricola Eisleben, Scholia in epistolam ad Titum (1e uitg. 1530, zie Panzer VII. 106.318 en IX. 90.216; in Catalogus van het Hof v. Holl. op bl. 43a en 43b) en met 24 en 33.
|
21 | (102b). Summa der godliker scriftueren of een duytssche theologie lerende wat die christe(sic) geloeue is een cortte informatie hoe alle state (sic) der mensschen leuen sullen.
De titel stemt het meest overeen met die van NK. 1968, de uitgave, door ons op c. 1525? gedateerd. Lang niet onwaarschijnlijk echter, dat het de oorspronkelijke uitgave was, waarvoor Jan Seversz. veroordeeld is en dan vóór 31 Jan. 1524 verschenen; zie NK. 01134. Geen ex. bekend. Niet bij Tapper.
|
22 | (bl. 105a). Seuen psalmen gecolligeert vuyt den sauter welck seuen psalmen een igelick van dien inhoudende is xy sproken des heyligen geests ende wat sy ons vertoenen patet in titulo ad longum.
Onbekend? Wel niet NK. 0849? Een Nederduitse versie met zeer verwante titel, Söuen Psalmen ghecolligeret vth dem Psalter, welcke vij. Psalmen eyn yder van den inholdende ys xij. schone sprocke des hyllighen geystes, is in 1529 te Hamburg verschenen bij Georg Richolff d. J. (Borchling-Claussen 1006). Niet in de lijst aan Tapper, dus vermoedelijk geen verboden boek en niet van Luther. Diens bewerkingen van de Sieben Buszpsalmen dragen trouwens een geheel andere titel; zie Werke 1 (Weimar 1883), 155 ff. en 18 (ibid. 1908), 474 ff. en vgl. de Ned. uitgave van 22 Oct. 1520 (NK. 1426).
|
23 | (bl. 108b). Een Sermoen vandt cruys ende lyden ende hoe men hem aldaer in houden sal.
Onbekend. Klaarblijkelijk de Ned. vertaling van Luther, Einn Sermon.... vom creutz und leiden eins rechten christen menschen van 1522; zie Luther, Werke 10, Abt. III (Weimar 1905), CLXIV ff. en 361 ff. Bij Tapper (bl. 13b) waarschijnlijk 2 exx., het ene in dat geval samengebonden met 20, enz.; zie ald.
|
24 | (bl. 108b). Een Schoen onderwisinge hoe die alders hoer kynderen recht christelicke sullen leeren ende heyt der leker bibel.
Onbekend. Tapper (bl. 13b), dus blijkbaar een verdacht boek. Het was in 1547 samengebonden met 3 andere werken; zie bij 20. Bij Tapper luidt de titel iets verschillend: ‘Een scoon onderwys hoe die olders haer kinderen recht christelick sullen vp voeden ende leeren der leeken bibel etc.’
|
25 | (bl. 109a). Een schoen expositie vpt credo in deum.
Van Luther; zie NK. 3462, de uitgave (Antw., Adr. van
|
| |
| |
|
Berghen, 1522?). Het is de vertaling van een fragment uit Luther, Eyn kurcz form der zcehen gepott,.... des Glaubens.... desz Vatter unszers. Wittenberg 1520; zie Werke 7 (Weimar 1897), 195 ff. Vgl. aant. bij NK. 3462 en ook bij 3458. Niet bij Tapper.
|
26 | (bl. 111b). Dat Testament iesu christi in vulgari sermone.
Blijkbaar een der vele Ned. uitgaven van het N. Testament. Zie vooral NK. 385, 388, 394, 402, 2459, 2462 en 2464 uit de jaren 1525-1531, waarvan de titels het meest met deze overeenstemmen.
|
27 | (bl. 117a). Van die chriestelycke vriheyt een cordt begrip der ganser scriftueren, etc.
NK. 0845; geen ex. bekend. Blijkbaar de Ned. vertaling van Luther, Tractatus de libertate christiana of van de Duitse uitgave Von der Freyheyt eynisz Christen menschen, beide van 1520. Vgl. Luther, Werke 7 (Weimar 1897), 15 ff. en 39 ff. Zie verder de aantt. bij NK. 0845. Bij Tapper (bl. 14b) is de titel vollediger: ‘.... scrifture als hoe een mensche hem hebben sal tegen god naeden inwendigen mensche’.
|
28 | (bl. 117a). Van menschen leeren van cloester leuen ende gheestelicke staet scatet leodorys et facile omnia coniunci possunt.
Onbekend. Verdacht boek; Tapper (bl. 15a). Zal wel geen vertaling zijn van Luther, De votis monasticis van 1521. Daarvan worden in Werke 8 (Weimar 1889), 570 ff. uitsluitend Duitse vertalingen vermeld. De titels ervan vertonen trouwens niet de minste overeenstemming met onze Nederlandse. Wat betreft de toevoeging ‘scatet leodorys-possunt’, lijkt het aannemelijk, dat leodorys staat voor leodariis’ (= leudariis)Ga naar voetnoot1). Een leudarium was blijkens Ducange een lijst of boek met heffingen, belastingaanslagen. Vermoedelijk waren deze op blanke gedeelten van het boek in menigte opgetekend en zouden gemakkelijk samen te voegen zijn.
|
29 | (bl. 117b). Van menschen leeren te schouwen andtwoert vp sommige woerden welck der mensche leere schint tonfangen.
Onbekend. Klaarblijkelijk de vertaling van Luther, Von menschen leren tzu meyden, 1e uitgave 1522; zie Werke 10, Abt. II (Weimar 1907), 63 ff. Ald. geen Ned. edd. vermeld. Tapper (bl. 14a). Het was in die tijd samengebonden met Simon Hessus, Apologia adv. dominum Roffensem episc., etc., met De autoritate, officio et potestate pastorum ecclesiasticorum en met (Luther), Van die wereltlike ghewalt ende macht, enz., onderscheidenlijk in de Cat. van het Hof op bll. 125a, 2a en 270a.
|
30 | (bl. 117b). Vanden olden ende neuwe (sic) godt geloeue ende leere.
Zie voor twee Ned. drukken NK. 1013 en 1014. Tapper (bl. 15b).
|
31 | (bl. 118a). Van dat heylige dopsel een troestelick sermoen vanden sacrament des dopsels et alia mar. luth.
|
| |
| |
|
Onbekend. Het zal de vertaling zijn van Luther, Eyn Sermon von dem heyligen hochwirdigen Sacrament der Tauffe, 1e uitgave 1519; zie Werke 2 (Weimar 1884), 724 ff. Bij Tapper (bl. 9a) luidt de titel ongeveer gelijk, doch met de toevoeging van ‘hooch vaerdigen’ (sic) vóór sacrament. Toentertijd was het boek samengebonden met een deel van Joh. Hus.
|
32 | (bl. 118a). Een Verclaringe der twalf articulen des christelicke geloefs gemaict dor vrbanum regium.
Vermoedelijk onbekend. Vgl. NK. 01036 en de noot ald. Klaarblijkelijk een ander werk dan NK. 01036. Het zal de Ned. vertaling zijn van Urb. Regius, Die zwölf Artikel vnsers christlichen Glaubens, etc., 1e uitgave Augsburg, 1523 volgens G. Uhlhorn, Urbanus Rhegius (Elberf. 1861), 352(10). Genoemd bij Sepp, Verb. lect., 125. Niet bij Tapper.
|
33 | (bl. 119a). Een wederroep vant wegevuier.
NK. 0857; geen ex. bekend. Vertaling van Luther, Ein Widderruff vom Fegefeur, in 1530 te Wittenberg verschenen. Zie Werke 30, Abt. II (Weimar 1909), 362 ff. Ald. geen Ned., doch wel Nederduitse uitgaven vermeld. Tapper (bl. 13b); het maakte toentertijd deel uit van een verzamelband; zie bij 20.
|
34 | (bl. 131a). Aengaende den stapel van dordrecht soe syn alhier zeekere priuilegien ende diuersche sententien ende appoinctementen by continuacie gegeuen by versceyden grauen van hollant ende wordt genoemt die moderatie vanden stapel.
NK. 1532 of misschien de andere uitgave, nog niet in NK. opgenomen. Zie over beide boven, blz. 28.
|
35 | (bl. 133a). Almanach ende prenosticatie vanden iaer (32?).
Soms NK. 037?
|
36 | (bl. 135b). Die Chronyck van Hollant zelant ende vrieslandt mit andere materien tsamen in een volumen.
Vermoedelijk de z.g. Divisiekroniek; zie de uitgaven van 1517 en 1530 (NK. 613 en 614). Minder waarschijnlijk, dat het een der uitgaven van de Cronike of die hystorie van hollant van zeelant ende vrieslant, enz. zou zijn, vóór 1500 verschenen (CA. 505-507).
|
37 | (bl. 138a). Die Cronike van brabandt in de welcke vele leuenen van veel heyligen wyt brabandt insereert zyn.
Misschien de uitgave van 1497 (CA. 508), eerder dan een dergene, na 1500 verschenen (NK. 652-656, van de jaren 1512, 1518 en 1530). In de laatste worden n.l. behalve Brabant ook Vlaenderen, Hollant, Zeelant, enz. in de titels vermeld.
|
38 | (bl. 152b). Een christlech (of christech?) bedencken vp iudas vn die ongelouigen falschen christen etc.
Onbekend. Niet bij Tapper. Nederlands of Nederduits? Niet
|
| |
| |
|
bij Borchling-Claussen. Wel niet Luther, Die ander epistel S. Petri ende eene S. Judas wtgheleyt van 1524 (NK. 4259). Bij Luther, Werke 14 (Weimar 1895), 3-4 worden daarvan geen uitgaven vermeld, uitsluitend met de verklaring van Judas' epistel.
|
39 | (bl. 160b). Die Historie van die vier hems kinder in vulgari sermone.
Hoogstwaarschijnlijk de uitgave Leiden, Jan Seversz., 1508 (NK. 3162).
|
40 | (bl. 206a). De Reyse van calcuten.
Bedoeld zal zijn Die reyse van Lissebone om te varen na dat eylandt Naguaria in groot Indien gheleghen voor bi Callicuten, enz. Zie de uitgave Antw., Jan van Doesborch, Dec. 1508 (NK. 1800).
|
41 | (bl. 214a). Der Schaepherders calengier.
In aanmerking komen NK. 1258-1260, van c. 1514-'15?, 1516 en 1520 of NK. 0717-0720, van 1511, 1513, 1514 en 1521.
|
42 | (bl. 219b). In vulgari sermone nostro prognostica et prophetie sybille scilicet tiburtine patent in initio.
Blijkbaar NK. 3775, Een vreemde ende seer wonderlike Pronosticatie ende Prophetien duerende totten iare. M.CCCCC. ende .xxiiij. Ghetogen wt Sibilla triburtina, etc. (c. 1509).
|
43 | (bl. 221b). Warachtich besceyt hoe die chrysluyden der K Mt die stadt van roemen beroeft hebben indt iaer seuen ende twintich.
Misschien NK. 1629, Op den seuenden dach in Meye, etc., waarvan, naar het schijnt, slechts een fragment zonder titel bewaard is. Of mogelijk een onbekende Ned. uitgave van de Franse tekst van NK. 4135, het fragment, waaraan eveneens de titel ontbreekt (Copie d'une lettre missive, etc.).
|
44 | (bl. 238a). Een Remedie voer die nieuwe crancheyt die men heyt die engelsche sieckte gesonden vanden vorst van lunenburch aen die vorstinne van gelre.
Onbekend. Ofschoon men zich even afvraagt, of dit inderdaad wel een druk en niet eer een hs. is geweest, zou van de andere kant dat hs. dan toch wel aan het Hof van Gelre zijn bewaard. De gemalin van Karel van Gelre was een vorstin van Brunswijk-Lüneburg. Niet bij P. Gouda Quint, Grondslagen van de bibliographie van Gelderland I (Arnh. 1910) of bij S. Gouda Quint, id. Vervolgdeel I-II (Arnh. 1927 en 1942), noch bij Borchling-Claussen.
|
45 | (bl. 252b). Die Handtuesten van carmerlant.
Waarschijnlijk NK. 3141, de uitgave z.p.n.j.? (Amst., Pieter Jansz. Tyebaut? voor Hugo Jansz. van Woerden? te 's-Gravenhage, c. 1528?).
|
46 | (bl. 255a). Instituten ende oerspronck der keyserlycken rech- |
| |
| |
| ten vanden geleerden heere thomas murner in die duitsche tale ouergeseet alia in principio.
Zal NK. 1240 zijn, de uitgave der vertaling van Justinianus, Institutiones. Antw., Claes de Grave, 14 Juni 1520.
|
47 | (bl. 255a). Die Kuer van zeelandt.
Verscheiden uitgaven hiervan komen in aanmerking, alle in Antwerpen gedrukt, de meeste zonder jaar: NK. 3314 van 24 Juli 1506 en NK. 1285-1287, z.j.; NK. 1288 en 3315, beide ook z.j., zijn vermoedelijk van later datum dan 1534. Vgl. ook nog NK. 0740 en 0741.
|
48 | (bl. 256a). Instructie van die camer vanden houe van hollant zeelandt ende vrieslandt mit zynen articulen.
Er bestaan verschillende uitgaven, die naar hun datering in aanmerking komen, NK. 1168-1170, 1173-1174 en misschien 1175 en 0666. De toevoeging ‘mit zijnen articulen’ evenwel maakt het waarschijnlijk, dat het NK. 1168, de uitgave (Amst., Pieter Jansz. Tyebaut? 1516-1517) zal zijn geweest.
|
49 | (bl. 264a). Die Rechte handeling vander ouerheit.
Onbekend. Niet bij Tapper. Klaarblijkelijk niet Luther, Von weltlichen vberkeytt wie weytt man yhr gehorsam schuldig sey, van 1523; zie Werke 11 (Weimar 1900), 229 ff. Een Nederduitse vertaling van dat werk komt in de verzameling voor; zie boven blz. 26v.
|
In het Supplement van 1536 komt nog voor als enige Ned. druk:
50 | (bl. 11a). En sunderling besterein(?) boeck etc. non est completus.
Is het soms een fragment van Dyalogus creaturarum dat is twispraec der creaturen; zie uitgaven CA. 565-569 en NK. 2776? Of van Der dieren palleys, NK. 1667? Of van een Ned. Aesopusuitgave met houtsneden (zie CA. 28-29 en NK. 2247)?
|
In het Supplement uit de Rekenkamer van 1543/'44 vond ik eveneens één Ned. druk:
51 | (bl. 1b). Een corte expositie van tpater noster By dyrck van holten canonick tot dordrecht.
Onbekend. Kan na 1540 gedrukt zijn. Niet bij Tapper.
|
| |
| |
| |
Register
Almanach ende prenosticatie vanden iaer (32?). 35. |
Articulen vanden payse... binnen Camerick. 1. |
Bedencken, Christ(l)ech, vp Iudas. 38. |
Besceyt, Warachtich, hoe die chrysluyden... die stadt van Roemen beroeft hebben. 43. |
Besterein(?) boeck. 50. |
Bewys, Redelick, der dolingen toe gescreuen ses prochianen der luttersche secten, enz. 17. |
Birckenmeyer, Georgius. 10. |
Blomme, Ia. Peter. 18. |
Bodenstein, zie Carlstadt. |
Boexken, Zeer excellent, vander bichten, enz. 16. |
Boexken hoe dat men die kinderen leeren sal, enz. 2. |
Calengier, Der Schaepherders. 41. |
Carlstadt, Andreas (Bodenstein). 3. |
Chronyck van Hollant, Zelant ende Vrieslandt. 36. |
Cronike van Brabandt. 37. |
Divisiekroniek. 36. |
Expositie, Costelycke, vp dat magnificat. 15. |
Faber, Johannes (Heigerlin). 6. |
Godt, Vanden olden ende neuwe. 30. |
Gretzinger, Benedictus. 8. |
Handeling, Die rechte, vander ouerheit. 49. |
Handtuesten van Carmerlant. 45. |
Heigerlin, zie Faber. |
Historie van die vier hemskinder. 39. |
Hoemen christelycke rou draegen sal, enz. 19. |
Holten, Dyrck van. 51. |
Huberinus, Caspar. 10. |
Instructie van die camer vanden houe van Hollant, Zeelant ende Vrieslandt. 48. |
Justinianus, Instituten ende oerspronck der keyserlycken rechten. 46. |
Kirchemeier, zie Birckenmeyer. |
Kuer van Zeelandt. 47. |
Leker bibel, Der. 24. |
Lunenburch, Vorst van. 44. |
Luther, Martinus. 5, 6, 7, 9, 12, 13, 14, (15?), 23, 25, 27, 29, 31, 33, (38?, 49?). |
Melanchthon, Philippus. 20. |
Menschen leeren, Van, van cloester leuen ende gheestelicke staet. 28. |
Moderatie vanden stapel van Dordrecht. 34. |
Murner, Thomas. 46. |
Onderwisinge, Schoen, hoe die alders hoer kynderen... sullen leeren, enz. 24. |
Onderwysinge (Gulden) omme te andtwoerden vp alle punten, enz. 11. |
Oudermaerck (Oudermerck), Martyn. 4. |
Pronosticatie, Vreemde ende seer wonderlike, ende prophetien. 42. |
Psalmen, Seuen, gecolligeert vuyt den sauter. 22. |
Regius, Urbanus. 32. |
Remedie voer die nieuwe crancheyt. 44. |
Reyse van Calcuten (van Lissebone). 40. |
Seindtbrief, Kostelyck, aen een religuse gesonden, enz. 18. |
Summa der godliker scriftueren. 21. |
Testament, N. 26. |
Turzo, Johannes. 19. |
's-Gravenhage, Juni 1951.
M.E. Kronenberg.
|
-
voetnoot1)
- Alg. Rijksarchief, Inventarissen, Derde Afd. no. 10.
-
voetnoot3)
- Gaarne betuig ik hier mijn hartelijke dank aan de Alg. Rijksarchivaris, die mij heeft toegestaan het handschrift gedurende de lange maanden van mijn onderzoek op de Kon. Bibliotheek te raadplegen.
-
voetnoot1)
- Zie zijn aangehaald opstel in dit tijdschrift XXIX. 122.
-
voetnoot2)
- Ik vond mss. vermeld op de volgende plaatsen: bll. 4a(?), 8a, 25a, 55b(?), 65a en b, 66a en b, 67a, 68b, 81a, 83b (2), 84a (ten dele ms.) en 84b, 87a, 89b (geheel of ten dele ms.), 92a, 100b, 108a, 117a en b, 123a (geheel of ten dele ms.), 124a, 130b, 135a, 136a (3), 136b, 137a, 137b (2), 138b, 141b, 142a en b, 143b, 151a, 153b, 154b, 156b, 161b, 168a, 169a (geheel of ten dele ms.), 169b (3), 170b, 172b (2), 173a, 190b, 191a, 200b, 205a en b, 207a, 208a, 210b, 213a, 214a, 215b, 219a (3), 234a, 237b, 264a en 265b. Hierbij zijn 19 hss., door Jan van der Haer zelf en 6, door zijn vader geschreven. Een lijst der handschriften uit de collectie is een der onderwerpen, die voor een afzonderlijke behandeling in aanmerking zouden komen.
-
voetnoot3)
- Op bl. 205a. Dit zal wel dezelfde zijn, in de titel van een ander ms. (op bl. 66a) “(manu) ioannis somersani campensis” genoemd.
-
voetnoot1)
- Zie Jaarboek v.d. Mij. der Ned. Letterkunde te Leiden 1937/38 (Leid. 1938), 179.
-
voetnoot2)
- Bl. 164 is bij de foliëring vergeten; na 163 komt 165.
-
voetnoot1)
- Al vermeld in NK. II, p. XXVIII. Zie verder NK. III. 1, p. XVII.
-
voetnoot2)
- Zie P.H. van de Wall, Handvesten en privilegien der stad Dordrecht II (Dordr. 1790), 815 vv. en B. van Rijswijk, Geschiedenis van het Dordtsche stapelrecht ('s-Grav. 1900), 64 vv. - Aan Mr. B. van 't Hoff dank ik de kennismaking met een enigszins afwijkende, vermoedelijk tweede, uitgave der Moderacie vanden stapel, eveneens een druk van Adr. van Berghen, Antwerpen en nog niet in onze Ned. Bibliographie opgenomen (defect ex. 's-Gravenhage, Alg. R. Archief).
-
voetnoot3)
- Het zijn de nos. 2-15, 18-21, 23-25, 27-33, 38? 49?; op enige uitzonderingen na, de nos. 8, 21, 25, 32, 38, 49, komen ze alle voor op de lijst voor Tapper.
-
voetnoot1)
- Zie bl. 83b. Dit kan zijn geweest: Doctor Mar. Luthers Passio durch Marcellum beschrieben, etc. s.a. (1521). 4o; vermeld bij G.W. Panzer, Annalen der ält. deutschen Litteratur II (Nürnb. 1805), p. 30 en vgl. meer uitgaven bij E. Weller, Die deutsche Literatur in ersten Viertel des sechzehnt. Jahrh. (Nördl. 1864), nos. 1918-1922. Of soms: Luther, Passio oder das leiden vnsers herren Ihesu Christi. Wittenb. (1522). 4o; vermeld bij Panzer, o.c. II, p. 86? Minder waarschijnlijk Luther's Passional Christi und Antichristi van 1521; zie Werke 9 (Weimar 1893), 677 ff.
-
voetnoot2)
- Een afschrift van deze brief in dezelfde band als de Catalogus op het Alg.
Rijksarchief.
-
voetnoot3)
- Ook deze hoop ik te eniger tijd met commentaar uit te geven. Hij is eveneens achter de Catalogus van Van der Haer's boeken gebonden.
-
voetnoot1)
- De nos. 1, 3-4, 6-7, 10, 15-16, 18-20, 22-24, 28-29, 31, 38, 44, 49, 50? 51.
-
voetnoot3)
- De nos. 2, 5, 11-14, 17, 21, 25-26, 30, 34, 36-37, 39-42, 43? 45-48.
-
voetnoot1)
- Hier en verder als afkorting gebruikt voor de lijst der boeken, in 1547 aan Tapper ter zuivering gezonden.
-
voetnoot1)
- Deze vernuftige gissing dank ik aan Mej. A.F. Dekker, wetensch. ambtenaar ter Kon. Bibliotheek.
|