Het Boek. Serie 2. Jaargang 30
(1949-1951)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 339]
| |
De oudste Hollandse wereldkaartIn vroegere jaargangen van ‘Het Boek’ hebben Dr. C.P. Burger Jr. en Mejuffrouw Dr. H.J.A. Ruys artikelen gewijd aan de oudste Hollandse wereldkaartGa naar voetnoot1). Deze kaart is ons overgeleverd als houtgravure. Ze dateert van 1514, maar de oudst bewaard gebleven exemplaren zijn opgenomen in de Divisiekroniek van 1517. Dr. C.P. Burger Jr. heeft uiteengezet, dat de schrijver van de Divisiekroniek - Cornelius Aurelius, bekend Gouds Humanist en oudere tijdgenoot van Erasmus - ook de vervaardiger van deze merkwaardige kaart moet zijn geweest. De kaart valt op door de nog zeer onbeholpen en mistekende vorm van verschillende landen, ze betekent in menig opzicht een achteruitgang bij het gevolgde voorbeeld - de kaart van Waldseemüller, maar het is haar onweersprekelijke verdienste, dat zij de resultaten van de nieuwste ontdekkingsreizen heeft vastgelegd en onder een groter publiek heeft verbreid. De graveur heeft op de kaart zijn merk achtergelaten: de hoofdletters C H met een pot. Wie achter dit overigens onbekende merk schuil gaat, heeft men nog niet kunnen ontdekken, tenzij men misschien zou moeten denken aan Cornelis Hendrikszn. Lettersnider. De uitgever van de kaart is daarentegen wel bekend. Het is Jan Seversz., een vooraanstaand drukker te Leiden, die ook de bovengenoemde Divisiekroniek uitgaf (in het Latijn: Johannes Severi of Severinus). Later was het de Amsterdamse drukker Jan Seversz., ook bijgenaamd die Croepel en van der Schelling (in het Latijn: Johannes Severi Claudus). Men heeft | |
[pagina 340]
| |
vroeger gemeend, dat beide Jan Seversen identiek moesten zijn, maar op grond van latere onderzoekingen staat vast, dat wij met twee verschillende personen hebben te doenGa naar voetnoot2). Tot nu toe waren van de oudste Hollandse wereldkaart slechts drie exemplaren bekend, maar in November 1950 heeft schrijver dezes in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage een vierde exemplaar ontdekt. De Rijksarchivaris Mr. B. van 't Hoff, wiens liefde voor de Nederlandse cartographie bekend is, heeft mij aangemoedigd deze vondst in ‘Het Boek’ te publiceren en er een beknopte toelichting aan te verbinden. Allereerst dient dan erkend, dat de kaart, die nu in het Algemeen Rijksarchief voor den dag is gekomen, de slechtst geconserveerde van het viertal is. De kaart was verwerkt in de band van een register van huwelijkse voorwaarden der stad Delft, dat zijn aanvang neemt in 1536Ga naar voetnoot3). Ze moest voorzichtig uit de band worden losgeweekt. Hetgeen te voorschijn kwam, bleek - zoals viel te verwachten - geen gaaf exemplaar. Met name Europa, Noord- en Midden-Amerika zijn er slecht afgekomen. Toch heeft de nieuwe vondst een zeker belang, omdat het drukkersmerk met het jaartal MCCCCCXXIX op een onbeduidend stukje na behouden is gebleven. Het merkwaardige feit doet zich voor, dat de vier exemplaren van de wereldkaart, die wij thans kennen, elk een verschillend stadium van druk vertegenwoordigen. Wij onderscheiden in chronologische volgorde:
I. Leiden 1514, behorend bij de Divisiekroniek van 1517. Bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Groningen. Kaart en kroniek vertonen hun oorspronkelijke gedaante; de kaart bevindt zich tegenover fol. XCII verso. II. Leiden 1514, behorend bij de Divisiekroniek van 1517. Vroeger bewaard in de Bibliotheek van het St. Willi- | |
[pagina 341]
| |
brordus-college te Katwijk a/d Rijn, thans in het St. Aloysius-college te 's GravenhageGa naar voetnoot4). De jaartallen zijn gelijk gebleven, maar niettemin is het duidelijk, dat we hier een verbeterde druk van de kaart voor ons hebben, terwijl ook de kroniek enige wijziging heeft ondergaan. Dr. Burger heeft ten opzichte van de kaart een zevental verbeteringen vastgesteld, die ik hier niet behoef te herhalenGa naar voetnoot5). Het houten blok, waarvan de kaart werd afgedrukt, is kennelijk bijgewerkt. Van de drukker Jan Seversz. is bekend, dat hij in 1524 wegens ketterse publicaties uit Leiden moest vluchten. Daar de kaart het oude uitgeversmerk draagt, waarin de plaatsnaam Leiden voorkomt, zal ze - vermoed ik - gedrukt zijn, toen Jan Seversz. nog in zijn vaderstad woonde. Zeer aannemelijk lijkt mij Dr. Burger's veronderstelling, dat de fouten op de kaart ‘al spoedig ontdekt zijn, 't zij door den auteur of door anderen’ en dat men met de verbetering niet lang heeft getalmdGa naar voetnoot6). Met een globale schatting zou ik deze kaart en kroniek willen stellen op c. 1520. Onomstotelijk staat vast door de nieuwe vondst in het Algemeen Rijksarchief, dat ze in ieder geval moeten dateren van vóór 1529. Indertijd heeft Mej. Ruys bij dit exemplaar van de Divisiekroniek getwijfeld, of het een variant zou zijn van de Leidse uitgave van 1517 of van de Antwerpse uitgave van 1530Ga naar voetnoot7). Mejuffr. Ruys helde over tot het laatste, maar deze opvatting is niet langer houdbaar, nu een nieuwere druk van de kaart uit 1529 bekend is geworden. Het is verder gewenst een kleine correctie aan te brengen op het betoog van Dr. Burger, dat de verbeteringen van de kaart op vrij grove wijze zijn aangebrachtGa naar voetnoot8). Het is niet zo slordig gebeurd | |
[pagina 342]
| |
als de heer Burger het voorstelt. Dat van de naam ‘Are Alexandri’ in Noord-Rusland Are zou zijn weggevallen en van ‘Gallia’ de beide laatste letters, is niet juist ten opzichte van de Katwijk-Haagse kaart. Deze fouten vertonen zich pas in de jongere drukken van de wereldkaart, die onder III en IV zullen worden besproken. Ze moeten het gevolg zijn van beschadigingen, die het houtblok in de loop van latere jaren heeft ondergaan. Ze gelden nog niet voor de kaart in het St. Aloysius-college.
III. Een kaart met jaartal MCCCCCXXIX, geschonden. Bewaard in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage.
Deze kaart vertoont hetzelfde beeld als de voorgaande behalve dan dat het houtblok, waarvan de kaart werd afgedrukt, in de loop der jaren geleden blijkt te hebben. Zoeven signaleerde ik al, dat in Noord-Rusland het woord ‘Are’ ontbreekt, onderdeel van de plaatsnaam ‘Are Alexandri’ en van de naam ‘Gallia’ de beide laatste letters. Het zijn op het gehele kaartbeeld slechts geringe afwijkingen, kleine ouderdomsgebreken, die niet zijn hersteld. Het drukkersmerk daarentegen, dat nu geen plaatsnaam meer vermeldt, is geheel vernieuwd.
IV. Een kaart met plaatsnaam Amsterdam. Bewaard in het Brits Museum te Londen.
De eigenlijke kaart is niet veranderd ten opzichte van de vorige, wel het drukkersmerk. De Amsterdamse Jan Seversz. is nu de uitgever geworden. Deze druk, waarbij een jaartal ontbreekt, moet dateren uit de dertiger jaren van de 16e eeuw, op zijn laatst van 1538, omdat Jan Seversz. die Croepel in dat jaar is overleden. Globaal geschat kunnen we deze kaart met Dr. Burger op c. 1535 stellenGa naar voetnoot9). Echter valt op te merken, dat de zelfstandige drukkerswerkzaamheid van Jan Seversz. die Croepel al begonnen is vóór 1534, zodat dit bezwaarlijk als het vroegst mogelijke verschijningsjaar van de kaart kan worden aangemerktGa naar voetnoot10). | |
[pagina 343]
| |
Door de vier tot dusver bekende exemplaren in de juiste volgorde in ogenschouw te nemen is duidelijk geworden, dat er van de oudste Hollandse wereldkaart twee types bestaan: een ouder type (I) en een nieuwer type (II, III en IV). Van het oudere type, de Groningse kaart is een facsimilé opgenomen in ‘Het Boek’ 5e jrg. (1916) bl. 33. Een facsimilé van het nieuwere type vindt men in ‘Het Boek’ 1e jrg. (1912) bl. 291. Dit is genomen naar de in het Brits Museum aanwezige kaart (IV). Bovendien heeft Wouter Nijhoff de beide kaarten I en IV gedeeltelijk gereproduceerd in zijn standaardwerk ‘L'art typographique dans les Pays-Bas pendant les années 1500 à 1540’ T. I (1926) nl. de onderste gedeelten met drukkers- en graveursmerk. Nogmaals zij er op gewezen, dat van de kaarten II, III en IV de oudste afdruk in het St. Aloysius-college (II), die niet gereproduceerd is, feitelijk beter is dan de latere van het Algemeen Rijksarchief en het Brits Museum (III en IV). De vier kaarten leveren tezamen drie verschillende drukkersmerken op, die hier naast elkaar worden afgebeeld. Het middelste, dat van de nieuw gevonden kaart (III) verdient nadere aandacht. Het stelt een eigenaardig toestel voor, dat niet gemakkelijk is thuis te brengen. Ik zou het voorlopig terzijde willen laten om er later op terug te komen. Daaronder het jaartal MCCCCCXXIX en het inschrift: [Imp]ressa est hec chartula [Pthol]omei chartis excerp[ta per Joh]annem Severinum. - Al ontbreekt de plaatsnaam, toch is het duidelijk, dat we de Leidse Jan Seversz. voor ons hebben en niet de Amsterdammer, want laatstgenoemde voegt als uitgever steeds de bijnaam ‘die Croepel’ of het Latijnse ‘Claudus’ aan zijn patronymicon toe. Jan Seversz., de Leidenaar, is eerst uit Leiden moeten vluchten; vervolgens naar Utrecht uitgeweken, is hij tot tweemaal toe uit die stad verbannen. Ten slotte bleek hij ook in de Zuidelijke Nederlanden niet veilig, want daar is hij nog eens door de Raad van Brabant gevangen gezet. Vrijgekomen heeft hij te Antwerpen enkele uitgaven het licht doen zien in de jaren 1527-1529. Hij is daar zelfs poorter geworden en in 1530 vrijmeester in het St. LucasgildeGa naar voetnoot11)). Het lijkt onmiskenbaar, dat de nieuw gevon- | |
[pagina 344]
| |
den kaart (III) uit deze Antwerpse periode dagtekent en dus een Antwerpse druk moet zijn. I en II
III
Beschouwen wij nu nogmaals het eigenaardige voorwerp, dat op het drukkersmerk is af geheeld! Gissenderwijze vraag ik mij af, of het misschien een soldeerlamp kan voorstellenGa naar voetnoot*. Mej. M.E. Kronenberg, aan wie de studie van de Nederlandse post-incunabelen zo veel heeft te danken, heeft een soldeerlampje van veel kleiner formaat en iets afwijkend, ik zou zeggen: wat eenvoudiger van vorm, als merk aangetroffen in bepaalde titelrandenGa naar voetnoot12). Of het een graveur is, die de door hem gesneden titelranden op deze wijze heeft gesigneerd, is nog onvoldoende opgehelderd, maar dat het verschijnsel speciaal voorkomt bij Antwerpse drukken uit de jaren 1521-1532, is opmerkelijk. Er zijn twee uitzonderingsgevallen, waarin geen direct verband met deze stad kan worden aangetoond. Daartoe behoort - merkwaardig genoeg - een geschrift van Luther, dat zogenaamd te Wittenberg is verschenen, maar dat Mej. | |
[pagina 345]
| |
Kronenberg op grond van typenonderzoek aan Jan Seversz. toewijst, zij het dan aan zijn Leidse periode. Bij gebrek aan gegevens is het niet met zekerheid uit te maken, maar het lijkt niet onmogelijk, dat er te Antwerpen een ‘meester van de soldeerlamp’ heeft geleefd, die Jan Seversz. heeft bijgestaan bij de hier besproken herdruk van zijn wereldkaart. IV
Gedurende zijn verblijf te Antwerpen heeft Jan Seversz. de Divisiekroniek overgedaan aan Jan van Doesborch. Deze heeft er in 1530 een nieuwe uitgave van gegeven met vervolg. Opmerkelijk is, dat deze Antwerpse uitgave - wat het eerste gedeelte, de eigenlijke Divisiekroniek betreft - gelijk is aan de Leidse uitgave van 1517. Zelfs heeft Van Doesborch in het colophon het Leidse adres van Jan Seversz. en de datum 18 Augustus 1517 overgenomenGa naar voetnoot13). Bovendien nam hij in de tekst de woorden over, die naar een bijbehorende ‘figuer’ oftewel kaart verwijzen en de latere uitgaven van de Divisiekroniek - nog door Ellert de Veer vervolgd tot 1595 - doen hem dat naGa naar voetnoot14). Toch kent men - te beginnen met de Antwerpse uitgave van 1530 - geen enkel exemplaar van de Divisiekroniek, dat van een kaart is voorzien. Jan Seversz. de Divisiekroniek overdragend aan Jan van Doesborch is de wereldkaart zelf blijven uitgeven op eigen naam. Dit heeft het natuurlijke gevolg gehad, dat de samenhang tussen kaart en kroniek is verbroken. In een proces voor de Leidse schepenbank d.d. 29 October 1534 komt ‘Marie Jan Zevertsz. printers weduwe’ voor. Hieruit blijkt, dat Jan Seversz. vóór genoemde datum overleden isGa naar voetnoot15). | |
[pagina 346]
| |
Omstreeks deze tijd is de wereldkaart of liever: het houten blok, waarvan ze werd gedrukt, in het bezit gekomen van Jan Seversz. die Croepel te Amsterdam. Of deze transactie gesloten is vóór of na de dood van de Leidse Jan Seversz., is niet meer met zekerheid na te gaan. De kaart in het Brits Museum vertoont het bekende drukkersmerk van Jan Seversz. die Croepel: het Amsterdamse stadswapen, geflankeerd door twee paar krukken, symbool van zijn lichaamsgebrek, maar aan de vermelding van naam en woonplaats heeft hij ditmaal nog een waarschuwend ‘Nota Bene’ toegevoegd. Daarmede wilde hij zeggen: ‘Let wel, het is niet meer mijn Leidse collega, die deze kaart uitgeeft - de man, die door een speling van het lot mijn naam- en vakgenoot is, maar ik - de Amsterdamse Jan Seversz. - ben het zelf!’
Januari 1951. J. Fox |
|