Het Boek. Jaargang 6
(1917)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 10]Bibliographische aanteekeningen over Van Alphens ‘Kleine Gedigten voor Kinderen.’II. 19e Eeuwsche geautoriseerde uitgaven.In de Rijksuniversiteitsbibliotheek te Utrecht bevindt zich een curieus exemplaar van Van Alphens Kleine Gedigten. Dit exemplaar bevat:
Deze zonderlinge combinatie verklaart zich als volgt: In Maart 1818 werd door de Firma Van Terveen van J. Allart te Amsterdam aangekocht het copierecht der prenten van Van Alphens ‘Kleine gedigten’ met de 66 koperen platen en de nog aanwezige voorraden. De nog voorhanden volledige stellen prenten waren weldra uitverkocht; maar de koperen platen bleken voor het meerendeel onbruikbaar voor het maken van nieuwe afdrukken, en daarom moesten ook de onvolledige stellen, die niet door nieuwe drukken der ontbrekende platen konden worden aangevuld, worden aan den man gebracht. De uitgever deed dit door het maken van samenstellingen als hier boven aangegeven. Dat het eerstgenoemde voorbericht er in voorkomt is waarschijnlijk aan een vergissing te wijten, want dit heeft in geen enkel opzicht betrekking op den inhoud. De titel echter is blijkbaar speciaal voor deze gecombineerde editie vervaardigd, want ze komt overeen met die der uitgave van 1787, maar onderscheidt zich door het jaartal 1821. Voor de werkelijke uitgave van 1821 komt een titel voor met afwijkende samenstelling en een ander vignet. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De titel van deze uitgave van 1821 (de zoogenaamde ‘van Alphen met de hoedjes’) luidt: Kleine gedichten voor kinderen. Te Utrecht bij J.G. Terveen 1821. De voorrede dezer uitgave vermeldt: ‘Door aankoop uit het fonds van wijlen den Heer J. Allart, eigenaars geworden zijnde van het kopyregt van de platen tot de Kindergedichten van Mr. H. van Alphen, zijn wij te rade geworden, dewijl de daarvan gemaakte afdrukken spoedig verkocht waren, dezelve op nieuws door den bekwamen Zeelander te laten graveren met inacht neming van de tegenwoordige kleederdragt en verdere uiterlijkheden.’ De algemeen verbreide meening, dat op de oude platen de ‘steekjes’ werden weggeslepen en door hoedjes vervangen is een legende. Door Zeelander werden geheel nieuwe gravures gemaakt, zooals uit de vergelijking overduidelijk blijkt. De figuren zijn van top tot teen modern aangekleed; de kamers in den stijl van den tijd gemeubeld en gestoffeerd; de Lenôtre tuinen met geschoren hagen veranderd in parken in den landschapsstijl van Kent. De gangbare onderscheiding van ‘steekjes’ en ‘hoedjes’ is slechts ten deele juist en kan aanleiding geven tot misverstand. Een ‘steekje’ vindt men in de hier beschreven uitgave op het prentje bij pag. 75: ‘De vegtende jongens’; op de 18e eeuwsche prentjes komen bij de afbeelding van personen van geringer stand en bij kinderen meerdere ‘hoedjes’ voor. De tekst der uitgave van 1821 werd in nieuwe spelling overgebracht door den Heer W.C. de Vletter te Rotterdam. Dit was de eerste geïllustreerde editie, die bij J.G. van Terveen het licht zag. Een latere druk, geheel in dezen zelfden vorm en met hetzelfde jaartal is duidelijk te onderscheiden door de maten van den bladspiegel nl. 93 bij 62 m.M., door de grootere letter, waarmee de gedichten gedrukt zijn en door de eerste pagina van het voorbericht, die 5 in plaats van 4 regels bevat. Van deze editie werden ook exemplaren in den handel gebracht met 11 prentjes van A.L. Zeelander en het portret van P. Velijn. Deze uitgave draagt eveneens, waarschijnlijk ten onrechte, het jaartal 1821. Een andere uitgave, ongeïllustreerd, maar overigens geheel in den zelfden vorm, zag het licht zonder jaartal en met een titelblad, dat het jongste der twee vignetten ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
toont van de 18e eeuwsche editie, in het voorgaande stuk vermeld als No. 2. Verder teekende ik de volgende geillustreerde uitgaven aan:
De eerste druk dezer editie verscheen in 1853. Deze eerste druk, welke ik niet zag, heeft waarschijnlijk geen portret op den titel, want het hierboven vermelde portretje draagt de dateering 1868. Bij Brinkman vind ik ook vermeld een druk met het jaartal 1873. Dit is de eenige editie der ‘Kleine gedichten’, die nog in den handel is. Op de fondsveiling van Schleyer, DeVries en Kraay, dato 10 December 1902 werd het fonds aangekocht door D. Bolle te Rotterdam, die in 1904 een nieuwen druk in het licht zond, op welks titel vermeld staat 10de druk. Ik heb voor dit volgnummer geen verklaring kunnen vinden. De oudere drukken der editie met houtsneden, welke ik in handen heb gehad, zijn ongenummerd.
Volgens het prospectus heeft oorspronkelijk het plan bestaan van deze uitgave zes stukken het licht te doen zien, die te samen alle gedichten zouden bevatten. Hiervan zijn echter slechts 2 stukken verschenen. Waarschijnlijk was dit gedeeltelijk te wijten aan het schrale debiet der dure uitgave. Er werd slechts ingeteekend voor ± 400 ex., en toen in 1902 dit fondsartikel in veiling kwam, waren van het eerste stuk nog 745, en van het 2e stuk nog 1325 exemplaren over. De meening, dat dit gezochte prentenboek zeldzaam zou zijn, lijkt me dus zeer verdacht. Tot het staken der uitgave zal tevens hebben medegewerkt, dat de uitgever reeds den 6den Juli 1873 overleed. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In dat zelfde jaar 1871 zag ook nog als feestgave het licht Van Alphens A B C boekje. Uitgave van J.G. van Terveen en Zoon, Utrecht. Z. j. Nevens deze geïllustreerde uitgaven zag voor 't eerst in 1827 het licht een goedkoope schooluitgave. Kleine gedichten voor kinderen van Mr. Hieronymus van Alphen; te Utrecht, bij J.G. van Terveen. 1827. Van deze editie heb ik drukken aangetroffen met de jaartallen 1827, 1832, 1839, 1844, 1847, 1848, 1849, 1851. Er is echter geen reden, om aan te nemen, dat dit de volledige reeks is. Een afwijkende editie, die toch waarschijnlijk tot deze serie behoort is: Kleine gedichten voor kinderen van Mr. Hieronymus van Alphen. Nieuwe druk. Utrecht, J.G. van Terveen en Zoon. Z.j. [1871?]. Over deze goedkoope schooluitgave valt nog het volgende te vermelden. Den 13den October 1823 ontving de Firma Wed. J. Van Terveen en Zoon een brief van iemand, die voorloopig onbekend wenschte te blijven en zich alleen teekende met de letters E.V.D.J. Deze brief is een opmerkelijk document voor de waarde en beteekenis, welke men in de kringen der deftige burgerij aan Van Alphens kindergedichtjes hechtte. Hij luidt als volgt: ‘Sedert verscheidene jaren heb ik een wensch gekoesterd, welke tot heden toe niet verwezenlijkt is, doch tot wiens vervulling de vóórdaad van den Boekhandelaar Immerzeel gepaste aanleiding geeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
waar Van Alphens versjes onbekend en ongebruikt bleven! Daarenboven zoude die goedkoope uitgave de beide nadrukken, op welker titel te lezen staat: ‘Te Amsterdam bij J. Wortman’ een lang verdienden slag toebrengen. Het succes der schooluitgave, in dezen brief voorspeld, bleef niet uit. Ze werd verkocht voor 27½ cent, later zelfs voor 20 cent, en Kruseman zegt, dat ze bij tienduizenden exemplaren van de pers kwam. Als een merkwaardigheid dezer editie zij nog vermeld, dat, door den Heer W.C. de Vletter drie der gedichtjes, die uitsluitend voor jongens bestemd schenen, ook voor meisjes werden geschikt gemaakt. Hij deed dit door 't veranderen van een enkelen regel. Pag. 11. De Naarstigheid. Dat de kindergedichten ook werden opgenomen in de drie uitgaven der Volledige Dichtwerken (1838, 1857, 1871) is hier vóór, (pag. 274) reeds met aanteekening van enkele bizonderheden vermeld. Ten slotte memoreeren wij, dat in het gedeelte van het uitgeversarchiefGa naar voetnoot1), dat mij in handen kwam, enkele stukken worden aangetroffen, afkomstig van plannen voor geïllustreerde uitgaven, die niet tot stand kwamen: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
I. Voor een uitgave met staalgravures, voorbereid in 1839, twee teekeningen in Oost-Indische inkt en potlood door J.W. Kaiser, voorstellende:
II. Twaalf zeer merkwaardige oude litho's, waarschijnlijk uit omstreeks 1825, uit de hand gekleurd, zonder naam van teekenaar of drukker. Ze beantwoorden aan de volgende nummers in de hier vóór (pag. 279 en 280) gepubliceerde lijst:
De onregelmatige verdeeling der prenten over het boekje, doet mij de vooronderstelling wagen, dat het proefdrukken zijn voor een uitgave met een prent bij elk gedicht, die om de hooge kosten niet doorging. Van 11 der prentjes zijn bij de collectie ook ongekleurde exemplaren. Als een curiositeit zij aangeteekend, dat op No. 57 ‘Mietje bij het klavecimbaal’ de voorstelling geheel onjuist is. In het gedichtje wordt Mietje sprekend opgevoerd en zegt: ‘Wanneer mijn oudste broertjen
Op 't klavecimbaal speelt,
Dan vraagt hij mij al spottend,
Of 't mij niet ras verveelt?’
Hier evenwel zit Mietje geheel alleen voor een platte piano. Waarschijnlijk is dit stel prentjes het eenig-bestaande exemplaar.
Wordt voortgezet. J.D.C. v. Dokkum. |
|