slechts tegen hooge prijzen te krijgen, en nieuwe Fransche verschijnen natuurlijk niet meer op de markt.
Is om al die redenen thans het oogenblik niet gunstig om een ernstige uitgeverszaak, ten bate van de nationale literatuur, op touw te zetten?
Ons land is sedert lang afgesloten van Frankrijk, dat in vele kringen, laat ons maar zeggen in de meeste intellectueele kringen, uitsluitend invloed bij ons had. Het volk, of liever de burger, is zonder dat hij 't zelf gewoonlijk weet meer zichzelf, meer Vlaamsch geworden. De werking die ons van lieverlede met Fransch vernis overdekte heeft opgehouden en 't Vlaamsche karakter komt algemeen weer boven. Zelfs de franskiljons die verklaren ‘Je ne comprends pas le flamand’ loopen met een Nieuwe Rotterdammer of een Vaderland op zak. De Antwerpsche burgerij is nooit erg verfranscht geweest; niettemin wordt daar tegenwoordig de Nederlandsche schouwburg bezocht door menschen die er vroeger geen voet in zetten en bovendien worden in de vele kleinere tooneelzalen van de stad: Palatinat, Eden, Folies bergères en dergelijke, eenakters en operetten uitsluitend in het Nederlandsch opgevoerd, en worden er geen dan Nederlandsch vertaalde liederen meer gezongen. Geen mensch die er nog aan denkt dat deze alleenheerschappij van het Nederlandsch eigenlijk een ‘Duitsche dwangmaatregel’ is. Te Brussel ging voorheen nooit zooveel volk naar den Vlaamschen Alhambra-schouwburg als thans. Bijna uitsluitend Vlaamsche ‘revues’, wat voor den oorlog niet denkbaar was, halen volle zalen. De vele Vlaamsche dagbladen hebben te zamen een zeer aanzienlijk aantal lezers. De Fransch-Belgische missen de aantrekkelijkheid van een vaak kleurrijke Vlaamschgezinde polemiek, en missen hun ouden ruggegraat: het nieuws uit Parijs.
Dr. James Young vermaakte aan het Glasgow technical college een niet groote doch zeer belangrijke bibliotheek over scheikunde. Hij is buitengewoon rijk in werken over alchemie en chemische werken uit de 16e en 17e eeuw. John Ferguson heeft de verzameling gecatalogiseerd en uitgegeven onder den titel ‘Bibliotheca Chemica’.
De president van de ‘Bibliographical Society’ geeft in de Bodleian Quarterly Record, eenige mededeelingen over den boekenworm. Ze vormen zeker het beste en duidelijkste verslag dat daarover tot nog toe is verschenen. In 2 deelen van de ‘Histoire abrégée de la dernière persécution de Port-Roijal (gedateerd 1750) heeft hij niet alleen den boekenworm zelf gevonden maar ook zijn nest; door middel van een mooie gekleurde plaat toont hij ons zoo goed mogelijk wat hij zelf heeft gezien: de achterzijde van het boek met de gaatjes waar de diertjes uitkruipen, het opengeslagen boek waar we de pop zien en de larve vlak er naast, een vergrooting van de larve en een van zijn kop met bruin gekleurden bek, de pop en een vergrooting ervan, en op dezelfde wijze den kever zelf. Iedereen die de platen bestudeert en den korten tekst van Sir William Osler zal daardoor de volledige ontwikkelingsgeschiedenis van deze plaag leeren kennen.
Louis Loviot heeft zijne bibliografische studies, verschenen in de ‘Revue des livres anciens’ vereenigd in een bundel ‘Auteurs et livres anciens, XVIe et XVIIe siècles, av. 23 facsimilés, 4 planches en phototypie et une carte’ (Fontemoing, 20 fr.).
Een typografisch monument voor Nederland behouden. - Den 28sten Maart werd ter veiling bij G. Theod. Bom van de drukkerij Levisson, firma D. Proops Jzn., te Amsterdam, een zeer belangrijke verzameling stempels en matrijzen, afkomstig van den vermaarden Joodschen drukker Jos. Athias, van Hebreeuwsche rabbinische en Hoogduitsch-rabbinische schriften, toegewezen aan de N.V. Lettergieterij ‘Amsterdam’ v/h N. Tetterode, alhier. Het geheel is geborgen in een kastje van zeventiende-eeuwsche herkomst, dat in 1761 in het bezit is gekomen der Gebroeders Proops.