Het Boek. Jaargang 5
(1916)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.Haarlem - Stadsbibliotkeek, - Verslag over het jaar 1915, door den Bibliothecaris J.D. Rutgers v.d. Loeff. Bezoek en uitleening. - Het getal bezoeken in 1915 beliep 8298, eene vermindering van een kleine 200 bij het vorig jaar, waarvoor geen bepaalde oorzaak valt aan te wijzen. Van deze 8298 werd bij 3479 gebruik gemaakt van de Leeszaal, de overigen golden alleen het uitleenbureau. Op de Maandag- en Donderdagavonden, waarop de Bibliotheek en haar Leeszaal voor het publiek open stond van 7-10 uur, kwamen 653 bezoekers (728 in 1914) waarvan 375 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(tegen 388 in 1914) met gebruikmaking van de Leeszaal. Aan 3905 leeners (tegen 3739 ten vorigen jare) werden 5033 banden uitgeleend, tegen 5101 in 1914. Buiten Haarlem werden aan onderscheidene personen en instellingen boeken in bruikleen gezonden. De verhouding in de jaren van mijn bibliothecariaat, betreffende bezoek en uitleening is de volgende:
Aanwinsten. - 1239 aanwinsten (tegen 907 in 1914) werden in het journaal ingeschreven. Voor een groot deel waren zij geschenken van de hierachter genoemde personen en lichamen. Het legaat van mej. Arendina Hendrika Arendsen te Haarlem overleden 26 Augustus 1915 en bestaande in ‘al hare boeken, waaronder de tijdschriften “Het Tooneel” (orgaan van het Nederlandsch Tooneelverbond) en de tweemaandelijksche afleveringen van “Uit de Remonstrantsche Broederschap”, alsmede het plaatwerk Album van Eeden’ werd ter plaatsing in de Stads Bibliotheek aanvaard (20 October 1915). Nadat het ter bibliotheek was aangekomen bleek het te bestaan meerendeels uit oorspronkelijke, doch ook uitheemsche, deels vertaalde, tooneelstukken en andere tooneellitteratuurGa naar voetnoot1). Van de schenkingen mogen hier met name verder genoemd worden een 50-tal, meest letterkundige werken, die mej. L.C. Bernelot Moens, en ongeveer 30 min of meer belangrijke rechtskundige werken, die Mr. A.A. van der Mersch, oud-Kantonrechter te Haarlem, afstond. Bruikleen. - Reeds ten vorigen jare was met het Bestuur der Alliance Française te Haarlem een voorloopige regeling getroffen, waarbij een vrij aanzienlijke collectie Fransche werken, die het van de Fransche Regeering ten geschenke had ontvangen, in de Stads Bibliotheek werd ondergebracht. Dit doorloopend bruikleen kon echter alleen aanvaard worden, indien het ook nietleden der Alliance vrij stond deze werken uit de Stads Bibliotheek in leen te krijgen onder dezelfde voorwaarden, die de stedelijke boekerij bij het uitleenen van haar eigen bezit stelt. Nadat het Bestuur hiermede gaarne genoegen had genomen, daar het een algemeen gebruik van tot onderhoud en beoefening der Fransche taal als aangewezen boeken geheel meende te strooken met de richting van het werk der Alliance Française, maakte de volontaire mej. Führhop van de ruim 120 nieuwe, goed ingebonden en gekafte boeken een strook-catalogus ten dienste van het publiek, en werd de verzameling in een groote boekenkast, die het Bestuur hiervoor ter beschikking stelde bijeengezet. Reeds dadelijk maakten de leden der Haarlemsche Alliance Française, maar ook anderen, en met name verscheidene Belgische uitgewekenen, vrij veel gebruik er van: gedurende 1915 werden 258 banden geleend. De Stads-Bibliotheek mocht wederom vaak uit andere bibliotheken in Nederland boekwerken in leen ontvangen, voor hen die deze tevergeefs in Haarlem zochten. In 't geheel leenden de volgende bibliotheken 422 banden, waarvoor hier gaarne groote erkentelijkheid wordt betuigd jegens de beheerders en de ambtenaren dezer boekerijen: De Koninklijke Bibliotheek 100 banden. De Universiteits Bibliotheek te Utrecht 88 banden. De Universiteits Bibliotheek te Leiden 75 banden. De Universiteits Bibliotheek te Amsterdam 73 banden. De Universiteits Bibliotheek te Groningen 60 banden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terwijl van de bibliotheek der gemeente Rotterdam, de bibliotheek der Technische Hoogeschool te Delft, de Provinciale Bibliotheek te Middelburg, de Openbare Bibliotheek en Leeszaal te Dordrecht, de Bibliotheek van Sociale Adviezen te Amsterdam, de Bibliotheek van het Laboratorium van het Departement van Financiën te Amsterdam, de Bibliotheek der Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem, de Bibliotheek der Nederlandsche Dierkundige Vereeniging te Helder, en de Nutsbibliotheek te Haarlem 26 banden in bruikleen werden ontvangen. Personeel. - In het personeel kwam geen verandering. De Kastelein van het Prinsenhof, C.A. Steenkist, is als Bode der StadsBibliotheek sinds 1889, de Klerk F.H. Benraadt sinds 1899, de Amanuensis W. P.J. Overmeer sinds 1899, de Bibliothecaris sinds 1902 aan de Stads-Bibliotheek als zoodanig werkzaam. Van de vrijwillige arbeidskrachten moge het volgende herinnerd blijven: Mej. H.E. J. Führhop verleende ook een groot gedeelte van dit jaar haar hulp gedurende een paar uren daags. Deze betrof in hoofdzaak de zorg, die de - verleden jaar verworven - boekerij van het Leesmuseum noodig had. Ook verplichtte zij, als het wat druk liep bij de uitleening, de administratie en het publiek door hare bereidvaardigheid bij en hare geschiktheid tot dit onderdeel van het bibliotheekbedrijf. Zij nam tevens de rangschikking der titelkaarten der Documentatie-afdeeling van de Koninklijke Bibliotheek over van den heer G. van den Hoek, toen deze, na den dood van zijn oom, Ds. Jo. de Vries, bij wien hij te Haarlem met zijne moeder samenwoonde, in het voorjaar metterwoon te Arnhem zich vestigen ging. De goede diensten, die de heer van den Hoek ongeveer een jaar aan de Bibliotheek bewezen heeft, zijn met een enkel woord in mijn vorig jaarverslag vermeld. Er hier nogmaals aan te herinneren is mij een behoefte, nu Gerard van den Hoek op 22 Februari 1916 te Arnhem gestorven is. Dr. P.H. van Moerkerken heeft in ‘Den Gulden Winckel’ van Maart dezen ‘prozaïst van groote belofte’ hartelijk herdacht, en aan den litterairen arbeid van den ‘lichamelijk zwakke van fijne geestelijkheid’ herinnerde eenige dagen na zijn afsterven Johan de Meester in de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’ van 28 Febr. Aan de door hen besproken bijdragen van den jeugdigen schrijver in ‘De Gids’ en ‘Elseviers Maandschrift’, behoort ter herinnering te worden toegevoegd zijn aardig ineengezet en prettig leesbaar artikel over Twee Rubricatoren in ‘Het Boek’, 4e jaargang, (1915) bl. 149-150. Het vergelijken van twee exemplaren van Bartholomeus Engelsman: Van de proprieteyten der dinghen gaf hem dit in de pen. Het stukje herinnert in stijl en afwerking aan de boeiende keurigheid, waarvan zijn oom, de schrijver van ‘Pelgrimages naar oude plekjes en oude tijden’ en van de ‘Bij de plaat's’ in Eigen Haard het geheim bezat. Behalve de heer M.J. van Benthem Jutting, die zoover zijn drukke werkkring hem dit toeliet, aan de vervaardiging van de catalogus van drukkers en uitgevers voortwerkte, was ook mej. Ita Mees af en toe in het belang der Bibliotheek werkzaam; het betrof de sorteering en collatie van oudere tooneelstukken, waarmede reeds vroeger vrijwillige krachten begonnen waren. Eene mij onbekende en hier dus niet genoemde, nam, door zorgende bemiddeling eener bibliotheekbezoekster, ons heel wat tijdroovend schrijf-, uitknip- en opplakwerk ten behoeve der drie kaartcatalogi uit handen, waarvoor haar bij dezen gaarne nog eens dank worde gebracht. Geldmiddelen. - De tijdsomstandigheden hebben ook op de raming der begrootingsposten invloed gehad, en het voor 1915 door den Gemeenteraad ten behoeve der StadsBibliotheek toegestaan bedrag van ƒ 5725,- wees een vermindering van ƒ 405,- bij het vorig jaar aan. Gelukkig werd voor 1916 een verhooging bewilligd, zoodat van het voor dit jaar toegestaan bedrag van ƒ 5975,- ƒ 500,- voor inbinden en ƒ 650,- voor aankoopen kan besteed worden. Hierop volgt het verhaal van de oprichting van het Leesmuseum, dat wij reeds meedeelden, en eene lijst van schenkers.
Maastricht. - Bibliotheek en archief der gemeente. - Verslag van den Archivaris- Bibliothecaris J. Nuijts over 1915. Het verloopen dienstjaar was voor beide | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inrichtingen die ik vertegenwoordig, van groote beteekenis. Sedert jaren deed zich voor de bibliotheek en het archief der gemeente eene tweevoudige behoefte gevoelen, waarin, dank aan het door U genomen initiatief op afdoende wijze werd voorzien. Vooreerst gebrek aan noodige plaatsruimte vorderde dringend hetzij eene uitbreiding, dan wel eene verplaatsing van bovengenoemde inrichtingen. Op uitbreiding van het gebouw viel, om verschillende U bekende redenen niet te rekenen. Verplaatsing van de Bibliotheek en het Archief der gemeente bleek de eenige weg te wezen, die ingeslagen moest worden om tot het gewenschte doel te geraken. Voortreffelijk onder elk opzicht was de keuze, door U, Edelachtbare Heeren gedaan, met betrekking tot het gebouw, dat bestemd zou worden om genoemde inrichtingen op te nemen. De aankoop van een pand, waarop eertijds het klooster stond der Witte Vrouwen en dat later nog tot verschillende doeleinden werd gebezigd, gelegen aan de noordzijde van het Vrijthof, zou voor goed een einde maken aan alle bezwaren waarmede de Bibliotheek en het Archief der gemeente jaren lang hadden te kampen. De door U getroffen maatregel stelde mede paal en perk aan den langen zwerftocht dien de Bibliotheek der gemeente in den loop der eeuwen moest doorloopen, alvorens het einddoel harer vaste bestemming te bereiken. Tevens werd door den aankoop van bovengenoemd pand aan eene andere behoefte te gemoet gekomen, die evenzeer voorziening eischte, namelijk de opheffing van een gemeenschappelijk en de vestiging van een zelfstandig bestaan der gemeentelijke bibliotheek. In den aanvang der maand Juli, toen het nieuw gebouw, voor het doel waartoe het bestemd was behoorlijk was ingericht, werd met de overbrenging der boeken en archieven, van uit het Rijksarchiefgebouw in de St. Pieterstraat, naar het Vrijthof een begin gemaakt. Niettegenstaande alle door mij genomen maatregelen en voorzorgen, kon ik niet bewerken, dat bedoelde arbeid een regelmatig en ordelijk verloop had. Ten gevolge van overhaasting waarmede men te werk ging en van ruwheid bij de verpakking en inlading, geraakten tal van boeken door elkander en werden verschillende banden min of meer gehavend. In ruim zes weken tijds, was de verplaatsing voltooid, doch de ordening en rangschikking zal nog maanden arbeids vorderen. Reeds valt te constateeren, dat de beschikbare plaatsruimte dermate groot is, dat, onaangezien de aanwinsten die bedoelde inrichtingen in den loop der jaren ook al mogen doen, men de eerste 50 jaren voor geen gebrek aan ruimte beducht behoeft te zijn. Verder wat de ligging, de inrichting en indeeling van het nieuw Bibliotheek- en Archiefgebouw betreft, volsta ik met te zeggen, dat het een model-inrichting is in den waren zin des woords. Gelegen op het Vrijthof, in het centrum der stad, belooft het de belangstelling van het publiek nog meer op te wekken en den toeloop van bezoekers nog aan te wakkeren. De inrichting en indeeling beantwoorden ten volle aan de eischen, die voor eene inrichting van dien aard gesteld mogen worden. Door het aanbrengen van een tiental koepelvormige dakvensters treedt het daglicht in zijne volle sterkte het Bibliotheek- en Archieflokaal binnen. Twee dier koepeldakvensters bevatten elk vier ventilatoren, zoodat de luchtversching in ruime mate en tevens op doelmatige wijze kan plaats vinden. Tot wering der vochtigheid dient de centrale verwarming, die door het geheele gebouw is aangelegd. De benedenvertrekken worden verwarmd door middel van zoogenaamde radiatoren, terwijl de Bibliotheek- en Archiefiokalen, die op de bovenverdieping gevestigd zijn verwarmd worden door cirkelvormig aangebrachte ijzeren buizen die in de koepelvormige dakvensters zijn aangelegd. Bovendien is men er op bedacht geweest het gebouw zooveel mogelijk stofvrij te maken, eene eerste vereischte voor een Bibliotheek- en Archieflokaal. Te dien einde zijn de muren in beton opgetrokken en de vloer in cement aangelegd. Eindelijk is aan de electrische geleiding een stopcontact aangebracht, waarin de uiteinden kunnen bevestigd worden van een stofzuigapparaat, dat nu en dan ter verwijdering van den onvermijdelijken stoftoevoer dienst moet doen. Ter vergemakkelijking der onderlinge | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
communicatie dienen eindelijk een aantal electrische schellen, die in alle gedeelten van het gebouw zijn aangebracht. Een 15-tal electrische lampen dienen ten slotte om bij avond het gebouw te verlichten. Tot dusverre miste onze inrichting eene leeszaal ten behoeve der bezoekers. In die behoefte is thans ook voorzien door den bouw van een vertrek, dat behoorlijk verlicht en verwarmd is en overigens alle geriefelijkheden bezit, waarop de bezoekers onzer inrichting aanspraak kunnen maken. Ter herinnering aan de verplaatsing en de vestiging van de bibliotheek en het archief der gemeente in hare nieuwe residentie, heb ik, Edelachtbare Heeren, met uw goedvinden eene latijnsche oorkonde opgesteld, in antieken stijl, vervat in de volgende bewoordingen: ‘Anno Domini millesimo, nongentesimo, decimo quinto, Jdibus Decembris, commemoratio translationis solemnis Bibliothecae Mosae Trajectensis, in domum quondam dictam “Albarum Dominarum” sitam in Campo Libero, Amplissimo et Expertissimo Domino van Oppen, Consule et Honoratissimis Dominis Schaepkens van Riempst, Paulissen et Marres, Scabinis hujus Civitatis.’ Deze oorkonde aangebracht op een eikenhouten paneel, met dito omlijsting, werd in antiek gothieke letters uitgevoerd door den bekenden photograaf, den Heer A. Simays, en geplaatst in de leeszaal, tot aandenken voor het nageslacht. Een onmisbare dienst, Edelachtbare Heeren, werd mij door U bewezen, door de aanstelling van een concierge, belast met het verrichten van alle werkzaamheden, die in eene inrichting als deze te stade komen. Het doet mij genoegen, in dit verslag U de verzekering te kunnen geven, dat de door U aangestelde beambte zich uitstekend van zijne taak kwijt en met volle toewijding de belangen hem toevertrouwd, weet te behartigen. Aangaande het ameublement der bibliotheek- en archieflokalen, alsmede van de benedenvertrekken, valt niets anders te vermelden, dan dat dit grootendeels is vernieuwd en alhoewel eenvoudig, toch smaakvol en doelmatig is gekozen en volkomen toereikend is voor den dienst. Het kon niet anders, of ik moest eene serie van bezigheden, die ik onder handen had, ten gevolge der werkzaamheden, die van mij gevorderd werden bij de verplaatsing van de Bibliotheek en het Archief der gemeente, staken en de voortzetting daarvan verdagen, totdat ik met de regeling van den nieuwen staat van zaken in gereedheid ben. Het staat evenwel bij mij vast, om de ondernomen inventarisatie en ordening van eene massa gemeentelijke ontwerpen en plannen, schetsen en teekeningen, die mij zijn toevertrouwd, zoodra mogelijk te hervatten. Ook de bewerking onzer oude pastoreele geboorte- en doopregisters, waaraan ik nog voortdureud te huis in mijne ledige uren arbeid, zal ik te gelegener tijd, met bekwamen spoed voortzetten. Hetzelfde geldt nog ten aanzien van andere kleinere werkzaamheden, die moeten blijven liggen, totdat de spoedeischende zaken, waarmede ik thans bezig ben voltooid zijn. De verplaatsing der bibliotheek naar het Vrijthof, maakte eene nieuwe ordening, rangschikking en nummering der boeken noodzakelijk. Omstreeks de maand October van het verloopenjaar daarmede begonnen, heb ik reeds het nummer 6000, dus reeds de helft onzer boekverzameling overschreden en hoop vast, alvorens het loopend jaar ten einde zal wezen, met die taak gereed te zijn. De bestaande catalogus zal dan ook door een nieuwen moeten vervangen worden, omdat de oude plaatsnummers met de nieuwe niet meer overeenstemmen en onze boekenschat, sedert de uitgave van den catalogus, ongeveer met een derde vermeerderd is. In aanmerking genomen den exceptioneelen toestand waarin wij verkeerden, tengevolge van de verplaatsing der Bibliotheek en het Archief der gemeente naar het nieuw lokaal op het Vrijthof, waardoor een stilstand van zaken ontstond, werden beide inrichtingen niettemin vrij druk bezocht. Tal van jongelieden, meestal Belgen, die wegens den oorlog hun land verlieten en voor tijd en wijle te Maastricht vertoefden bezochten ijverig de Bibliotheek der gemeente, ten einde op eene aangename wijze hunnen ledigen tijd door te brengen. Hetzelfde valt te zeggen van eenige studeerende jongelui uit het Noorden des lands, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die aan de studie ontrukt, tengevolge der mobilisatie hierheen gezonden werden en gretig in hun vrijen tijd van onze Bibliotheek gebruik maakten. Verder verstrekte ik aan verschillende onderwijzers en leeraren, geplaatst bij het lager en middelbaar onderwijs hier ter stede, boeken in bruikleen uit de Bibliotheek. Nog valt te constateeren, dat meerdere personen uit de stad een voortdurend gebruik maken van de Bibliotheek der gemeente. Een vrij druk gebruik maakte ik verder nog van de correspondentie met de Rijksuniversiteits-bibliotheek van Groningen, die op mijn verzoek met de meeste bereidwilligheid, mij boeken in bruikleen zond, ten behoeve onzer studeerende jeugd. Veel navraag hadden de ‘Verdrach-en Borgerboeken’, de correspondentieregisters en de naamlijsten der waardigheidsbekleders van den voormaligen Maastrichtschen Magistraat. Verder ook de Nederlandsche Staatscourant en het Staatsblad, de oude Dag- en Weekbladen van Maastricht, werken handelende over gewestelijke en plaatselijke geschiedenis, historische woordenboeken en Lexicon's, werken over oudheidkunde en fraaie kunsten en vooral geschriften handelende over Nederlandsche Taal- en Letterkunde. De lijst van aanwinsten van de bibliotheek vult ruim 12 bladzijden, en aan het slot is bijna 1½ bladz. gewijd aan de opgaaf van de personen voor wie nasporingen werden verricht. |
|