Het Boek. Jaargang 5
(1916)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||
Pieter Elsevier te Utrecht.Van Joost Elsevier's kinderenGa naar voetnoot1) vestigde Pieter, de tweede zoon, zich als koopman te Rotterdam, waar hij omstreeks 1639 met Anna Dirks van der Mast in het huwelijk tradGa naar voetnoot2). Uit het testament zijner moeder, den 14den April 1642 ten overstaan van notaris Gerrit van Waey opgemaakt, blijkt, dat ‘haren soon voornoemt buijten raet van haer testatrice getrouwt was, oversulcx geen wtsettinge en hadde genoten,’ en nu, in plaats van de aan zijn broeder en zusters uitgekeerde of toegezegde 3000 gulden, slechts 500 gld. zou ontvangen. Bovendien werden ten zijnen opzichte nog andere beperkende bepalingen gemaakt, ‘ende dit alles omme redenen haer testatrice daer toe moverende.’ Pieter schijnt wat los van aard te zijn geweest en behalve door zijn huwelijk, tevens op andere wijze zijne familie te hebben mishaagd. Toen zijne vrouw overleden was (vóór 1655), is Pieter waarschijnlijk naar ‘de Oost’ vertrokken, zooals uit eene door notaris Gerrit Vastert den 26sten October 1655 gestelde acte valt op te maken. Door die acte machtigde de weduwe van Joost Elsevier ‘als grootmoeder ende mitsdien wettige mombersche over de kinderen haers soons Peter Elsevier, ondercoopman in dienste der geoctroyeerde Oost-Indische compagnie,’ haren anderen zoon, Louis, boekdrukker te Amsterdam ‘omme uijt handen van de E. Heeren Bewinthebbers derselve Compagnie ter camere van Amsterdam voors. oft elders daer des behoort, te heffen ende ontfangen haer voorn̄, soons gagie, alreede verdient ende geassigneert, 't ontfangen, ende die nae dese noch verdient ende geassigneert sullen mogen worden.’ Ruim een jaar later had het bericht van Pieters overlijden zijne familie bereikt en nu ging grootmoeder aan hare kleinkinderen goed maken, wat haar zoon tekort gekomen zou zijn. Ziek van lichaam en te bedde liggende, verklaarde zij in een door den laatst- | |||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||
genoemden notaris op den 27sten December 1656 opgemaakt codicil o.m., dat haar ‘zaligen zoon Peter Elsevier in Oost-Indien overleden was’ en zij nu een kapitaal, rentende 300 caroli-guldens 's jaars, vastzette om haar zoon Louis in staat te stellen de nagelaten kinderen tot hun 22ste jaar op te voeden. Zij werden onder voogdij van hun oom Louis en hun behuwdoom Andreas Hellerus gesteld. Het getal der kinderen werd niet genoemd, maar vermoedelijk waren het er vier: Joost, Pieter, Adriaan en Margaretha. De eerste wordt weliswaar niet in de genealogien van Rammelman Elsevier en van De ReumeGa naar voetnoot1) genoemd, maar den 16den Februari 1656 had zijn grootmoeder reeds verklaard ‘bij forme van codicille te legateren ten behouve van Joost Elsevier, soone van Peter Elsevier haren soon, t'geene deselven gedurende haer comparantes leven, ingaende den eersten deser maent February, in alle redelicheijt ter dispositie van haere comp̄. soone Louis Elsevier, bouckedrucker t'Amsterdam, van noode sal hebben tot desselfs onderhout..., leergelt ende tgeene hij sijn meester jaerlix ofte van tijt tot tijt moet toegeven.’ Van dezen jongen Joost ontbreekt verder elk spoor en 't is dus wel aannemelijk, dat hij jong gestorven is. De jonge Pieter, den 7den Maart 1643 te Rotterdam gedooptGa naar voetnoot2), schijnt eveneens bij zijn oom Louis voor den boekhandel te zijn opgeleid, doch daaromtrent is niets met zekerheid bekend geworden. Een tiental jaren na het overlijden zijns vaders prijkt zijn naam eensklaps in het Utrechtsche huwelijksregister en wel naast die eener jongedochter uit eene voorname en wèlgestelde familie. En vanaf dat oogenblik stijgt de als boekverkooper begonnen jongeman, wien het niet aan energie blijkt te ontbreken, steeds meer in aanzien; stelt de fortuin hem in staat te gaan studeeren en den meesterstitel te verwerven. Weldra wordt hem dan een plaats in de magistraat ingeruimd, wordt hij tot steeds hoogere waardigheden geroepen en reeds als toekomstig Statenlid genoemd. Te spoedig echter wil hij de kracht van zijn regentschap toonen, durft hij zich tegen de wenschen van den Prins-Stadhouder verzetten, en wordt daardoor een einde aan zijn openbaar leven gemaakt. De volgende uittreksels van archivalia, in het Utrechtsche gemeente-archief berustende, mogen voor een en ander ten bewijze strekken. | |||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 341]
| |||||||||||||||||||||
Bandstempel op een door Pieter Elsevier aan de Universiteitsbibliotheek te Utrecht geleverd boek. (Verkleind).
| |||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||
De geforceerde echtverbintenis zal allicht ten gevolge hebben gehad, dat de 23-jarige Pieter zich vrij plotseling als boekverkooper moest vestigen, en nu wekken de daarop betrekking hebbende vroedschapsresoluties den indruk, dat hij een commissie-handel in boeken ging drijven. Misschien bestond zijn zaak in den aanvang hoofdzakelijk uit een depôt van Elseviersche uitgaven, welke door hem slechts in losse vellen en dus alleen aan boekhandelaren konden en mochten worden verkocht. Of zouden de vroedschapsbesluiten eene machtiging, om als uitgever op te treden, beteekenen? In elk geval stelde het stadsbestuur hem weldra in de gelegenheid, om ook als debitant werkzaam te zijn, en heeft het gilde zich daartegen niet verzet. Reeds in 1699 leverde hij, volgens de bewaard gebleven quitantie, aan de stads (akademische) boekerij: ‘Vilalpandus in Ezechielem, 3 vol. cum figuris, ingebonden fol. 56 gld. ‘Spanhemii Numismata. 40. 7 gld. Het eerstgenoemde boek, waarmede de verklaring van Ezechiël door de jezuieten Hieronymus Prado en Joh. Bapt. Vallilpando (Rome, 1604 - '05) is bedoeld en waaraan V's beschrijving van de stad Jeruzalem en haar tempel (Rome, 1602) als derde deel werd toegevoegd, wordt nog in de Utrechtsche universiteitsbibliotheek bewaard. De perkamenten banden vertoonen op het vóór- en achterplat eene merkwaardige cartouche in blinddruk, welke hiernevens staat afgedrukt. Misschien stelt het daarin voorkomende figuurtje met de letters C.E. een bindersmerk van eene der Elseviers voor. Van Ezechiël Spanheim's ‘Dissertationes de praestantia et usu numismatum antiquorum’ zal waarschijnlijk de eerste druk geleverd zijn, aangezien de tweede uitgave eerst in 1671 bij Daniël Elsevier te Amsterdam het licht zag. Dit werk is te Utrecht niet meer aanwezig. Peter's eerste uitgave verscheen, voor zoover bekend, in 1668; de tiende en laatste zag in 1675 het licht. De titels dezer werkjes zijn reeds door WillemsGa naar voetnoot1) opgesomd. Ze waren bij zijne te Amsterdam en te Leiden werkende familieleden gedrukt. De zaak was aan den St. Maartensdam op de hoek van den Trans gevestigd, schuin tegenover het huis, waar indertijd zijn grootvader Joost had gewoond en gewerktGa naar voetnoot2). Het perceel behoorde weleer tot de | |||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||
nalatenschap zijner grootmoeder en was na haar overlijden aan hare kleinkinderen Pieter, Adriaan en Margaretha, elk voor een derde part, toegewezen. Bij acte van den 21sten October 1668 werden de aan de twee laatstgenoemden toebehoorende gedeelten dezer ‘huysinge, staende... aende noortsijde van St. Martensdam daer den Domstrans oostwaerts ende den Oudemunsterstrans westwaerts naest gelegen zijn’ aan hun broer overgedragen, waarbij zij verklaarden ‘vande beloofde cooppenningen voldaen ende betaelt te sijn.’ Het mag intusschen worden betwijfeld, of de door familie-omstandigheden steeds financieel sterker wordende boekverkooper zich met hart en hoofd aan de behartiging zijner zaken wijdde. Hij streefde naar hooger en studeerde onderwijl in de rechten. Ongetwijfeld heeft hij zich te Utrecht geheel voorbereid, ofschoon zijn naam daar in het ‘album studiosorum’ der hoogeschool ontbreekt. Den 30sten December 1670 liet hij zich evenwel als Utrechtsch candidaat in de rechten aan de Geldersche hoogeschool te Harderwijk inschrijvenGa naar voetnoot1). Dit geschiedde blijkbaar alleen om daar het doctoraal examen te kunnen afleggen, want reeds na acht dagen (op den 7den Januari 1671) werd hij als advocaat bij het hof van Utrecht beëedigd. Nog gedurende vier jaren hield Pieter zijne zaken aan, en eerst den 8slen Maart 1675 liet hij zijn boekenvoorraad en winkelopstand in het openbaar veilen. De tijdsomstandigheden (de bezetting van Utrecht door Fransche troepen) zullen wel oorzaak zijn geweest, dat dit niet eerder geschiedde. Die auctie trok de belangstelling van geleerden en er schijnen dus belangrijke werken onder den hamer te zijn gebracht. Nicolaas Heinsius vond er zelfs gelegenheid zijne boekerij, op het gebied der classieke letteren wellicht de grootste in den lande, aan te vullen. Ook de winkelbetimmering moet ongewoon zijn geweest, omdat Heinsius die eveneens wenschte aan te koopenGa naar voetnoot2). Nergens blijkt, dat Elsevier zich nu voortaan op de rechtsgeleerde praktijk toelegde en zijn naam wordt dan ook in geene zaak van beteekenis genoemd. Meer lijkt het, dat hij naar eereambten heeft gestreefd en zoo was hij reeds in Mei 1674 als secretaris van het kapittel van St. Pieter opgetreden, een ambt, dat hij slechts vier maanden heeft bekleed. Zijne hernieuwde inschrijving als burger in 1677 hield misschien verband met zijne aanstaande verkiezing tot lid der vroedschap, op | |||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||
andere wijze is deze herhaling van de tien jaar vroeger reeds gedane inschrijving althans niet te verklaren. Door zijn lidmaatschap der stadsregeering trad Elsevier evenmin op den voorgrond; alleen toonde hij af en toe de zwakheid om de macht van zijn zetel op niet altijd loffelijke wijze te doen gelden. Een bewijs voor de laatste bewering levert o.m. zijn onbehoorlijk optreden tegen de bewoners van aangrenzende perceelen, toen hij in 1680 een stuk grond bij het Mariebolwerk huurde om daar een hof aan te leggen en een zomerhuis te bouwen. Na zeven dienstjaren moest E. de magistraat verlaten, omdat hij behoorde tot degenen die de stadsvertegenwoordigers ter Statenzitting steunden in hun verzet tegen den Prins-Stadhouder, die het met Spanje gesloten verdrag gestand wilde doen en hulptroepen (16000 man) wilde zenden, ten einde den zich op staatkundig en geestelijk gebied alles aanmatigenden koning Lodewijk XIV uit de voor een belangrijk deel door diens troepen bezette Zuidelijke Nederlanden te verdrijvenGa naar voetnoot1). Dat de verstooten regent later weer naar oranjegunst streefde, blijkt uit zijn rijmstuk ‘Parnas in rouw, over het ontijdig afsterven van... Princesse Maria II,’ in 1695 bij François Halma uitgevenGa naar voetnoot2). Sinds dien leefde Elsevier als ambteloos burger tot in 1696 voort, toen door zijn verscheiden de vóórlaatste der Elseviers heenging, die tot de vele uit dit geslacht voortgesproten boekverkoopers had behoord. De zakelijke ondernemingszin, die verscheidene zijner familieleden kenmerkte, heeft Pieter Elsevier vermoedelijk niet bezeten, maar heeft hij tijdens zijne korte werkzaamheid als boekverkooper ook niet kunnen toonen.
G.A. Evers. |
|