Het Boek. Jaargang 5
(1916)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Groningsche Universiteitsbibliotheek.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aangeschafte brochures en tijdschriften na lezing in de Bibliotheek opgenomen. In 1871 kreeg de Bibliotheek door schenking van de familie van Harinxma thoe Slooten de belangrijke Horatius-collectie van Dr. H. Riedel. In 1877 brachten Groningsche geneeskundigen eene ‘medische bibliotheek’ bijeen, om die als blijk van belangstelling naar aanleiding van de totstandkoming der wet die het voortbestaan van de Universiteit verzekerde, in de bibliotheek te plaatsen. In 1887 verkreeg de Universiteitsbibliotheek als legaat de zeer rijke geneeskundige boekerij van den overleden hoogleeraar H.R. Ranke, en nu wist men ook de middelen te verkrijgen om de tijdschriftreeksen van deze collectie geregeld voort te zetten. Ook in de latere jaren kwamen op medisch gebied belangrijke schenkingen in: in 1898 de boekerij van Prof. W.M. H. Sänger - meest obstetrische en gynaecologische werken -, in 1904 die van Prof. H.A. Kooyker, in 1905 van Dr. A.O. H. Tellegen te 's Gravenhage, beide rijk aan werken op het gebied van neurologie en psychiatrie. Van anderen aard waren ‘de Groninger bibliotheek van Jhr. Mr. M. Backer’, eene uitgebreide verzameling boeken, handschriften, pamfletten en kaarten, op de provincie Groningen betrekking hebbende, van groot belang voor de beoefening der geschiedenis van stad en gewest, in 1900 ontvangen; de in 1908 door legaat verkregen collectie Mr. H.D. Guyot, bestaande uit werken over de Fransche réfugiés, en eene bibliotheek over staathuishoudkunde van het genootschap ‘Conamur’ in 1905 ten geschenke ontvangen. De allerrijkste aanwinst is nog van zeer jongen datum; het is het legaat van Mr. J.J.C. Enschedé, een zoon van den vroegeren bibliothecaris, in 1912 te Soerabaja overleden. De groote beteekenis van deze boekerij ligt in de verzameling werken over koloniale politiek en koloniale geschiedenis, niet alleen van ons land, maar ook van andere landen, in 't bijzonder van Engeland. Om de verzameling bij te houden, was aan het legaat een kapitaal toegevoegd dat eene jaarrente van ƒ 800 afwerpt. (Zie hierover Het Boek 1913, blz. 152). Naast deze schenkingen moeten enkele collecties genoemd worden, die in bruikleen of bewaring gegeven werden: die van het ‘Kunstlievend Genootschap Pictura’ (1904), die van de sedert 1878 fungeerende kerkelijke hoogleeraren (1905), van het ‘Natuurkundig Genootschap’ (1909), van de ‘Vereeniging tot onderzoek van taal en volksleven, vooral in het Oosten van Nederland’ (1911). In voorloopig bruikleen (tot 1 Sept. 1917) kreeg de Bibliotheek in 1907 een deel van de boekerij van wijlen Prof. A.G. v. Hamel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het spreekt wel van zelf, dat voor de zoo aangroeiende verzameling de organisatie en de plaatsruimte van het midden der 19e eeuw niet meer toereikten. Wel liet het door Enschedé ingevoerde systeem van plaatsing en catalogiseering gelegenheid voor uitbreiding, en het heeft dan ook, door hemzelven met onverflauwden ijver en nauwgezetheid bijgehouden, nog dienst gedaan tot zijn aftreden in 1886. Maar toen was de waardeering er voor reeds merkbaar verminderd; van de systematische plaatsing en den gemakkelijken toegang tot de kasten profiteerden de nieuwe generaties van bezoekers, zonder er meer iets bijzonders in te vinden. En tegelijk klaagden ze, dat men niet, zooals elders, een flinken, steeds bijgehouden, alfabetischen catalogus had, en dat men dus, om te weten of een boek er was, in tal van afzonderlijke lijsten, vol verbeteringen en aanvullingen, zoeken moest. Er was iemand noodig, die hier een algemeenen kaartcatalogus naar het nieuwe stelsel, zou invoeren; daarnaast moest de systematische catalogus nieuw bewerkt worden. Aan eene hervorming als deze was niet te denken, wanneer men het bibliothecariaat weer opdroeg aan een hoogleeraar, en dezen door slechts enkele bedienden liet bijstaan. Allereerst moest een zelfstandig, behoorlijk bezoldigd bibliothecaris benoemd worden; de keus viel op J.W. G van Haarst, die op 1 April 1887 het ambt aanvaardde. Wat bezoldiging betreft, kreeg men nog lang geen gelijkstelling met de andere bibliotheken, en wat de noodige hulp aangaat, liet men eigenlijk den nieuwen bibliothecaris ook in den steek. Hij was echter een man, die niet tegen een zware taak opzag. Slechts door één volontair, A.A. Ganderheyden geholpen, ging hij aan het nieuw catalogiseeren van de bibliotheek, die reeds uit 62000 deelen bestond; elke titel werd op een eigen briefje geschreven, en deze tot boekjes verbonden naar het te Leiden aangenomen systeem. Onverdroten hield hij den arbeid vol, en bracht dien werkelijk reeds in 1895 ten einde. Door de bedienden werden de titels tweemaal overgeschreven, zoodat ze tegelijk voor een systematischen en een standcatalogus konden dienen. Eerst veel later is men overgegaan tot het drukken der titels, zooals dit te Leiden van de invoering der nieuwe organisatie af geschiedde. De noodige versterking van personeel kwam eerst, toen aan den heer Ganderheyden die te Amsterdam eene bezoldigde betrekking gekregen had, eervol ontslag was verleend. Als Conservator werd toen (1 April 1895) Dr. H. Brugmans benoemd, na enkele jaren wegens vertrek naar den Haag vervangen door Dr. T.J. de Boer; mannen die zich te Groningen verdienstelijk gemaakt hebben door de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
catalogiseering der handschriften en der pamfletten, en die nu nog in onze wetenschappelijke wereld een eervolle plaats innemen. Intusschen was ook het gebouw te klein geworden. Het was slechts een hulpmiddel voor korten tijd, dat de kamer (g op het plan blz. 195) die eerst voor Germaansche oudheden, later voor gipsafgietsels gediend had, ook voor boeken werd aangewezen, en vervolgens ook de vroegere bibliothecariskamer (d). De boeken stapelden zich op, geheele reeksen werden op zolders geborgen of op dubbele rijen geplaatst; in 1893 ging het niet meer, van 40000 deelen in 1866 was men op meer dan het dubbele gekomen. De herbouw van de Roomsche kerk - de vroegere Academiekerk - maakte een aangrenzend terrein, waar een nu ontruimde kosterswoning stond, beschikbaar, en er werd tot aanbouw van een nieuw magazijn besloten. Het terrein grensde oostelijk aan de Bibliotheek; om het nieuwe magazijn te doen aansluiten aan de oude boekerijzaal moest de oostelijke vleugel van het oude gebouw afgebroken worden. Hoe op deze wijze, door eene nieuwe indeeling der localen weer een goed geheel werd verkregen, ziet men duidelijk wanneer men de bijgaande afbeeldingen met de vroeger gegevene vergelijkt. De symmetrie is verbroken, de administratielocalen, die toch al beperkt waren, zijn nog meer ingekort, de grootste, westelijke zaal, is leeszaal geworden, oostelijk sluit het nieuwe magazijn zich aan de oudere boekerijzaal aan. Het heeft vier verdiepingen, en biedt, met zijne dichter opeengeplaatste ijzeren boekenrekken, bij kleiner oppervlak een veel grootere bergruimte dan het oude boekengebouw (4400 strekkende meters tegenover 2800). In 1898 kwam de magazijnbouw in gebruik. In de twee onderste verdiepingen werden de loopende tijdschriften en vervolgwerken geplaatst, wel nog zooveel mogelijk naar vakken gerangschikt, maar natuurlijk verwijderd van de boeken die in de oude zaal bleven. Daarboven kwamen de groote verzamelingen dissertaties en oude, minder gebruikte tijdschriftreeksen. In afzonderlijke door hekken afgesloten gedeelten beneden kregen de handschriften, incunabelen en pamfletten eene plaats. De oude boekerijzaal bleef dus dienst doen als te voren. De bezoekers vonden daar de boeken van hun vak bijeen; maar feitelijk gold dit stelsel nog slechts beperkt; het was inderdaad niet meer vol te houden. De magazijnbouw was het begin van een nieuw bibliotheekgebouw, waar voor deze oude gemoedelijke inrichting wel geene plaats meer zal zijn. Aardig is de afbeelding van de bibliotheek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Platte Grond van de Bibliotheek, 1898-1915
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in vogelvlucht, zooals ze in dezen overgangstijd (1898-1915) was; van het oude gebouw ziet men het dak van de boekerijzaal en den voor- en zijgevel van het ringgebouw; daarachter, rechts van den beschouwer, hooger en zwaarder gebouwd, het nieuwe magazijn; links de eveneens vernieuwde Roomsche kerk, die hoog oprijst tusschen de bibliotheekgebouwen en de Universiteit.
Roos eindigt zijn boek met een kort overzicht van den tegenwoordigen toestand der Bibliotheek; waaraan wij het volgende ontleenen. De Groningsche bibliotheek bezit geen handschriftenverzameling van den eersten rang. Toch telt de collectie, zooals die door Brugmans gecatalogiseerd is, ruim 500 nummers, waarbij ruim 100 boeken met manuscript-annotaties aansluiten, ongerekend een 60-tal handschriften van de collectie Backer, en 110 behoorende tot de boekerij van Pro excolendo jure patrio. Het merkwaardigste stuk van de verzameling is de zoogenaamde Lutherbijbel, een exemplaar van het Nieuwe Testament van Erasmus (1527) met kantteekeningen van de hand van Luther, en latere aanteekeningen van Regnerus Praedinius tegen Luther. In 1724 kwam dit kostbare boek door legaat in de Groningsche bibliotheek. Zeer belangrijk zijn de kroniek van Emo en Menco uit de 13e eeuw, en een verlucht Maerlant-handschrift van 1339; beide werden eerst omstr. 1850 door schenking en legaat verkregen. De collectie Oostersche handschriften breidde zich na den hiervóór vermelden aankoop van 1620 niet uit; aan Grieksche bezit de bibliotheek alleen een 15e-eeuwschen codex van de brieven van Paulus; van de Latijnsche codices is de Isidorus de oudste (10e eeuw); eenige vermaardheid hebben ook de Propertius-codex, door Lachmann nog hoog geschat, later tot de geinterpoleerde handschriften van den dichter gerekend, en Cicero de officiis met aanteekeningen van Wessel Gansfort. Uit lateren tijd is vooral de verzameling brieven van en aan Ubbo Emmius van belang; verder verdienen de handschriften der beide van Schooten's en de collectie van alba amicorum (16 stuks) vermelding. Wat aankoop van handschriften betreft, beperkt de bibliotheek zich tot hetgeen op stad en provincie Groningen betrekking heeft. Over de niet zeer groote maar toch belangrijke incunabelen-collectie is hier, naar aanleiding van den voortreffelijken in 1912 verschenen catalogus, door den heer B. Kruitwagen het een en ander medegedeeld (2e jaarg. 1913 blz 70); vele van deze zeldzame boeken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Boekenmagazijn van 1898.
De Leeszaal, na 1898.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn afkomstig uit de oude librije der Martinikerk of uit andere kerken en kloosters in Stad en Lande. De Bibliotheek heeft eene niet onaanzienlijke verzameling pamfletten, ongev. 4700 stuks, in 220 deelen en bundels vervat, en van verschillende herkomst. Zij zijn gecatalogiseerd naar het voorbeeld van Tiele en Knuttel, maar de catalogus is niet gedrukt; wat voor zulke tweede rangs collecties heel natuurlijk is, daar men verreweg de meeste titels wel in de bestaande pamflettencatalogussen zal vinden, maar wat toch maakt dat de er in aanwezige schatten licht vergeten worden ook waar ze voortreffelijk dienst zouden kunnen doen. Bij de pamfletten sluiten zich de Nederlandsche brochures aan, ongeveer 8000 stuks, chronologisch gerangschikt in 200 portefeuilles, en eveneens afzonderlijk gecatalogiseerd. De Fransche, Duitsche en Engelsche brochures (87 portef.) zijn in de groote algemeene catalogen vermeld. Van enkele bijzondere boekenverzamelingen, zooals de Horatiuscollectie van Riedel is hiervóór al melding gemaakt, evenals van de grootste verzameling van werken op een bepaald gebied, de koloniale bibliotheek Enschedé, die ook geregeld bijgehouden wordt, zoodat hier de bibliotheek wel het best en volledigst voorzien is. Daarnaast komt de groep der medische tijdschriften, en de afdeeling moderne philologie, waarbij het feit van invloed is, dat Groningen jaren lang in ons land de eenige zetel voor wetenschappelijke beoefening van de moderne talen en letteren is geweest. In 't algemeen geldt voor de Groningsche bibliotheek dezelfde gedragslijn als voor de andere universiteitsbibliotheken; men koopt wat het noodigste geacht wordt voor alle studievakken, en kan daardoor op geen enkel gebied de werkelijke volledigheid nabij komen. Vooral de tijdschriften eischen steeds meer uitgaven - en meer plaatsruimte; het geheele aantal loopende periodieken komt reeds boven de 2000. Het getal buitenlandsche proefschriften dat in één jaar toevloeide bedroeg reeds ruim 5300. Het personeel bestaat met den Directeur en den ConservatorGa naar voetnoot1) uit een Amanuensis voor de uitleening, een wetenschappelijk hulpambtenaar voor de bewerking van den alfabetischen catalogus, eene assistente ook met catalogiseering belast, twee bedienden 1e klasse voor administratief werk, en twee bedienden 2e klasse voor het halen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en wegzetten der boeken. Een deel van dit niet zeer talrijke personeel is slechts tijdelijk aangesteld. Bezoek en uitleening verdriedubbelden in 25 jaar.
Aan elders wonende personen werden in 1897/98 slechts 802 boekdeelen uitgeleend, in 1912/13 waren het er 2298. De zendingen gaan naar alle Nederlandsche provincies. De kring van bezoekers breidt zich ook, evenals elders, gestadig uit; naast 12653 bezoeken door personen die aan de universiteit verbonden zijn, staan er 6051 van anderen. Naast de openbare leeszalen moeten ook de wetenschappelijke bibliotheken in stijgende mate klaar zijn om een veel ruimeren kring te dienen dan te voren.
De hier in 't kort weergegeven beschrijving van twee jaren geleden is nu reeds weer verouderd. Het magazijn van 1898 is alweer geheel onvoldoende geworden, en trouwens het geheele systeem van het midden der 19e eeuw met de ‘boekerijzaal’ die tegelijk werklocaal en magazijn was, was bij den sterken aangroei niet meer te handhaven. De ruimte die de berging van zulk een boekenschat eischt, was alleen te verkrijgen door uitbreiding van het magazijnstelsel. De gezellige boekerijzaal is dan ook reeds afgebroken, en met haar het geheele gebouw van 1864. Op diezelfde plaats komt een nieuw, grooter magazijn, aansluitend aan dat van 1898, en westelijk daarvan, waar vroeger de ‘Rector bij de Latijnsche scholen’ woning en tuin had - later de academische pedel - komt het admininistratiegebouw met leeszaal, bureaux enz. In Sept. 1915 is de bouw begonnen, nadat de administratie naar het leegstaande oude postkantoor in de onmiddellijke nabijheid, was overgebracht. In Sept. 1917 denkt men het nieuwe gebouw in gebruik te kunnen nemen; en dan hopen we van de hand van den Bibliothecaris eene beschrijving er van te ontvangen, en aan onze lezers voor te leggen.
C.P. Burger Jr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Bibliotheek in Vogelvlucht (1898-1915).
|
|