Het Boek. Jaargang 4
(1915)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
Varia.N. Witsens Architectura Navalis.Voor eenigen tijd werd een onbekende 2e druk van Witsens bekend werk over Scheepsbouwkunde ontdektGa naar voetnoot1), spoedig gevolgd door een tweede exemplaar, terwijl nog slechts een enkel, een derde dus, in Bremen werd gevonden. De zeldzaamheid dezer uitgave, die 30% grooter is dan de eerste, is uitvoerig aangetoond door den Heer W. Nijhoff in een zijner Bulletins, waardoor mijne aandacht op dit punt werd gevestigd, een ware puzzle. Het toeval deed mij in een antiquariaat te Amsterdam bladeren in ‘La Lande, Abrégé de Navigation’, waarin ik op bldz. 9 vond: ‘Le traité de N. Witsen eut beaucoup de réputation en Hollande mais les Etats généraux en ordonnèrent la suppression’. Tot dusverre heeft een onderzoek in de ‘Resolutien’ geen resultaat opgeleverd. Prof. Dr. G.W. Kernkamp voorziet nog de mogelijkheid dat het bovenbedoelde besluit te vinden is in de geheime resolutien der vroedschap van Amsterdam. Voor mij gaat dat onderzoek te ver buiten mijn sfeer. De studie van Gebhard over Witsen geeft eenige punten die op den 2n druk en op diens suppressie betrekking kunnen hebben. 1o. Een ongedateerde brief aan Cuperus. ‘De architectura Navalis gedenke niet uyt te geven voor tegen aanstaende Meert of Mey want my nog eenigefiguren mankeeren en ook een blat of drie sal verdrucken. So uwe Edele ondertusschen het werk belieft te lesen en mij misgrepen of aanstotelijkheden of iets anders dat beter daer niet in was belieft aan te wyzen, my sal groot pleysier geschieden’. De vraag is of Witsen en Cuperus vóor de eerste uitgave (1671) reeds bevriend waren. 2o. In 1713 moedigde Cuperus Witsen aan tot een 2n druk van Tartarije. Witsen antwoordt: ‘De lust is my hier ook seer benomen tot de studie door oneynelike klynigheden die men my aan heeft gedaen, dat ik er schieronder buck’. 3o. Uit een brief van Witsen aan Cuperus vermeld door Mr. C.A. Chais van Buren (Hist. Genootsch. 2e serie, 2e deel, 2e stuk.) ‘En men heeft my weder verwaarloost, het schynt tegen my een grote haet is, hoewel nimmer iemand hebbe beledigt, maer allen die my tegen, vriendschap bewesen.’ Deze brief is van 15 Febr. 1713. Chais van Buren schrijft dezen brief toe aan knorrigheid van den ouden dag, en acht geen bewijs aanwezig voor de rechtvaardigheid van Witsens klacht. De supprimeering van de Architectura navalis is intusschen wel degelijk een rede tot gekrenktheidsgevoel, waarvan echter Ch. v. Buren onkundig was. Volgens Bodel Nijenhuis (Nijhoff Bijdragen X p. 240), moet Scheltema, de schrijver van Rusland en de Nederlanden een autobiografie van Witsen hebben gehad. Misschien is daar meer in te vinden. Ook een tooneelstuk aan Witsen opgedragen zinspeelt op miskenning. De actie tegen een dergelijk boek is voorzeker nadere studie waard, mogelijk heeft iemand er wel gelegenheid voor.
Dr. N.G. van Huffel. |
|