Het Boek. Jaargang 4
(1915)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.Rotterdam. - Stedelijke Bibliotheek en Leeskabinet. - Onder het opschrift De dag van den vluchteling te Rotterdam gaf de N. Sott. Cour. een uitvoerige schets, waaraan we het volgende ontleenen. Twee instellingen door Rotterdammers, voor Rotterdammers gesticht, en die thans met dankbaarheid door vluchtelingen van alle nationaliteit, leeftijd, maatschappelijken stand, en geslacht bezocht worden. De weg tot het Leeskabinet is voor velen de Gemeentelijke Bibliotheek geweest; en deze laatste verheugde zich, van de eerste Octoberdagen af, op zeer belangstellend bezoek, weldra voor velen tot gewoonte geworden. Zij dankt het vermoedelijk aan haar ligging in het hartje der stad en aan het toeval dat talrijke oogen naar de zwarte letters van den gevel op het Hogendorpsplein zich deed heffen. De zaal is lang en smal. Tegen den achtermuur, een borstbeeld, waarvan het hoofd, aan gemoedige oogen die achter een koperen brilmontuur schuilenGa naar voetnoot1), over de lezers heen kijkt. Stilte heerscht. Buiten de maaltijden, is de zaal geregeld vol, en dagelijks worden er bezoekers uit plaatsgebrek afgewezen. De onderwijzer die vrij heeft en degezeten burger die een inlichting uit een encyclopedie wenscht; de kantoorbediende onder een pooze, en de werkman, na zijn arbeidsdag; de kleine rentenier die er de stof tot strategische twisten opdoet en het meisje uit de H.B. S. dat een uur te slijten heeft; de bejaarde juffrouw die berichtjes schrijft voor een courant, en haar vriendin die het thuis te benauwd heeft: allen komen ze er, zitten er neer, lezen of schrijven. Zij vormen het getrouwe publiek van jaar in jaar uit. Oude bezoekers knorren wanneer hun gewone courant niet snel genoeg vrij komt; schuchtere nieuwelingen staan bedeesd tusschen de stoelen rond te kijken tot dat hun vriendelijk geraden wordt dat ze zouden zitten. Men leert er nieuwe inzichten op de boeken krijgen: Larousse met zijn zeven deelen en Winkler Prins met zijn zestien hebben door het getal platen, den roem van het zwaarlijvig boekdeel bovenop geholpen. Maar dat geeft aanleiding tot teleurstellingen. Zoo verdwaalde een knaap van twaalf jaar in het doorbladeren van een adresboek, en verviel daarna in de lectuur van Van Dale's woordenboek. Zijn gezicht gaf weldra ondubbelzinnig te kennen dat hij meer onderhoudende verwachtingen had gekoesterd. Soms gichelt er een meisjeslach gesmoord op bij de lichtende verschijning van een kaalhoofdigheid die alle welvoeglijkheid beschaamt. Een strenge maar vriendelijke vermaning brengt haar weldra tot kalmte. Maar naast de classieke bezoekers, ziet men thans het volk der vluchtelingen zich in de leeszaal niet onbetuigd laten. Zonder de statistiek der verloopen maanden in te roepen en ze te vergelijken bij die van gelijke maanden van een vroeger jaar, kan een blik in de leeszaal dadelijk van het groot getal der Belgische bezoekers overtuigen. Men kent ze gauw omdat hun lediggang hun vaak toelaat geheele dagen aan de lectuur te wijden. Men herkent ze aan de gezichten, aan den gang, aan den blik. Voor een Belg is er, rond iederen landgenoot, hem insluitend, een atmosfeer die toelaat hem onmiddellijk aan te duiden. Het vluchtelingschap legt een broederband die zichtbaar is... Maar ga de zaal even rond, en merk op dat Engelsche en Fransche couranten, tijdschriften in die talen, ook gretig gelezen worden. Kom even mee vragen in welke mate de wensch naar Fransche romans, naar Fransche ontspanningslectuur toegenomen heeft. Is het dan niet jammer dat er geen Belgische couranten tevinden zijn? Ik bedoel: is het niet jammer dat de Belgische couranten geen exemplaren naar de Bibliotheek sturen? Of zouden de consulaten daar niet kunnen voor zorgen? Het schijnt dat er een consulaat is dat kosteloos dagbladen uit zijn land naar de bibliotheek zendt. De vluchtelingen zouden zóó dankbaar zijn.... Nochtans, verre van ons de gedachte een ondankbare beoordeeling te vellen. Het aantal der bezoekers alleen zou dergelijke uitlegging reeds wraken. Niet alleen de algemeene belangstelling vindt in de Bibliotheek stof om hare nieuwsgierigheid te stil- | |
[pagina 126]
| |
len. Behalve de ontspanningslectuur, ligt er een degelijk aantal min of meer bijzondere tijdschriften die handelen over kunsten, wetenschappen, letteren, godsdienst, sporten. En wetenschappelijke boeken ook in andere talen dan het Nederlandsch zijn er in zekere mate te vinden. Dat alles laat toe dat de Belg die, in het vaderland te midden van boeken had geleefd, er vrienden had leeren in zien, weldra bezoeker is geworden van de Gemeentelijke Openbare Bibliotheek. Hij vindt er zijne gewoonten ongestoord terug, en even ongestoord, de stilte die hem dierbaar was. Hij komt er ook wellicht eens tot bezinning, en treurt even over zijn ballingschap... Maar de Gemeentelijke Bibliotheek is voor velen de weg naar het Rotterdamsch Leeskabinet geweest. Waar in de Bibliotheek een boek of een tijdschrift gevraagd worden, die er niet bezeten worden, gebeurt het meer dat er door den bibliothecaris pogingen worden gedaan om het uit een andere instelling te verkrijgen, of zelfs dat het aangekocht wordt. En zoo stijgen de diensten, die de Bibliotheek in werkelijkheid aan een bepaalden lezer bewijst, soms nog verre boven hetgeen hij na raadpleging van het catalogus zich verstoutte te verwachten. Zoo valt het ook voor dat een aangevraagd tijdschrift in de zusterinstelling: het Leeskabinet voorhanden ligt, en dat aan een belangstellend lezer, een introductie tot het Leeskabinet verleend wordt. En langs dien weg kwam, voor 't eerst, meer dan één Belg het grijze gebouw aan de Gelderschekade binnen. Een stoere, naakte gang, breed, klinkend, ernstig. Boven, op de verdieping, de groote zaal die van een ingeboren zucht naar degelijkheid en gemak op bevallige wijze getuigt. En, bij den eersten blik in die zaal, zegt aan den nieuw-aangekomen Belg, zijn herkenningsvermogen reeds dat meer dan één landgenoot zich in de zaal bevindt. Onderscheidene Belgen zijn inderdaad thans leden geworden van het Leeskabinet. Hier heerscht een stilte van werkelijk ander allooi dan in de Bibliotheek. Heel zonderling: te gelijkertijd huiselijker, eenigszins, en veel plechtiger. Een stilte waarin, passend de figuur van een lakei te voorschijn treedt, in een groene pandjesjas met zilverwitte knoopen representatief gedost. Een plechtigheid die alleen gekreukt wordt, als ik het bekennen mag, door enkele onaangename plooien in de verfrommelde slippen van gemelde jas. In die zaal komen de zonen en de kleinzonen reeds van de stichters met geregelde gewoonte de vertrouwde tijdschriften inkijken, de dagbladen opslagen. Enkele van de allereerste leden schijnen er onder de getrouwste bezoekers te wezen. En daar is, voor een vreemdeling het werk aangenaam, de lectuur aanhalig. Het verblijf in de zaal vermeit de oogen aan een gansche galerij bezoekers, die een bioscoop is waar men ook gretig kan naar kijken. |
|