Het Boek. Jaargang 4
(1915)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Varia.Een Nieuw Testament van Doen Pietersz. teruggevonden.In een dikken ‘ouderwetschen’ veilingcatalogus van H.G. Bom was onlangs voor liefhebbers van onze oude Nederlandsche drukken eene verrassing weggelegd. Tusschen tal van gewone, meest nieuwe boeken was er eene vrij uitvoerige beschrijving te vinden van een Amsterdamsch Nieuw Testament van Doen Pietersz. van 1523. De beschrijver had op het zeldza me boekje nadrukkelijk de aandacht gevestigd. Hij had het vergeleken met de beschrijving van deze 16e-eeuwsche testament-uitgaven in den catalogus van de Bijbeltentoonstelling van 1914, en aangewezen dat dit exemplaar uit drie deeltjes bestond - in één band bijeengebonden -, alle drie bij Doen Pietersz. gedrukt, terwijl het exemplaar uit Gent, dat hier verleden jaar te zien was geweest, alleen het eerste stuk, de Evangelien, en het laatste, de Handelingen met de Openbaring, bevatte, niet de Brieven. Inderdaad heeft het Gentsche exemplaar ook wel de drie stukken, maar de Brieven zijn daar niet in de uitgaaf van Doen Pietersz., maar in den Antwerpschen druk van Adr. van Berghen. 2. Prologhe van Luther voor de Evangelien 1524.
Het gelukte mij, het boekje voor de Amsterdamsche Bibliotheek te koopen, en het blijkt bij nadere beschouwing nog in meer opzichten te verschillen van het Gentsche exemplaar. Het geeft ook als geheel iets nieuws: of liever, we hebben er een uitgaaf mee teruggevonden, die al voor lang voortreffelijk beschreven en behandeld was door Le Long. Doordat echter het Gentsche exemplaar grootendeels met zijne beschrijving overeenkomt, waren de latere onderzoekers, Doedes en Moes, geneigd, waar er verschil was, aan de juistheid van Le Longs be- | |
[pagina 114]
| |
schrijving te twijfelen, en aan drukfouten of onnauwkeurigheid te denken. Welnu, het gevonden exemplaar stelt Le Long volkomen in het gelijk; hij behoeft zijne plaats als eerste en beste der Nederlandsche bijbel beschrijvers voor niemand in te ruimenGa naar voetnoot1). De vondst schijnt mij van genoeg belang, om er hier eenigszins nader verslag van te geven. Jammer, dat we voor vergelijking nu het Gentsche boekje niet tot onze beschikking hebben.
3. Slot van het Evangelie van Johannes, met colophon, 1524.
We moeten ons behelpen met de beschrijvingen van Moes en NijhoffGa naar voetnoot2), en met de afbeeldingen in Nijhoffs Art typographiqueGa naar voetnoot3). Voor zoover we uit deze gedeeltelijke vergelijking conclusies mogen trekken, is het eerste stuk, de Evangelien, gedeeltelijk dezelfde druk als het ons reeds bekende boekje, gedeeltelijk herdruk; het tweede stuk, de Brieven, is voor ons geheel nieuw, het derde schijnt niet van het Gentsche exemplaar te verschillen. Het eerste stuk bestaat uit: 1o. De Titel van de Evangelien in houtsneeomlijsting (zie af b. 1), in rood en zwart gedrukt, met het jaar 1523. Niet alleen is de om lijsting dezelfde als die van den titel van het Gentsche exemplaar, maar ook de regelindeeling enz. komt zoo volkomen met de beschrijvingen daarvan overeen, dat we wel tot identiteit mogen besluiten. 2o. De Prologhe van Luther (zie | |
[pagina *11]
| |
1. Titel van Die Evangelien, Amst. Doen Pietersz. 1524.
| |
[pagina 115]
| |
afb. 2), dien men geheel afgedrukt vindt bij Le Long, Boekzaal p. 515-520. Deze proloog is op een eigen half vel gedrukt, en klaarblijkelijk later achter den titel en vóór blad A 2 ingevoegd. Hij ontbreekt in het Gentsche exemplaar. 3o. De tekst van de Evangelien, blad A 2 - y 3. Hiervan kunnen we twee bladzijden nauwkeurig vergelijken. De aanhef van het Evangelie van Matthëus is door Nijhoff gefacsimileerd (plaat VIII no 39), en het blijkt dat het nu gevonden exemplaar hier niet verschilt van het vroeger bekende. Zeker vertegenwoordigt dus, wat vel a betreft, dit exemplaar geen nieuwen druk, en dit zal nu wel voor het grootste deel van den tekst gelden. Maar met vel y staat de zaak anders. Hier hebben we geen facsimile, maar de beschrijving van het colophon op blz. y 3 verso bij Moes, met aangifte van de regelindeeling; en ons ex. heeft een geheel andere regelindeeling en een ander jaartal: het Gentsche exemplaar is geprent op Sint-Nicolaasavond 1523, ons Amsterdamsche op Sint-Nicolaas-avond 1524 (zie afb. 3). Geheel lichtvaardig hebben Moes en vóór hem Doedes dit laatste jaartal bij Le Long voor een drukfout gehouden. 4o. Het Register. Ook dit is nieuw gedrukt. Dit blijkt uit twee
4. Titel van Die Epistelen, Amst. Doen Pieterz. 1524.
dingen, een facsimile van den aanvang bij Nijhoff (pl. VII no 36) dat verschilt van het overeenkomstige blaadje in het nieuw verworven boekje, en de signatuur, die niet zooals in de Gentsche beschrijvingen met y, z is aangewezen, maar met aa, bb. Als tweede stuk volgen de Epistelen, die we nog in 't geheel niet hadden. Opmerking verdient het titelblaadje, reeds door Le Long be- | |
[pagina 116]
| |
schreven, en daarnaar, eenigszins minder juist, door Moes. Het heeft eene eigenaardige omlijsting, deels, links en rechts, in houtsnee, deels, boven en onder, in boekdruk. Daarbinnen het portret van den apostel Paulus, overeenkomende met een paar dergelijke portretten die we bij Doen Pietersz. al kenden (Nijhoff, Art typogr. pl. IX no 44, 45), en boven het portret in enkele regels de titel (zie afb. 4). Het boekje heeft 160 bladen, met signatuur a - x (b en x zijn halve vellen). Op de keerzijde van den titel begint de Prologhe op dye Epistele totten Romeynen (a 1 verso - b4 verso). Met c 1 begint de tekst van deze epistel; met x4 eindigt de brief van Judas. Daaronder staat: ᗡ Gheprent tot Amstelredam By mi Doen pieters soen in Engelenburch. 5. Begin van den Brief aan de Romeinen, Amst. Doen Pietersz. 1524.
Behalve de gewone houtsnee-initialen van Doen Pietersz. (zie Art. typogr. pl. VIII) zijn een paar grootere P's herhaaldelijk gebruikt; zie den aanhef van den brief aan de Romeinen (bl. c1), hier in facsimile weergegeven (af b. 5). Het derde stuk, de Handelingen met de Openbaring, schijnt in ons exemplaar geheel met dat in Gentovereen te komen. Vergelijking is echter moeielijk, daar ons boekje den titel mist, en we van het Gentsche juist alleen dezen in facsimile hebben (Art typogr. VII 35). De in de beschrijvingen weergegeven woorden en regels komen echter geheel met ons exemplaar overeen. De rangschikking van de drie stukken, èn hier, èn in het Gentsche ex., overeenkomende met de be- | |
[pagina 117]
| |
schrijving van Le Long, dwingt ons, de meening van Moes, dat eigenlijk de Handelingen als tweede stuk zouden te beschouwen zijn, te verwerpen. Hij grondde deze meening op den titel van het 3e stuk: ‘Hier beghint dat anderde deel des Evangelijs van Sinte Lucas...’ Dit nu is eene blijkbare misvatting; Lucas werd als schrijver van de Handelingen beschouwd; deze vormden als 't ware het tweede deel van zijn Evangelie; maar het Nieuwe Testament stelde men samen door op de Evangelien eerst de Epistelen te laten volgen, en dan de Handelingen met de Openbaring, die vroeger ookreeds geregeld gecombineerd waren. Achter de Prologhe van Luther vóór de Evangelien wordt echter een meer stelselmatige orde voor de boeken van het N.T. aangegeven. Het resultaat van de vergelijking is dus, dat de beschrijving van Le Long op het Amsterdamsche exemplaar past, en niet op het Gentsche. We hebben te doen met twee uitgaven, maar eigenlijk niet met twee drukken. De eerste uitgaaf (ex. te Gent) kunnen we die van 1523 noemen, de tweede uitgaaf (ex. te Amsterdam) die van 1524. Toegevoegd is in deze laatste, naar 't schijnt, de Prologhe; herdrukt is, zoover we kunnen vaststellen, alleen 't slot van de Evangelien met het colophon, en het register. Zien we ten slotte nog even, welke plaats deze beide Testament-uitgaven innemen in de reeks bijbel-uitgaven van Doen Pietersz. De reeks, werkelijke en veronderstelde uitgaven, bestaat uit: 1o. Het Mattheus-evangelie, door Doedes ontdekt en met veel waarschijnlijkheid aan den prediker Pelt toegeschrevenGa naar voetnoot1), en gedateerd op 1522, nu in de Universiteits-bibliotheek te Utrecht. 2o. Twee uitgaven van 't Heylich Evangelium Jhesu Christi, door Doedes aan Doen Pietersz. toegeschreven, die nog in 1522 of 1523 zouden vallen. De geheele hypothese berust op een titelblad met een houtsnee, die echter niet dezelfde is van het Matthëus-evangelie sub 1o, maar die wèl later door Vorsterman gebruikt is, zoodat Nijhoff met recht hier van Doedes en Moes afwijkt en 't Heylich evangelium van Amsterdam naar Antwerpen meent te moeten verleggenGa naar voetnoot2). 3o. Het Nieuwe Testament van 1523, te Gent, hiervóór besproken. 4o. De nu weergevonden nieuwe uitgaaf hiervan, met Luther's Proloog, van 1524. 5o. Dat geheele Nieuwe Testament van 1526 (Moes no 50, blz. 67, Nijhoff, Bibliogr. no 334 Art typogr. VIII-X). 6o. De Bijbel, eigenlijk het Oude Testament, van 1527 (Moes no 56, blz. 74, Nijhoff Bibliogr. no 1937 Art typogr. X-XII). Het is, ook als men die hypothetische evangelien er uit schrapt, een mooie, interessante reeks uitgaven, die terecht de aandacht van kerkhistorici en bibliografen heeft getrokken, en we mogen ons verheugen dat we haar, door de hier beschreven nieuwe vondst, weer wezenlijk beter kennen. C.P. Burger Jr. |
|