ment beperkt bleef tot het zijgebouwtje, waar de Leeszaal is ingericht, en na een drietal uren kon bemeesterd worden. Dank zij den moed van de brandweer, garnizoensoldaten en niet het minst van een aantal burgers, hadden wij toen de vernieling vanslechts enkele plannen en teekeningen van geringere waarde te betreuren. Het ergst getroffen was wel de archivaris zelf, wiens schrijfbureau niet gered kon worden: behalve eenige zijner boeken ging aldus het groote werk, Biographies et Bibliographies malinoises, waaraan hij sinds een paar jaren onverdroten arbeidde, in de vlammen op.
Sindsdien werd de heer Dierckxnog zwaarder beproefd. Terecht mag hij verder in zijn schrijven klagen: ‘La guerre a été bien cruelle pour moi; elle m'a enlevéle fruit de trois générations de collectionneurs et le résultat de recherches de plus de 100 ans.’ De Mechelsche archivaris stond immers aan het hoofd van de bekende drukkerijen uitgeversfirma Dierckx - Beke Zonen, die gevestigd was met woonhuis en nevenstaand eigendom in de thans platgebrande Steenwegstraat.
3/12/1914.
Dr. R. Foncke.
Amsterdam. - Boekerij der Nederl. Maatsch. t. bev. der geneeskunst. - Een 15e supplement op den catalogus (29 bladz.), loopende tot 1 Jan. 1914 toont dat de verzameling voortgaat zich uit te breiden, en dat er nog steeds merkwaardige oude uitgaven voor den dag komen, hoewel reeds voor 30 jaren de heeren Tilanus, Israels en Daniels meenden, dat men nu wel ongeveer de compleetheid bereikt had. Aandacht verdienen vooral eenige Boerhaaviana. Overigens geraken we met deze eindelooze reeks kleine supplementjes natuurlijk niet tot eene bruikbare historische bibliographie van Nederlandsche geneeskunde. De systematische rangschikking waarbij oud en nieuw dooreengemengd wordt, terwijl nu ook niet- Nederlandsche werken, toevallige op zich zelf waardelooze aanwinsten, tusschengeschoven worden, heeft voor zulke kleine lijstjes weinig zin; ze moet echter ter wille van de aansluiting aan den catalogus en de supplementenreeks wel worden vastgehouden. Een alfabetisch naamregister van 4 bladzijden komt trouwens den zoekende te hulp.
's Gravenhage [?]. - Boekerij der Rijkscommissie voor de beschrijving der monumenten van geschiedenis en kunst. - Deze boekerij werd volgens het 11e jaarverslag nieuw geordend. Daar er van den met het 3e verslag gedrukten catalogus geen exemplaren over zijn, en de verzameling ook zeer is toegenomen, besloot de Commissie een nieuwen catalogus te doen drukken. Het eerste stuk, op Nederland betrekking hebbende, is nu door den adjunct-secretaris Dr. E. Haslinghuis nieuw gecatalogiseerd en als bijlage bij het 11e verslag - en ook afzonderlijk - gedrukt. Op 108 bladzijden wordt eerst beschreven wat op het geheele land betrekking heeft, dan volgen de verschillende provincies, en in elke provincie de plaatsen in alfabetischeorde. De zorgvuldiggemaakte catalogus toont ons eene niet zeer groote, maar voor de oudheden en monumenten van ons land wel belangrijke verzameling. In een aantal leemten is tijdelijk voorzien door boeken te leenen uit de Koninklijke Bibliotheek en uit de Universiteitsbibliotheek te Groningen; ook deze boeken zijn mede gecatalogiseerd. Verzuimd is, in het boekje op te geven, waar de boekerij zich bevindt.
's Gravenhage. - Algemeen Rijksarchief. - Van de belangrijke Kaartenverzameling in het Rijksarchief was na den Inventaris van Leupe van 1867 jaren lang geene beschrijving in het licht gegeven. Eerst van 1886 af werden aanwinstenlijsten gegeven in de Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven.
Nu is de leemte aangevuld door de uitgaaf van een le supplement op den Inventaris (Mart. Nijhoff 1914), bewerkt door wijlen Mr. A. Telting, en na zijn dood door Dr. J. de Hullu, vóór de uitgaaf nog nagezien door den heer S.P. l'Honoré Naber, die er ook eene inleiding bij schreef. XVIII + 149 blz.
De beschrijving sluit zich geheel bij die van Leupe aan, en behandelt eerst de zee-atlassen en wereldkaarten, dan de zee-, kust- en rivierkaarten en daarna de landkaarten, plans enz. De inleiding geeft zeer belangrijke historische mededeelingen over de kaartenmakers van de O.I. C., over de Blaeu's en de Van Keulen's, over het verval van de Nederlandsche zeekaarten na het midden van de 18e eeuw, en den nieuwen opbloei na 1850. Op blz. XIV en XV wordt op eenige bijzon-