Het Boek. Jaargang 3
(1914)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
Het gedicht van Alardus op Scorels ‘Ecce Homo.’Kort nadat mijn opstel over de ‘Verzen van Alardus op Joan van Scorel’ (Het Boek, bl. 17 hiervoor) was afgedrukt, vond ik, naast de drie reeds door mij genoemde uitgaven van Alardus' verzen op een door Scorel afgebeeld Christushoofd, nog een vierden druk van dit gedicht, in 1538 te Leiden uitgegeven. De drie voorafgaande uitgaven zijn in: a. Epistola C. Croci, Keulen 1531; b. Piae precationes p.C. Crocum, Keulen, 1532:c. Theophilacti Epistola p. Alardum, Antwerpen, 1541 (?). De vierde komt voor in: D. Erasmi Roteroda. De vitando pernitioso libidinosoq. aspectu carmen Bucolicum, lectu dignissimum, cum scholiis Alardi Aemstelredami, cuius studio nunc primum etrepertum et aeditum est. Leydis Petrus Balenusexcudebat. An MDXXXVIII. Idibtis Februariis. Ad intersigne solis inaurati.Ga naar voetnoot1) (Op signatuur D, v verso.) Wat deze uitgave vooral merkwaardig maakt, is dat het gedicht hier 14 verzen langer is dan in de drie andere, waardoor de beschrijving van Scorels kunstwerk veel uitvoeriger wordt, en de gevolgtrekking gemaakt moet worden, dat daarop niet slechts een Christushoofd, maar een Christus aan het kruis tusschen de moordenaars was afgebeeld. Bij het lezen der andere uitgaven van het vers, kwam het mij al vreemd voor, dat daarin gewezen werd op ‘pectus acuta cuspide trajectum’, de borst met een scherpe lans doorstoken, omdat de zijde van Christus eerst ná de kruisiging doorstoken werd, en de verzen Christus beschrijven vóor de kruisiging, als ‘Ecce Homo.’ De drukker van de vroegere uitgave heeft dus, blijkbaar zon- | |
[pagina 210]
| |
der nadenken, de verzen tot op 10 verminderd,Ga naar voetnoot1) bij gebrek aan ruimte, en vergeten, dat het gedicht op een bepaalde afbeelding sloeg, zoodat er niet willekeurig verzen uit weggelaten konden worden. Hieronder geef ik nu het geheele gedicht van 24 regels volgens den Leidschen druk van Pieter van Balen, en voeg daar de vertaling bij. Nog een paar woorden over het boekje, waarin het voorkomt. Na Erasmus' dood gaf Alardus in 1538 een gedicht van hem uit, op 14 jarigen leeftijd vervaardigd, toen hij te Deventer, onder Hegius studeerde. Het is een herdersgedicht getiteld Pamphilus, dat in het boekje slechts enkele bladzijden vult; verder bevat het, behalve de scholia van Alardus op het gedicht, een aantal belangrijke latijnsche verzen op verschillende tijdgenooten. Reeds het volgend jaar, in 1539, verscheen te Keulen bij Alopecius een tweede uitgave van het Bucolicum, maar nu aangevuld met verschillende verzen en verhandelingen in proza, in den eersten druk niet voorkomend, terwijl weer andere stukken zijn weggelaten. Beide uitgaven bevatten elk een verschillend portret van Erasmus, dat wederom anders gesneden voorkomt in Vita Erasmi, Antv. G. Vorsterman, 1536. De titel (1538) en het portret (van 1536 en 1538) zijn te vinden in Nijhoft's Art typographique dans les Pays-Bas (1500-1540) pl Anvers, W. Vorsterman, VIII, no, 23, en pl. Leiden, P. Claesz van Balen, 1, 3, 4. Nu uit het volledige gedicht van Alardus blijkt, dat de bezongene afbeelding Christus aan het kruis tusschen de moordenaars voorstelt, zou men allicht een paar zijner schilderijen kunnen aanwijzen, die aan de beschrijving van den dichter beantwoorden. Maar met zekerheid is dit kunstwerk nog niet aan te duiden. Wel geeft Hijmans in zijn uitgave van Van Manders Schilderboeck, waar hij de werken van Scorel opnoemt (I, 318), twee schilderstukken op, die de kruisiging voorstellen, n.1. een in het ‘Provinzialmuseum’ te Bonn, gemerkt: ‘Schoorle 1530;’ en het tweede in het Bisschoppelijk Museum te Haarlem, waarvan een verkleinde repliek in het Begijnhof te Amsterdam. Maar Dr. Hoogewerff zegtGa naar voetnoot2) van het eerstgenoemde werk, dat hij | |
[pagina 211]
| |
wenscht, wegens vermoedens dat de signatuur vervalscht is, het stuk ‘als een basis voor het oeuvre van Van Scorel tot nader order te doen vervallen’. En het tweede schrijft deze geleerde toe aan de werkplaats van Heemskerk. Maar bovendien slaat Alardus' gedicht volstrekt niet op deze voorstellingen. Den kunsthistorici zij dus opgedragen de bezongen kruisiging op te sporen. In de volgende verzen zijn de klaarblijkelijke drukfouten door mij verbeterd. Overigens is het gedicht letterlijk overgenomen uit den druk van Petrus Balenus in 1538 te Leiden verschenen. Nog zij vermeld, dat in 1895 door P.M. Bots een studie aan dit boekje van Alardus gewijd is, waarin o.a. een proza- en een dichterlijke vertaling van dit gedicht voorkomen, zonder dat den schrijver evenwel het verband met een schilderij van Scorel bekend was. Beide vertalingen zijn zeer vrij en de tekst, die er bij is afgedrukt, wordt door talrijke drukfouten ontsierdGa naar voetnoot1). In signum crucifixi.
Horrescens, et humi depressum, milleque cinctum
Sentibus explicita suspice fronte caput.
Cerne cruentatos oculos, roseoque madentes
Sanguine, tum vultus, tum speculare genas.
Illuvie perfusa vide, perfusaque tabe
Ora labra et caera pallidiora nova,
Convulsamque manu violenta respice barbam
Membra simul glacie frigidiora vide
Impactos colaphos, nodosae et arundinis ictus
Incussos capiti, milleque flagra data.
Liventes atro specta squalore lacertos
Sulcatosque artus funibus intuere.
Diductoque vide patefactum pectus hiatu
Perfossos clavis cum manibusque pedes.
Ut taceam geminata truci convitia lingua
Quae simul infamant, quae simul excruciant.
O utinam posses oculos in pectus, acuta
Cuspide trajectum, vel procul inserere.
Et mentem patriae pietatis imago subiret
Intus et angorum quid latet aspiceres.
Quotidie sceleri scelus accumulare puderet
Vulnera ab integro ni renovare voles
Quae renovas quoties ablutam sanguine nostro
Conspurcas animam per capitale nefas.
| |
[pagina 212]
| |
Bij het beeld van den Gekruisigde H., Januari 1914. J.F.M. Sterck. |
|