Het Boek. Jaargang 1
(1912)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||
Mededeelingen.Fotografische bibliotheek-expedities.Wijlen professor Karl Krumbacher († 12 Dec. 1909), den vermaarden klassiek-filoloog der Münchener universiteit, komt de eer toe de geleerde wereld, in dit geval de rechtstreeks belanghebbende, van het groote nut der fotografie voor de geschied- en letterkundige wetenschappen te hebben overtuigd. Op nagenoeg elk gebied was het lichtbeeld reeds als een onmisbaar hulpmiddel voor en door de wetenschap erkend, uitgezonderd in de ‘Geisteswissenschaften’. En, zegt prof. Kr. verder: ‘Wenig weiss das gebildete Publikum von der hervorragenden Rolle der Lichtbildkunst in den philologischen und historischen Wissenschaften. Nicht einmal die nächstbeteiligten Kreise selbst, die produktiv tätigen Gelehrten, sind, wie man häufig beobachten kann, über die mannigfaltigen Erleichterungen und Förderungen, welche die Photographie ihrer Wissenschaft bieten kann, genugsam unterrichtet’. Aan die onbekendheid is de hoogleeraar door de uitgave van een handboekGa naar voetnoot1), dat van zeldzaam rijke ervaring en voldoende technische kennis getuigt, tegemoet gekomen en daarmede heeft ‘de grondlegger der byzantijnsche filologie’ ook den eeretitel van baanbreker voor de bibliotheek-fotografie verworven. Prof. Kr. bepaalde zich niet tot eene bloote vermelding van de waarde der fotografie voor de speciaal-studie, maar voorspelde den ommekeer in de tot nog toe gevolgde wijze van werken, zooals onderstaande regels over ‘wissenschaftliche Unternehmungen’ bewijzen. Regels, die de breede opvattingen te juist weergeven om ze niet in zijn geheel over te schrijven. ‘Es ist nicht zu viel gesagt, dass die systematische Anwendung der Photographie, besonders des billigen Prismaverfahrens, im Betrieb der historisch-philologischen Disziplinen, soweit es sich um die Beschaffung and die genauere Verwertung des Materials handelt, eine förmliche Umwälzung herbeiführen wird. Ich will nicht den beliebten Vergleich zwischen Postkutsche und Eisenbahn herauf beschwören; aber ein ähnlicher Umschwung liegt doch auch in unserem Falle vor: die Zeit, in der einzelne Gelehrte Jahrzehnte lang mühsame Reisen ausführten und sich Kollationen und Abschriften in umständlicher Weise von diesem und jenem zusammenbettelten oder kauften, um endlich ein ungleichwertiges und technisch ungleichmässig zubereitetes Material für eine verhältnismässig kleine Arbeit zu besitzen, die Postkutschenzeit wissenschaftlicher Materialsammlung ist vorbei. Von den praktischen Konsequenzen hebe ich nur folgende hervor: Noch bis in die jüngste Zeit ist bei der Erteilung von Subsidien für philologisch-historische Studienreisen auf das Hilfsmittel der Photographie so gut wie keine Rücksicht genommen worden. Mit denselben oder noch viel kleineren Summen, wie sie für Reise und Lebensunterhalt ausgeworfen werden, liesse sich oft das ganze Material in Weiss-schwarz-kopien beschaffen, wobei zur Ersparung von Geld und Zeit noch die absolute Zuverlässigkeit des Materials kommt. Es werden also Unterrichtsverwaltungen, gelehrte Gesellschaften oder Private, die wissenschaftliche Expeditionen subventionieren, das photographische Hilfsmittel von nun an systematisch in ihre Rechnung einstellen und auf der Anwendung desselben namentlich da bestehen müssen, wo es sich um Aufnahme grösserer zusammenhängender Materialien handelt Ebenso werden die auf eigene Faust arbeitende Gelehrten, wenn ihnen an gleichmässiger Genauigkeit gelegen ist, die Photographie in einem ganz anderen Masse heranzuziehen haben, als es früher des Landes Brauch war. Namentlich wird die mühsame manuele Kopierung ganzer Codices oder Urkundensammlungen ausnahmslos dem photographischen Faksimile weichen müssen.’ Om praktische kennis onder filologen te verbreiden verbond prof. Kr. fotografisch onderricht aan zijne colleges in grieksche paléografie, en het feit dat de latere fotografische bibliotheek-expedities door zijne leerlingen werden ondernomen bewijst de waarde van dit onderwijs. Reeds in het voorjaar van 1906 onder- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||
nam Dr. Paul Marc uit München eene door de Beijersche akademie gesteunde reis naar de kloosterboekerijen van den Athosberg om na een verblijf van drie weken met 1307 witzwartopnamen en 102 filmnegatieven ter grootte van 18 × 24 cm. terug te keeren. Geheele codices werden gefaksimileerd. Dit was de eerste door een geleerd gezelschap uitgeruste wetenschappelijke onderneming, waarbij de prismafotografie systematisch en op groote schaal in toepassing kwam.Ga naar voetnoot1) Sedert ondernam Dr. Marc meerdere studiereizen, waarvan de laatste (herfst 1911) naar Patmos minder gelukkig verliep doordat het fotografisch papier niet aan de gestelde eischen voldeed en zoodoende niet minder dan 5000 opnamen waardeloos bleken. Tot nadere verklaring van de woorden prisma-fotografie en witzwart-opnamen, twee uitdrukkingen voor hetzelfde procédé, zij medegedeeld, dat hiermede faksimile's met witte letters op zwarten ondergrond worden bedoeld, welke rechtstreeks op fotografisch papier worden gevormd en dus veel goedkooper zijn dan gewone afdrukken, waartoe eerst een glasnegatief moet worden vervaardigd. Het in de kamera ontstaande spiegelbeeld wordt door een vóór de lens bevestigd prisma gekeerd. Voor het ontcijferen van den tekst van een handschrift zijn deze fotogrammen meer dan voldoende, daar ze tot op zekere hoogte alle bijzonderheden van het origineel doen kennen. Door deze manier van werken behoeft geen énorm gewicht aan glasplaten te worden meegevoerd, die bovendien zorgvuldige en dus weer vrij zware verpakking noodig maken. Men kan nu met eene rolkassette en voldoende voorraad gevoelig papier aan rollen volstaan, welke door bijzondere omwikkeling met zwart papier zelfs bij daglicht worden ingelegd. Elke rol is voldoende voor 25 à 30 opnamen, ter grootte van 18 × 24 cm., garandeert de vlugst mogelijke wijze van werken en neemt weinig ruimte in. Natuurlijk kunnen de beide naast elkaar gelegen pagina's van een handschrift op één blad worden genomen, wanneer zoo noodig verkleining geoorloofd is. In den zomer van 1910 ondernam Dr. Th. Kluge in opdracht der Berlijnsche akademie van uit Tiflis eene reis door den Kaukasus en keerde na acht maanden met circa 1400 reprodukties van bladzijden huiswaarts.Ga naar voetnoot1) 't Klinkt vreemd te vernemeu, dat deze geleerde kleine glasplaten van 9 × 12 cm. gebruikte, die onderweg werden ontwikkeld om thuis op papier te worden vergroot. Behalve breekgevaar leverde deze methode het nadeel van veel tijdverlies, op reis zeer zeker een groot bezwaar, moest overal eene donkere kamer geïmproviseerd en vaak 's nachts onder de meest ongunstige omstandigheden worden gewerkt, zoodat de platen soms elders opnieuw werden behandeld. Bovendien overtreffen de vergrootingen de witzwart-opnamen niet in duidelijkheid, terwijl de laatsten eveneens zoo genomen kunnen worden, dat ze bruikbare afdrukken leveren, zooals hierachter zal blijken. Werden tot nog toe de tochten met meer of minder begrensd doel ondernomen, breeder van opzet was de onderneming van den ingenieur H. Jantsch, directeur van het instituut voor techno-wetenschappelijke fotografie te Leipzig, die in den zomer van het vorige jaar Dr. Karl Dieterich uit Leipzig naar den Athos vergezelde, ten einde opdrachten van geleerden en bibliotheken uit te voeren. Iedereen kon tegen zeer billijke vergoeding fotografische faksimilé's bestellen en zoodoende zijn absoluut betrouwbare kopiën van op de meest afgelegen plaatsen bewaarde codices binnen het bereik van onderzoekers gebracht, waarvan men vroeger de mogelijkheid niet had durven droomen. Volgens opgaven van Jantsch werden door 18 instellingen en 70 geleerden ongeveer 20.000 afdrukken besteld. Een verslag dezer interessante expeditie naar de kloosterrepublieken van het schiereiland in de Egeïsche zee met hunne nog weinig bekende bronnen van wetenschap en kunst, aan particuliere korrespondentie ont- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||
leend, hoop ik in een volgend nummer te publiceeren. Op dezen tocht werd van het Famulus-apparaat, een speciaal voor bibliotheek-fotografie gebouwd opname-toestel, gebruik gemaakt, terwijl met transparant-(negatief-) papier werd gewerkt, waarvan bij thuiskomst een willekeurig aantal afdrukken kan worden gemaakt. Dit papiernegatief kan niet met de glasplaat worden gelijkgesteld, maar de afdrukken (zwarte letters op lichten grond) zijn even duidelijk als de rechtstreeksche prisma-opnamen. Thans, einde Mei, is eene tweede reis naar het Oosten begonnen, welke tot September a.s. zal duren en waarop de heer Jantsch in samenwerking met twee filologen de gewenschte handschriften en papyri zal fotografeeren. Het doel dezer expeditie is Kaïro, Mont-Sinaï, Jeruzalem, Patmos, Lesbos, Chalkis, Konstantinopel en Athene. De opnamen worden weer met het Famulustoestel gedaan en kosten 1 Mark per afdruk van 18 × 24 cm., voor zoover Kaïro, Konstantinopel en Athene betreft, voor de andere plaatsen tot 20%, meer, terwijl voor den Sinaï nadere overeenkomsten moeten worden getroffen. De vergezellende geleerden belasten zich met wetenschappelijke onderzoekingen. Ongetwijfeld zullen deze tochten door meerdere naar andere afgelegen boekerijen worden gevolgd, o.a. is eene expeditie naar de kloosterbibliotheken van Spanje in delente van 1913 in voorbereiding, en het behoeft geen nader betoog, dat op deze wijze de voorheen bijna onbereikbare schatten van het Oosten binnen het bereik der wetenschap worden gebracht en door het déponeeren der origineele opnamen (waarvan steeds afdrukken kunnen worden besteld) in de Universiteits-bibliotheek te Leipzig voor iedereen toegankelijk zijn gemaakt.
G.A. Evers.
In het Koninklijk Nederlandsch Circus O. Carré te Amsterdam wordt sedert enkele weken onder den titel Kinemacolor vertoond een bioscoop in natuurlijke kleuren, waarbij resultaten bereikt worden, welke mij toeschijnen zeer opmerkelijk te zijn. Schijnbaar van geen belang voor dit tijdschrift, is de vermelding er van toch alleszins hier op haar plaats. Zooals de kleuretser L. Hagedoorn indertijd mededeelde in het maandblad Op de hoogte van September 1909 p. 543 vlg., welk artikel gedeeltelijk, zonder naamsvermelding, is overgedrukt in het bij de voorstelling verstrekt wordende programma, berust de techniek van fotografeeren, het aanmaken der films en het projecteeren er van op het scherm op hetzelfde, hier eenigszins gewijzigde princiep der lichtfilters dat reeds van toepassing was bij het verkrijgen van autotypische clichés voor typografischen drie- en vierkleurendruk. De Kinemacolor staat bijgevolg niet in zoo heel verwijderd verband tot de chemiegrafie en de moderne kleurenboekdrukkunst, reden waarom er, zij het niet meer dan even, hier gewag van gemaakt moet worden. E.
Konrad Burger †. Met enkele woorden moge hier Dr. Konrad Burger herdacht worden, de onvermoeide, bekwame, en voorkomende bibliothecaris van het Börsenverein der Deutschen Buchhändler, te Leipzig. Heeft hij door uitbreiding, inrichting, enz. deze bibliotheek tot een der meest belangrijke op het gebied van bibliographie, bibliotheconomie, boekhandelaarsgeschiedenis, copierecht, boekkunst en alles wat daarmede in verband staat, gemaakt - over de grenzen van zijn land is hij voornamelijk bekend door zijn Monumenta Germaniae et Italiae typographica, waarvan tusschen 1892 en 1904 acht afleveringen met 200 platen verschenen, en vooral door zijn Indices op Hain, Panzer, Campbell, Copinger, Proctor e.a. Die Indices vertegenwoordigen een eerbiedwaardig stuk arbeid, dat voor allen, die met de 15e eeuwsche boeken in aanraking komen, van veel praktisch nut is. Zij die het voorrecht hadden met hem in aanraking te komen, zullen niet spoedig den vriendelijken, bescheiden geleerde vergeten, wien geen moeite te veel was om te helpen, waar bij helpen kon. Openbare leeszalen. - In een gisteravond gehouden, druk bezochte vergadering van het departement Amsterdam van de Maatsch. tot Nut van 't Algemeen heeft de heer L. Stanley Jast, bibliothecaris van de openbare boekerij te Croydon in Engeland, een voordracht met lichtbeelden gehouden over openbare bibliotheken. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||
Na een inleidend woord van den heer De Vries, lid van het Hoofdbestuur der Maatschappij, ving de heer Stanley Jast zijn voordracht aan, er aan herinnerend, dat verscheidene Hollandsche dames de openbare leeszalen in Engeland hebben bestudeerd, met de bedoeling haar kennis nuttig toe te passen in Nederland. Gezien den ijver, toewijding en intellectueele ontwikkeling dier dames, durfde spr. verklaren, dat bij haar de zaak van de openbare leeszalen in Nederland in goede handen is. Spr. wees vervolgens op het nut van openbare leeszalen en op het verband tusschen deze en de beschaving, een verband, zóó nauw, dat spr. geen systeem van opvoeding meer kan denken zonder openbare leeszalen, welke, 't wordt nu algemeen erkend, evenveel waarde hebben voor den middenstand en de hoogere standen als voor den werkmansstand. Amerika heeft het voorbeeld gegeven van de oprichting van openbare leeszalen en de eerste gemeentelijke bibliotheek werd gevestigd in het stadje Peterborough in New Hampshire (U.S.). In Engeland waren het vooral William Ewart, een Schot, en Edward Edwards, te Manchester, die den stoot hebben gegeven tot de oprichting van openbare leeszalen van overheidswege. Laatstgenoemde vooral door zijn artikelen in de pers, waardoor hij de publieke belangstelling wakker maakte. In 1902 werden de Verdiensten van den in 1886 gestorven Edwards openlijk erkend door de oprichting van een monument op zijn graf op een dorpskerkhof van het eiland Wight. Spreker deed uitkomen, wat in Engeland op het gebied van openbare leeszalen is bereikt en hoe in Birmingham, een stad ongeveer van de grootte van Amsterdam, 20.000 pd. st. per jaar voor dat doel wordt besteed. Spr. gaf den leden van het dep. Amsterdam in overweging, aan den gemeenteraad van onze stad maar vast de helft van die som te vragen (hilariteit). De spreker gaf vervolgens verschillende statistieken omtrent het veelvuldig gebruik, dat van de Engelsche openbare boekerijen wordt gemaakt, waaruit bleek, dat er per jaar wel 175.000.000 boeken circuleeren. Hij betoogde, hoe men in Engeland gedachtig is aan het devies dat boven een bekende Amerikaansche bibliotheek prijkt en dat luidt: de beste boeken, voor het grootst aantal menschen en tegen den geringsten prijs, en deelde mede uit zijn en anderer ervaring, hoe men het publiek moet leeren van de openbare boekerijen gebruik te maken, iets waartoe de Scholen kunnen medewerken. Vervolgens toonde spr., met behulp van een vergrootingslantaarn een groot aantal gebouwen, het uit- en inwendige van de voornaamste volksbibliotheken in Engeland. Monumentale gebouwen als te Liverpool en Preston in Lancashire, tot stand gekomen dank zij een gift van 100.000 pd. st. van een particulier; voorts gebouwen in meer huiselijken stijl of zelfs, zooals te Brighton, in pseudo-Oosterschen stijl, in navolging van het koninklijk paviljoen aldaar. Verscheidene van de Engelsche openbare boekerijen zijn ook te danken aan de mildheid van Carnegie, waarvan sommige, naar sprekers oordeel, te veel op particuliere woonhuizen geleken, wat hij een nadeel vond, omdat de openbare leeszaal ook uiterlijk het karakter moet dragen van een openbaar gebouw. Met dorpsleeszalen beeft men 't in Engeland ook geprobeerd, maar het succes daarvan was teleurstellend. De inkomsten uit de belastingen zijn daar veelal te gering om een behoorlijken voorraad boeken aan te schaffen. Bij het vertoonen van talrijke interieurs van publieke bibliotheken gaf spr. menigen practischen wenk en tal van bijzonderheden omtrent de inrichting, de wijze van controleeren, enz. In zijne bibliotheek te Croydon had men als systeem, dat de boeken niet zijn afgesloten, maar voor ieder bezoeker bereikbaar, en niettemin worden er maar hoogst zelden boeken vermist. Spr. deelde voorts nog een en ander mede omtrent het bureau voor inlichtingen aan onderscheidene bibliotheken verbonden en waar soms de zonderlingste vragen inkomen; verder omtrent de leeszalen voor kinderen, waar ook wel geheele schoolklassen komen, omtrent tentoonstellingen, welke in de openbare leeszalen worden gehonden en welk nuttig gebruik er in menig opzicht van deze instituten wordt gemaakt. De voordracht van den spreker werd door de aanwezigen met belangstelling gevolgd en aan het slot met instemming toegejuicht, toen hij den wensch uitsprak te mogen hebben aangetoond dat de openbare leeszalen reden van bestaan hebben. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||
De vergadering werd bijgewoond door den wethouder Dr. Jitta en door eenige leden van den Gemeenteraad. (Het Nieuws v.d. Dag, Vrijdag 7 Juni 1912).
De crisis van het boek in Frankrijk. - Uit de belangwekkende antwoorden, welke de ‘Gil Blas’ ontving van een aantal groote Parijsche uitgevers, blijkt dat eigenlijk alleen van een roman-crisis gesproken kan worden en dat de hoofdschuldigen die uitgevers zijn, welke werken uitgeven op kosten van de auteurs. Daardoor wordt de boekenmarkt overstroomd met tal van uitgaven, welke anders nooit gedrukt zouden worden en dit ook veelal niet waard zijn. Dat een enkele maal daardoor een waardevol boek in het licht komt, is niet te ontkennen. Zoo liet G. Droz indertijd zijn ‘Monsieur, Madame et Bébé’ op zijn eigen kosten drukken, met het resultaat, dat er 200.000 exemplaren van werden verkocht. De goedkoope groot 8vo geïllustreerde uitgaven van 95 centimes schijnen hun grootste succes weer gehad te hebben; veel meer in den smaak vallen tegenvoordig de handige gebonden deeltjes van de Collection Nelson, welke nu ook bij ons navolging gevonden hebben.
Merkwaardige antiquariaats-catalogi worden er tegenwoordig in Duitschland uitgegeven. Van eene firma te Würzburg en eene te Berlijn ontvingen wij een catalogus van precies denzelfden inhoud. De omslagen alleen zijn verschillend van kleur en naam en terwijl van den eenen antiquaar het reeds de 38e catalogus is, is hij van den ander nog slechts de 7e. De zeshonderd Duitsche boeken in deze catalogi beschreven behooren waarschijnlijk tot het fonds van een z.g. ‘Ramschfirma’, die haar catalogi met verschillende omslagen voorzien, voor antiquaars beschikbaar stelt. Wat voor moderne boeken reeds lang gedaan werd vindt dus nu ook op de 2e hand-markt toepassing. Binnenkort kan iedere boekhandelaar op die manier een antiquariaat hebben, daarover goed bewerkte catalogi verspreiden, zonder ook maar één boek in voorraad te hebben.
Het Italiaansche ministerie van landbouw publiceert ‘Saggio di una bibliografia economica sulla Tripolitania e Cirenaica dal 1902 al 1912’ voornamelijk ter inlichting van den handel. De in 1908 bij Bocca te Turijn uitgegeven ‘Bibliografia della Libia’ liep tot 1902.
Door de bemoeiingen van de ‘Vereeniging voor Volksbibliotheken’ neemt het aantal Italiaansche bibliotheken steeds toe. Er zijn nu ongeveer 2000 openbare boekerijen en bovendien ruim 800 volksbibliotheken, behalve de militaire bibliotheken en die van de seminariën en de kamers van koophandel.
Bij Rettig und Kollmorgen te Hamburg begint te verschijnen eene ‘Bibliographische Monatsschrift. Internationale Zeitschrift für die gesamte Literatur der Medizin’. Het plan is de geheele medische vakliteratuur te registreeren; de omvang wordt geraamd op ± 120 vel p. jaar; de prijs zal bedragen 30 Mk.
Aan de Berlijnsche universiteit zal de bibliothecaris Dr. Schneider eene reeks van voordrachten houden over het gebruik van de universiteitsbibliotheek. Het doel is met de studenten de belangrijkste algemeene naslagwerken en de speciale bibliographische hulpmiddelen voor hun vak te bespreken. Er zal ook gelegenheid zijn zich met de catalogi en het verdere bibliographische apparaat van de bibliotheek practisch vertrouwd te maken.
In ‘Het Huis, oud en nieuw’, jaarg. 10, afl. 4 (April 1912) treffen we aan, op bl. 97-104, in het artikel ‘Oud-Zwolle’, door F.A. Hoefer, een aantal sterk verkleinde facsimile's naar uitgaven van een onbekenden drukker, vermoedelijk Job. van Vollenhove te Zwolle 1479-1480, van Pieter van Os van Breda te Zwolle 1480-1500, en Tymannus Petri Os van Breda 1479-1500.
De ‘H. W. Wilson Company’ te Minneapolis kondigt aan eene cumulatie van de sedert 1905 verschenen deelen van ‘Library work’, bevattende een register op 20 Amerikaansche en andere tijdschriften gewijd aan boek- en bibliotheekwezen; van de artikelen uit minder algemeen toegankelijke pe- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||
riodieken is niet alleen de titel, doch ook de korte inhoud opgenomen. Het 400 bl. tellende deel zal voor 4 Doll. verkrijgbaar worden gesteld,
32e Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, Antwerpen, 25, 26, 27, 28 en 29 Oogst 1912. Afdeeling: Bibliografie en boekhandel. Voorloopige agenda.
Verdere bijtredingen worden nog gaarne tegemoet gezien.
Vereeniging van bibliotheek-ambtenaren. - Zondag 9 Juni ll. heeft in de leeszaal der Utrechtsche universiteits-bibliotheek, daartoe welwillend door den directeur beschikbaar gesteld, eene eerste bijeenkomst van bibliotheek-ambtenaren, de stichting eener vereeniging bedoelende (zie bladz. 109), plaats gehad. Aanwezig waren 22 ambtenaren, terwijl van nog een 16tal sympathie-betuigingen waren ingekomen. In beginsel werd tot de oprichting eener vereeniging van het wetenschappelijk en administratief personeel der openbare boekerijen besloten, doch eene definitieve regeling van alles tot eene vóór September a.s. te houden bijeenkomst uitgesteld, om intusschen te trachten samenworking te verkrijgen met hh. bibliothecarissen, die 29 Juni a.s. vergaderen. Het voorloopig bestuur werd gemachtigd hiertoe de noodige stappen te doen. |
|