Het Boek. Jaargang 1
(1912)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit Noord- en Zuid-Nederlandsche Bibliotheken.Regels voor den alphabetischen catalogusGa naar voetnoot1)I. Algemeene Regels.§ 1. De taal waarin de catalogus verondersteld wordt geschreven te zijn is de Nederlandsche. Toevoegsels tot den titel en aanteekeningen, wanneer die noodig bevonden worden, zijn dus in den regel in het Nederlandsch, doch bij de nieuwere Europeesche talen kunnen ook diezelfde talen gebruikt worden. Toevoegsels tot den titel worden tusschen vierkante haakjes [ ] geplaatst. Aanmerking. In de Universiteitsbibliotheken wordt, voornamelijk bij werken in het Latijn, het Grieksch of eene oostersche taal, voor de toevoegsels en aanteekeningen ook het Latijn gebezigd. § 2. Het Nederlandsch-Latijnsche alphabet wordt gebruikt met uitsluiting van alle letters, die daaraan vreemd zijn, dus de letters i en j, u en v afzonderlijk; ij en y door elkander tusschen x en z. De letterteekens ä, ö, ü worden geschreven ae, oe, ue, en dienovereenkomstig alphabetisch geplaatst. Op andere teekens boven klinkers (ã, â enz.) wordt bij de alphabetische rangschikking geen acht geslagen. Aanmerking. Enkele Grieksche woorden op titels in andere talen voorkomende blijven in Grieksche karakters, indien het verstaan van den titel daardoor bevorderd wordt. Eene enkele maal is ook de Grieksche letter ω, wanneer die in Latijnsche woorden voorkwam, behouden. N.B. Te Utrecht en Groningen wordt bij de alphabetische rangschikking de beteekenis van den Umlaut verwaarloosd en dus b.v. Muller, Mueller en Müller door elkaar geplaatst. § 3. Hoofdletters worden gebruikt bij eigennamen en bijvoegelijke naamwoorden als toenamen, in het Duitsch en Deensch aan het begin van alle substantiva, en verder in alle gevallen, waarin de duidelijkheid of het gebruik zulks vordert. § 4. De titel van het boek wordt verkort, doch met behoud der aanwijzing van alle toevoegsels tot het hoofdwerk, die van eenige beteekenis zijn (vergelijk § 6). Uitlatingen worden door... (drie puntjes) aangeduid of door enz., etc., cet. (cet. alleen bij Latijnsche titels). Geene andere woorden worden gebezigd dan die op het titelblad voorkomen. Over toevoegsels zie § 1. Ook wordt de volgorde der woorden niet veranderd, met deze uitzondering, dat het hoofdwoord, in de meeste gevallen dus de naam des schrijvers, vooraan komt, en wel in den nominativus. Wanneer men als hoofdwoord eenen anderen naam kiest dan die op het titelblad voorkomt, of wanneer men het hoofdwoord | |||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||
anders spelt dan op het titelblad, wordt de daar voorkomende naam of spelling in den titel steeds herhaald. § 5. In den verkorten titel worden altijd opgenomen:
§ 6. Indien een werk toevoegsels bevat die niet op den titel vermeld zijn, worden zij, tenzij ze onbelangrijk bevonden zijn, tusschen [ ] in den titel opgenomen. Bevat zulk een toevoegsel 1o afzonderlijken titel, 2o afzond. pagineering, 3o afzond, signatuur, en blijkt het noch uit de inhoudsopgave, noch uit de voorrede van het hoofdwerk dat het daartoe behoort, dan wordt het als een afzonderlijk werk beschouwd. § 7. Indien hetzij signatuur, hetzij pagineering, hetzij register uitwijzen dat men één boek voor zich heeft, hoewel daaraan een algemeene titel ontbreekt, en het dus eene verzameling van stukken behelst, die bijeen behooren, wordt naar den inhoud van het boek een algemeene titel vastgesteld en tusschen [ ] geplaatst, en eene verwijzing gemaakt naar den titel van het eerste stuk, of zoo het eene belangrijke verzameling is, van alle stukken. § 8. Verzamelwerken (collecties) worden, indien ze volledig of grootendeels op de bibliotheek aanwezig zijn, op den hoofdtitel der verzameling geplaatst. Omvat die verzameling een aantal op zich zelf staande werken (b.v. Werken van Teyler's Genootschap), dan wordt buiten den algemeenen titel ook van elk werk een afzonderlijke titel gemaakt met vermelding van den (verkorten) hoofdtitel. Zijn slechts enkele werken uit eene verzameling aanwezig, dan worden deze op hunnen bijzonderen titel geplaatst, met vermelding in eene aanteekening tot welke verzameling ze behooren. § 9. Bij boeken zonder titelblad (oude drukken enz.) wordt de titel uit het opschrift, het onderschrift of den inhoud opgemaakt en tusschen [ ] geplaatst. § 10. Titels van werken die niet met Romeinsch alphabet gedrukt zijn worden in Latijnsche karakters overgebracht, zoo noo- | |||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||
dig in het Nederlandsch of Latijn vertaald, en altijd tusschen [ ] gezet met vermelding van de taal, waarin het werk is geschreven. § 11. Verschillende drukken van hetzelfde werk kunnen op één titelbriefje geplaatst worden. Onder den meer volledigen titel van den oudsten druk kunnen in dit geval die van de latere drukken belangrijk verkort worden. § 12. Bij verschillende exemplaren van hetzelfde boek wordt dit aldus uitgedrukt: Hetzelfde werk (of: Idem liber, enz.), met aanwijzing van het verschil of het bijkomende (b.v. Met hs. bijvoegingen) in eene aanteekening. § 13. Bij vertaalde werken wordt de naam van den vertaler in den titel opgenomen. Bij vervolgwerken de namen der voortzetters, of, zoo er velen zijn, diegenen van hen, die het eerst genoemd worden, met bijvoeging van e. a., u. A. of dgl. Bij commentaren, die aan den tekst van eenen schrijver zijn toegevoegd, de namen der voornaamste commentatoren. Bij tijdschriften de namen der redakteurs, althans der voornaamste. § 14. Kaarten worden alleen bij de boeken opgenomen, indien ze als boek met een verzamelingstitel zijn uitgegeven. In dat geval zijn dezelfde regels geldig als voor andere boeken. § 15. Pamfletten worden niet in den hoofdcatalogus opgenomen, maar er wordt een afzonderlijke catalogus van aangelegd. Als voorbeeld neme men den pamflettencatalogus van Tiele. Aan den titel van een pamflet wordt, wanneer het ook in de bekende pamflettencatalogi van Tiele enz. voorkomt, het nummer, waarop het in deze verzamelingen gecatalogiseerd staat, toegevoegd. Bij merkwaardige of zeldzame boeken wordt desverkiezend in eene aanmerking verwezen naar eene bibliographie of ander werk, waarin dat boek uitvoeriger beschreven wordt of daarover meer is te vinden. | |||||||||||||
II. Alphabetisch hoofdwoord.§ 16. Hetzelfde werk komt over het algemeen onder hetzelfde hoofdwoord. Als hoofdwoord wordt de familienaam van den schrijver vooropgezet, wanneer deze bekend is. (Over anonieme en pseudonieme werken zie § 21 en vlg.) Dezelfde schrijver komt over het algemeen onder denzelfden familienaam. Achter den familienaam volgen de voornamen tusschen comma's of ronde haakjes, alsook die gedeelten van den naam, die niet in het hoofdwoord zijn opgenomen, b.v.: Bakker, Gerard, Werken, die meer dan drie auteurs hebben, worden geplaatst op het eerste in den titel voorkomende substantief in den nominativus (zie § 23), met verwijzingen op de namen der schrijvers. § 17. Bij inaugureele dissertaties (thèses) enz. wordt in den regel de verdediger als schrijver beschouwd. Blijkt het echter, dat de hoogleeraar, onder wien de verdediging plaats had, de schrijver is, dan wordt van den regel afgeweken. Steeds wordt in den titel de Universiteit vermeld, bij welke de dissertatie verdedigd is. § 18. Schrijvers bij wier doopnaam alleen gevoegd is geboorteplaats, beroep, stand, enz. worden in den regel op den doopnaam geplaatst. Bij afwijking van dezen regel wordt eene verwijzing gemaakt. Aanmerking. Heiligen en Broeders of Zusters eener geestelijke orde zonder verderen toenaam behooren tot de hier bedoelde. § 19. Nederlandsche patronymica worden als familienamen beschouwd, dus wordt b.v. David Jorisz op Jorisz geplaatst. Is de familienaam bekend, dan wordt òf deze òf het patronymicum hoofdwoord, naar gelang één van beide meer bekend is, b.v. Willem Jansz. Blaeu op Blaeu, terwijl op Jansz. eene verwijzing komt. § 20. Bij Oostersche namen wordt die, waarbij de schrijver het meest bekend is, als hoofdwoord gebezigd; bij Hebreeuwsche worden in den regel de schrijvers op hun eersten naam geplaatst; zijn zij echter algemeen bekend onder hun toenaam (b.v. Maimonides), dan wordt deze hoofdwoord en wordt op den eersten naam eene verwijzing gemaakt. Chineesche en Japansche dubbele namen worden altijd op den eersten naam geplaatst. Verlatijnschte namen worden in den regel op den oorspronkelijken vorm gezet, met eene verwijzing op den Latijnschen naam, b.v, Grotius op Hugo de Groot, met verwijzing op Grotius. Is echter de verlatijnschte naam algemeen in gebruik, dan | |||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||
wordt deze hoofdwoord, zoo noodig met verwijzing op den oorspronkelijken naam, b.v. Agricola, Melanchthon, desgewenscht met verwijzing op Huisman, Schwarzert. § 21. Pseudonieme werken, waarvan de schrijver bekend is, komen op diens naam, met eene verwijzing op den pseudoniem, b.v. Hildebrand, Camera Obscura, op Beets, met verwijzing op Hildebrand. Die schrijvers echter, die steeds onder één vasten pseudoniem bekend zijn, komen op den pseudoniem, met eene verwijzing op den werkelijken naam, b.v. Mark Twain op Twain, met verwijzing op S. L. Clemens, Anatole France op France, met verwijzing op J.A. Thibault. Eveneens komen op den pseudoniem die pseudonieme werken, waarvan de schrijver onbekend is, eventueel met verwijzingen op de namen der vermoedelijke schrijvers. Aanmerking. Deze regels worden slechts in de Koninklijke Bibliotheek en in enkele leeszalen gevolgd; te Leiden, Utrecht, Groningen, Amsterdam en Delft worden alle pseudonieme werken op den pseudoniem geplaatst, met verwijzingen op den werkelijken naam des schrijvers; in de meeste leeszalen worden zooveel mogelijk alle pseudoniemen opgelost. § 22. Wanneer op den titel de naam des schrijvers door initialen is aangeduid, of door eenige kwalificatie (b.v. ‘een Geldersch edelman’), dan wordt het werk als anoniem beschouwd. Desgewenscht wordt op de initialen of de kwalificatie eene verwijzing geplaatst. Aanmerking. In de meeste leeszalen worden als anoniem behandeld de werken met blijkbaar gefingeerde namen (X.Y.Z.) en met schuildevies (‘Een pater familias’, enz.). Andere werken onder initialen verschenen worden gezet op de laatste letter der initialen, b.v. J.A.H. op H., J.A. § 23. Anonieme werken, waarvan de schrijver bekend is, komen op diens naam; eene verwijzing wordt geplaatst op het eerste in den titel voorkomende substantief in den nominativus, b.v. Hippokreen-ontzwaveling op Hecker, met verwijzing op Hippokreenontzwaveling. Anonieme werken, waarvan de schrijver onbekend is, en eveneens werken, die meer dan drie auteurs hebben, verzamel- en seriewerken en tijdschriften, komen op het eerste in den titel voorkomende substantief in den nominativus, of, indien daarin zulk een substantief niet voorkomt, op het eerste woord. Aanmerking. Eene enkele maal is van dezen regel afgeweken, wanneer een volgend substantief praedomineert, b.v. Translation of the Sama Veda op Sama Veda. Titels die met een vraagwoord of imperatief beginnen, komen hierop, b.v. Wat zou Vader Molenaar gezegd hebben, op Wat. Wanneer, zooals soms bij Verslagen, Rapporten en dergelijke het geval is, aan het hoofd van het titelblad de corporatie wordt vermeld, die het werk heeft uitgegeven, dan wordt daarmede bij de keuze van het hoofdwoord geen rekening gehouden, maar wèl wordt zij in den titel opgenomen of in eene toevoeging eraan vermeld, b.v. Académie royale de Belgique. Mémoires, wordt: Mémoires [de 1'] Académie royale de Belgique. Aanmerking. Deze regels worden slechts in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage gevolgd; te Leiden, Utrecht, Groningen, Amsterdam en Delft worden alle anonieme werken geplaatst op het eerste of het blijkbaar voornaamste in den titel voorkomende substantief in den nominativus, met verwijzingen op den naam des schrijvers, indien deze bekend is. Daarentegen worden in de meeste leeszalen anonieme werken geplaatst op het eerste woord van den titel na het lidwoord, b.v.: Nieuwe Gids, De, Verder gelden in de meeste leeszalen als niet anoniem de uitgaven van regeeringslichamen, instellingen, vereenigingen enz., die als auteur worden beschouwd van de onder haar verantwoording uitgegeven officiëele bescheiden, bv.: Nederland; Dep. van Financiën. Statistiek van den in- uit- en doorvoer. Amsterdam; Gemeenteraad. Handelingen. Hierbij worden instellingen, vereenigingen enz. onderscheiden in algemeene en plaatselijke. De eerste komen op den naam zonder meer, de tweede op den plaatsnaam, bv.: Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Statuten. maar: Nijmegen; Nijmegen vooruit! Jaarverslag. 's-Gravenhage; Museum Mesdag. Catalogus. | |||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||
Eveneens bij tentoonstellingen, congressen en dgl., bv.: Brussel; Internationale tentoonstelling 1910. Algemeene catalogus. § 24. Vertalingen van anonieme werken worden in den regel geplaatst op het hoofdwoord der vertaling. Wordt hiervan in bijzondere gevallen afgeweken, dan wordt voor dat hoofdwoord eene verwijzing gemaakt. § 25. Wanneer een werk onder verschillende titels of namen is uitgegeven, worden deze alle geplaatst onder het hoofdwoord van den meest gebruikelijken of best gekeurden titel. Van het hoofdwoord der overige titels wordt verwezen. § 26. Verschillende serieën van een tijdschrift worden in den regel op den titel der éérste serie geplaatst en bij afwijkingen in de titels der latere serieën op die afwijkingen verwezen. In sommige gevallen is het verkieselijk eene volgende serie op het nieuwe hoofdwoord te plaatsen, met dubbele verwijzing. § 27. Samengestelde woorden, ook al zijn de deelen door streepjes gescheiden, worden op de aanvangsletters geplaatst. Bij afwijkingen eene verwijzing. Ook indien het wenschelijk geacht wordt eene verwijzing op het tweede woord, b.v. Almanak (Studenten-) zie Studenten-Almanak. Als samengestelde woorden worden ook beschouwd de vooral in het Engelsch gebruikelijke verbindingen van twee substantieven, waarvan het eerste attributieve beteekenis heeft, b.v. Fayum Towns, Hibeh Papyri. § 28. Alle namen met de voorvoegsels Des, Du, La, Le, L', Les, St. of Saint, Mc of Mac, O', Fitz komen op dat voorvoegsel, desgewenscht met verwijzing op den naam die volgt. St. wordt altijd op Saint, Sanct of Sint, Mc op Mac geplaatst. § 29. Wanneer het hoofdwoord in verschillende schrijfwijzen voorkomt, volge men de meest gebruikelijke, met verwijzingen op de niet gekozen vormen, b.v. Centralblatt, zie Zentralblatt, Regt, zie Recht. Bij verandering van namen in vertalingen neme men den oorspronkelijken vorm, met verwijzing op de andere vormen b.v. Horace, Horaz, zie Horatius. Gehuwde schrijfsters komen op naam van den man, tenzij de meisjesnaam doorloopend behouden bleef, dus bv.: Bosboom-Toussaint, niet Toussaint, maar: Reyneke van Stuwe, niet Kloos. § 30. Bij dubbele namen wordt die naam als hoofdwoord gebezigd, dien het gebruik wettigt. In onzekere gevallen heeft verwijzing plaats. Bij Fransche namen volge men de bibliographieën van Quérard, Lorenz enz.; bij Belgische die van de Biographie nat. enz. Aanmerking. In het algemeen gesproken wordt bij Romaansche dubbele namen de eerste, bij Germaansche de tweede naam hoofdwoord. § 31. Bij vorsten, wier namen in verschillende talen anders luiden, wordt de oorspronkelijke of meest gebruikelijke vorm van den naam hoofdwoord, met verwijzingen op de andere vormen, bv. Frédéric le Grand, zie Friedrich II. § 32. Voor de voornamen worden vaste verkortingen aangenomen, die zoo gekozen worden als ze zich van zelve aanwijzen. Bij vrouwelijke schrijvers blijft tenminste één der voornamen onverkort. § 33. Adellijke titels en namen van betrekkingen enz. op den titel vermeld, worden weggelaten, tenzij ze tot onderscheiding van gelijkluidende namen of tot verduidelijking kunnen dienen. § 34. Volledige Bijbels, in welke taal ook, worden gebracht op Bijbel (in de Universiteitsbibliotheken op Biblia); volledige Oude of Nieuwe Testamenten op Testament, Oud en Nieuw, (in de Universiteitsbibliotheken op Testamentum Vetus en Novum). In de Universiteitsbibliotheken komen enkele boeken in den regel op den titel der Vulgata, zooals Ruth, Judices. Zouden ze, uitsluitend het titelblad in aanmerking genomen, op een ander woord geplaatst moeten worden, dan wordt van dit woord verwezen naar den titel der Vulgata, b.v. Koheleth, zie Ecclesiastes. Evangelia, Epistolae, Apocalypsis staan op die woorden met verwijzing zoo noodig op Matthaeus, Paulus enz. De vijf boeken van Mozes vereenigd op Pentateuchus. N.B. Te Amsterdam wordt deze regel niet gevolgd, maar uitsluitend rekening gehouden met den titel, zooals die op het titelblad luidt. | |||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||
§ 35. Bij catalogi van boek- en andere verzamelingen, getiteld Catalogue, Catalog, Katalog, Catalogo, wordt de vorm Catalogus als hoofdwoord gebruikt. Indien de naam van den maker vermeld is, wordt het boek op dien naam geplaatst, maar dan met verwijzing op: Catalogus. De rangschikking der titels van genoemde catalogi is alphabetisch, naar den naam des eigenaars, of, bij openbare verzamelingen, der plaats waar zij zich bevinden (in één gezamenlijke alphabet). Oproep, om te komen tot eene algemeene vereeniging van bibliotheek-ambtenaren. Utrecht, 24 Februari 1912.
L.S.!
Enkele keeren in tijdschrift-artikelen, herhaalde malen in onderlinge gesprekken en correspondentie, werd de wenschelijkheid der oprichting eener organisatie betoogd, waarin bestuurders en ambtenaren, verbonden aan de Nederlandsche openbare boekerijen, konden worden vereenigd. Eene vereeniging, die alles, wat het bibliotheekwezen betreft, krachtig zou willen behartigen en ook de belangen zou kunnen bevorderen van allen, die aan eene openbare instelling eene levenspositie hebben gevonden. Pogingen om deze organisatie tot stand te brengen zijn evenwel tot heden niet ondernomen. Toch vordert volgens de meening van ondergeteekenden de tegenwoordige toestand van het Nederlandsche bibliotheekwezen eene aaneensluiting van alle in zijn dienst staande ernstige mannen en vrouwen, en 't is daarom dat zij den eersten stap willen doen om tot oprichting te geraken. Geenszins is het hunne bedoeling zich als leiders op te werpen, - ondergeteekenden wenschen alleen eene bijeenkomst voor te bereiden, waar over de totstandkoming der vereeniging nader zal worden beraadslaagd, bij mogelijke oprichting een bestuur benoemd en de inhoud van statuten en reglement besproken. Tot dit doel richten zij het beleefde verzoek tot U hen te willen berichten:
Mocht U een anderen datum of plaats van bijeenkomst verkiezen, dan verzoeken zij ook daarvan mededeeling te willen doen, ten einde met de wenschen der meerderheid rekening te kunnen houden en voor een goeden gang van zaken te kunnen zorgdragen. Deze uitnoodiging is alleen gericht tot hen, die aan eene openbare Nederlandsche boekerij in vasten dienst werkzaam zijn en daar zelfstandig werk verrichten. (Bibliothecarissen, conservatoren, amanuenses en assistenten). De vergadering zal nader hebben te beslissen of ook andere categorieën van personeel tot het lidmaatschap zullen worden toegelaten en de openbare leeszalen in het verband worden opgenomen. Ondergeteekenden rekenen op Uwe belangstelling en medewerking om eene goed georganiseerde en degelijk geleide vereeniging voor het Nederlandsche bibliotheekwezen tot stand te brengen. Hoogachtend,
Uw dw. dn., Dr. J. Alblas, Conservator. Dr. A. Hulshof, Conservator. G.A. Evers, Amanuensis. A. Brom Jr., Amanuensis. W. Bongertman, Amanuensis. W.J.v. Bockel, Amanuensis. To. van Rije, Amanuensis. Uw antwoord a.u.b. vóór 15 Maart a.s. te zenden aan: G.A. Evers, Obrechtstraat 50, Utrecht. | |||||||||||||
Haarlem. -De Stads-Bibliotheek ontving in 1911 10507 bezoeken (vorig jaar 11119), leende uit 7843 banden (vorig jaar 6963) en zag 3720 personen gebruik maken van lees- en studiezaal (vorig jaar 4040). |
|