Het Boek. Jaargang 1
(1912)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |||||||||||||||
Boekbesprekingen.Museum Meermanno Westreenianum. - Catalogus van de Incunabelen. I. Italië, Frankrijk, Spanje, Engeland. 's Gravenhage, Landsdrukkerij, 1911. 124 blz. gr. 8vo. Niet in den handel.Zonderen wij de beschrijving der Nederlandsche incunabelen uit welke Holtrop opnam in zijn Catalogus librorum saec. XV. impr. van 1856, dan is dit de eerste maal dat van deze verzameling, welke in 1848 aan den Nederlandschen Staat werd geschonken, een gedeelte door beschrijving en druk voor wijderen kring wordt toegankelijk gemaakt. Voorwaar niet te vroeg! Jammer is dat deze Catalogus van de Incunabelen opgenomen werd in de Verslagen omtr. 's Rijks verzamelingen van geschiedenis en kunst. Dl. XXXIII. 1910, waarin niemand hem zoekt. Ten deele slechts wordt aan dit euvel tegemoet gekomen door het afzonderlijk afdrukken van ettelijke exemplaren, op mooi zwaar papier. Deze zullen waarschijnlijk aan eenige der grootere bibliotheken ten geschenke worden aangeboden; verspreiding wordt daarmede echter niet bereikt, daar het boekje niet, evenmin als de andere catalogi der Kon. Bibliotheek, in den handel verkrijgbaar wordt gesteld. Op deze m.i. verkeerde opvatting kom ik een ander maal terug. Uit de inleiding van den zich zelf niet noemenden, doch in het Verslag genoemden bewerker, nm. Pater fr. Bonaventura Kruitwagen, O.F.M., ontleenen wij het volgende: de incunabelen zijn, in hoofdzaak geordend op de wijze zooals Proctor en Vouilliéme dat gedaan hebben respect. voor Londen, Oxford en Berlijn. Voor de keuze van de namen en woorden, waarop de incunabelen gecatalogiseerd zijn, volgde hij het Repertorium van Hain. Terecht. Zoolang toch nog geen definitief systeem vastgesteld is, doet men beter Hain te blijven volgen, dan een eigen systeem te ontwerpen, dat ongetwijfeld weer spoedig verlaten zou moeten worden. De drukken, welke nergens anders, en de meer zeldzame, welke hier en daar slechts in zeer onvolledigen vorm vermeld worden, benevens de incunabelen, welke aanmerkelijk afwijken van de bestaande beschrijvingen, zijn in dezen catalogus volledig beschreven volgens de regelen welke de ‘Kommission für den Gesamtkatalog der Wiegendrucke’ heeft vastgesteld. Dat geeft de waarde aan dezen Catalogus. Ten eerste blijkt daaruit dat het Museum M. - W. incunabelen bezit welke nergens anders beschreven werden (en dit zegt tegenwoordig iets) en ten tweede worden deze thans door den kundigen beschrijver tegelijk zóó bewerkt dat zijn beschrijvingen voor den ‘Gesamtkatalog’ kunnen dienen. Van de 424 incunabelen, thans beschreven, komen er 59 nummers niet bij Hain voor, waarvan er 31 niet bij Copinger worden vermeld. Verder zijn er (voor zoover de gegevens van Proctor en Voulliéme strekken) ongeveer 95 niet aanwezig in het British Museum te Londen en de Bodleian Library te Oxford, terwijl 234 nummers niet gevonden worden in de Kon. Bibl. te Berlijn en in de andere Berlijnsche incunabel-verzamelingen. Behalve de 424 reeds beschreven incunabelen wachten er nog een 800 tal van duitschen en nederlandschen oorsprong op eene nadere bewerking. Wanneer men weet wie de vervaardiger van dezen Catalogus is behoeft men niet verwonderd te zijn wanneer men leest: Met bijzondere zorg is ernaar gestreefd, | |||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||
de typen aan te geven waarmede iedere incunabel is gedrukt. Gewerkt werd met het ‘Typenrepertorium’ van Haebler, en het bleek dat Proctor in verreweg de meeste gevallen een stevige gids was; waar Proctor den drukker niet vermeldt (zooals wij zagen in ongeveer 95 gevallen) moesten de typen naar eigen oordeel worden vastgesteld. Wij houden ons er van overtuigd, dat de geleerde bewerker zich hierin met Proctor gerust meten kan. De belangrijkheid van de verzameling blijkt o.a. daaruit dat wij hier werk vinden van de eerste drukkers van de volgende Italiaansche steden: Bologna (Bald. Azzoguidi), Brescia (Drukker voor P. Villa), Cividale (Gerar. de Lisa), Colle (Joh. Allemanus de Medemblick), Ferrara (Andreas Belfortis), Foligno (Joh. Neumeister en Aem. de Orsinis), Milaan (Ant. Zarottus), Mondovi (Ant. Mathiae en Balth. Cordericco), Napels (Sixtus Riessinger), Padua (Barth. de Valdezocho en Martinus de septem arboribus), Rome (C. Sweynheym en Arnold Pannartz (15 drukken), Soncino (Josua Salomon), Subiaco (Sweynheym en Pannartz, vóór zij naar Rome gaan, 3 drukken), Treviso (Gerardus de Lisa (of de Flandria), Venetië (Joh. en Wendelinus de Spira, 22 drukken; als tweede drukker, de beroemde Nic. Jenson, met 26 drukken), Verona (Joh. (Nicolai) de Verona). Ik doe nu nog slechts hier en daar een greep: No. 14. Guarinus Veronensis, Opusculum utilissimum. Cremona, Rafainus Ungaronus et Caesar Parmensis, 1494. 12 Febr. 4to. Door dezen incunabel wordt het bestaan van de drukkersfirma Rafainus Ungaronus en Caesar Parmensis voor goed bewezen en wordt de overal verspreide, Hain gevolgde, foutieve lezing ‘Basaynus’ verbeterd. Een facsimile van de letter en van het colophonGa naar voetnoot1) is dubbel welkom, nu andere drukken van dezelfde firma, wel genoemd worden doch tot heden niet gevonden zijnGa naar voetnoot2). No. 158. De opmerking over het ge- of misbruikte stempel van Petrus Schöffer, worde onzen oostelijken naburen ter bestudeering aanbevolen. No. 298. Missale Romanum. Venetië, P. de Paganinis, 1487. fol. is een unicum. No. 348. Vergerius, De ingeniis moribus liberalibusque disciplinis. No. 349. Xenophon, De vita tyrannica. Beide, onbekende Italiaansche drukken. Hier hielpen alle hulpmiddelen niet en bleef het vaderschap van deze drukken verborgen. De bijgevoegde clichés maken het wellicht mogelijk dit op te sporen. Van de eerste Parijsche drukkers (Ulr. Gering, Mich. Friburger en Mart. Crantz) zijn mede een aantal drukken aanwezig.; zoo ook eenige van Spaansche drukkers en een enkele slechts van Engeland (No. 424) doch dit is dan ook een Caxton. Moge het tweede deel van dezen Catalogus niet lang op zich laten wachten, en de zeer kundige bewerker dus in de gelegenheid gesteld worden zijn werk te voltooien. Er is meer. Door dezen arbeid neemt Nederland op éénmaal weder in de voorste rijen der incunabelographen zijn plaats in, een plaats die het par droit de conquête toekwam, maar waarvan het sedert eenige jaren door zijn naburen was teruggedrongen. Voor den bovengenoemden ‘Ge- | |||||||||||||||
[pagina *3]
| |||||||||||||||
No. 14. Guarinus Veronensis, Opusculum utilissimum. Cremona, Rafainus Ungaronus et Caesar Parmensis, 1494.
| |||||||||||||||
[pagina *4]
| |||||||||||||||
No. 348. Vergerius, De ingeniis moribus. S.n. l. et a.
| |||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||
samtkatalog der Wiegendrucke’ wordt ook op hulp uit Nederland gerekend. Aan ons zelven zijn wij verplicht die hulp, wanneer zij gevraagd wordt, te verleenen. Het is ons bekend dat de gevraagde medewerking, om bijzondere redenen, voorloopig althans niet verleend zal kunnen worden. Waar Nederland op het oogenblik slechts één man bezit in staat om dit werk naar de eischen des tijds te verrichten, daar moet o.i. alles worden aangewend om hem alsnog daartoe in de gelegenheid te stellen. Wellicht dat een vriendelijke aandrang van de regeeing daartoe de middelen opent.
N. No. 349. Xenophon, De vita tyrannica. S.n. l. et a.
| |||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||
Bibliographie de la typographie néerlandaise des années 1500-1540. Ouvrage faisant suite aux ‘Annales’ de M. Campbell, par Wouter Nijhoff. Feuilles provisoires. La Haye, 1911. 17e livr. Tiré à 50 exemplaires.Na eenige jaren pauze wordt deze arbeid wederom voortgezet. Die lange pauze zal o.m. wel toe te schrijven zijn aan het feit dat nu de binnenlandsche bibliotheken vrij wel allen afgewerkt zijn en de boeken uit het buitenland òf in het geheel niet, òf slechts onder beperkende bepalingen worden uitgeleend. In deze afleveringen worden boeken beschreven uit de veiling van Havre (Amst. 1905), de Univ. - Bibliotheek te Leiden, doch voornamelijk uit de Stedelijke Biblio theek te Keulen, en eenige katholieke instellingen hier te lande. Belangrijk als drukken vinden wij hierin:
Wij vernemen dat de bewerker het plan heeft, zoodra de twintigste aflevering van zijn ‘feuilles provisoires’, gereed is, en er dus een kleine 2000 postincunabula beschreven zijn, de korte titels in doorloopend alphabet te doen drukken (misschien in dit tijdschrift). Lang zal die aflevering hu wel niet op zich laten wachten daar de 18e gereed en de 19e geheel ter perse is. Het British Museum moet aan dien plotselingen zondvloed van Nederl. postincunabula niet vreemd zijn. | |||||||||||||||
Art typographique dans les Pays-Bas, 1500-1540. Reproduction en facsimile des caractères typographiques, des marques d'imprimeurs, des gravures sur bois et autres ornements employés dans les Pays-Bas entre les années 1500-1540. Avec notices critiques et biographiques par Wouter Nijhoff. La Haye, Martinus Nijhoff, 1911. Livr. 9-12. (48 pl.) Per afl. ƒ 7.50Een geweldigen stoot heeft dit werk dit jaar gekregen, terwijl het, evenals de Bibliographie eenige jaren lag ingedommeld. Deze twee werken staan dan ook met elkaar in zulk innig verband, dat het onmogelijk mag heeten dat het eene voortschrijdt terwijl het andere stil blijft staan, en omgekeerd. Immers wordt de Art typographique opgebouwd uit materiaal eerst door de Bibliographie opgespoord, doch tegelijk krijgt de laatste een ruggegraat door de gegevens van de eerste. Blijft de Bibliographie liggen dan kan de Art typographique niet vooruit. En eerst wanneer het geheele materiaal gebruikt en dus bekend is, zullen daaruit de gegevens voor de geschiedenis van de boekdrukkunst in het begin der 16e eeuw terug worden gevonden, en dan zal tegelijk de beschrijving der boeken, door de drukkers gedurende die periode in het licht gezonden, voor zoover zij nog te vinden zijn, gereed zijn. Beide werken completeeren dus elkaar en schrijden geleidelijk voor- | |||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||
waarts, al beoogen zij een geheel ander doel. Deze afleveringen brengen met haar ruim twee honderd clichés wederom belangrijke gegevens. Wij treffen voor het eerst de volgende drukkers aan:
terwijl de typen, merken houtsne den, randen, enz. enz gebruikt door drukkers als: Christophorus Ruremundensis, Eckert van Homberch, J. Grapheus, Nic. de Grave, Willem van Hoochstraten, Adr. van Bergen, H. Petersen van Middelburg, Martinus de Keizer, W. Vorsterman, A. Paffraet, Allaert Gauter, Jan Seversz., Corn. Hendrikszoon Lettersnijder, Jan Berntsz., e.a. worden afgebeeld, waardoor onze kennis van hun materiaal langzamerhand wordt uitgebreid. Drukkersmerk van W. Zuselerus, te Deventer.
| |||||||||||||||
Catalogus van de bibliotheek der Theologische school van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Kampen, J.H. Kok 1911. 559 blz. 8o.In 1854 is de Theologische school gesticht. Ruim een jaar later, 31 Januari 1856, gaf het weekblad De Stem eene lijst van de 22 boekwerken die de School bezat. In 1877 verscheen de eerste catalogus; er waren toen 537 boeken en nog 260 ‘brochures uit de 17e eeuw’. Nu 19 jaar geleden, dus in 1892 kwam een nieuwe catalogus van 1700 nummers, ongerekend de genoemde brochureverzameling. Eindelijk leidt de Bibliothecaris H. Bouwman in Juli 1911 dezen nieuwen ‘omvangrijken catalogus, die bijna 5000 nummers telt’ in met een kort historisch overzicht, waaraan het hier medegedeelde ont- | |||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||
leend is. De catalogus is ‘encyclopaedisch’ ingericht, d.w.z. de titels zijn naar een wetenschappelijk systeem gerangschikt, met toevoeging van een alfabetisch register. De titels maken den indruk volledig en nauwkeurig te zijn - ook de namen der uitgevers zijn vermeld -, ook het register is klaarblijkelijk met zorg bewerkt. Niet praktisch is, dat de inhoud achter het alfabetisch register geplaatst is. Zooals begrijpelijk is, is het grootste deel van het boek aan de theologie gewijd, ja meer dan twee derden, wanneer we daaronder samenvatten wat onder de hoofden Theologie, Bibliologische werken, Ecclesiologische vakken, Dogmatologische vakken, Ambtelijke vakken en Wetenschap van den godsdienst gebracht is. Voor andere vakken van wetenschap is de verzameling van weinig beteekenis. Merkwaardige oude boeken vallen bij door-bladering niet in het oog, al vindt men b.v. onder de Patristiek eenige 16e-eeuwsche werken. | |||||||||||||||
Bibliographie van Starter's werken. Met inleidende levensschets en een register der zangwijzen en liederen door M.M. Kleerkooper. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1911. XXIV en 59 blz. gr. 8vo. ƒ 2.50De heer Kleerkooper heeft met deze bibliographische beschrijving der werken van ‘den Friesche Engelschman’ nauwkeurig werk verricht. Niet minder dan 33 binnen- en buitenlandsche bibliotheken en particuliere verzamelingen zijn door hem doorzocht en zoo is hij in staat geweest de verschillende werken, en de hem ten dienste staande uitgaven te beschrijven en onderling te vergelijken. Hij heeft zijne arbeid in de volgende afdeelingen verdeeld: A. Afzonderlijke uitgaven. Hierin o a. als no. 1 het Epithalamium van Eerich Brahe met Licia van Eysinga, in 1616 te Leeuwarden verschenen. No. 3 beschrijft de Sotte-klucht van een Advocaat en een Boer, 1644, een uniek exemplaar dat in de Bodleian Library, te Oxford wordt bewaard; No. 8 fan Soetekauw, waarvan niet minder dan 33 drukken (1624-1735), hetzij afzonderlijk, hetzij gezamelijk met Melis Thijssen worden beschreven. Opmerkelijk dat de oudste druk hiervan zich alleen in de Bibl. Nationale te Parijs bevindt. Tezamen 20 verschillende stukken. B. Verspreide gedichten. Onder deze rubriek worden opgenomen gedichten van Starter welke een plaats vonden in bundels als: Apollo of Ghesangh der Musen. Amst., 1615. - 't Vermaeck der Jeught. Leeuwarden, 1616 - Nieuw Lied-boeck, ghenaemt den... Doele-Vreught. (Rott, c. 1627) en eenige anderen. C. Verzamelingen. - Starter's Lusthoofken versiert met vele Liedekens. Utrecht, Jan Ameliszoon, (1621), een uitgave, die buiten Starter om verscheen en waarover hij in de voorrede van zijn Frieschen Lusthof zich beklaagt. - Friesche lusthof. 1621. Van dit, meest bekende werk van Starter beschrijft de heer K. 10 verschillende uitgaven. - Steekboekje. De oudste druk, tot heden teruggevonden, is van 1704. Toch zullen er zonder twijfel andere bestaan hebben. De laatste, door den heer K. beschreven is van 1786. D. Bloemlezingen. (Eekhoff, C.H. Ph. Meyer en Hettema). Aan de bibliographie gaat eene inleiding vooraf waarin de schrijver het korte, doch veelbewogen leven van Starter mededeelt. Als Bijlagen volgen: Resoluties der Staten-Generaal, eenige biographische aanteekeningen betreffende personen in Starters werk genoemd | |||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||
en betreffende eenige boekverkoopers, terwijl het geheel wordt besloten door een Register van Zangwijzen en liederen. Ons inziens voldoet deze bibliographie aan alle eischen welke men aan een dergelijken arbeid kan stellen en wij zijn den heer Kleerkooper dankbaar voor zijn arbeid. Onbegrijpelijk komt het ons voor dat het Frederik Mullerfonds deze uitgave - naast Unger's Vondel's bibliographie - niet onder zijn werken heeft opgenomen. | |||||||||||||||
Catalogus der Centrale Duitsche Bibliotheek, gevestigd te Utrecht. September 1911. Electr. Drukkerij Kemink & Zoon te Utrecht. 117 blz. 8o.De verzameling hier gecatalogiseerd, bestaat uit misschien 3000 boeken, bijna uitsluitend Duitsche letteren, niet ouder dan de 19e eeuw. Zij behoort aan eene vereeniging die een kleine honderd leden telt, en is sinds Maart 1911 in beheer bij de Universiteitsbibliotheek te Utrecht, vanwaar de boeken op aanvraag dagelijks verzonden worden, ook gedurende de vacanties - eene nieuwe aanwijzing, dat de Utrechtsche bibliotheek, al is en blijft ze eene Universiteits-bibliotheek, toch wel tegelijk eene wezenlijke openbare boekerij is, wat de officieele statistiek ook moge beweren. De indeeling van het bescheiden boekje is hoogst eenvoudig: eene oudere en eene nieuwere periode, en voor elk van beide twee rubrieken: Werken van algemeenen inhoud, en Schrijvers. In elk van deze vier afdeelingen zijn de titels alfabetisch geplaatst; men vraagt zich onwillekeurig af, of één enkel alfabet niet nog gemakkelijker zou geweest zijn. Bij elken titel vindt men het plaatsnummer; men kan daaruit opmaken dat de collectie een 14tal kasten vult. Een inliggend blaadje, waaraan ik reeds 't een en ander ontleende, meldt nog, dat in 1910 in 351 zendingen 1656 boeken werden uitgeleend, dat voor den nieuwen catalogus 181 deelen werden aangekocht, en dat van veelgelezen werken bisnummers werden aangeschaft, en sommige door nieuwe exemplaren werden vervangen. Voorts staat er met vette letter dit teekenende verzoek: Het bestuur verzoekt den leden nogmaals uitdrukkelijk, niet in de boeken te schrijven, te schrappen of te vouwen, de ruggen niet om te vouwen of te knakken,...B. | |||||||||||||||
Bibliographie der Freimaurerischen Literatur. Herausgegeben in Auftrage des Vereinsdeutscher Freimaurer von August Wolfstieg. Selbstverlag des Vereins deutscher Freimaurer, 1911. Band I. X en 990 blz. gr. 8vo.In dit eerste deel, dat in twee afdeelingen, een algemeene en een geschiedkundige, verdeeld is, worden niet minder dan 20012 verschillende uitgaven beschreven. Allereerst alle geschriften, welke in de duitsche taal over vrijmetselarij zijn uitgekomen, en daarnaast de buitenlandsche werken, welke tot 1756 verschenen, terwijl van de nieuwe buitenlandsche werken òf de belangrijkste werden opgenomen of die werken welke met de duitsche vrijmetselarij in eenig verband stonden. De indeeling van de verschillende onderdeden is chronologisch, en de uitgaven der onderscheidene loges (4429 nrs.) zijn alphabetisch naar de plaats waar zich de loge bevindt gerangschikt. De beschrijving zoowel als de typographische uitvoering lijkt ons voortreffelijk. Zoodra het tweede deel, met de registers, verschenen is, komen wij op deze uitgave terug. | |||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||
Bibliotheca Utopistica. Katalog einer merkwürdigen Sammlung von Werken Utopistischen Inhalts, 16-20 Jahrh. Aus dem Nachlasse des Schriftstellers Ludwig Hevesi. Als Beitrag zu einer Bibliographie der Utopistischen Literatur hrsg. v. Gilhofer & Ranschburg. Wien, 1911. (1850 nrs.) 8vo.Bibliotheca Utopistica is een misleidende titel. Men denkt aan Thomas More's Utopie en zijn navolgers en stelt zich de bibliographische belangrijkheid van deze verzameling te hoog voor. Stellig zijn er onder dezen titel een aantal meer of minder merkwaardige boekjes verzameld, maar als collectie is zij te onsamenhangend en, in onderdeden, op verre na niet compleet. Ontbreekt bijv. om maar iets te noemen, aan den eenen kant het in een Bibliotheca Utopistica onmisbare werk van Harrington, Oceana,- de eerste druk van Thomas Morus' Utopia van 1516, de hoeksteen van een dergelijke bibliotheek, is er evenmin - aan den anderen kant treft men er werken in waarvan men het utopische karakter moeielijk zal doorgronden: Neu entdeckte Geheimnisse, von der Schönheit der Damen, enz. (Lpz. 1701). (no. 172). Grandval, Le pot de chainbre cassé, tragédie pour rire. A Ridiculomanie (1742). (no. 188). C.C. Haendel, De eruditis Germaniae Mulieribus. Altdorfii, 1688, (dit laatste werkelijk ernstig bedoeld en niet sarkastisch). Als verzameling van ‘voyages imaginaires’, Robinsonaden, enz. is zij niet onaardig. Of iedereen werken over den hemel en de hel, het leven na den dood, engelen en duivels, tot de utopische literatuur zal rekenen is - tenminste in ons land - zeer aan twijfel onderhevig. | |||||||||||||||
Nederlandsch Tijdschrift voor geneeskunde. - Register der oor spronkelijke stukken, verschenen in de eerste vijftig jaargangen 1857-1906. Aan de inteekenaren op 1 Jan. 1912 aangeboden door het Nederlandsch Tijdschr. v.G. 178 + 85 bladz. 8o.Dit register bestaat uit een naamregister, door P. Muntendam en W.M. de Vries bewerkt, en een zaakregister van de hand van J.A. Beijer, zooals blijkt uit een mededeeling, onderteekend ‘Namens de Redactie, H. Burger.’ Beide registers geven een indruk van nauwkeurigheid en volledigheid. Om een inzicht te krijgen in de werkzaamheid van de Nederlandsche geneeskundigen zal men naast den catalogus van de Maatsch. t. bev. d. geneesk. met zijn supplementenreeks voortaan vooral ook dit boek moeten raadplegen. | |||||||||||||||
Drankbestrijdingsbibliografie.
| |||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||
Wat toch beteekenen die oudere titels? Het zijn er een twaalftal, verloren tusschen de honderden afschaffingstitels van de laatste 70 jaren, en ze behooren er in't geheel niet bij. Ik laat ze voor de merkwaardigheid in tijdorde hier volgen. Franck, S., Van den grouwelijcken laster der dronkenheyt, die in desen tiden ghe- weldelijck regneert, etc. Norden, P. Arentz, 1621. 4o. Men ziet dat deze titels al heel weinig te maken hebben met de afschaffingsbeweging die in 1842 begint. Het merkwaardige boekje van Franck behoort in't geheel niet in een lijst van werken uitgegeven in Nederland van de 17e eeuw tot 1911, het Arrest du Conseil d'état ook niet, de volgende hebben al heel weinig met drankmisbruik en drankbestrijding uit te staan, en er is absoluut geen samenhang tusschen dit lijstje en de afschaffingsbibliografie van de jaren 1842-1911. Wel zou het interessant zijn, een overzicht op te stellen van de Nederlandsche literatuur over drankmisbruik in vorige eeuwen, maar dit zou een omvangrijke studie vereischen, waartoe de maker van deze lijst geen gelegenheid heeft gehad. Zoo vindt men in de 16e eeuwsche zeekaartboekjes een stuk, getiteld ‘Den Spiegel vander Zee, dwelck over gheset is, wt een out boeck, ende dat seer schoon, ende profitelijck is voor zeevarent volck, ende sonderlinge voor die jonge schippers oft stuermans, hoe dat si haer sullen houden.’ Daarin wordt veel over het nadeel van dronkenschap gezegd: ‘die ghemeene stuerman gheven hem die meeste helft tot droncken drineken ende ander rebelheyt, ende cp dye leste ure, als die schepen tseil gaen, so comen die droncken stuerluy tschepe, dol gedroncken gelyc een swijn ende en connen in eenen dach of twee niet tot haer selven comen, ende dan wert tschip, ende goet onbewaert ende door sulcke ongeachtsaemheyt, ende versuymtheyt is menich | |||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||
schoon ende costelick schip ende goet verloren.’ Merkwaardiger nog, uit het oogpunt van drankbestrijding, is eene verhandeling van het jaar 1600, van den ouden stuurman en zeekaartenmaker Aelbert Haeyen (zie de Amsterd. boekdrukkers en uitgevers in de 16e eeuw, III 37-52), in zijne Corte onderrichtinghe belanghende die kunst vander zeevoert. Zij heeft tot titel ‘Wat swarigheyt dat by der zee daghe- licks voor valt, door die swelgery ende droncken drincken.’ Daar worden o. a maatregelen aanbevolen die men geneigd zou zijn voor echt negentiende-eeuwsch te houden, als beperking van het taprecht, uitsluiting van dronkaards van ambten, enz. Daar vindt men ook eene poëtische ontboezeming van een ongenoemden dichter tegen de dronkenschap: Wijsheijt, schoonhcijt, deucht en eere
Wordt door u dronkenschap mismaeckt gheschent,
Hoe datmen dit int beste wende oft keere,
Dronckenschap werct schande tot inden ent.
Tfij stinckende sonde die elck verblent
Ende niet en kendt u kwade spetie.
Tfij beestelick leven sonder discretie.
Een boekje van twee eeuwen later, dat drankbestrijding alsrecht-streeksch doel had, is voor enkele jaren in het Tijdschrift voor boeken bibliotheekwezen (jrg. IV p. 67) besproken. De titel luidt: ‘De geschiedenis van Isaac Jenkins en Sara zijne vrouw en derzelver drie kinderen. Een volksboek. Uit het Engelsch naar de vijfde uitgave.’ De vertaler, Ds. G. Brender à Brandis droeg het op aan de ‘Maatschappij tot nut van't Algemeen’, en zijn verzoek om dit te mogen doen gaf aanleiding tot eene onderlinge gedachtenwisseling tusschen de bestuursleden over de vraag, of het niet beter zou geweest zijn een oorspronkelijk Hollandsch boekje over hetzelfde onderwerp in't licht te geven. Het bibliografietje van Schulthess toont, dat het daarna nog ongeveer een halve eeuw geduurd heeft, eer in ons land eene werkelijke beweging tot bestrijding van het drankmisbruik is begonnen. Over deze beweging van de laatste 70 jaren licht de bibliografie, al is ze zeker niet geheel volledig, ons zeer goed in. In 1842 begint de werkzaamheid der Vereeniging tot afschaffing, omstreeks 1850 zien we de brochures tegen drankmisbruik toenemen, later komen de drankwet, de Volksbond, de internationale en de nationale congressen, de strijd voor geheel-onthouding. Eene schikking naar tijdorde zou het historische verloop ook voor dit tijdvak veel beter doen uitkomen, maar in het alfabetische lijstje vindt men met eenig snuffelen toch ook wat men weten wil, en het vinden van een bepaalden titel is daarin heel gemakkelijk.
B. |
|