Column
Plato in Leiden
Arnon Grunberg
Ergens in 2007 werd ik aangesteld als gastschrijver aan de Universiteit van Leiden. Op zichzelf een eervolle benoeming, onder anderen Gerard Reve, Frans Kellendonk en Judith Herzberg waren mij voorgegaan. De hoogleraar Jaap Goedegebuure vertelde me dat ik ontheven was van de plicht studenten een cijfer te geven, een erfenis van het gastschrijverschap van Judith Herzberg die alle studenten een tien had gegeven. Ik begreep haar vrijgevigheid, maar de reactie van de universiteit kon ik mij ook wel voorstellen. Verschil moet er zijn.
Op 25 november 2007, ongeveer een jaar voor ik aan mijn gastschrijverschap zou beginnen, kreeg ik een mail van een voormalige vriend die inmiddels docent filosofie was in Leiden:
‘Arnon,
Ik begrijp dat je komend jaar gastdocent in Leiden zal zijn. Wat dacht je van het geven van een klein, gezamenlijk college met een “slow reading” van een werk van Plato (Symposium of Phaedrus) en eentje van Aristofanes (Wespen) of Sophokles (Oedipus)? Het college zou (met toestemming van de docenten) open staan voor derdejaars studenten en kan relatief klein blijven.
Groet,
Eric Schliesser’
Zijn schrijven was opmerkelijk, want in de herfst van 2000 was aan ons contact een einde gekomen, al was het in 2004 nog even kortstondig opgebloeid, zuiver per e-mail.
Reden van de breuk in 2000 was een stuk van Marek van der Jagt in NRC Handelsblad. Van der Jagt was een pseudoniem van mij en Van der Jagt had een poging ondernomen filosofie te studeren in Wenen. Daarin leek hij op Schliesser, al moet worden erkend dat Schliesser veel meer dan een poging had ondernomen, hij was echt filosoof geworden, zij het niet in Wenen.
We kenden elkaar van het Vossius Gymnasium. Weliswaar hadden we op school nooit veel contact gehad, het contact kwam pas daarna tot stand, aan het eind van de jaren tachtig, begin jaren negentig, toen ik in de Van Eeghenstraat 89 hs bivakkeerde en een leven als uitgever en schrijver probeerde op te bouwen. Ik worstelde met het leven, wat Schliesser ook deed, maar hij leek mij veel succesvoller in het worstelen.
Ergens in die tijd schreef Schliesser mij een brief waarin stond: ‘God, ik wou dat ik jouw talent had.’ Toen wist ik niet dat het goed met mij zou komen. Ik worstel nog steeds met het leven, misschien wel meer dan ooit, maar ik wist wel dat ik van Schliesser had gewonnen. Ik was aan het begin van de jaren negentig erg competitief, en sommige mensen zullen zeggen dat ik dat nog steeds ben.
Enfin, Schliesser meende stukken van zijn brieven aan mij te herkennen in een opiniestuk dat Van der Jagt had geschreven voor NRC Handelsblad. Hij was erg boos en zijn laatste e-mail van 15 oktober 2000 luidde:
‘Arnon,
Als ik niet gedacht had dat jij mijn vriend was, dan had ik nooit zo woedend gereageerd. Wel hadden we een voor mij ongewone vriendschap, omdat ik (sinds de avond in het Waldorf met jouw accountant en zijn assistent-kok) wist dat ik op jou geen emotioneel beroep mocht doen.
Eric’
Van die avond in het Waldorf-Astoria in New York staat me weinig meer bij, omdat mijn toenmalige accountant en zijn assistent-kok veel dronken en ik de gewoonte had, en heb, mij aan te passen aan mijn omgeving. De waarheid gebiedt te zeggen dat ik met mijn toenmalige accountant en zijn assistent-kok ook gebrouilleerd ben. Het woord ‘ook’ zou tot onnodige misverstanden kunnen leiden. Met Schliesser wás ik gebrouilleerd en we zijn vooral dankzij de Universiteit van Leiden nader tot elkaar gekomen.
Naast mijn officiële gastschrijverschap in 2008 gaf ik samen met hem een collegereeks over Plato's Symposium. Mijn bevoegdheid in dezen was minimaal, van het oud-Grieks op het Vossius herinnerde ik me vooral de lidwoorden en een Platoexpert zou ik mezelf toen en ook nu niet willen noemen.
Plato. Kopergravure van Lucas Vorsterman naar Rubens, ca. 1630. Rijksmuseum Amsterdam.
Niettemin beviel de samenwerking Schliesser zo goed dat hij voorstelde het nog een keer te doen. Hij zei tegen mij: ‘Je hebt pedagogische kwaliteiten.’ Wat ik als een groot compliment opvatte van een man die verder zuinig is met complimenten. Ik dacht: als het misgaat in de literatuur, kan ik altijd nog het onderwijs in.
Het jaar daarop, toen ik gastschrijver was aan de Universiteit van Wageningen, gaf ik wederom een collegereeks aan de Universiteit van Leiden met Schliesser. Dit keer over twee boeken van Coetzee, Slow Man en Elizabeth Costello.
Kort daarop verhuisde Schliesser naar de Universiteit van Gent, waar hij nog een keer met mij wenste te doceren. We dineerden met de toenmalige rector van die universiteit. Tijdens het diner gaf de rector mij een vulpen cadeau, maar de collegereeks zelf kwam nooit stand want mijn gebrek aan lesbevoegdheid stuitte in België op onoverkomelijke bezwaren.
Grunberg als schaduwbeeld in Plato's grot. Studio Ron van Roon
Inmiddels is Schliesser benoemd tot hoogleraar aan de UvA, ik meen bij de Vakgroep Politicologie, maar filosofie loopt moeiteloos over in politicologie.
Schliesser stelde voor wederom samen te doceren. Ik hield dat echter af. Misschien een tikkeltje ondankbaar, maar net als mijn geliefden moeten ook mijn vrienden het soms stellen zonder mijn pedagogische kwaliteiten.