De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Het woon- en atelierschip De Zwerver van W.O.J. Nieuwenkamp
| |
[pagina 25]
| |
De Zwerver is het oudste nog bestaande woon- en atelierschip in Nederland en werd in twee fasen geconstrueerd. De kunstenaar W.O.J. Nieuwenkamp heeft het samen met de scheepsbouwers van de werf De Vlijt in Oude-Wetering gebouwd als varend atelier, waarin ook gewoond kon worden. De planken, balken, deuren en ramen van het houten atelier in Santpoort, dat Nieuwenkamp op 1 september 1900 verliet, waren met twee verhuiswagens naar de werf gebracht en werden daar zoveel mogelijk opnieuw gebruikt bij de opbouw van het schip. De rechthoekige geklonken bak - de basis van het gevaarte - was voorzien van een soort roer waarmee het schip vanaf het dak met een helmstok bestuurbaar was, als het voortgetrokken werd door een sleper of door een paard. Dat laatste is vrijwel nooit gebeurd. Op bijna alle tochten is De Zwerver door een sleepboot getrokken. De naam van het schip was bedacht door dr. E.D. Pijzel, de hoofdredacteur van het weekblad Eigen Haard, waaraan Nieuwenkamp jarenlang heeft meegewerkt. De woon- en atelierboot werd ingeschreven in de gemeente Leimuiden waaronder de werf De Vlijt ressorteerde.
Toegangsbewijs voor de tentoonstelling aan boord van De Zwerver, 1902.
Catalogus van etsen en houtsneden van Nieuwenkamp, getekend en in hout gesneden aan boord van De Zwerver, 1902. Op het omslag een vignet met De Zwerver en het schilderswapen. Het boekje is gedriegd met een groene draad.
| |
Met ‘kop’ en ‘kont’ het water opIn de zomer en het najaar van 1901 maakte Nieuwenkamp een proefvaart naar Edam en Monnickendam en keerde eind november terug naar de werf. Daar werd de bak voorzien van een ‘kop’ en een ‘kont’ naar afmetingen van een oude Overijsselse praam. Bij deze uitbreiding heeft het schip een bijbehorend roer en ankergerei gekregen. Hierdoor was de boot niet alleen ruimer geworden, maar ook beter te besturen. De lengte bedroeg 27,5 m, de breedte 4,75 m en het schip had een diepgang van 65 cm. Direct na de terugkeer naar de werf in Oude-Wetering begon Nieuwenkamp met het samenstellen van zijn eerste catalogus, die hij klaar wilde hebben als de boot gereed was om uit te varen. De blokjes met de houtsneden en de letterblokken, inclusief de rode letters voor het titelblad en de rode randjes, werden door hem zelf ontworpen en gesneden. Druk en afwerking geschiedde bij de Amsterdamse boek- en kunstdrukkerij Roeloffzen, Hübner & Van Santen. De produktie van die eerste catalogus vond plaats in twee maanden, terwijl in diezelfde tijd de geheel afgeklonken achter- en voorsteven aan de rechthoekige geklonken bak van het woonschip werden vastgezet. Door het hele schip moesten verbindingstrapjes veranderd worden. Op 26 april 1902 ging het schip van de helling en maakten de timmerlieden een begin met de afwerking. De verschillende vertrekken werden afgetimmerd en geverfd. De familie Nieuwenkamp kon aan boord slapen en eten.
Aantekenboekje van Nieuwenkamp met de eerste schetsen die hij maakte van zijn te bouwen atelier-/ woonboot De Zwerver, 1901.
| |
[pagina 26]
| |
De verschillende vertrekken aan boord van De Zwerver in mei 1913. Linksboven: de keuken. Rechtsboven: de gang.
Linksbeneden: de atelierruimte met de etspers. Rechtsbeneden: de grote haard in 't atelier van De Zwerver.
links
De detaillering aan boord van De Zwerver, Edam 1928.
rechts
De woonruimte aan boord van De Zwerver vlak voordat het schip verhuurd werd aan Eberhard Osthaus, Edam, 1928. | |
[pagina 27]
| |
Naar het SpaarneOp 12 juli 1902 voer De Zwerver uit naar Haarlem, zijn eerste bestemming. Johannes Slagmulder, de directeur van kunsthandel Frans Buffa en Zonen in Amsterdam, had in de wintermaanden van Nieuwenkamp gehoord over de bouw van het schip. Hij nodigde hem joviaal uit - zodra de boot klaar was - naar zijn woning Pieve Tesino aan het Spaarne in Heemstede te komen, net buiten de gemeentegrens van Haarlem. Toen Slagmulder die twaalfde juli thuiskwam, werd hij woedend: ‘Wat moet die groote kast daar voor ons huis, dit is een schande, mijn hele uitzicht is naar de maan. Ik zal de politie opbellen om dat ding weg te halen’, voer hij uit. ‘Maar man, dat is Nieuwenkamp, dien heb je zelf gevraagd om hier te komen’, was het antwoord van zijn vrouw.Ga naar eindnoot1 De Zwerver heeft er tot 30 september gelegen en trok veel bekijks. De toeloop was zo groot dat de schilder Théophile de Bock, die ook een bezoek bracht aan het schip, Nieuwenkamp aanraadde er een tentoonstelling van zijn werk te houden en 50 cent toegang per persoon te vragen. Dat gebeurde van 23 t/m 31 augustus. De dochter van de melkboer, Tannetje Sandee, ontving de bezoekers in Zeeuws kostuum en incasseerde het entreegeld. Nieuwenkamps vrouw Anna leidde de nieuwsgierigen rond, terwijl de kunstenaar zelf kon doorwerken in zijn atelier en af en toe praten met vakbroeders die ook op bezoek kwamen. Veel bekende Haarlemmers zoals leden van de familie Enschedé, de familie Conrad Kickert en uit het aangrenzende Heemstede Emile Erens bezochten deze eerste tentoonstelling, waarvoor Nieuwenkamp speciaal het catalogusje bij Roeloffzen, Hübner & Van Santen had laten drukken. Ook een groot aantal bezoekers, vooral verzamelaars, collega's en andere belangstellenden, van buiten Haarlem kwam op de expositie af. We noemen slechts Etha Fles uit Utrecht, Betsy Osieck uit Amsterdam, Philippe Zilcken en C. Hoynck van Papendrecht uit Den Haag.Ga naar eindnoot2 In een week tijd bezochten ruim 320 belangstellenden de tentoonstelling op De Zwerver. | |
Andere atelierschepenAtelierschepen zoals De Zwerver zijn schaars. Aan het einde van de negentiende eeuw gingen enkele Hollandse kunstenaars - naar voorbeeld van Charles-François Daubigny - over tot de aanschaf van een bootje of huurden een roeiboot. De Haagse etser Philippe Zilcken zag op de Wereldtentoonstelling van 1889 in Londen een linnen kano, die hij daar kocht. In Nederland maakte hij er verschillende tochten mee. In zijn ongepubliceerde Herinneringen schrijft hij erover: ‘Talrijk zijn de etsen, die ik in deze kano uitgewerkt heb en niet alleen beleefde ik er veel genoegen van, maar zelfs Bauer en Frederik van Eeden hebben dit bootje van mij te leen gehad om op de 's-Gravenlandsche plassen rond te dooien’.Ga naar eindnoot3 Ook Whistler huurde een roeiboot om in 1889 in Amsterdam vanaf het water te kunnen werken.Ga naar eindnoot4 In 1897 en 1899 deed Willem Witsen hetzelfde in Dordrecht en schreef er enthousiaste brieven over aan zijn vrouw Betsy van Vloten.Ga naar eindnoot5 Diezelfde kunstenaar huurde in 1911 een dekschuit en liet daar een keet op bouwen om ongestoord op verschillende plaatsen in Amsterdam te kunnen werken.Ga naar eindnoot6 Ook de Schotse kunstenaar James McBey voer omstreeks 1910 met zijn boot door Nederland en maakte in Dordrecht en omstreken tekeningen en prenten.Ga naar eindnoot7
In de jaren '90 van de negentiende eeuw tekende Nieuwenkamp regelmatig voor allerlei kranten en tijdschriften. Deze tekening van de oude St.-Bavo, gezien van het platte dak van de pastorie van de nieuwe St.-Bavo (die in aanbouw is), voor het maandblad Eigen Haard, 1896.
Een van de weinige woon- en atelierschepen die nog bestaat, is De Wiekslag van Otto van Tussenbroek. Zijn boot, ontworpen met medewerking van de architect | |
[pagina 28]
| |
A.P. Smits uit Aerdenhout, werd in 1925 gebouwd in Amsterdamse stijl en ligt tegenwoordig - na een grondige restauratie in 2008-2009 - als woonboot aan de Zwanenburgwal nr. 182, vlakbij de Zuiderkerk. Van Tussenbroek publiceerde in Ons eigen tijdschrift van juni 1925 een lezenswaardig artikel over de bouw van De Wiekslag en over ‘Het wonen op een woonschip’.Ga naar eindnoot8 Zijn boot is, wat afmetingen betreft, te vergelijken met De Zwerver: 22 meter lang en 5 meter breed. In het artikel komt ook de schilder Herman Vreedenburgh ter sprake, bouwer van de woonschepen ‘Vertrouwen’ I en II. Hij maakte met zijn schip een reis door België. Zo'n avontuurlijke instelling had Nieuwenkamp ook. Want het bleef niet bij zijn tocht naar het Spaarne.
linksboven
Grachtje in Edam (H 71). Op de voorgrond een vlierboom en twee pakhuizen. Op de achtergrond de Speeltoren. Houtsnede in groen gedrukt door Nieuwenkamp, 1910. | |
Naar Amsterdam
linksonder
Gezicht vanaf de toren van de Grote Kerk in Monnikendam op het stadje, de Gouwzee en de Zuiderzee geëtst door Nieuwenkamp in 1899. Tijdens de tentoonstelling in Heemstede werd Nieuwenkamp uitgenodigd met zijn boot naar Amsterdam te komen. De Zwerver lag daar eerst zes weken aan de Sarphatikade tegenover het Amstelhotel en daarna nog een zestal weken op verschillende plaatsen in het Oosterdok voor onderhoudswerkzaamheden en in het IJ bij het Tolhuis. In Amsterdam was de belangstelling overweldigend. Een eerste tentoonstelling werd gehouden van 7 tot en met 26 oktober en was vergezeld door een tweede vernieuwde uitgaaf van de catalogus. Tijdens een etentje op 14 oktober bij Krasnapolski ontmoette Nieuwenkamp Frans Erens en Isaac Israëls. De laatste kwam meteen de volgende dag aan boord om De Zwerver en het werk van Nieuwenkamp te bekijken.Ga naar eindnoot9 Zo'n 620 bezoekers bezochten de boot in Amsterdam en opnieuw waren de vakbroeders goed vertegenwoordigd. Jan Toorop, Rik Roland Holst, Theo van Hoytema, Lizzy Ansingh, Frans Smissaert en Georgine Schwartze - om | |
[pagina 29]
| |
slechts enkelen te noemen - zij allen brachten een bezoek aan De Zwerver. De kunsthandelaar J. Tersteeg van de Haagse vestiging van Goupil kocht een ensemble pentekeningen die Nieuwenkamp gemaakt had als illustratie voor diverse tijdschriften. | |
Naar de Zaanstreek en verderVanuit de hoofdstad voer het schip daarna met allerlei tussenstops naar Zaandam, Koog aan de Zaan, Wormerveer, Alkmaar en Utrecht. Tijdens de ijzig koude wintermaanden kwamen er bedroevend weinig bezoekers naar De Zwerver. Vaak waren zijn vrouw Anna en hun twee kinderen een aantal dagen op het schip, maar dikwijls vertrokken ze weer binnen een week naar haar ouderlijk huis in Lunteren. Nieuwenkamp werkte in deze stille maanden gestaag aan zijn etsen en houtsneden. Op de boot was een etspers geïnstalleerd, waarop hij regelmatig nieuwe prenten of gewijzigde staten drukte. Op 20 april 1903 kwam het schip aan bij zijn ligplaats in de Rijn bij Wageningen. Daar kreeg Nieuwenkamp te maken met onophoudelijke regenbuien. Op 25 april noteerde hij in zijn agenda: ‘om 4 uur 's middags heeft het 71 uur aan één stuk geregend’. Eind april werd het beter weer. In Oosterbeek bezocht hij de verzamelaar dr. H.J. Hubert, die in 1910 een begin maakte met de oeuvre-catalogus van de etsen en houtsneden van Nieuwenkamp, maar die door zijn voortijdig overlijden in 1912 dat karwei niet kon afmaken. | |
Naar DuitslandDie zomer maakte Nieuwenkamp met De Zwerver ‘ín een sleep’ zijn eerste reis naar het buitenland, waar het schip van 5 juni tot 8 augustus 1903 in de haven van Düsseldorf lag. Hoewel er in de pers vrij veel aandacht werd besteed aan de ‘fahrender’ kunstenaar Nieuwenkamp en aan zijn ‘schwimmendes Wohnhaus’, trok de tentoonstelling die hij er hield nauwelijks bezoekers. Wel maakte hij er nogal wat vrienden, onder andere professor Peter Behrens, toen directeur van de Kunstnijverheidschool in Düsseldorf; verder de kunstenaar en verzamelaar Georg Oeder, die hem enkele Japanse prenten uit zijn collectie cadeau gaf. In Krefeld werd hij hartelijk ontvangen door de directeur van het museum, dr. F. Deneken. Daar bezocht hij de Hollandse tentoonstelling die juist in het Kaiser-Wilhelm-Museum werd gehouden. Hij genoot van het werk van Toorop, Thorn Prikker, Colenbrander, Lion Cachet, Dijsselhof, Nieuwenhuis en Lebeau. Met Toorop maakte hij een dagtocht in de omgeving die eindigde met een maaltijd op De Zwerver. Ook Deneken en de Haagse huidarts en mecenas dr. W. Leuring kwamen samen bij hem op bezoek. Met Willem Leuring bezocht hij het Folkwang Museum in Hagen waar hij kennismaakte met de verzamelaar Carl Ernst Osthaus. Die slaagde erin veel Nederlandse kunstenaars zoals Lauweriks, Thorn Prikker en Loebèr, over te halen zich in Hagen of in de omgeving te vestigen. Ook Nieuwenkamp probeerde hij herhaaldelijk over de streep te trekken, ‘doch ik had mijn vrijheid te lief en bleef op mijn schuit’.Ga naar eindnoot10 Na afloop van de tentoonstelling kochten zowel het museum in Krefeld als Osthaus een aantal etsen en houtsneden van hem. Op de valreep kwamen nog allerlei vrienden en bekenden op bezoek, onder wie de veelzijdige onderzoeker G.P. Rouffaer met wie hij naar het Gewerbe Museum ging. | |
Terug naar Nederland
Zware stenen brug met drie bogen over een snel stromende rivier te Mechelen. Door twee der openingen een kijkje op de stad. Houtsnede in groen gedrukt door Nieuwenkamp, augustus 1901.
Getrokken door een Hollandse sleepboot keerde hij terug naar Nederland om via Velp, Zutphen en Deventer | |
[pagina 30]
| |
voor langere tijd in Zwolle aan te leggen. Daar was de tentoonstelling, die ook door de schilder Jan Voerman sr. uit Hattem werd bezocht, een groot succes. Toen de tentoonstelling na tien dagen op 2 november sloot, waren er 500 bezoekers geweest. In Zwartsluis werden daarna allerlei onderhoudswerkzaamheden aan de boot verricht. In de zomer van 1904 stak De Zwerver de Zuiderzee over en kwam na een verblijf van enkele maanden in Amersfoort in Leiden aan. In 1905 arriveerde de boot in Edam, waar Nieuwenkamp een stuk grond van zo'n 2700 m2 aan het Marken had gekocht en een eigen steiger liet maken. Daar heeft het schip zo'n twee jaar gelegen, terwijl de eigenaar van 14 mei 1906 tot 30 maart 1907 zijn derde grote reis naar Java en zijn tweede tocht naar Bali maakte. Van september 1907 tot mei 1908 trok Nieuwenkamp met De Zwerver naar Gouda, Rotterdam, Dordrecht, Delft en Den Haag, waar steeds met meer of minder succes tentoonstellingen aan boord werden gehouden. In 1909 voer het schip naar Utrecht, Arnhem en Nijmegen en in 1910 maakte Nieuwenkamp slechts enkele korte reizen naar Marken en Hoorn. In de winter lag het schip weer in Amsterdam. Tot begin 1912 ging het voor anker in Edam en Volendam. In januari maakte De Zwerver met verschillende slepers een tweede grote buitenlandse reis, ditmaal naar Brussel. Die tocht werd geen succes. De Zwerver keerde terug naar Edam, waar Nieuwenkamp aanvankelijk een werkruimte aan huis had en daarna zelfs een atelier in een apart gebouw. Daardoor werd De Zwerver overbodig. In het voorjaar van 1913 heeft het schip nog enkele maanden dienst gedaan als drijvend redactie-huis voor het Gedenkboek van de Entos, de grote scheepvaarttentoonstelling in Amsterdam in dat jaar. Sindsdien maakte Nieuwenkamp nog maar sporadisch gebruik van het schip en werd De Zwerver het grootste deel van het jaar verhuurd. | |
Houtsneden en etsenDoor zijn tentoonstellingen op het schip hadden Nieuwenkamp en zijn familie een bescheiden inkomen. Het liefst wilde hij etsen en houtsneden zo goedkoop en zoveel mogelijk onder de bezoekers verspreiden om zo zijn werk bekendheid te geven. Naast de twee kwartjes entreegeld vroeg hij voor zijn etsen aanvankelijk vijf tot tien gulden per stuk, gaandeweg wat meer. Zijn houtsneden waren voor drie gulden of nog minder te koop. De catalogus die hij in verschillende varianten bij zijn tentoonstellingen uitgaf, was geheel in hout gesneden - zowel de prenten als het letterwerk - en op een handpers gedrukt. De oplage bedroeg honderd stuks en de prijs één gulden per stuk. Ook de toegangsbewijzen en aanplakbiljetjes (waarvan er overigens geen is teruggevonden) en zelfs de gedecoreerde kaartjes voor de nummers bij de geëxposeerde prenten ontwierp hij zelf. Dat gold ook voor de kaartjes waarop aangegeven stond of een werk verkocht was.
Het hoge raam in het atelier te Edam, getekend door Nieuwenkamp. Dit atelier ontwierp en bouwde hij voor zich in de zomer van 1913. Twee jaaar later maakte hij naar deze tekening een ets.
De Prinsengracht bij de Brouwersgracht in Amsterdam. Boven de huizen links de toren van de Noorderkerk. Ets door Nieuwenkamp (E 66), augustus 1902.
In een zakboekje over de periode 1900-1904 hield hij nauwkeurig de uitgaven en de inkomsten bij. Ook gaf hij aan wanneer hij begon en klaar was met de produktie van zijn werken. Af en toe kreeg hij een bijzondere opdracht. Zo werd hem gevraagd door mevrouw C.M. Versteegh uit Amsterdam om het woonhuis van de familie Versteegh aan de Voorhaven in Edam in prent te brengen. | |
[pagina 31]
| |
In zijn aantekenboekje is te lezen hoe hij op 12 november 1902 het huis tekende en op 30 december een proefdruk van de ets maakte. Zes dagen later kon hij een vijftal etsen en de koperplaat bij zijn opdrachtgeefster afleveren. Een extra exemplaar was bestemd voor het museum in Edam. Voor deze opdracht kreeg hij - zoals te lezen is in zijn aantekenboekje - op 5 februari 1903 het aanzienlijke bedrag van f 400,-. Regelmatig maakte hij ook tekeningen voor kranten en tijdschriften en af en toe voor particulieren. Zo noteert hij in dat zelfde zakboekje op 10 augustus: ‘2 teekeningen van het Spaarne te maken voor 2 oude dames f 10,-, veel te veel geld!’ In zijn varend atelier op De Zwerver maakte hij zo'n 35 etsen en 40 houtsneden. In zijn aantekenboekje vermeldt hij triomfantelijk hoe hij op 18 november 1903 zijn eerste driekleuren houtdruk maakte van de Heilige begraafplaats in Pasar Gedé bij Jogjakarta op Java.Ga naar eindnoot11 Op een exemplaar voor zijn ets Prinsengracht bij de Brouwersgracht, Amsterdam (E 66 II) in de collectie van het Rijksmuseum noteert hij bij de tweede staat (d.d. 10 augustus 1902): ‘Gepleisterd huis 2 uur koperzuur, straat 3 uur, omtrek huizen achtergrond 4 uur, idem huizen voorgrond 5 uur, met hand schoonvegen, met zachtste doek alles ophalen. W.O.J.N’.Ga naar eindnoot12 Zo nauwkeurig legde hij af en toe zijn werkwijze vast. | |
Restauratie
rechts
Toegangsbewijs voor de tentoonstelling aan boord van De Zwerver, die in 1907 aan de Zuidblaak in Rotterdam lag. Linksboven: een kijkje op de Nieuwe Haven te Edam (zie H 28). In zijn geannoteerde exemplaar van Mijn huis op het water. Mijn huis op het land heeft Nieuwenkamp tot en met 1930 nauwkeurig bijgehouden wie de huurder(s) van De Zwerver waren. Tot dat jaar was het de zoon van Osthaus. Uit andere documenten in het archief van Nieuwenkamp kennen we de verdere lotgevallen van De Zwerver. Vlak voor zijn dood in 1950 verkocht Nieuwenkamp de boot en sindsdien is het schip verschillende malen van eigenaar veranderd. In 1969 kwam De Zwerver in handen van de familie Brandt, die het schip een ligplaats gaf in Loenen aan de Vecht. In 2011 kwam deze unieke atelierboot in handen van de Stichting Museum Nieuwenkamp die met behulp van een aparte Stichting De Zwerver zorg draagt voor een grootscheepse restauratie, uitgevoerd door Scheepswerf Bocxe in Delft. Eindbestemming is de Jachthaven van Naarden, waar De Zwerver medio 2016 een eigen plek zal krijgen.
De Zwerver in de haven van Lesum bij Bremen, augustus 1929. Foto L. Luden, Lesum.
|
|