De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
[Vervolg De brand van een bibliotheek]Het boekendepot bestond uit een stalen skeletbouw, vuurvast met glazen vloeren. Voortaan zou Leuven beschikken over een modern bibliotheekgebouw. De moderniteit ging echter schuil achter een dubbele vermomming, de historiserende vormgeving van een simulacre en de symbolische invulling als oorlogsgedenkteken.Ga naar eindnoot71 De bibliotheek is uitgedost in Vlaamse of Nederlandse renaissance en is in die zin wellicht de laatste monumentale verwezenlijking van de neorenaissance. Het vooroorlogse Academiegebouw in Groningen komt dicht in de buurt. Historische voorbeelden ontleende Warren aan Denemarken, waar Christiaan IV omstreeks 1600 bouwmeesters uit de Nederlanden had aangetrokken. De stijl verwijst naar de tijd dat de humanisten van Leuven een center of excellence hadden gemaakt en vertolkt daarmee uitstekend de corporate identity van de Alma Mater. Het gebouw heeft nog het meest weg van een overjaarse lakenhal of een overmaats raadhuis. Een barok belfort maakt het anachronisme compleet; deze klokkentoren werd meteen een landmark in de verder torenloze stad. | |
Als een feniks uit zijn asHerinnert de Leuvense bibliotheek van verre aan het Haagse Vredespaleis (bekostigd door Carnegie, die ook in Leuven én in Reims financieel tussenbeide kwam), bij nader toezien blijkt ze opgetuigd te zijn als een oorlogsschip. De uitgebreide ornamentatie leende zich wonderwel voor een invulling met uitgesproken politieke symbolen. Leidmotieven waren de geallieerde overwinning en de transatlantische solidariteit. Voor het iconografische programma betrok de bouwmeester gretig beelden uit het pantheon (en het pandemonium) van de Grote Oorlog. De bondgenoten waren vertegenwoordigd door heraldische fauna en flora (de Franse lelie, de roos van York, de Canadese esdoorn, de Japanse chrysant en voorts manshoog adelaars voor Servië, Montenegro en de Verenigde Staten, leeuwen voor België en Roemenië, de Franse haan, de Schotse eenhoorn, de Russische beer en de Italiaanse wolvin). Het bestiarium werkt nu veeleer op de lachspieren, maar het was toentertijd wel bloedserieus bedoeld. Politieke zinnebeelden vermengden zich met religieuze in een discours waarvan het pathos in de nadagen van de Grote Oorlog steeds minder overtuigend klonk. De martelaarsstad Leuven en de gemartelde universiteit zouden gelijk Christus als een feniks uit hun as herrijzen. En in de topgevel van de bibliotheek verscheen Onze-Lieve-Vrouw van de Zegepraal, geflankeerd door Sint-Joris met de draak en Sint-Michiel met de duivel, een Engelse en een Franse drakendoder die de overwinning moesten verbeelden van het goede over het kwade. De Koningin van de Vrede was behoorlijk gemilitariseerd. Gehelmd en gepantserd hanteert ze het zwaard waarmee ze aan haar voeten de Pruisische adelaar doorboort. De klokkentoren werd zoals vele Memorial Towers op Amerikaanse campussen, uitgerust met een carillon of beiaard, hier met achtenveertig klokken (één voor elke Amerikaanse staat toentertijd), als aandenken aan de Amerikaanse ingenieurs die op het Europese slagveld zijn gevallen. | |
Duits geweld, Amerikaans geldOorlogsmonumenten getuigen zelden van goede smaak. Vaak verschijnen ze als bepaald aanmatigend met in hun uitmonstering de zoete smaak van de wraak. De Leuvense bibliotheek zou het zo zijn vergaan als het opschrift er was gekomen over het Duitse geweld en het Amerikaanse geld, ‘furore teutonico diruta, dono americano restituta’. De kapitalen zouden als banketletters worden vervlochten in de balustrade aan de voorgevel. Daarmee wilden architect Warren en beeldhouwer Pierre de Soete de Duitse brandstichting aan de kaak stellen, zoals een gedenkplaat op de ruïne van het slot van Heidelberg de Franse onverlaten van 1693 met de vinger wijst.Ga naar eindnoot72 Sinds 1914 was ‘Teutonen’ bij de geallieerden ontegensprekelijk een schimpnaam. De Leuvense inscriptie was dus zeker niet zomaar uit de lucht komen vallen. Of ze goed geïnspireerd was, is een andere kwestie. De tekst was tijdens een diner bij kardinaal Mercier in 1921 aan Warren voorgesteld. Dat was de waan van de dag. Maar de jaren verstreken en uit het Zwitserse Locarno waaide een idyllische wind. Op de vredesconferentie aldaar in oktober 1925 groeide een ontspannen sfeer tussen de Europese naburen. Verzoening en toenadering waren niet meer van de lucht. Duitsland trad toe tot de Volkenbond en de tien jaar oude culturele boycot werd opgeheven. Het beeld begon te kantelen. Een scherp anti-Duits opschrift leek steeds minder aangewezen, temeer omdat Duitsland zich in Leuven stipt van zijn verplichtingen kweet. Tegen de tijd dat de Leuvense bibliotheek helemaal in gebruik werd genomen, had het Briand-Kelloggpact in augustus 1928 zowaar de oorlog buiten de wet gesteld. De Leuvense rector, mgr. Ladeuze, was al lang niet meer van plan gevolg te geven aan het voorstel van Warren, dat de hervatting van normale betrekkingen met de Duitse universiteiten zou bemoeilijken. Warren, die zich tijdens de oorlog had uitgesloofd om de Amerikanen op de hand van de geallieerden te krijgen, wou zijn opschrift voor geen geld ter wereld missen. Met zijn standpunt stond hij betrekkelijk geïsoleerd. De Amerikaanse geldschieters wilden niet zozeer een anti-Duits monument als wel een gedenkteken waarin de Amerikaanse vriendschap de boventoon zou voeren. Er werd zelfs geopperd om 's lands wapenspreuk ‘L'union fait la force / Eendracht maakt macht’ in de balustrade te vervlechten, als eerbaar alternatief. Het zou in elk geval veel later bij de splitsing van de universiteit omstreeks 1968 de farce van de verdeling van de bibliotheek compleet hebben gemaakt, met Leuven als de risee van de halve wereld. Uiteindelijk hakte de rector de knoop door, er zou helemaal geen opschrift komen en de balustrade zou neutraal blijven. Toen leek Warren alsnog gelijk te halen. Het officiële Duitsland - het ministerie van Buitenlandse Zaken en een onderzoekscommissie in de Rijksdag in 1927 - bleef alle schuld afstrijden: niet de Duitsers hadden inbreuken op het volkenrecht gepleegd, maar de Belgen die sluipschutters hadden ingezet.Ga naar eindnoot73 De francstireurs hadden het strafgericht over zichzelf afgeroepen. Het pacifistische orgaan Die Menschheit betreurde dat de Rijksdag zich niet liet leiden door de geest van Locarno, maar door de zogenaamde ideeën van 1914 en de | |
[pagina 29]
| |
geest van Leuven. Een en ander was natuurlijk koren op de molen van de voorstanders van een gespierd anti-Duits opschrift op de bibliotheek. Het was alsof de Duitsers zelf Locarno wilden kelderen. Warren bleek niet langer een roepende in de woestijn te zijn. In Leuven kon hij op bijval rekenen vooral bij de goegemeente, die nog erg ontvankelijk was voor anti-Duits ressentiment, maar tevens bij enkele hoogleraren die alsnog hun gram wilden halen. De Krieg der Geister was niet afgeblazen met de wapenstilstand en op het culturele front was de demobilisatie lang niet afgerond. Behalve tot deze tragische volte-face gaf de gewraakte inscriptie ook nog aanleiding tot een hele reeks incidenten, van grotesk tot hilarisch, en tot een gênant proces tussen rector en architect. De borstwering zonder de banketletters werd verschillende keren aan diggelen geslagen. De affaire van de balustrade groeide uit tot een cause célèbre die ontaardde in een vaudeville.Ga naar eindnoot74 In juni 1929 begon het proces dat Warren tegen de universiteit had aangespannen. De architect, die met het auteursrecht zwaaide, won het pleit in oktober 1929. De universiteit ging in beroep en het Leuvense vonnis werd in december 1930 door het Hof van Beroep te Brussel gewijzigd. Nog gaf Warren zich niet gewonnen, maar het Hof van Cassatie verwierp in juni 1932 de voorziening. | |
Lightning strikes twiceVier jaar later, in 1936 verhuisde het gewraakte eerste deel van de Leuvense slagzin ‘furore teutonico diruta’ naar het Waalse stadje Dinant, waar het verwerkt werd in een gedenkteken voor de 674 burgers die het Duitse leger er op 23 augustus 1914 had omgebracht. Berlijn protesteerde tevergeefs, in Dinant sloegen ze alle waarschuwingen in de wind. In mei 1940 liet de Wehrmacht het monument met het opschrift opblazen. De bibliotheek in Leuven, zonder opschrift, zou het niet beter vergaan. Het verhaal gaat dat bij de inval in 1940 hooggeplaatste Duitse officieren nog naar de bibliotheek met de anti-Duitse slogan informeerden. Op 16 mei 1940 werd in elk geval de bibliotheek met artilleriegranaten beschoten en nadat de Duitsers de volgende morgen de stad waren binnengerukt, stond het boekenmagazijn met zijn nagenoeg één miljoen banden in lichterlaaie. In het algemeen vond de ramp van 1940 minder weerklank dan die van 1914. Toen was de verwoesting van een bibliotheek een schandaal zonder weerga: de Britse pers gewaagde van een holocaust. Een heruitgave van de internationale boekenslag na de Eerste Wereldoorlog zat er niet meer in. Nochtans was in 1940 het beeld van de uitgebrande bibliotheek zo mogelijk nog pakkender dan dat van 1914. Het herhalingseffect speelde Leuven echter parten. Er trad gewenning op en een veranderd normbesef. En een schaalvergroting in de vernielingen. Alleen al in Duitsland waren bij geallieerde luchtaanvallen tientallen bibliotheken zwaar getroffen en miljoenen boekdelen in rook opgegaan.Ga naar eindnoot75 Anders dan na de Eerste Wereldoorlog leken campagnes voor erfgoed nu futiel. Bovendien durfden intellectuelen na Auschwitz niet langer lichtzinnig het woord beschaving in de mond te nemen en geraakte het mensdom bevangen door plaatsvervangende schaamte. Bij de nieuwe Holocaust verzonk de brand van een bibliotheek in het niet.
Affiche voor de tentoonstelling ‘Boeken onder vuur’. Ontwerp Sander Pinkse
|
|