De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
Hij verzamelde troep. Toeristenfolders, boekjes uit museumwinkels en weinig opzienbarende edities. Een eerste druk van de reisjournalen van zijn grote held James Cook had hij niet eens. Eerste drukken waren überhaupt niet ruim vertegenwoordigd in de verzameling die als los zand aan elkaar leek te hangen. De kritiek op de circa honderdduizend boeken tellende collectie van Boudewijn Büch was, en is, niet van de lucht. Niettemin bracht de verkoop van zijn verzameling in 2004 en 2005 ruim een miljoen op. Vooral zijn verzameling antiquarische reisboeken bleek geliefd onder zowel Büchfans als kritische verzamelaars van het genre. Büch zelf beschouwde deze boeken eveneens als de parel van zijn immense verzameling; hij richtte er zelfs een speciale ‘klimaatkamer’ voor in.Ga naar eind1 Deze oude reisboeken laten zien dat veelvraat Büch wel degelijk ook een fijnproever was. Meer nog dan dat vormen ze de sleutel tot zijn twee grootste passies: boeken en reizen.
Een Franse bewerking voor kinderen van Defoe's Rabinson Crusoë (circa 1840), afkomstig uit de collectie van Büch.
| |
BoekenkastreizigerVanaf 1988 was Boudewijn Büch wereldberoemd in Nederland. Hij had al naam gemaakt als schrijver van de bestseller De kleine blonde dood, maar met het reisprogramma De wereld van Boudewijn Büch brak hij definitief door bij het grote publiek. In zijn programma nam hij kijkers mee naar de meest obscure plekken op aarde en maakte hen deelgenoot van zijn ontembare verlangen om in de voetsporen te treden van tragische schrijvers, vroeg gestorven zangers en heroïsche ontdekkingsreizigers. Daarvoor reisde hij naar de meest onmogelijke uithoeken van de wereld; zo werd hij per aftandse jeep door de rimboe van Tasmanië gereden om bij de plek te komen waar Abel Tasman voor het eerst voet aan wal had gezet, met gevaar voor eigen leven trotseerde hij op een muilezel de steile hellingen van het Robinson Crusoë-eiland, en kreeg hij een helikopterpiloot zo gek om hem af te zetten op het rotspuntje Filfla voor de kust van Malta. De combinatie van Büchs aanstekelijke enthousiasme en de onverwachte bestemmingen zorgde ervoor dat het vara-programma dertien jaar lang een succes zou blijven. Het gevolg van die populariteit was dat men Boudewijn Büch al snel beschouwde als het archetype van de wereldreiziger. Dat ging zo ver dat hij door Lassie werd gevraagd in diverse reclamespotjes te figureren als ‘de rijstleider van Nederland’. In tegenstelling tot menig andere schrijver, haalde Büch zijn neus niet op voor dit commerciële gebruik van zijn persoon en wreef hij lachend in zijn handen vanwege het flinke bedrag dat hij ervoor ontving. Dankzij de spots werd hij niet alleen naar allerlei verre landen gevlogen, het honorarium betekende bovendien een niet geringe bijdrage aan de financiering van zijn andere grote passie: zijn boekenverzameling. Boeken en reizen zijn bij Büch altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden geweest. Naar eigen zeggen ontdekte hij als jongen van een jaar of tien de King Atlas en (de voor kinderen bewerkte versie van) Daniel Defoe's Robinson Crusoë, die beide een onmiddellijke eilandliefde in hem ontstaken.Ga naar eind2 Deze boeken lieten hem ontsnappen uit de sleur van het alledaagse Wassenaarse leven in de jaren vijftig. Verdiept in de bladzijden had hij niet langer zijn ruziënde ouders en vijf schreeuwende broers om zich heen, maar vertoefde hij op een verafgelegen eiland, een eigen koninkrijkje waar avontuur constant op de loer lag. Hij droomde van verre reizen, maar kon zich niet voorstellen dat hij ooit in werkelijkheid de plekken zou zien die klinkende namen droegen als Paaseiland en Bikini. Dat hoefde ook niet; bladerend door de bladzijden van zijn atlas reisde hij de hele wereld over.
Die vorm van reizen hield hij jarenlang vol. In het voorjaar van 1980, inmiddels een dertiger, liep hij met een plastic tasje met artikelen de redactie van De Volkskrant binnen en vroeg of men interesse had in een serie over eilanden.Ga naar eind3 Geen van de eilanden die hij beschreef had hij bezocht; zijn artikelen waren stuk voor stuk de weerslag van reizen door zijn eigen boekenkast, waardoor hij nauwelijks bereikbare plekken als St. Helena en het Antarctische eiland Bouvet had bezocht. Datzelfde jaar nog verschenen de verhalen in de Volkskrant, waar ze opgepikt werden door Mai Spijkers van uitgeverij Bert | |
[pagina 4]
| |
Bakker die ze in 1981 als bundel uitgaf onder de titel Eilanden.Ga naar eind4 Daarmee was Büchs loopbaan als reisschrijver begonnen. Niet veel later ontpopte de boekenkastreiziger zich tot echte wereldreiziger; vanaf 1982 maakte hij samen met Paul Aalbers voor de vpro-radio een aantal reportages over schrijvers die hun geluk hadden beproefd op exotische plaatsen en reisde daarvoor onder meer naar Tahiti, Samoa en Nieuw Zeeland.Ga naar eind5 Daarna zou hij geen mogelijkheid onbenut laten om zijn koffers te pakken en Nederland achter zich te laten. Zijn reislust werd niet ingegeven door een nieuwsgierigheid naar mooie landschappen, andere volken of vreemde gebruiken, maar door zijn boekenkast: ‘omdat ik over een bepaalde plek alles heb gelezen, en dan ter plaatse wil controleren of het klopt. Ik ben een soort archivaris op reis’.Ga naar eind6 Boeken zetten hem nog op een andere manier aan tot reizen; zijn omzwervingen gaven hem de kans boeken te kopen die in Nederland niet te krijgen waren. In ieder land waar hij kwam, hoe klein ook, moest hij boeken kopen.Ga naar eind7 Voor hem bestond er geen groter genot dan op Samoa een boek over de aldaar gestorven schrijver Robert Louis Stevenson te vinden of op Mauritius een publicatie over de dodo. Zodoende vormde zijn werk een uitstekend excuus om zijn boekenverzameling in toenemend tempo te voorzien van nieuwe aanwinsten. | |
WerkbibliotheekZijn honger naar boeken maakte Büch weinig selectief. Hij legde zichzelf nauwelijks beperkingen op wat betreft thematiek, waardoor hij even fervent boeken aanschafte over kamelen, pinguïns en dodo's als over prikkeldraad, poolreizen, kindergraven en de Amerikaanse Burgeroorlog. Ook binnen de onderwerpen verzamelde Büch eerder in de breedte dan in de diepte. Als hij op een hedendaagse Italiaanse vertaling stuitte van Die Leiden des jungen Werthers, dan kocht hij die, ook al bezat hij al tientallen oude drukken en bedekte zijn verzameling Goetheana bijna de volledige wand van zijn woonkamer. Die koopdrift vlakte de kwaliteit van zijn verzameling af. Büch maakte geen scherpe keuzes in zijn aankopen en was bovendien door zijn gulzigheid niet in staat genoeg geld opzij te zetten voor echte verzamelobjecten, die al snel enkele tienduizenden guldens per exemplaar kostten. Hij mocht dan dankzij zijn literaire en televisiesucces een royaal inkomen hebben, meer dan tien- of twaalfduizend gulden gaf hij zelden uit aan een enkel boek: voor dat geld kocht hij liever meerdere boeken of een Wedgewood-servies waarop de geschiedenis stond afgebeeld van Jan van Speijk, die zichzelf in 1831 tijdens de Belgische opstand met schip en al opblies. Aan dat soort edelkitsch besteedde Büch zijn geld liever dan aan de eerste druk van een boek dat hij toch al had. Dat zijn collectie als gevolg van die aankopen aan kwaliteit inboette, leek hem weinig te interesseren. In tegenstelling tot fijnproevers als Johan Polak en Arnold Heertje streefde Büch niet naar een verzameling met museale waarde. Zijn verzameling had in de eerste plaats een praktisch doel, namelijk te dienen als ideale werkbibliotheek: een bibliotheek waar hij dag en nacht terecht kon zonder zijn huis te verlaten en waar alles stond dat hij voor zijn artikelen en televisieprogramma's nodig had. Hem ging het niet zo zeer om eerste drukken, maar om de bruikbaarheid en curiositeitswaarde van de boeken. Daarom vond hij het geen bezwaar als een achttiende-eeuws boek waarnaar hij op zoek was, gehuld was in een bibliotheekband.Ga naar eind8 Dat vond hij wel jammer, maar hij zocht niet verder om een gaaf exemplaar te vinden. Hij vond dat hij het boek nodig had en schafte het dus aan.
Dezelfde overweging speelde bij de aankoop van eerste drukken. Zo bezat Büch bijvoorbeeld een aardige deelverzameling met werk van en over ontdekkingsreiziger Captain James Cook, maar een eerste druk van de Engelse editie van diens fameuze reisjournaal bezat hij weer niet. De circa dertigduizend gulden die een dergelijk editie begin jaren negentig kostte, zou Büch zich hebben kunnen veroorloven, maar toch zag hij af van aanschaf met het argument dat hij de eerste editie van de Nederlandse vertaling al bezat, evenals een latere editie van de oorspronkelijke uitgave.Ga naar eind9 De tekst van de journaals stond al tot zijn beschikking, daar had hij geen eerste druk voor nodig. Liever kocht hij op de Sandwicheilanden een verbleekte toeristenfolder over Cook waar een wonderlijke anekdote in stond; dat was het soort materiaal waar hij naar op zoek was. Daar zat een verhaal in dat nog niet uitgekauwd was.
Düsseldorf 1973: Boudewijn Büch treedt in de voetsporen van zijn held Goethe. Foto Peter van Zonneveld, collectie Letterkundig Museum.
Toch was Büch een groot liefhebber van antiquarische boeken en kon hij intens genieten van mooie leren of perkamenten banden, en van de gravures of litho's die de pagina's verluchtten.Ga naar eind10 Zo gebruikte hij de handgekleurde afbeeldingen uit Martinus Stuarts De mensch zoo als hij voorkomt op de bekende aardbol jarenlang in de aankondiging van zijn reisprogramma. Büchs liefde voor het oude en antiquarische boek blijkt het meest uit zijn verzameling reisboeken. Tot de favorieten in zijn collectie behoorden edities van zeventiende- en achttiende-eeuwse | |
[pagina 5]
| |
reisverslagen. De meeste daarvan waren Nederlandstalig, zoals de twee exemplaren die hij bezat van het journaal van Willem Ysbrantsz Bontekoe uit 1646, maar hij bezat ook een aantal Franse en Engelse journaals, zoals Guy Tachards Voyage de Siam uit 1686.Ga naar eind11 De grote aantrekkingskracht van deze reisbeschrijvingen was de historische sensatie die zij opriepen. In een interview met Humo verklaarde Büch: ‘Ik wil weten wat de eerste ontdekkingsreizigers voelden toen ze voor het eerst ergens voet aan wal zetten. [...] Ik wil weten hoe het is om een nieuw land te ontdekken, ik wil weten wat Columbus voelde toen hij Amerika ontdekte, wat Stanley voelde toen hij Livingstone vond’.Ga naar eind12
Een schoteltje uit het herinneringsservies van Jan van Speijk. Op 3 april 2002 toonde Büch een deel van zijn Speijkiana in het tv-programma ‘Barend en Van Dorp’ en verklaarde dat Van Speijk de eerste zelfmoordterrorist was geweest. Het servies is nu opgenomen in Teylers Museum in Haarlem.
Titelpagina van het eerste deel van de Reize om de waereld, door James Cook, vertaald door J.D. Pasteur, met kaarten en prenten (13 delen, Leiden 1795-1803). Büch bezat een volledig exemplaar, dat zich nu bevindt in Teylers Museum in Haarlem. Bijzondere Collecties van de UvA.
Voor deze schatten in zijn collectie richtte Büch een speciale, lichtdichte kamer in. In totaal besloegen deze boeken slechts circa een tiende van zijn verzameling, maar de kwaliteit ervan, zijn belezenheid en kennis van zeldzame en bijzondere boeken zorgden ervoor dat hij wel degelijk serieus genomen werd als verzamelaar.Ga naar eind13 Dat bleek bijvoorbeeld toen het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam hem in 2001 uitnodigde om een deel van zijn verzameling reisboeken en verslagen van ontdekkingsreizigers tentoon te stellen; het was de eerste (en laatste) keer dat Büch zijn verzameling openbaar maakte.Ga naar eind14 Ook het antiquariaat koesterde de rasverzamelaar. Deels omdat hij een belangrijke bron van inkomsten vormde, maar ook omdat Büch zijn liefde voor het | |
[pagina 6]
| |
antiquarische boek via de televisie met overtuiging overdroeg op een breed en nieuw publiek. In zijn reisprogramma's en later aan tafel bij het praatprogramma van Frits Barend en Henk van Dorp wist hij mensen aan de buis te kluisteren met verhalen over eeuwenoude boeken en vergeten schrijvers. Daarbij schuwde hij de mythologisering niet; hij verkondigde dat hij een meter boeken over prikkeldraad had, dat hij boeken bezat die zo duur waren dat je er een nieuwe Ferrari mee zou kunnen kopen, trok hij parmantig witte handschoentjes aan (die hij thuis nooit gebruikte) en poseerde hij pontificaal met de zeventiende-eeuwse Atlantis Majoris quinta pars van Jan Janssonius in zijn armen, terwijl dit exemplaar van de atlas met uitzondering van het titelblad geen enkele kaart meer bezat.Ga naar eind15 Maar deze overdrijving vergaven de boekhandelaren hem graag. Sterker, juist door zijn theatrale manier van doen, blies Büch de dikke stoflaag weg die het imago van het antiquarische boek al jarenlang bedekte. | |
BibliobesitasBüchs boekenliefde mocht voor boekenminnend Nederland een zegen zijn, voor hemzelf begon deze eind jaren negentig problematische vormen aan te nemen. Met de snelle groei van zijn faam en daarmee zijn inkomsten, bleef ook zijn collectie in hoog tempo uitdijen. Net als zijn reizen waren zijn boeken altijd een ontsnapping uit de werkelijkheid geweest, langdurig geluk hadden beide nooit gebracht. Zijn majestueuze pand aan de Keizersgracht had hij in de loop van de jaren omgebouwd tot zijn persoonlijke universum. Alle wanden stonden vol met boekenkasten, in de woonkamer hing een gigantische wereldbol aan het plafond en de namen van zijn meest bewonderde schrijvers prijkten in sierlijke letters op de omloop die zijn huis nog meer het aanzien van een klassieke bibliotheek gaf. Daarmee leek zijn droom verwezenlijkt, maar in werkelijkheid was zijn onrust alleen maar toegenomen. Als hij thuis was, was hij altijd bezig met de voorbereidingen van een volgende reis en als hij eenmaal op de plek van bestemming was, verlangde hij weer naar zijn bibliotheek, ledere keer als hij terugkwam van een reis torste hij kilo's overgewicht aan boeken mee. Zijn ordelijke bibliotheek begon uit haar voegen te groeien. Niet zelden kocht Büch een boek dubbel, omdat hij het exemplaar dat hij al had niet meer kon opdiepen. Stapels boeken verrezen voor de boekenkasten, kapselden zijn meubilair in en blokkeerden de toegang tot andere ruimtes. De boeken bouwden Büch zelf ook in. Hij trok zich steeds verder terug uit het sociale leven en liet slechts bij hoge uitzondering iemand toe tot zijn huis. Zijn boeken mochten dan zijn beste vrienden zijn, de eenzaamheid konden ze niet verdrijven. De ellende werd nog groter toen de vara besloot om in 2001 te stoppen met De wereld van Boudewijn Büch, wat tevens het einde betekende van zijn reizen. Noodgedwongen werd Büch weer een boekenkastreiziger. Dat had een mooi moment kunnen zijn om zijn werkbibliotheek als afgesloten te beschouwen en zich te richten op het genre waar hij het meest van hield: de antiquarische reisboeken. Maar in plaats van zich toe te leggen op deze vroege drukken, een kwaliteitscriterium te hanteren, of zich op minder onderwerpen te richten, bleef hij boeken bestellen alsof het de lucht was die hij nodig had om adem te halen. Wekelijks werden dozen vol bij hem afgeleverd; zoveel dat hij er niet aan toe kwam, ze allemaal uit te pakken. Voor hij zijn verzamelwoede kon inperken, haalde de dood hem in; Büch stierf op 23 november 2002. | |
Dodobotje
Büch had alles over de dodo en maakte een cult van de uitgestorven loopvogel. Deze afbeelding is afkomstig uit L.W. Rothschild, Extinct Birds (Londen, Hutchinson & Co, 1907), volgens Büch een van de belangrijkste boeken op dit gebied.
Boudewijn Büch en Redmond O'Hanlon tijdens een gezamenlijke signeersessie in 1988. Büch was een groot bewonderaar van de Engelse reisschrijver. In oktober 2013 ontving O'Hanlon de Boudewijn Büchprijs, die jaarlijks wordt toegekend aan degene die het antiquarische boek onder de aandacht van een breed publiek weet te brengen. Bijzondere Collecties van de UvA.
Büch op jacht in een geïmproviseerde boekwinkel ergens in de Pacific. Fotograaf onbekend, collectie Letterkundig Museum.
Hoewel de dood een terugkerend onderwerp is in Büchs werk, had hij weinig op papier gezet over zijn eigen dood. Vrienden wisten dat hij weinig voelde voor een Büch-museum waarin zijn collectie bijeen zou blijven. Het mooie van boekverzamelingen vond hij dat ze eens in de zoveel tijd uiteenvallen en dat de afzonderlijke | |
[pagina 7]
| |
boeken aan een reis naar een volgende verzameling beginnen.Ga naar eind16 De erven Büch besloten dan ook om het leeuwendeel van Büchs collectie te veilen, maar pas nadat zijn meest geliefde museum, het Teylers in Haarlem, een keuze had mogen maken uit de verzameling.Ga naar eind17 Vooral Büchs reisboeken waren voor het museum een waardevolle aanvulling op de eigen collectie, maar het koos daarnaast boeken en voorwerpen die een dwarsdoorsnede vormden van Büchs verzameling, inclusief de gekte die hem zo eigen was. Zodoende pronkt er nu een kastje in de bibliotheek van het Teylers met daarin behalve de dertien delen van Reize om de waereld, door James Cook, vertaald door J.D. Pasteur, met kaarten en prenten, ook een gipsafgietsel van Goethes gezicht, gedroogde blaadjes van de Gingko Biloba en een houten kistje met een ‘dodobotje’, dat Büch, tot tranen geroerd, ooit kreeg van de directeur van het Mauritius Institute. Dat het een onderdeel is van het pootje van een landschildpad maakt het nog meer des Büchs dan wanneer het echt van de uitgestorven loopvogel was geweest. Vervolgens was het aan Bubb Kuyper Veilingen in Haarlem om de immense bibliotheek van Büch te ontmantelen, inventariseren en veilen. In drie sessies (november 2004, mei en november 2005) werd voor de tienduizenden boeken een nieuwe eigenaar gezocht. De eerste veiling, waarin de oude reisboeken werden verkocht, was het meest succesvol en zorgde voor een aantal grote verrassingen. De veiling liet zien dat de verzameling van Büch, ondanks de gekte en het overgewicht een waardevolle en bijzondere kern bezat. Met name de boeken over ontdekkingsreizen en natuurlijke historie vormden een gespecialiseerde collectie, die serieuze verzamelaars flink tegen elkaar op liet bieden. Zo was Hartgers Oost-Indische Voyagien getaxeerd op vijf- tot zevenduizend euro, maar bleek dit boek zo gewild dat het werd afgehamerd op achtendertigduizend euro.Ga naar eind18
Het Büch-kastje in Teylers Museum. Foto Alf van Beem.
Van de honderdduizend boeken werd ruim driekwart verkocht. Uiteraard had de publiciteitsmachine aardig bijgedragen aan de hype die rond de veilingen ontstond. Maar de belangrijkste reden voor het succes was vermoedelijk toch Büch zelf; hij had velen aangestoken met zijn boekenmanie en liefde voor curieuze uitgaven. Hij had laten zien hoe je meegenomen kunt worden door een boek, hoe het werelden opent zonder dat je je huis hoeft te verlaten. Het einde van Büchs verzameling betekende dan ook het begin van duizenden nieuwe reizen.
De eerste van de drie catalogi die door Bubb Kuyper Veilingen werden samengesteld over de collectie van Büch.
|
|