| |
| |
| |
Verschenen boeken
Hélène Cazes, Kasper van Ommen (red.), Facebook in the Sixteenth Century? The Humanist and Networker Bonaventura Vulcanius, Leiden, Leiden University Library 2010, 176 p., ISSN 09219293 83, €15
Wie rond 1600 een brief wilde sturen naar de Leidse hoogleraar Bonaventura Vulcanius (1538-1614) hoefde niet meer dan ‘Monsieur Vulcanius, Leiden’ op de voorzijde van zijn gevouwen vel te schrijven. De humanist Vulcanius, geboren De Smet, had in heel Europa naam gemaakt als bibliothecaris, leraar en vertaler. Zijn faam en zijn netwerk staan centraal in deze rijk geïllustreerde catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling, die tot eind 2010 in de Universiteitsbibliotheek Leiden te zien was.
Titel en opzet van dit boek wekken aanvankelijk argwaan, want wordt het verhaal van een stoffige geleerde hier niet gewoon opgeleukt door de virtuele gemeenschap Facebook erbij te slepen? Maar de eerste pagina's van Cazes' voortreffelijke inleiding overtuigen: vanuit deze originele invalshoek krijgt Vulcanius weer glans. Op Facebook, zoveel is paradoxaal genoeg duidelijk, laat niemand zijn ware gezicht zien: met scherpe opmerkingen, vernuftige grapjes, verwijzingen naar films, boeken en muziek bouw je op Facebook je publieke imago op. Hoe succesvoller je wordt, hoe vaker je ‘vrienden’ op het duimpje-omhoog klikken, ten teken dat ze je ‘status’ waarderen. Populariteit is hier een sneeuwbal: hoe meer duimpjes-omhoog, des te meer ‘vrienden’ in je lijst, want niemand sluit zichzelf graag uit.
Bonaventura Vulcanius vond zijn eigen Facebook uit: hij ging rond met zijn alba amicorum. Deze vrienden-boeken zijn de meest publieke uitingen van zijn persoonlijke netwerk. De constellatie van handtekeningen, herinneringen en motto's (neergepend door beroemde tijdgenoten als Dousa, Lipsius, Ortelius en Scaliger) suggereert zoveel vriendschap en loyaliteit... Maar ook hier geldt: hoe meer ‘vrienden’ in het album, hoe groter de kans dat een volgende ‘vriend’ zijn handtekening zal zetten, want de eer om je naam aan die van een toenemend aantal geleerde namen te verbinden is groot. Wat is Facebook, wat is Vulcanius' album amicorum meer dan een wall of fame?
Met enig raffinement legde Vulcanius testamentair vast dat zijn papieren bezit moest worden bewaard. In 1587 verkocht de humanist al voor 354 gulden aan boeken aan de net opgerichte Universiteit Leiden, aldus een handgeschreven inventaris. Ondanks deze erfenis blijft Vulcanius ongrijpbaar: de historicus ziet zich geplaatst voor een muur van spiegels, geconfronteerd met tegenstrijdige uitspraken van Vulcanius' tijdgenoten. Humanist in navolging van zijn vaders oude vriend Erasmus, katholiek te Keulen, calvinist in bewondering voor Beza, strijder tegen de Spanjaarden: hij was het allemaal.
De ruim vijftig tentoongestelde boeken en manuscripten worden in dit boek ter zake toegelicht, niet gespeend van enige anekdotiek. Zo blijkt zijn talenknobbel het eind van de Tachtigjarige Oorlog te hebben bespoedigd: Vulcanius onderschepte en ontcijferde gecodeerde brieven van het front aan de koning van Spanje. In 1577 lukte het hem zelfs een valse, gecodeerde brief op te stellen waarin de Spaanse bezetter werd geadviseerd Breda te verlaten.
De vele haarscherpe afbeeldingen van titelpagina's, lofdichten en brieven zorgen voor plezierige lectuur. De plaatjes tonen overigens ook de onverschilligheid waarmee Leidse bibliothecarissen in de loop der eeuwen hun stempel op deze belangrijke collectie wilden drukken. Letterlijk: blauwe cirkels inkt duiken op binnen de fijne lijnen van een gravure, een handgeschreven opdracht van Vulcanius aan Dousa in een Leidse editie
| |
| |
uit 1594 heeft de vettige afdruk van het stempel ‘acad lvgd’. Daar maak je tegenwoordig geen ‘vrienden’ meer mee. (NtW)
| |
Net niet verschenen boeken, samengesteld en ingeleid door Gummbah. Amsterdam, De Harmonie 2010, 208 p., ISBN 9789061699545, €29,90
Het schijnt nogal een hit te zijn in Engeland, het boekje What Every Man Thinks about, apart from Sex. Sheridan Simove is de schrijver ervan, of misschien is ‘schrijver’ een te groot woord. Het boek bevat 200 volstrekt lege bladzijden. Grappig. Mensen geven het elkaar cadeau, bijvoorbeeld op de beruchte bachelorparties en andere puberale gelegenheden. Echt origineel is het niet, zo'n boek met lege bladzijden. Zo hadden we in 1962 in Nederland al het boek Wit van Herman de Vries. Ook met lege bladzijden. Het grapboek wordt zo langzamerhand een heus genre. Bij mij in de kast staat The Catalog of Lost Books van Tad Tuleja uit 1989. Dat is wat ambitieuzer, het geeft titels van boeken die nooit geschreven zijn, maar waarvan het niet ondenkbaar is dat ze wel bestaan. Tuleja beschrijft ook wat er in die niet-bestaande boeken staat. Met die informatie kun je op feestjes zelfs de meest belezen gesprekspartners overtroeven. Een paar voorbeelden: The lost art of Cow-Tipping door Joel Furlow of How to think good door F.W. Wietz.
Nu is er weer zo'n boek verschenen dat bij een beetje boekengek niet mag ontbreken in de boekenkast. Het heet Net niet verschenen boeken, en is gemaakt door Gummbah, striptekenaar. Geestig en absurd. Wat Gummbah doet is een idiote titel verzinnen, bijvoorbeeld Met een rugzak stampvol porno dwars door Aken, en daarvoor een serieus ogend omslag ontwerpen, met logo van de uitgeverij, in dit geval ‘Van Granen’. Hierbij staat ook het voorwoord van dit niet-bestaande boek afgedrukt. Dat wijst op de innerlijke strijd van de hoofdpersoon, met ‘op zijn rug een bijna 15 kilo wegende rugzak, waarvan de lezer de inhoud kent, maar waarvan de mensen op straat geen flauw idee hebben, wat zorgt voor een vreemd maar zeer welkom spanningsveld’. Nog wat voorbeelden: Gjalt Geel, met de roman Nogmaals gecondoleerd en het ‘werkboek’ Gewoon lekker leven van Dick de la Roche. Gummbah is van alle markten thuis: gedichten, erotische tekeningen en egodocumenten, zoals het brievenboek Beste homo's van het waardetransport. Tegen zoveel meligheid kan een lezer niet op. Net niet verschenen boeken is geen leesboek, maar leuk om door te bladeren. (LK)
| |
| |
| |
Edwin Bloemsaat (red.), Uit de schaduw. Twintig jaar Nederlands Genootschap van Bibliofielen, Amsterdam, De Buitenkant 2011, 430 p., ISBN 9789490913076, €29,50
Bij Wim Gielen begon het met Nieuwe avonturen van de vos Reinaert, dat hij als zevenjarig jochie ter herinnering aan de eerste communie ontving. Wolbert Vroom kreeg voor zijn eindexamen een ordeboekje uit 1694 van zijn grootmoeder. En Geert Jan Bierenga liet zich als scholier inspireren door Het schoone boek van Menno Jaarsma bij zijn zoektochten naar leren ruggen en perkamenten bandjes.
Ze worden met naam en toenaam genoemd, 62 van de ongeveer 150 leden van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen die in het schitterende boek Uit de schaduw aan bod komen. Wat lid Piet Buijnsters in zijn Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie niet voor mogelijk hield, is dan toch geschied: het genootschap treedt naar buiten. In deze kleurrijke jubileumuitgave presenteren leden van het gesloten gezelschap stukken uit hun collectie, welke soms paginagroot zijn afgebeeld, en leggen ze uit welke bijzondere betekenis juist die band, tekst of typografie voor hen heeft.
Uit de schaduw is ingedeeld in zes hoofdstukken, net zoveel als er ‘duidelijk aanwijsbare’ verzamelmotieven zijn die door de redactie van dit boek uit de opgetekende verhalen werden geabstraheerd: ‘esthetisch genot’, ‘het boek als object’, ‘gereedschap’, ‘levensbeschouwing’, ‘nostalgie’ en ‘hoeders van het verleden’. De leden moesten kiezen welk motief het meest op hun verzamelwoede van toepassing was. Hoewel deze indeling gevoelsmatig wel klopt, en die gevoelens in de ‘methodische verantwoording’ achterin nog worden beredeneerd, blijft het onduidelijk waarom dit stramien moest worden toegepast. Wat zegt het dat 31 van de 62 leden zichzelf scharen onder ‘het boek als object’ tegenover de twee eenlingen onder de motieven ‘levensbeschouwing’ en ‘nostalgie’? Het zegt alleen iets over hoe de leden zichzelf zien. In enkele gevallen zijn motief en verhaal niet te rijmen: Baukje Scheppink maakt toch geen kunstenaarsboeken, opdat ze er vervolgens een collectie secundaire literatuur over kan aanleggen, zoals haar motief voorschrijft?
Die twijfelachtige indeling heeft grafisch ontwerper Hansje van Halem overigens bijzonder fraai vormgegeven: elk hoofdstuk heeft het kader in een andere steunkleur, tot en met de sneden aan toe. Alle steunkleuren komen terug in het feestelijke bandontwerp. En alleen De Buitenkant is het gegeven om twee royale leeslinten in precies dezelfde kleur te krijgen als de steunkleur van het hoofdstuk waar het lint zachtjes het katern binnenkomt. Bravo!
Het is intrigerend, herkenbaar, leerzaam en soms amusant hoe de bibliofielen hun passie met veel deskundigheid onder woorden brengen. Als er al iets gemeenschappelijks aan hun verhalen te ontdekken valt, dan is het wel de precisie waarmee gebeurtenissen, jaartallen, herkomsten, papiersoorten en (cultuur)historische achtergronden worden verteld. (Hebt u ooit een bibliofiel met een vlek op zijn stropdas gezien? Dat dacht ik al.)
Geert Jan Bierenga heeft inmiddels vierhonderd in de Nederlanden gedrukte Bijbels op de plank staan, Wolbert Vroom reist de hele wereld over om architectuurboeken uit de periode 1485-1750 te bemachtigen en Wim Gielen is tot de laatste dag voor zijn dood in 2010 op zoek geweest naar een waardige aanvulling voor zijn museale collectie Van den vos Reynaerde. (NtW)
| |
Marie-Anne Wilssens, Romain Vanlandschoot, Marc Reynebeau, De toekomst is al begonnen. 100 jaar Uitgeverij Lannoo. Het verhaal van een voorzichtige durver. Tielt, Lannoo 2010, 368 p., ISBN 9789020986372, €24,95
Kom daar nog eens om tegenwoordig: vader en moeder Lannoo, die een bakkerij hebben, kopen voor hun twee zoons een drukkerij op in het Vlaamse plaatsje Tielt, in 1909. Van
| |
| |
de broers sterft Rafael jong, maar Joris Lannoo heeft van de drukkerij een imperium weten te maken dat zelfs de landsgrenzen overstijgt. Lannoo is anno 2011 een belangrijke algemene uitgeverij waar succestitels als de jeugdboekenreeks Geronimo Stilton en de kookboeken van Piet Huysentruyt verschijnen. Er is al vaker aandacht geweest voor de geschiedenis van dit familiebedrijf, waarvan Matthias Lannoo nu algemeen directeur is. De huisbiograaf van de firma is Romain Vanlandschoot, die in 1984 het levensverhaal van Joris Lannoo op schrift zette en ook in het recent verschenen jubileumboek een deel voor zijn rekening neemt. Hij beschrijft de jaren 1909-1959. De periode 1959-2010 is geschreven door Marie-Anne Wilssens, journaliste en vertaalster.
Laat ik meteen beginnen met een minpunt. In een boek als dit zou het verboden moeten zijn zonder voetnoten te schrijven. De enige verantwoording is een literatuurlijst achterin waarin dertien titels staan, sommige niet meer dan een flinterdun artikeltje. Het gevolg is dat je als lezer een passage voorgeschoteld krijgt als deze: ‘Vanaf halverwege de jaren zestig was Lannoo op de Nederlandse markt aanwezig via distributeurs en sloot de uitgeverij diverse akkoorden met diverse Nederlandse uitgeverijen. Het was een onstabiele situatie: partners verhuisden, werden overgenomen enzovoort’. Je vraagt je af: welke distributeurs? In welke jaren was dat dan, en met welke Nederlandse uitgeverijen, en als dat allemaal te ver voert voor een boek als dit, wil je toch ten minste weten waar deze informatie vandaan komt en waar je verder kunt zoeken? Niets daarvan. Dat ‘enzovoort’ stelt de lezer ook niet gerust. Het voorwoord van de uitgever laat doorschemeren dat er veel bronnen zijn gebruikt, maar kennelijk mochten die niet bij name genoemd worden. Het lijkt soms wel alsof uitgevers denken dat alleen wetenschappers noten belangrijk vinden, wat me een grove onderschatting van de ‘gewone’ lezer lijkt. Ieder normaal mens wil toch weten of wat hij leest een betrouwbare weergave van de gang van zaken is?
Lannoo heeft ook nog eens een nogal roerige geschiedenis achter de rug, waarbij het van belang is de lezer te laten weten welke bronnen zijn gebruikt. Zo was Joris Lannoo een radicale flamingant en heeft hij ten tijde van de Tweede Wereldoorlog niet altijd de juiste beslissingen genomen. Het fonds was traditioneel-katholiek getoonzet. Lannoo stond in contact
| |
| |
met Verdinaso, het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen, en als gevolg van die verbondenheid gaf hij onder meer het antisemitische boek Het jodenvraagstuk uit. Dit gold als de inleiding op de beruchte ‘Protocollen van de wijzen van Zion’, het abject antisemitische document dat steeds opduikt waar antisemitisme de kop opsteekt. Na de oorlog kreeg de uitgeverij een ex-fascist aan het hoofd, Maarten van Nierop, die in Nederland bij de nsb had gezeten en zelfs vijf jaar gevangenisstraf kreeg wegens collaboratie. Het staat erin, maar ook hier weer: geen bronvermelding. Maar goed, nu genoeg over deze blunder.
Wat is er verder te melden over het boek? De tekst leest vlot en wordt voorafgegaan door een samenvatting in soepel proza van Marc Reynebeau, de vlijmscherpe Vlaamse recensent en journalist van De Standaard, tevens fondsauteur van Lannoo. De geschiedenis wordt afgesloten met de stand van zaken rondom Lannoo in 2010, toen de firma een reuzenstap maakte en de Nederlandse uitgeverijen Meulenhoff en Unieboek/Het Spectrum opkocht. Lannoo is daarmee het derde grote concern op de algemene boekenmarkt in Nederland, naast wpg uitgevers en de vbk-groep. Er staan prachtige illustraties in De toekomst is al begonnen, die een goed beeld geven van de veelzijdigheid van uitgeverij Lannoo. Een van haar pareltjes is bijvoorbeeld Pieter Gaudesaboos, een in Nederland nog vrijwel onbekende illustrator van prentenboeken. En het register is zonder meer uitstekend, dat dan weer wel. (LK)
| |
Marcel van den Broecke, Ortelius Atlas Maps. An illustrated Guide. Second revised edition. Houten, HES & De Graaf 2011, 708 p., ISBN 9789061943808, €79,50
Kenners weten waar ze moeten zijn als ze ‘Ort62’ of ‘vdB62’ in een voetnoot bij de beschrijving van een topografische kaart van 's werelds eerste atlasmaker lezen. Ze zullen onmiddellijk naar het door Marcel van den Broecke vervaardigde naslagwerk over de kaarten van Ortelius grijpen. Omdat de eerste druk van Ortelius Atlas Maps uit 1996 al even uitverkocht was, vroeg uitgever Bas Hesselink de auteur of een herdruk kon worden gemaakt. Van den Broecke maakte van de gelegenheid gebruik om zijn geïllustreerde gids uit te breiden met recentelijk ontdekte kaarten, bijgewerkte verwijzingen en referenties, en vertalingen van de Latijnse titels.
Vanaf de verschijning in 1570 was de Theatrum Orbis Terrarum van de vooraanstaande Antwerpse boek- en prenthandelaar Abraham Ortelius (1527-1598) een doorslaand succes. Hoewel de monumentale wereldatlas een van de duurste boeken van het moment was, gingen er tot 1641 zo'n 8225 exemplaren van over de toonbank, in niet minder dan 32 edities. Zo kreeg de wereld steeds meer kleur.
Van den Broecke demonstreert dat de edities onderling nogal verschillen: de kwaliteit van de gravures ging door het vele herdrukken achteruit en door de toenemende geografische kennis moesten de koperplaten waarvan de kaarten werden gedrukt worden vervangen of bijgewerkt. Deze gids laat per kaart zien op welke plek in welke editie van de Theatrum zij voorkomt, en in welk opzicht een latere staat van eerdere staten afwijkt. Meestal zijn het de bijschriften die werden aangepast, soms de decoratieve randen. Een enkele keer gaat de droge opsomming van platen, oplagen en staten tot de verbeelding spreken, als de zee opeens heftiger en ruwer gegraveerd blijkt te zijn. Of als een illustratief fregat niet meer met bolle zeilen voor de wind vaart, maar aan de wind, met de achtersteven naar de kijker toe.
Zoals het verboden is zelfs maar naar een tweede druk van Elsschots Kaas te kijken zonder Wilma Schuhmachers bibliografie te raadplegen, zo is het ongeoorloofd een kaart uit Ortelius' Theatrum Orbis Terrarum te bestuderen zonder een blik te werpen in Ortelius Atlas Maps. Een goed naslagwerk maakt zich onmisbaar, en dat is wat Marcel van den Broecke heeft gedaan. (NtW)
| |
Marita Mathijsen (red.), Boeken onder druk. Censuur en pers-onvrijheid in Nederland sinds de boekdrukkunst, Amsterdam, Amsterdam University Press 2011, 208 p., ISBN 9789089643063, €27,50
Met enige regelmaat ontvang ik een e-mail van het Network of Concerned Historians, in 1995 opgericht door dr. Antoon de Baets van de Rijksuniversiteit Groningen. Dit netwerk probeert een brug te slaan tussen mensenrechtenorganisaties en de wereldwijde gemeenschap van historici. In de e-mails wordt steevast melding gemaakt van gecensureerde of vervolgde historici en journalisten.
| |
| |
Vanuit Nederland lijkt censuur misschien een ver-van-mijn-bedshow, maar bij nader inzien is het een bijzonder actueel onderwerp.
Zo concludeert ook Marita Mathijsen in de inleiding van Boeken onder druk. Censuur en pers-onvrijheid in Nederland sinds de boekdrukkunst, dat recentelijk verscheen. Of het nu gaat om repressieve censuur (veroordelingen achteraf) of preventieve censuur (doorgaans autoriteiten die publicaties tegenhouden), of het nu gaat om censuur op basis van politieke, religieuze, seksuele of sociale beweegredenen, of het nu gaat om formele of informele censuur; Nederland blijkt sinds de totstandkoming van de boekdrukkunst toneel te zijn geweest van eigenlijk alle mogelijke vormen. In de bundel is ervoor gekozen de blik te richten op de censuur op drukwerk. Een volstrekt legitieme keuze, omdat de totstandkoming en distributie van drukwerk van oudsher gepaard gaan met pogingen om daarop invloed uit te oefenen.
De bijdragen in de bundel zijn chronologisch gerangschikt. Twee ‘rode draden’ springen in het oog: censuur naar aanleiding van katholieke grieven en censuur ten tijde van de Verlichting. Herman Pleij geeft een voorbeeld van de eerste variant. Hij laat zien dat in de zestiende eeuw geletterdheid van leken voor het katholieke kamp gelijkstaat aan het werk van de duivel. Kerk en staat werken samen om allerlei teksten te censureren. Tegen het eind van de negentiende eeuw mag de vrijheid van drukpers dan inmiddels bestaan, Boudien de Vries laat zien dat katholieke - overigens ook protestantse - volksbibliotheken nog zorgvuldig preventieve censuur toepassen: hun collecties blijven verschoond van geloofsbedervende lectuur. Dat er daarnaast voor zowel de rijken als de armen onder de bevolking genoeg mogelijkheden bestonden alsnog aan deze ongewenste boeken te komen, moet hen een doorn in het oog zijn geweest. Cecile van Eijden-Andriessen toont ten slotte aan dat ook tot ver in de twintigste eeuw de katholieken, met behulp van de Informatiedienst Inzake Lectuur, blijven proberen het katholieke volksdeel ‘voor te lichten’ over goede en slechte boeken.
Tijdens de Verlichting werd het gedrukte woord het middel bij uitstek tot verspreiding van ideeën. Dat dit niet zonder slag of stoot ging, blijkt uit de bijdrage van Inger Leemans. Zowel kerk als staat probeert de toenemende stroom boeken met idee-en die tegen de hunne ingaan te beteugelen, zonder daarin structureel te slagen. Na de Franse Revolutie verkeren de verlichte autoriteiten in een ideologische spagaat: hoewel de vrijheid van drukpers een ideaal betreft, levert dat in de praktijk problemen op. In Nederland wordt er rond 1800 gewisseld tussen repressieve en preventieve censuur van overheidswege.
Dat censuur alom tegenwoordig is geweest in de Nederlandse geschiedenis, blijkt wel uit Boeken onder druk. Van de Gouden Eeuw, zo toont Olga van Marion aan, tot aan het heden, weten we dankzij Klaus Beekman. Niet verbazingwekkend, maar wel complex, was de censuur tijdens de Tweede Wereldoorlog, blijkt uit de bijdrage van Hans Renders. En Lisa Kuitert gaat geografisch het verst door te verhelderen hoe de censuur zich zelfs uitstrekte tot in Nederlands-Indië. Voor mensen die bij censuur enkel denken aan dictatoriale regimes is de bundel dan ook een eyeopener. Voor (al dan niet ‘concerned’) onderzoekers biedt Boeken onder druk een gewillig startpunt voor een onthullend onderzoeksprogram. (Arnold Lubbers)
|
|