| |
| |
| |
Gerard Meerman, geportretteerd door Jean Baptist Perronneau, 1761. Collectie Museum Meermanno, Den Haag
| |
| |
| |
Ingeborg Verheul
‘Het bruist hier van de plannen’
In gesprek met Maartje de Haan over de toekomst van Museum Meermanno
De vorige keer dat De Boekenwereld ruim aandacht besteedde aan Museum Meermanno was in 2001 (‘Een Haagse Lente voor Meermanno’, in: De Boekenwereld 17 (2000-2001), nr. 5). Het museum aan de Haagse Prinsessegracht stond indertijd onder leiding van Marie-Christine van der Sman en het was tijdelijk voor het publiek gesloten vanwege een ingrijpende verbouwing. Twee naast elkaar liggende panden werden verbonden via een ingenieus glazen kubussysteem, het koetshuis achter het museum zou een depotfunctie krijgen en er werd een ‘educatiezolder’ ingericht. Het beleid was tweesporig: enerzijds veel aandacht voor de moderne boekvormgeving en anderzijds voor het oude middeleeuwse boek, vroege drukken en kostbare werken.
Nu, tien jaar later, maakt Halbe Zijlstra, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bekend dat alle verzelfstandigde rijksmusea in Nederland in het kader van de voorgenomen cultuurbezuinigingen van het kabinet Rutte de norm van 17,5% eigen inkomsten moeten halen over 2010 en 2011. Pas dan zijn ze zeker van subsidiëring van zowel de publieksfunctie als het behoud en beheer van de collectie in de komende periode (2013-2016). Ook Meermanno is een verzelfstandigd rijksmuseum en moet aan deze eis voldoen. Lukt dat niet, dan zal het museum vanaf 2012 voor het publiek worden gesloten, wordt het personeel ontslagen en is de collectie alleen nog op afspraak voor onderzoekers te zien.
Museum Meermanno laat zich niet kennen en zet alles op alles om het benodigde geld in 2011 bij elkaar te krijgen. Het nieuwe culturele ondernemerschap van het museum resulteerde al direct in een samenwerking met het Centraal Boekhuis. Een sponsoractie (‘Boek zoekt vrouw’), het actief werven van sponsorgelden voor restauratieprojecten en commerciële zaalverhuur zijn enkele van de plannen waarmee het museum zijn publieksfunctie probeert te behouden.
Maartje de Haan (1963), van huis uit kunsthistorica, is sinds augustus 2010 directeur van het oudste boekenmuseum ter wereld. Behalve over de gevolgen van de cultuurbezuinigingen spreekt ze over de nieuwe plannen voor het organiseren van tentoonstellingen van internationale allure en de samenwerking met universiteiten, bibliotheken, andere musea en de in Den Haag gevestigde ambassades.
Vertel eens iets over jezelf en je boekenachtergrond.
‘Ik kom uit de kunstwereld, maar ik ben wel vanuit het papier begonnen. Ik heb kunstgeschiedenis gestudeerd in Nijmegen en ben daarna begonnen als wetenschappelijk medewerker bij Museum Boijmans Van Beuningen in het prentenkabinet, waar ik tien jaar heb gewerkt. Daarna heb ik acht jaar gewerkt bij Museum Mesdag als conservator en manager, een soort directeursfunctie. Mesdag viel onder het Van Gogh Museum. Daarna zat ik twee jaar in het Van Gogh Museum als conservator tentoonstellingen.’
Dus nog steeds de museumhoek, maar nu met een sterkere nadruk op papier?
‘Ja. Ik kende het museum al langer, uit de tijd van Marie-Christine van der Sman. Toen ik de Indische Zomer (een cultureel festival rond kunstzinnige uitingen van Nederlands-Indië in Den Haag, iv) aan het ontwikkelen was en op zoek ging naar samenwerkingspartners, was zij de eerste die ik bezocht. Zij
| |
| |
reageerde toen zo enthousiast dat ik het plan verder heb ontwikkeld tot een echte Haagse happening. Het is uiteindelijk uitgegroeid tot een project waaraan tweehonderd instellingen meededen. Dat was de eerste keer dat ik in het museum was. Sindsdien heb ik het museum altijd redelijk goed gevolgd. De wens om hier te werken kwam voort uit de gedachte dat het museum nog altijd zou kunnen groeien in bezoekersaantallen en qua bekendheid. Het museum heeft veel potentie vanwege de prachtige collectie, maar ook doordat het een Haags museum is.
Oudhedenzaal van Museum Meermanno
In de collectie van Meermanno bevinden zich prachtige middeleeuwse boeken, maar ook materiaal uit mijn tijd. Ik ben gespecialiseerd in de achttiende en de negentiende eeuw. Ik ben bijvoorbeeld dol op alles wat we hebben van de Kelmscott Press met de illustraties van Burne Jones. Maar we hebben ook prachtige dingen van H.N. Werkman en moderner. Dat vind ik erg aantrekkelijk. En dan Den Haag. Ik heb altijd met ongelofelijk veel plezier in Den Haag gewerkt. De tijd in Rotterdam was leuk, Amsterdam was ook leuk, maar Den Haag is de ideale stad om dingen voor elkaar te krijgen in een samenwerkingsverband van meerdere instituten. Mijn ervaring is dat het hier heel goed en makkelijk mogelijk is. Toen de functie van directeur Meermanno vrijkwam, dacht ik: Den Haag! En ik merkte ook de positieve reactie van mensen: Maartje is terug! Ik zie hier de mogelijkheden voor Meermanno om zich sterk te profileren in een samenwerkingsverband van Haagse musea en instellingen.’
In 2001 werkten er in Meermanno zo'n twintig mensen. Hoeveel werken er nu?
‘Het personeelsbestand is toegenomen vergeleken met tien jaar geleden. Ik heb momenteel twintig mensen in dienst, maar niet iedereen werkt voltijds. Daarnaast zijn er zes rondleiders op een nulurencontract. En ik heb hier achttien vrijwilligers binnengehaald. Dus we hebben nu 44 werknemers. Het museum had geen vrijwilligers, wat in mijn optiek echt niet meer kan. Ik heb toen de constructie van Beelden aan Zee genomen. We hebben een primus inter pares, Frits Mulder, die alle vrijwilligers aanstuurt. Dus ik heb alleen maar met de primus te maken en die regelt alles rond de vrijwilligers.’
| |
| |
Boekzaal van Museum Meermanno
Museum Meermanno vecht momenteel voor het behoud van zijn publieksfuncties na 2012. Er zijn twee scenario's denkbaar: de 17,5% eigen inkomsten over 2010 en 2011 wordt gehaald of het geld komt er niet. Wat zijn jouw verwachtingen?
‘De afspraak met het ministerie van ocw was oorspronkelijk om 2012 als peiljaar te nemen en Meermanno, een zelfstandig rijksmuseum, was beleid aan het uitzetten om te groeien tot de 17,5% aan eigen inkomsten in 2012. Staatssecretaris Zijlstra heeft echter keihard met deze afspraak gebroken. Meermanno moet nu nog dit jaar maar liefst 21,6% aan eigen inkomsten werven omdat in 2010 slechts 13,4% gehaald is. Heel concreet betekent het, dat er op 31 december 2011 in totaal €385.000 aan eigen inkomsten binnen moet zijn, inclusief entreekaarten, winkelverkoop en tentoonstellingssubsidies.
Maar we zitten niet stil en we wachten niet af. Het bruist hier van de plannen om op een creatieve en innovatieve manier de benodigde extra gelden voor het museum bij elkaar te krijgen. Ik ga er dan ook vanuit dat Meermanno overleeft. Op dit moment moeten we nog een bedrag van ongeveer twee ton binnenhalen aan eigen inkomsten en ik ben ervan overtuigd dat dit met alle steun die we krijgen uit de boekenwereld en daarbuiten zeer zeker haalbaar is.’
Museum Meermanno heeft een trouwe vriendenvereniging. Spelen de Vrienden van Museum Meermanno nog een rol in het overlevingsplan?
‘Jazeker! Vele individuele vrienden steunen ons genereus, zowel onze eigen vrienden als leden van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. Dat is heel bijzonder. Dat is ontroerend en hartverwarmend. Twee vrienden in het bestuur waren meteen heel praktisch. Uitgeefster Eva Cossee heeft direct een boek geadopteerd voor €1000 en promoot onze actie “Boek zoekt vrouw, man en bedrijf” ook op haar website en in haar najaarscatalogus. En Garrelt Verhoeven is de initiator van de benefietveiling bij Bubb Kuyper. Verder heeft het bestuur afgelopen zaterdag op de Vriendendag een garantie gegeven voor €150.000. Dit geld gaat in een fonds. Ik hoop echter dat we hier geen aanspraak op hoeven te maken en dat we het op eigen kracht redden. Maar het is natuurlijk vanzelfsprekend dat een vriendenbestuur
| |
| |
het museum steunt met de financiële middelen die het beschikbaar heeft. Het museum is sinds 1852 nog nooit zo bedreigd in zijn voortbestaan. En als het dicht zou moeten, wat moeten het vriendenbestuur en het fonds dan, zonder museum?’
Een andere belangrijke partnergroep voor Meermanno in de wereld van het boek en de musea is natuurlijk de groep buitenlandse schrift- en boekmusea. Het Deutsches Buch- und Schriftmuseum in Leipzig bijvoorbeeld. Heb je daar ook contact mee?
‘Ik heb eerst contact gelegd met het Gutenberg Museum in Mainz. Die wil ik het eerst bezoeken, vanwege hun moderne aanpak en uitstraling, en vanwege het grote aantal bezoekers dat zij trekken. Binnenkort spreek ik met de directeur over hun aanpak. Dat vind ik heel belangrijk. Natuurlijk zijn er al sinds lang contacten tussen de internationale boekmusea op wetenschappelijk gebied. Maar ik wil de directeuren zelf ook spreken. Ik wil graag weten hoe zij zich handhaven in deze maatschappij waarin het boek, de uitgeverij en de hele boekenwereld aan verandering onderhevig zijn. Hoe pakken zij dat op? Bij een recente swot-analyse - een zwakte-sterkteanalyse van het museum die ik samen met de staf heb uitgevoerd - bleek overigens dat wij het oudste boekenmuseum ter wereld zijn.’
William Morris, The story of the glittering plain: which has been also called The land of living men: or The acre of the undying, Hammersmith, 1894. Collectie Museum Meermanno, Den Haag
Maar dat weet niemand natuurlijk?
‘Nee, toen dat boven tafel kwam, hadden we meteen een heel belangrijk weegelement te pakken. Nadat we dit feit eerst goed geverifieerd hadden - het bleek echt zo te zijn! - hebben we het meteen in onze nieuwe algemene folder opgenomen en hebben we een
| |
| |
persbericht verstuurd. Natuurlijk zijn er oudere grafische musea die voortkomen uit drukkerswerkplaatsen of oude bibliotheken die er een museumfunctie bij hebben gekregen, maar Meermanno is echt sinds de openstelling in 1852 een boekenmuseum en daarmee ook het oudste. Dat is iets met marktwaarde, waarmee we het museum extra kunnen profileren: als museum, als locatie, als publiekstrekker.’
Het Elzevierkastje van baron van Westreenen: 417 Elzevieruitgaven, verdeeld over vijf planken, drie rijen dik
Als het museum de gelden voor het eind van 2011 binnenhaalt, dan zijn er plannen te over. Maar wat gebeurt er als het museum het niet haalt?
‘Als we dit jaar de twee ton niet halen, ja, dan doet 2012 er helemaal niet toe. Al zou ik hamburgers gaan bakken in het museum, en we halen de twee ton in 2011 niet, dan betekent dat voor de periode 2013-2016 dat Meermanno gesloten wordt. We krijgen dan alleen nog geld voor het behoud van de collectie. Alle subsidie voor het toegankelijk en zichtbaar maken van het museum door middel van publiciteit, presentatie en educatie wordt dan stopgezet. Het museum zal dan een slapend bestaan leiden.
Dat pad is een doodlopende weg. Er zijn enkele mensen die om welke reden dan ook denken dat een slapend museum een optie is, maar ik zeg je dit: deze mensen begrijpen niet waar het om draait. Een museum behoort te allen tijde toegankelijk te zijn voor het publiek. Dit is een basisbehoefte, zoals ook de grondlegger van ons museum, baron W.H.J. van Westreenen van Tiellandt, al in zijn testament liet vastleggen. Een museum is een levendige plek waar je oog in oog met bijzondere en originele objecten
| |
| |
komt te staan, die in een context worden gepresenteerd. Het is een educatieve omgeving voor ons allemaal. Musea zijn er voor de mensen en dienen niet enkel een bewaarplaats voor objecten te worden! Zonder publiek ben je een gesloten depot. Ik zou eigenlijk willen zeggen: een tombe. Wij vinden het heel belangrijk dat Museum Meermanno openblijft. Het is behalve het oudste boekenmuseum ter wereld ook nog eens het op twee na oudste museum in Nederland na Teylers Museum en het Rijksmuseum. Het heeft een collectie van internationaal niveau en het museum huist daarbij ook nog in een met de collectie verbonden pand, namelijk het vroegere woonhuis van zijn stichter, baron Van Westreenen.
Margit Rijnaard, Een papieren labyrint, Den Haag, 2003. Collectie Museum Meermanno, Den Haag
Wellicht kunnen we geadopteerd worden door een ander museum, maar dat lijkt onwaarschijnlijk. Ik zie meer in een intensievere samenwerking of zelfs fusie met een museum of instelling. De kb is, zou je kunnen zeggen, onze natuurlijke partner. Met hen bespreek ik eventuele mogelijkheden om, als het echt zover komt, de bibliotheekfunctie of de collectie daar onder te brengen, hoewel dat laatste natuurlijk sterk afhankelijk zal zijn van de precieze inhoud van het testament van de baron. Museum Meermanno en de kb werken al sinds 1852 nauw samen. In 2009 is er tussen beide instellingen een convenant gesloten, waarin afspraken zijn vastgelegd over het delen van taken, het onderbrengen van een deel van onze collectie in het depot van de kb, enzovoort. We onderzoeken nu van beide kanten hoe en of we deze samenwerking kunnen intensiveren. De kb is uiteraard bereid naar de mogelijkheden te kijken, maar sluit niet uit dat voor een nieuwe oplossing óók weer financiering aangevraagd moet worden. En het kan zijn dat die financiering zomaar eens duurder uit zou kunnen pakken dan als wij er zelf voor zorgen.
Wat betreft andere opties: het spreekt voor zich dat we niet afwachten. We zijn nu al druk bezig om verschillende andere vormen van samenwerking en eventuele fusies af te tasten. Zo ben ik bijvoorbeeld in gesprek met het Letterkundig Museum. Ik vermoed dat als de bezuinigingen worden doorgezet
| |
| |
het voorland weleens zou kunnen worden dat het Letterkundig Museum en Museum Meermanno achter de schermen tot één organisatie verworden. De directeur van het Letterkundig Museum, Aad Meinderts, vindt het nog veel te vroeg om daarover te praten. Maar eerlijk gezegd, ik hoor van alle kanten hetzelfde. Dat de politiek maar twee intenties heeft: er moeten minder musea komen en die moeten minder kosten. Dus lijkt samenvoeging, al is het alleen al op organisatorisch gebied, voor de hand te liggen.
“Kareltjesboek”: Petrus Comestor, Bible historians, Frankrijk, ca. 1372. Collectie Museum Meermanno, Den Haag
Hoewel dat niet is wat ik echt zou willen. Ik zie veel meer in intensievere samenwerking. Stel je voor dat in Leiden vier musea (Rijksmuseum van Oudheden, Boerhaave, Naturalis en Museum Volkenkunde) fysiek bij elkaar in een nieuw betonnen gebouw worden gepresenteerd. Als je daar een nieuwe bunker voor gaat neerzetten die dan het museum moet worden, ja, dan zal dat ongelofelijk veel geld besparen, op beveiliging, depotruimte, faciliteiten, noem maar op. Maar je verliest tegelijkertijd ook de charme van de oude gebouwen en van de centrale ligging van de musea in de oude stad.’
In het gebouw van de kb zie je natuurlijk wat er in de praktijk gebeurt. In dat gebouw bevindt zich het Letterkundig Museum, en sinds een paar jaar hebben de kb en het Nationaal Archief daar ook de tentoonstellingsruimte De Verdieping van Nederland. Maar bezoekers van het Letterkundig Museum lopen meestal niet naar De Verdieping om een kijkje te nemen, of andersom. Het zijn gescheiden circuits. Dan zit je wel in één gebouw, maar het publieksbereik wordt niet groter.
‘Nee. Ik zie Meermanno en het Letterkundig Museum niet fysiek in één gebouw trekken. Al is het alleen maar omdat het Letterkundig Museum net voor miljoenen heeft verbouwd en Meermanno door het testament van de baron gebonden is aan deze huisvesting. Ik kan niet uit het gebouw, en eerlijk gezegd wil ik dat ook helemaal niet. Het gebouw is natuurlijk magnifiek. Wat we wel moeten onderzoeken met het Letterkundig Museum is hoe we een organisatie zouden kunnen worden, met één presentatieafdeling en één educatieafdeling, waarbij we achter de schermen beter samenwerken.
We zouden ook letterlijk eens een keer een ten- | |
| |
toonstelling moeten oppakken waar we dan beiden in participeren. Ik bedoel: wij hebben in het najaar een tentoonstelling geprogrammeerd met Adriaan van Dis, hij wordt 65 op 16 december. Het tentoonstellingsprogramma van het Letterkundig Museum biedt helaas geen plek dit jaar, dus echte samenwerking is voor deze tentoonstelling niet mogelijk. Maar er komen vast nieuwe kansen. Kinderboekenspecialist en hoogleraar Saskia de Bodt heeft een ontzettend leuk voorstel gedaan over honderd illustratoren door de tijd heen. Als die tentoonstelling er nu inderdaad komt, dan gaan Meermanno en het Letterkundig Museum vanzelfsprekend samen optrekken. Dan worden er vijftig illustratoren bij ons tentoongesteld en vijftig bij het Letterkundig. En dat kan, we zitten op loopafstand, we kunnen makkelijk naar elkaar verwijzen.’
Maartje de Haan. Foto Femque Schook
‘We hebben gestreden om de bezuinigingsplannen bij de politiek terug te draaien door te wijzen op onrechtmatig bestuur inzake het verbreken van eerder gemaakte afspraken. Dat is niet gelukt. Soit. We moeten verder. De volgende stap. We zullen wel even laten zien dat we er zijn en niet zomaar weg te krijgen zijn. We gaan de strijd aan!
Het is wel treurig dat er geen goede visie te verwachten is vanuit de politiek. Ik heb de commissievergadering bijgewoond en ik heb zelden, echt zelden zo'n inhoudsloze discussie gezien. Het was werkelijk van geen niveau. Het waren hamerstukken. De enorme bezuinigingen die het culturele landschap in Nederland voorgoed veranderen, werden op één avond afgehamerd. De oppositie had niks in de melk te brokkelen. En daar hadden ze me zelf nota bene ook al voor gewaarschuwd: onbegrijpelijk! Alles was al afgesproken. Tja, ik was heel teleurgesteld. Om kwart voor tien was de commissievergadering voorbij. Nog een kwartier eerder dan gepland. Dat was en is zeer frustrerend.
Later hebben we een gesprek gehad met de directeur-generaal van ocw. Ik wilde het er toen helemaal niet over hebben of we wel of niet onze doelen zouden halen; ik ga er vanuit dat we het halen. Waar ik met de directeur-generaal over wilde praten, was over de toekomst. Ik vroeg haar, Judith van Kranendonk, naar de visie vanuit ocw op de toekomst van de musea. En specifieker: is er in Nederland in de toekomst plaats voor een boekenmuseum binnen het grote samenwerkingsplan voor de musea? Helaas waren daar geen concrete gedachten over.
Ook over stimulerende maatregelen voor een soepel verloop van die samenwerking bestonden geen specifieke ideeën. Ik voorzie daar wel problemen. De kb bijvoorbeeld zit onder een heel andere directie bij het ministerie dan Meermanno. Het personeel heeft ook een eigen cao met andere arbeidsvoorwaarden. En als we kijken naar een breder veld, naar de mogelijke samenwerking tussen rijksmusea en gemeentelijke en provinciale musea, zijn ook daar geen plannen om die stappen te vergemakkelijken. En dat terwijl deze categorieën musea nu allemaal strikt gescheiden subsidiestromen kennen. ocw verwacht dat de initiatieven voor samenwerking tussen musea volledig zonder overheidssteun of -maatregelen worden gerealiseerd. Het draait om het eigen initiatief en enkel op basis van vrijwilligheid.’
| |
| |
Je gaf eerder aan dat Meermanno voor jou een aantrekkelijk museum is vanwege de mogelijkheden die er zijn vanuit de collecties en omdat het museum in Den Haag is gevestigd. Om eens met dat laatste te beginnen: in april is tijdens een internationaal bibliotheekcongres het initiatief The Hague Library Capital gelanceerd. Doen jullie daar ook aan mee?
‘Ja, vanzelfsprekend sluiten we ons daarbij aan, zij het op dit moment met wat lagere prioriteit vanwege alle plotselinge drukte rond de voorgenomen bezuinigingen die het ministerie van ocw nu voor ons bedacht heeft en vanwege de daarmee samenhangende onzekere toekomst van het museum. Voor mij is Den Haag echt een stad van literatuur en letteren. Een van de initiatieven die ik in dit kader genomen heb, is de Week van het Schrift. Deze week moet uiteindelijk uitgroeien tot de Haagse Letterlente, een week waarin we het boek en het schrift centraal stellen. Met alle Haagse instanties met een literaire of grafische achtergrond, willen we gezamenlijk aandacht vragen voor letteren en boeken. Ik ben, nogmaals, een groot voorstander van samenwerking.’
En wanneer gaat die week plaatsvinden?
‘Van 19 tot en met 27 november dit jaar. Met de Week van het Schrift willen we aandacht besteden aan de ontwikkeling van het schrift, zoals de invloed van het schrift op de cultuur en andersom. Dit alles in het licht van de snelle ontwikkeling van moderne communicatiemiddelen zoals internet, sociale media, smartphones en iPads.
Een paar ideeën binnen het project zijn al ontwikkeld, maar omdat ik nu absoluut geen tijd heb om het erbij te doen, ligt de organisatie in handen van vrijwilligers, die nauw samenwerken met het eigen personeel van Meermanno. Zij zorgen voor de vormgeving en de realisatie van de Week van het Schrift. Dat gaat goed. Fonds 1818 heeft al sponsoring toegezegd, we hebben nog meer aanvragen lopen en men is ermee bezig. Wanneer je subsidie wilt aanvragen, is klein beginnen met een evenement eigenlijk altijd het beste. Bouw een trap. Begin met het kleine, daarna kan het project groeien. Het is de bedoeling dat we tot een jaarlijks terugkerend evenement komen, waarbij telkens een aantal aspecten van het brede terrein van boek, schrift en communicatie op een aansprekende manier aan een zo groot mogelijk publiek wordt gepresenteerd.’
Met dit initiatief bereikt Museum Meermanno ongetwijfeld een breder publiek, dat nu niet zo snel hier binnenloopt. In 2001, ten tijde van het gesprek met Marie-Christine van der Sman, lag de lat voor het gewenste bezoekersaantal voor het museum op 20.000 per jaar.
‘Toen ik in augustus vorig jaar begon, had het museum nog steeds hetzelfde bezoekersaantal als tien jaar geleden, rond de 14.000. Dat kan dus echt niet. Gelukkig hebben we nu al dik 2500 bezoekers meer dan vorig jaar. Ik streef eigenlijk naar 30.000 bezoekers en meer per jaar. Dit museum heeft altijd prachtige tentoonstellingen gehad, maar die waren meestal gericht op een beperkt publiek. En mijn doel is echt om een breder publiek te trekken. Dus in onze tentoonstellingsplanning hebben we nu een duidelijke volgorde aangebracht. Naast de tentoonstellingen voor bibliofielen, de traditionele doelgroep van het museum die ik absoluut niet wil verliezen, komen er ook lichtvoetige tentoonstellingen. Naast de tentoonstellingen met meer diepgang in het najaar, brengt het museum in de zomermaanden iets lichtvoetigs. De tentoonstelling Pop up!, die nog tot en met 23 oktober te zien is, is daar een goed voorbeeld van.
Voor het diepgaandere tentoonstellingsprogramma zou ik graag tentoonstellingen willen inrichten die verder reizen dan dit museum. Daar zijn we nu al druk mee bezig. Twee tentoonstellingen van ons in 2012 zullen naar het buitenland reizen. Andersom kunnen we eventueel ook tentoonstellingen van andere musea die op internationaal niveau interessant zijn hier binnenhalen. Het maakt dat het museum de speler wordt die het verdient te zijn. We hebben een prachtige collectie en we mogen ook genereus lenen van onze partner, de kb, maar dan moet je dat ook wel laten zien.
Om meer draagvlak te creëren voor het serieuzere deel van het tentoonstellingsbeleid en om goede nieuwe ideeën te genereren, reis ik momenteel de
| |
| |
universiteiten af. Ik vraag de boek- en kunstwetenschappers met ideeën te komen voor steengoede tentoonstellingen die een breed publiek kunnen aanspreken en die ook gestoeld zijn op goed wetenschappelijk onderzoek.
Een van de ideeën die hieruit bijvoorbeeld naar voren is gekomen, in nauwe samenwerking met onder andere Claudine Chavannes-Mazel, hoogleraar kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen aan de Universiteit van Amsterdam, is een tentoonstelling rond een bepaald object uit de collectie van Meermanno, onder de specialisten bekend onder het signatuur: 10 B 23.
Ik ken de collectie nog niet zo goed uit mijn hoofd dat ik dan onmiddellijk weet waar het over gaat, maar conservator Jos van Heel natuurlijk wel. Die signatuur staat voor wat in het museum heel liefkozend het Kareltjesboek wordt genoemd, de Bible Historiale die in 1371-1372 is gemaakt voor Karel v van Frankrijk, met prachtige miniaturen. Dat boek willen we dan vanuit allerlei aspecten centraal stellen: technisch, kunsthistorisch, historisch, boekwetenschappelijk, noem maar op. Uiteraard worden op die tentoonstelling ook enkele bruiklenen getoond, maar het wordt geen enorme neerslag van allerlei middeleeuwse manuscripten. Het Kareltjesboek staat centraal. Voor deze tentoonstelling zullen we gaan samenwerken met het Musée de Cluny in Parijs.
Een ander tentoonstellingsplan voor 2012 richt zich op samenwerking met het Sabanci Museum in Istanbul en met de Oosterse Handschriftenbibliotheek van de Universiteit Leiden. Het plan is gebaseerd op een mooie tentoonstelling die gemaakt is door gastconservator Arnout Vrolijk over de Turkse handschriften in de befaamde verzameling van Levinus Warner in de collectie van de ub in Leiden.’
Je creëert hiermee dus eigenlijk een nieuwe rol voor het museum, als platform voor buitenlandse instituten binnen Nederland?
‘Waarom ook niet? Den Haag is daarvoor een perfecte stad. Het zit hier vol met ambassades. Die zijn wel gevoelig voor dergelijke ideeën. Op een gegeven moment gebeurt er in een land iets, waardoor de ambassade zich wat meer wil profileren. Dat doen ze dan op cultureel gebied door bijvoorbeeld een tentoonstelling over de wereld te laten reizen.’
En daarmee wil het museum een nieuwe bron van support aanboren. Ambassades zijn normaal gesproken niet zo verbonden met de museumwereld, laat staan met de boekenwereld.
‘Nee, precies. Den Haag is een stad met potentie. Elk halfjaar wordt de Europese Gemeenschap voorgezeten door een ander Europees land. De ambassade van dat land wil die gelegenheid vaak aangrijpen om zich extra te profileren op cultureel gebied. In 2012 is het voorzitterschap bijvoorbeeld in handen van Cyprus. De Cypriotische ambassade kwam hier met een prachtig plan voor een tentoonstelling van atlassen van Nederlandse makelij, die kaarten van Cyprus bevatten. De plannen voor de tentoonstelling met een publicatie en openingshappening staan nu in de steigers. De kosten zullen geheel voor rekening van de ambassade en de bank van Cyprus zijn en tegelijkertijd is het een mooie manier voor Meermanno om een nieuwe publieksgroep binnen te halen.
Elk land is trots op zijn eigen boekproductie. Ik wil graag dat ze ons museum gaan zien als platform in Nederland om zich cultureel te profileren. Daar zit natuurlijk - ik ben ook van de praktische kant - het receptieaspect aan vast. Die kunnen ze hier gaan houden. We hebben in het museum naast de ruime tentoonstellingsmogelijkheden ook prima ontvangstmogelijkheden, met het koetshuis en de mooie tuin. Het terras is aangepast evenals de theesalon in het souterrain en zelfs de kwaliteit van de consumpties is verbeterd. We hopen dat dat onder andere het bestedingspatroon per bezoeker wat omhoog zal brengen.’
Het gemiddelde museumpubliek is een wat grijze groep mensen, uit de hogere leeftijdscategorieën. Wat voor plannen, behalve de lichtvoetige zomertentoonstellingen, heeft Meermanno op stapel staan om een jonger publiek te bereiken?
‘Ten eerste moeten we aansluiten bij de jongste geschiedenis en bij de discussie rondom het boek. Daar komt de samenwerking met het Centraal Boekhuis om de hoek kijken. We gaan een kamer inrichten bij
| |
| |
de vaste collectie, waarin we een vaste integrale presentatie gaan inrichten van de boekgeschiedenis van 1850 tot nu. We nemen daarvoor onze eigen collectie als uitgangspunt en zullen die presentatie gaan verrijken met apps en de presentatie van het digitale boek in alle diverse verschijningsvormen. De inrichting van deze kamer en van de permanente tentoonstelling zullen worden gesponsord door het Centraal Boekhuis.
Voorgevel Museum Meermanno. Foto Theo de Nooij
De oude boekgeschiedenis wordt natuurlijk niet vergeten. De periode voor 1850 willen we extra belichten door de focus te richten op de baron. Ik wil de baron graag terug in het museum. Hij is natuurlijk de founding father van ons museum, maar toch, je bent hem kwijt. Je komt hier, en je ziet hem niet. De baron was vooral beroemd als verzamelaar. Hij wilde bewijzen dat de boekdrukkunst een Nederlandse uitvinding was. Hij heeft van alles verzameld: van papyrus tot aan de laatste boeken uit zijn tijd. Als er een manier is om de boekgeschiedenis duidelijker voor het voetlicht te brengen in het museum, dan is dat wel via de collectie van de baron.’
Je wilt dus niet alleen meer aandacht voor de verzameling van de baron, maar ook voor de verzamelaar Van Westreenen?
‘Ja, toen ik hier kwam, werkte onze conservator aan de archieven van de baron. Er lagen al plannen voor een boek. In 2012 zal er op basis hiervan een prachtige tentoonstelling worden ingericht, een echte bibliofiele tentoonstelling rond de collectie en de persoon van de baron. Dat is het moment om de baron terug te brengen in het museum. Want hij heeft, afgezien van zijn betekenis als verzamelaar, ook zoveel interessante persoonlijke aspecten, die altijd ondergesneeuwd zijn, maar die hem zoveel menselijker maken. Hij krijgt een eigen kamer waar een introductie te zien zal zijn rond zijn persoon: wie was baron Van Westreenen, waarom is ons museum er überhaupt? Wat en hoe heeft hij verzameld? Wat is er na zijn dood gebeurd? Er zal ook iets meer worden verteld over de tijd waarin hij leefde om een wat bredere context te bieden.
Een museum zonder acquisitie is een “dood” museum. Helaas hebben we het budget voor dit jaar
| |
| |
voor aankopen moeten bevriezen om het aan te wenden voor maatregelen ten bate van onze acties om het voortbestaan van het museum te kunnen garanderen. Het museum heeft nog begin dit jaar een aantal aanwinsten verworven op de boekenmarkt van Codex in het Amerikaanse Berkeley. Hier presenteerden uitgevers hun kunstenaarsboeken, private press-uitgaven en andere bijzondere boekuitgaven. Ik heb alle vertrouwen dat we volgend jaar weer kunnen werven voor de collectie.
Daarnaast heeft het museum alle mogelijkheden van schenkingen in natura, legaten, donaties, fondsen op naam et cetera duidelijk op de website gezet. We trekken ook de banden met verzamelaars in binnen- en buitenland aan. Zo was de tentoonstelling Uit de schaduw. Twintig jaar Nederlands Genootschap van Bibliofielen in meerdere opzichten inspirerend en leidde tot contacten met deze verzamelaars voor nieuwe presentaties in de nabije toekomst. Daarbij combineren we hun deskundigheid met die van wetenschappelijke onderzoekers om tot een prachtige expositie, een publicatie en een symposium te komen.’
De universiteitsbibliotheek die zich in Nederland momenteel het sterkst profileert op collectiegebied is de ub van Amsterdam, en dan met name door de samenwerking tussen Bijzondere Collecties en het Allard Pierson Museum. Hoe is de samenwerking tussen die ub en Meermanno?
‘Nou, natuurlijk, de ub van Amsterdam heeft zijn eigen accenten, maar ik vind samenwerking ongelofelijk belangrijk. Ik heb afgetast of de ub van Amsterdam bereid zou zijn om bij een slecht scenario Museum Meermanno te adopteren. Directeur Steph Scholten was daar heel duidelijk over. Ik zei hem: “Steph, we dreigen om te vallen. Als dat zou gebeuren, wil jij ons dan adopteren?” Maar hij zei direct: “Nou nee, want jij zit in Den Haag en wij zitten in Amsterdam. Wij horen bij de universiteit en jij bent een verzelfstandigd rijksmuseum.” Dus op dit punt kunnen we geen samenwerking vinden. Anders is dat als het gaat om samenwerking in onze wederzijdse tentoonstellingsprogramma's. Een mooi voorbeeld daarvan is de tentoonstelling die we komend najaar zullen organiseren en die zal worden samengesteld door Adriaan van Dis.
Voor die tentoonstelling hebben we een sponsormap samengesteld, die nu naar allerlei bedrijven gaat om de financiering rond te krijgen. Ik heb van te voren met Steph Scholten om de tafel gezeten en we hebben na een aantal gesprekken besloten de tentoonstelling naar het idee van Adriaan van Dis te beperken tot het aangetaste lichaam en Adriaans fascinatie daarvoor. De aanleiding van de tentoonstelling was Van Dis' fascinatie met een boek uit de boekenkast van zijn ouders. Je kent dat wel, de boekenkast van je ouders, waar dan geheimzinnige boeken in staan, met foute afbeeldingen, waar je onwillekeurig telkens naartoe getrokken wordt, omdat het spannend en eng is. In zijn geval was dat het boek van Upton Sinclair, De Wereld in Beeld. Dat boek staat vol met allemaal oorlogsfoto's en lichamen, en dat vindt hij met zijn lichte smetvrees en zijn belangstelling voor enge ziektes zeer fascinerend. Dus daar concentreren wij ons op. De Universiteit van Amsterdam richt bijna tegelijkertijd een tentoonstelling in over het menselijk lichaam. En nu zijn we druk aan het bekijken hoe we naar elkaar kunnen verwijzen. Kunnen we iets doen met kortingen op de tickets, kunnen we elkaars boeken verkopen? Kunnen we lezingen die hier gegeven worden ook daar houden en vice versa? Ik zit niet op het traject van concurrentie, maar juist op het traject van samenwerking en verwijzing.’
En digitaal?
‘Met het Centraal Boekhuis krijgen we een vaste presentatie met de laatste ontwikkelingen rondom het digitale boek. Daarmee komen ook het e-book en de e-reader in huis. Ik zou heel graag een tentoonstelling maken over het digitale boek op het moment dat de vormgeving van de digitale boeken een stap verder is. Het is nu nog te beperkt, vind ik. Dan zie ik natuurlijk het liefst dat alle bezoekers hier tijdens hun bezoek apps zitten te downloaden. Dat lijkt me fantastisch. Wat onszelf en de sociale media betreft: ik moet er les in krijgen. Het leek mij dan ook zinvol om iemand aan te trekken die het museum vooral in de sociale media profileert. En die hebben we nu ge- | |
| |
vonden in de prima persoon van Leonie Wingen. Dus wij twitteren nu ook en zitten op Facebook. En op LinkedIn.’
Wat is eigenlijk jouw favoriete boek of object in de collectie van het Meermanno? Weet je dat al na een paar maanden?
‘Nou nee. Ik had bij mijn komst met onze bibliothecaris afgesproken om elke woensdagmiddag door de collectie te gaan. Dat had ik ook bij Boijmans van Beuningen gedaan: ik heb daar de hele collectie van voor tot achter bekeken wat betreft prenten en tekeningen. Bij het Mesdag ging het om een kleine collectie van zo'n 350 objecten. Dus dat had je in een maand bekeken. Maar de prenten en tekeningen bij Boijmans, dat was natuurlijk oneindig veel meer. Ik opende daar gewoon elke week aan het eind van een middag een doos, en dan keek ik alle prenten en tekeningen door. En zo heb ik de hele collectie in handen gehad. Ik werd een paar jaar later nog eens opgebeld met de vraag: “Maartje, waar ligt dat?” Omdat je dat dan ook weet.
Je zo verdiepen in een collectie levert zoveel ideeën voor tentoonstellingen op en je weet bovendien waar je het over hebt. Dat is een ervaring die ik hier nog te weinig heb opgedaan. Ik ben er door de omstandigheden van die bezuinigingen totaal niet aan toe gekomen. Dus mijn stand van zaken van mijn favoriete boek is gebaseerd op wat ik per week langs zie trekken en wat ik zo in de wandelgangen opvang.
Maar laat ik iets nemen wat pas tevoorschijn kwam. We hadden hier de tentoonstelling van de Nederlandse bibliofielen. Ik heb toen meteen de bibliofielen ook gevraagd om ideeën voor tentoonstellingen. Want daar zitten collecties bij, joh, daar krijg je het helemaal warm van. Zo heeft bijvoorbeeld Kenneth Boumann een collectie over Suriname. Zo verschrikkelijk leuk, en natuurlijk helemaal vanuit zijn achtergrond verzameld. Daar moeten we eigenlijk wat mee doen met zoveel jaar Surinaamse onafhankelijkheid.
En we hadden ook een verzamelaar die architect is, restauratiearchitect Wolbert Vroom. Die heeft een enorm mooie verzameling architectuurboeken, van Vitruvius tot Scamozzi en verder. Het lijkt me dan het moment om in 2014, wanneer het Mauritshuis weer opengaat, bij ons een tentoonstelling van diens boeken in huis te hebben. De architecten van het Mauritshuis, Jacob van Campen en diens assistent Pieter Post, zijn natuurlijk enorm beïnvloed door de theorieën van Vitruvius en Scamozzi. Maar ik dwaal af. Tijdens het bezoek van de bibliofielen sprak ik met Paul Begheyn. Hij is bezig met een publicatie over de indertijd verboden betrokkenheid van de jezuïeten bij de boekproductie in de Nederlandse republiek. Niet meteen een zwaar geliefd en veel gezocht onderwerp, maar ik vond het interessant omdat ik dacht: daar zit een bepaald conflict en het is heel erg leuk om dat naar voren te brengen. In 2014 is het tweehonderd jaar geleden dat de jezuïetenorde weer werd hersteld, nadat deze in 1773 - en in sommige landen al eerder - was verboden onder invloed van het protestantisme. Dus ik ben met Paul en Jos van Heel om de tafel gaan zitten en heb gekeken naar materiaal dat mogelijk interessant is om in dit kader te laten zien. Nou is dat niet zozeer een weerslag van dat boek van Paul, want dat is meer een opsomming van allerlei publicaties en verhalen. Maar de jezuïeten hebben een heel belangrijke rol gespeeld in de informatieoverdracht via kaarten vanuit verre oorden naar Europa, onder meer uit China. We gaan ons nu richten op de cartografie, onder invloed van de jezuïeten, met Blaeu erbij. Dat is een heel mooi aspect, dat we een zwaar accent gaan geven in de tentoonstelling.
En al pratende zei Jos van Heel opeens: “Maar we hebben hier een heel oude atlas uit China.” Het bleek te gaan om een exemplaar dat door de jezuïet Couplet ooit vanuit China naar Europa is gebracht en dat hij bij zijn aankomst in Amsterdam aan burgemeester Nicolaas Witsen schonk. Van deze atlas uit 1675 bestaan nog maar twee exemplaren. Een is er in onbekend particulier bezit en die andere hebben wij. Toen ik dat zag! Moet je voorstellen: zo'n zeldzaam exemplaar. Dit is een museum waar nog veel meer schatten liggen dan ik ooit had kunnen bevroeden.’
| |
| |
Adriaan Koerbagh, Een Ligt schijnende in duijstere plaetsen, Utrecht, 1668. Collectie Museum Meermanno, Den Haag
|
|