De Boekenwereld. Jaargang 27
(2010-2011)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| ||||||||||||
Cornelis van Foreest (1756-1825) op ongeveer 50-jarige leeftijd, geportretteerd door Taco Scheltema. Collectie Stedelijk Museum Alkmaar, bruikleen Stichting Van Foreest en Van Egmond van de Nijenburg
| ||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||
Peter J. Tomson
| ||||||||||||
Een leeskring van patriottische regenten en intellectuelenWe bekijken eerst de ‘buitenkant’ van de boeken en hun lezers. Op het voorblad van elk deel van de Lettres Cabalistiques prijkt de rij namen, bijvoorbeeld als volgt in deel 6:
De identiteit van de elf heren is op enkele details na goed te achterhalen. Het loont de moeite de namen met bijbehorende ambten na te lopen en daarbij de strategische familierelaties niet over het hoofd te zien. Ook willen wij graag weten waar de heren stonden in de strijd tussen patriotten en prinsgezinden. Een belangrijke bron voor zulke personalia zijn de geschriften van de Alkmaarse tekenaar, verzamelaar en onbezoldigd gemeentearchivaris C.W. Bruinvis.Ga naar eind6 1 De eerste en laatste naam op iedere lezerslijst is steeds P. Panneboeter. Hij zond elk deel eerst naar Van Foreest, de laatste lezer zond het dan weer terug naar Panneboeter en uiteindelijk belandden alle deeltjes bij Van Foreest. Dit lijkt te betekenen dat Panneboeter de boeken aankocht en overhandigde aan Van Foreest als eerste lezer. Mr. Pieter Panneboeter (1752-1802) was notaris te Alkmaar en trad in 1785 op als Van Foreests familienotaris.Ga naar eind7 Zijn patriottische sympathie blijkt uit het feit dat hij bij de Bataafse omwenteling in 1795 tot schepen (magistraat) van Alkmaar werd verkozen. | ||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||
2 Het tweede en blijkbaar belangrijkste lid van de kring is mr. Cornelis van Foreest.Ga naar eind8 Hij werd in 1756 in Alkmaar geboren als oudste zoon van Dirk van Foreest, schepen en burgemeester van Alkmaar. Zoals zoveel familieleden studeerde Cornelis rechten in Leiden. Deze universiteitsstad was in de jaren 1770-1780 een kweekplaats van verlicht-patriottisch denken.Ga naar eind9 Zijn proefschrift uit 1776 heeft de ongevaarlijk klinkende titel De patria potestate, ‘Over het vaderlijk gezag’, maar de bijbehorende stellingen dragen het stempel van een nadrukkelijk tolerant verlichtingsdenken.Ga naar eind10 Vanaf 1778 was hij meermaals schepen van zijn geboorteplaats, in 1782 werd hij vroedschap (raadslid) en in 1795 was hij korte tijd een van de burgemeesters. Deze carrière paste geheel in de prominente rol van de familie onder het Alkmaarse regentendom.Ga naar eind11 Foreest, zoals wij hem in aansluiting bij de familietraditie voortaan zullen noemen, raakte na 1795 in de landelijke politiek betrokken en was onder meer voorzitter van het Wetgevend Lichaam (parlement).Ga naar eind12 Over zijn patriottische wapenfeiten en zijn ontzetting uit openbare ambten in 1787 spreken wij straks. 3 Jhr. mr. Jo[h]an du Tour werd in 1746 geboren in Alkmaar en stierf er in 1818. Hij en zijn broer Jacob Nanning (zie nr. 11) waren zoons van jhr. Gerrit Martijn du Tour (1715-1788), vroedschap, schepen en burgemeester van Alkmaar. Johan was schepen van Alkmaar tussen 1769 en 1784 en volgde in 1786 Jacob Nanning op als secretaris, toen deze naar Friesland verhuisde. Twee jaar later werd hij bij decreet van Prins Willem v uit dit ambt ontzet in het kader van de contrarevolutie van 1787-1788. Ook Johan was dus een uitgesproken patriot. Na 1795 figureerde hij in de landelijke en ‘departementale’ (provinciale) politiek. 4 B. Lulius was apotheker. In een inscriptie op een trommel van de Alkmaarse schutterij uit 1784 wordt hij genoemd als ‘dr. Benjamin Lulius, scriba’ (secretaris) van het ‘Collegium medico-pharmaceuticum’.Ga naar eind13 Dit genootschap maakte zich in de jaren 1783-1784 zeer verdienstelijk voor de schutterij en verwierf onder meer nieuwe trommels. Lulius werkte ook mee aan een plan voor defensiewerken rond Alkmaar.Ga naar eind14 5 Mr. Lucas Dijl was vroedschap en burgemeester van Alkmaar vanaf 1773 en werd als zodanig afgezet bij genoemd decreet van Willem v uit 1788. 6 Christiaan Stuurman Bucerus was schepen en vroedschap van Alkmaar vanaf 1783; ook hij werd in 1788 afgezet. 7 C. Hoef[f]man wordt in de inscriptie van het eerdergenoemde ‘Collegium’ vermeld als assessor; hij was dus een collega of medewerker van Lulius. Hij wordt ook genoemd als actief ‘voorstander’ van de schutterij.Ga naar eind15 8 Mr. Hendrik Rijser was notaris en vanaf 1772 secretaris van Alkmaar. Ook hij werd in 1788 afgezet. 9 Mr. Cornelis Domis was geen broer, maar waarschijnlijk wel familie van nr. 10, Willem Jacob Domis. Cornelis werd in 1755 geboren in Coevorden en stierf in 1802 in Alkmaar.Ga naar eind16 Hij was schepen en vroedschap vanaf 1787, werd afgezet in 1788 en wordt ook genoemd als voorstander van de schutterij. 10 Mr. Willem Jacob Domis (1753-1792) was een zoon van Nicolaas Hendrik Domis, vroedschap van Alkmaar. Ook hij werd vroedschap vanaf 1773 en burgemeester vanaf 1787, om in 1788 uit beide ambten te worden ontzet. Willem Jacob huwde in 1781 met Cornelia Gerarda Kloek, dochter van de patriottische notaris, vroedschap en burgemeester van Alkmaar, mr. W.J. Kloek (1733-1811).Ga naar eind17 11 Het ontbreken van een voornaam bij de laatste persoon op de lijst, ‘du Tour’, stelt ons voor een klein raadsel, waarvan de oplossing een datum voor de patriottische leeskring zou opleveren. De ene mogelijkheid is dat vader du Tour bedoeld is (zie nr. 3). In dat geval zouden de Lettres Cabalistiques uiterlijk in 1788 in de kring gecirculeerd hebben, het jaar waarin vader Gerrit Martijn als 75-jarige stierf. Waarschijnlijker is dat het om mr. Jacob Nanning gaat (1749-1823), de jongere broer van Johan. Deze was vanaf 1777 secretaris, maar verhuisde in 1786 naar Friesland en werd toen opgevolgd door Johan. De boeken zouden dan voor 1786 zijn rondgegaan. Definitief uitsluitsel is er niet. Een latere lezerslijst rond Foreest vermeldt in een boek uit 1791 alleen ‘J. du Tour’,Ga naar eind18 toen broer Jacob Nanning was verhuisd en vader Gerrit Martijn was gestorven. | ||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||
Schutblad van Lettres Cabalistiques, Den Haag, 1769-1770
Uit deze opsomming volgen twee conclusies die elkaar op interessante wijze aanvullen. Ten eerste was deze leeskring, waarover geen verdere informatie bekend is, stevig gelieerd met enkele prominente Alkmaarse regentenfamilies: de Foreesten natuurlijk, maar ook de Du Tours en de Domissen. Al minstens een generatie eerder leverden deze families vroedschappen en burgemeesters van Alkmaar, in het geval van W.J. Domis bovendien in de persoon van zijn schoonvader. Ten tweede waren al deze heren ‘patriot’, dat wil zeggen tegenstanders van stadhouderprins Willem v en de absolutistische trekjes van zijn bewind. Dat sprak geenszins vanzelf. Er waren ook meer dan genoeg regenten met andere politieke voorkeuren, zoals duidelijk werd in de wisselende machtsstrijd die volgde. Zo kunnen we de curieuze deelname van de twee farmaceuten in de leeskring begrijpen. Geen van beiden komt voor in regentenkringen. Hun lidmaatschap moet enkel gemotiveerd zijn door hun patriottisch vuur, dat in het bijzonder in 1783-1784 oplaaide. Zo'n besloten kring breidt zich van nature uit bij coöptatie. Daarom moeten een of meer leden het strategisch nut ervan ingezien hebben de twee vaderlandslievende pillendraaiers in hun kring op te nemen. Het is uitgesloten dat Foreest daar niet van wist. Leesgezelschappen waren een typerend maar gevarieerd fenomeen van de late achttiende en vroege negentiende eeuw. Deventer en Zwolle telden elk wel drie of vier gezelschappen.Ga naar eind19 In Alkmaar ontstond in 1793 het leesgezelschap ‘Leeslust baart kunde’, dat | ||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||
overigens nog steeds bestaat. Foreest werd er geen lid van.Ga naar eind20 Zijn eigen leeskring was, anders dan ‘Leeslust’, politiek gemotiveerd en intellectueel ingesteld: men las veel Frans.Ga naar eind21 Frederika Sophia Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van prins Willem v, te paard, geschilderd door T.P.C. Haag. 1789. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
Alle omstandigheden overziende kunnen wij het halve jaar waarin de Lettres Cabalistiques werden gelezen met enig voorbehoud dateren tussen 1783, het jaar waarin de patriottische ‘mobilisatie’ begon, en 1786, toen Jacob Nanning du Tour naar Friesland verhuisde. | ||||||||||||
Foreest en de Bataafse RevolutieHoewel de patriottische activiteiten van Cornelis van Foreest zoals gezegd nogal onderbelicht zijn gebleven in het onderzoek, werd het verhaal wel doorverteld in de familie. ‘Dikke Kees’ - de bijnaam die hij met zijn gedrongen gestalte moet hebben gedragen onder kameraden en die nog steeds voortleeft in de familie - zou betrokken zijn geweest bij de aanhouding door de patriotten van Wilhelmina van Pruisen, de echtgenote van de Prins, bij Goejanverwellesluis. Deze anekdotische versie zal juist blijken te zijn, maar moet voor een goed begrip in breder perspectief worden geplaatst. In de afgelopen halve eeuw heeft zich in de geschiedschrijving een perspcctiefverbreding doorgezet waarin de patriottische revolutie van 1781-1787 naar buiten toe wordt gezien als deel van een internationale beweging en naar binnen toe als de aanzet tot de Bataafse staatshervorming van 1795-1801, en daarmee uiteindelijk tot de grondwet van 1848.Ga naar eind22 Het Bataafse streven naar inperking van vorstelijke privileges ging voor een deel ook om democratisering van de politiek en behoorde als zodanig tot een beweging die de Atlantische Oceaan omspande. Terwijl zij zich aanduidden als ‘patriotten’ of ‘Bataven’(met verwijzing naar een geromantiseerd nationaal verleden) vonden deze mannen, enigszins paradoxaal, bevestiging en inspiratie in de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd tegen Engeland en in de verlichte ideeën van Franse en Engelse filosofen. Daarbij kwam een belangrijk krachtenspel op militair-economisch niveau. De rol van de Republiek | ||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||
der Zeven Provinciën als maritieme wereldmacht was uitgespeeld - Frankrijk en Engeland staken elkaar naar de kroon, zowel in Noord-Amerika als in Azië. Engeland bestreed de steun aan de Amerikaanse opstandelingen vanuit Frankrijk en Nederland met alle middelen. De Vierde Engelse Oorlog (1780-1783) was een tijdelijke intensivering van deze strijd, waarin Engeland steeds moest vrezen voor Franse steun aan Nederland. Een derde niveau van krachten en spanningen werd gevormd door de verhoudingen tussen de vorstenhuizen. Het Huis van Oranje was al enkele generaties verweven met het Engelse koningshuis. Via het huwelijk van Willem v met Wilhelmina van Pruisen in 1768 was daar een sterke band bijgekomen met Pruisen, de nieuwe Midden-Europese grootmacht geleid door Frederik de Grote met zijn fameuze leger. Tegenover de steun die de patriotten van nature zochten in Frankrijk stond een geduchte Engels-Pruisische alliantie, vaardig bediend door de Engelse ambassadeur in Den Haag, James Harris, hertog van Malmesbury. Binnen de Nederlandse Republiek spitsten al deze spanningen zich toe op de benoemingspolitiek in de steden. De stadhouders hadden in toenemende mate het recht van benoeming of aanbeveling aan zich getrokken. Dit stuitte nu op snel groeiend verzet. De verontwaardiging over het beleid van Willem v werd geuit in vooraanstaande politieke tijdschriften als De Post van den Neder-Rhijn (Utrecht, vanaf 1781) en De Politieke Kruijer (Amsterdam, vanaf 1782). Een sterke echo daarvan is te vinden in De Eer van het Patriottismus der Zeven Vereenigde Gewesten verdeedigd,Ga naar eind23 in 1792 door Cornelis Zillesen onder pseudoniem uitgegeven in Duinkerken. Het behoort tot de Bataafse ballingschapsliteratuur; we komen er nog over te spreken in verband met Foreests boekerij. Zillesen verklaart het verzet tegen de stadhouder uit onvrede met zijn benoemingspolitiek en met de financiële strop van de Vierde Engelse Oorlog: Geen wonder dus, dat eene reeds meer verlichte Natie de schellen van de oogen vielen. (...) Men begon van langzaamerhand den Stadhouderlyken invloed, welke de meeste Provincien dus lang willekeurig bestuurd had, tot ondergang van het Vaderland, als hoofdkwaal te onderzoeken. De beschimmelde Privilegien, die wel bezwooren, maar naauwlyks anders dan in naam bekend waren, kwamen uit hunne schuilhoeken te voorschyn. De stad Alkmaar verdedigde zyn recht van vrije verkiezing, tegen den Stadhouder. In Den Briel bragten de braave Regenten hunne bezwaren in tegen de recommandatien. Iedere Provincie en Stad, ontdekte de inbreuken op zyn Regeerings bestuur.Ga naar eind24 Alkmaar bevond zich in de patriottische voorhoede, ook volgens stadsarchivaris Bruinvis. Volgens hem kwam dat mede door de overlast van de inkwartiering van prinselijke kustverdedigingstroepen tijdens de Engelse oorlog.Ga naar eind25 Hoe dan ook nam de Alkmaarse vroedschap op 24 februari 1783 het besluit de stadhouder te schrijven, dat ze zijn recht van benoeming en aanbeveling in de vroedschap niet langer zou erkennen. Dit besluit werd in praktijk gebracht met de benoeming van Stuurman Bucerus in 1783 en Cornelis Domis in 1787, leden van Foreests leesgezelschap. Het besluit was voorbereid door een studiecommissie die zich onder meer beriep op het benoemingsrecht dat Jacoba van Beieren de stad had toegekend in 1426.Ga naar eind26 Vandaar Zillesens sarcastische kritiek op de ‘beschimmelde privilegiën’. Liever dan teruggrijpen op het grijze verleden had hij een toekomstgericht ‘generaal Plan’ gezien, een geheel nieuw politiek ontwerp voor het Nederlandse staatsbestel.Ga naar eind27 Het was de kritiek van de betweter die niet deelneemt aan het moeizame opbouwwerk van zo'n ‘generaal Plan’ - en niet te vergeten de opbouw van het noodzakelijke maatschappelijk draagvlak. Bovendien waren er wel degelijk plannen, bijvoorbeeld het ‘Leids ontwerp’ van 1785, waar ook Foreest bij betrokken was.Ga naar eind28 Behalve kritiek op stadhouderlijke misstanden bevat het ook constructieve elementen voor een ‘Grondwettelyke Herstelling’ met een ‘Representative Democratie’ en, niet onbelangrijk, een volksleger naar voorbeeld van de ‘Staaten van Noord-Amerika’.Ga naar eind29 Daarmee raken we aan de militaire tak van de pa- | ||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||
triottische beweging. Ook wanneer deze alleen maar in het niet kon zinken bij de strategische macht van de toenmalige Europese mogendheden, betreft het een belangrijk materieel en sociaal aspect van het Bataafse streven.Ga naar eind30 Om warm te lopen voor een ideaal moeten mensen in beweging komen, letterlijk ‘gemobiliseerd’ worden. Dit gebeurde: de aloude stedelijke schutterijen werd nieuw leven ingeblazen en er werden vrijkorpsen opgericht, wapens aangekocht, vaandels genaaid, trommels aangeschaft. We vernamen reeds dat de Alkmaarse apothekers hieraan via hun Collegium medico-pharmaceuticum een actieve bijdrage leverden.Ga naar eind31 Hun lidmaatschap van Foreests leeskring wordt hiermee des te veelbetekenender.
De patriottische mobilisatie bracht een sterke reactie teweeg, vooral in streken die naderhand als oranjegezind bekend kwamen te staan, zoals Zeeland, het zuiden van Holland en Utrecht, en de Veluwe. De stad Utrecht en de Hollandse steden waren hoofdzakelijk patriottisch. In de jaren 1785-1787 escaleerde het conflict. Na Alkmaar volgde in Utrecht een geruchtmakende patriottische machtsovername in de vroedschap. In september 1786 namen de stadhouderlijke troepen op verzoek van de oranjegezinde meerderheid in de Staten van Gelderland de patriottische stadjes Hattem en Elburg in; in mei 1787 volgde een confrontatie bij Vreeswijk waarbij de patriotten de prinselijke troepen op de vlucht wisten te jagen. Behalve met het leger van de prins moesten de patriotten rekenen met een buitenlandse inval. De Staten van Holland stelden in juni 1787 een Commissie van Defensie in, een generale staf die op de verdediging van Holland en de stad Utrecht moest toezien. Zij werd gelegerd in Woerden en bestond uit de vroedschappen Daniël Camerlingh uit Haarlem, Franciscus Blok uit Leiden, Martinus van Toulon uit Gouda, Jan de Witt uit Amsterdam en Cornelis van Foreest uit Alkmaar.Ga naar eind32 De stadhouder was inmiddels met zijn gezin uitgeweken en had zich in Nijmegen gevestigd. Het werd de Oranjepartij duidelijk dat de prins de controle over het land kwijt was en dat er iets moest gebeuren om het tij te keren. In juni 1787 maakte ambassadeur Harris met de leidende orangisten een plan.Ga naar eind33 De stadhouder zou naar Den Haag reizen en daar met behulp van gerichte agitatie een ‘volksbeweging’ veroorzaken. De prins zelf voelde er niet voor om zo'n pion in het politiek-militaire schaakspel te worden. Zijn echtgenote zag er echter geen been in en besloten werd dat zij op 28 juni de reis zou maken. De Eer van het Patriottismus geeft een gedetailleerd verslag van het incident. Uit grote reserveringen van paarden en verhoogde activiteit in orangistische kringen wisten de patriotten dat er een reis van een hooggeplaatst Oranjepersoon op til was. Zij wisten ook wat er op het spel stond - Den Haag was prinsgezind - en welke strategische kans er lag: langs het ‘cordon’ rond Utrecht en Holland waren veel patriottische troepen samengetrokken. Hier omtrent dan de noodige voorzorgen genomen zynde, zo wierd haare Hoogheid met haaren by zich hebbenden stoet, op den 28 Juny 1787, aan de Vlist tussen Schoonhoven en Haastrecht door de Auxiliaire wagt aangehouden, en onder geleide van eenige daar by gekomen Ruiters, naar Goejanverwelle-sluis gebragt, alwaar, na bekomen bericht deezer aanhouding, ook de Heeren der Commissie van Woerden met allen spoed aankwamen.Ga naar eind34 De verklaring van de prinses dat zij ‘met een goed oogmerk’ naar Den Haag reisde overtuigde de commissieleden allerminst, en gezien de onzekere toestand ontzegden zij haar de doortocht. De directe betrokkenheid van het commissielid Foreest wordt niet expliciet vermeld, maar is waarschijnlijk. Zijn actieve mobilisatie wordt betuigd door Bruinvis, die een ongenoemde bron aanhaalt. Op 25 september 1786 werd een patriottisch detachement, dat vanuit Alkmaar onderweg was naar Woerden, bij Castricum ingehaald door ‘den manhaften kapitein C. van Foreest, geseeten op een paart’.Ga naar eind35 In zoverre lijkt hiermee de familieanekdote over ‘Dikke Kees’ bevestigd. Intussen noteerde ambassadeur Harris ironisch: ‘Check to the queen, and in a move or two check mate is, I fear, the state of our game.’Ga naar eind36 Harris gaf echter niet op.Ga naar eind37 Hij wist uiteindelijk ge- | ||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||
daan te krijgen dat Frederik Willem ii, de broer van Wilhelmina die Frederik de Grote na diens overlijden in 1786 was opgevolgd, niet alleen ‘satisfactie’ eiste voor zijn zuster, maar in juli 1787 zo'n 20.000 goedgetrainde soldaten samentrok bij de grens met Gelderland. De garantie dat Engeland Pruisen zou steunen tegen mogelijke Franse inmenging gaf de doorslag. Op 13 september trok de invasiemacht de grens over. Tegen de massieve tangbeweging rond Utrecht kon de patriottische commandant niets beginnen en hij achtte het bevel van de Commissie om zich in geval van ‘de hoogste nood’ terug te trekken van toepassing.Ga naar eind38 Op 9 oktober capituleerde het laatste bolwerk, Amsterdam. De Post van den Neder-Rhijn en De Politieke Kruijer moesten hun verschijnen staken. Het was schaakmat voor de patriotten. Maar in 1795 zou een nieuwe partij beginnen, met een andere afloop... Nu volgde een golf van geweld en plundering. Duizenden patriotten vluchtten uit oranjegezinde streken naar omringende landen, de meesten naar de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk, met Rijssel en Sint-Omaars als centra, de regenten veelal naar Brussel.Ga naar eind39 Ook Foreest en zijn medestrijders moesten vrezen voor hun veiligheid, al viel de reactie in de Hollandse steden mee. In mei 1788 dreigde gerechtelijke actie in Holland en trokken Camerlingh, Foreest en Van Toulon alsnog naar Brussel. Van Toulon kon in september weer huiswaarts keren, Foreest in de loop van de herfst.Ga naar eind40 Uit de archiefstukken blijkt dat Foreest tijdens het laatste deel van zijn verblijf in Brussel vergezeld werd van zijn vrouw, Jeannette van Delen.Ga naar eind41 Vanuit Brussel maakten ze onder meer een ‘reisje’ naar Sint-Omaars. Hun dagboekaantekeningen geven de indruk dat zij slechts aandacht hadden voor soupers, kaartspel, theaterbezoek en bezienswaardigheden.Ga naar eind42 De namen die vallen, verraden echter onmiskenbaar een politieke betekenis: ze reisden ‘in gezelschap van den Heer & Mev. Blok en den Heer Camerling’ en gingen in St. Omaars op visite bij ‘Byma & Dr. Weiman’.Ga naar eind43 Belangrijk voor ons zijn de politieke implicaties in Alkmaar. In oktober 1787 overhandigde prinses Wilhelmina aan een commissie van de Hollandse steden een lijst van dertien bestuurders die uit hun ambt werden ‘geremoveerd (...) om nooit in eenige qualiteit dit Land weder te dienen’. Bovenaan prijkten de namen van de vijf leden van de Hollandse defensiecommissie, inclusief Foreest; onderaan die van de Alkmaarse burgemeester De Kempenaer. En dat was nog maar het begin van herstel van de stadhouderlijke macht. Er volgden lijsten met afzettingen en nieuwe benoemingen voor een reeks van steden; in mei 1788 was de beurt aan Alkmaar. Afgezet werden onder anderen L. Dijl, W.J. Domis, C. Stuurman Bucerus, C. Domis, H. Rijser en J. du Tour.Ga naar eind44 Afgezien van Panneboeter, Lulius en Hoffman, die geen bestuurder waren, en J.N. du Tour, die was verhuisd, trof de stadhouderlijke toorn alle leden van de leeskring van Foreest. De patriottische oriëntatie van de kring en haar inspirator krijgt daarmee scherp reliëf. | ||||||||||||
Foreests boeken op NijenburgNa voorgaand overzicht van de heftige gebeurtenissen van 1787-1788 keren wij terug naar de rust van Foreests bibliotheek, die na 1795 op Nijenburg kwam te berusten. Deze collectie onderging in de negentiende eeuw een aantal veranderingen en werd in 1966 verdeeld. Volgens een voorlopige studie van de beschikbare bronnen blijkt er begin negentiende eeuw een verzameling patriottische literatuur en Franse ‘philosophie’ en bellettrie te hebben gestaan, waarvan een deel aantoonbaar en de rest met redelijke waarschijnlijkheid door Foreest was verworven.Ga naar eind45 Allereerst zijn er twee werken die betuigen dat de leeskring rondom Foreest na het patriottisch debacle haar bestaan hervatte. De samenstelling was een beetje anders, en de notatie van namen en data oogt opvallend minder verzorgd. De Vie de Joseph Balsamo uit 1791 werd gelezen door achtereenvolgens ‘Ryser’, ‘Lulius’, ‘de Kempenaar’, ‘W.J. Domis’, ‘Dijl’, ‘van Gaart’, ‘J. du Tour’, ‘v. Foreest’, ‘de Rooij’, ‘C. Domis’ en ‘Bucerus’. Panneboeter en Hoefman ontbreken om onduidelijke redenen, en J.N. du Tour was verhuisd. Nieuwe lezers zijn De Kempenaar, Van Gaart en De Rooij. In het andere werk, de twee delen van État actuel de l'Empire ottoman uit 1792, verschijnen dezelfde namen, alleen ontbreekt nu een van de Domis- | ||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||
sen. De reden is simpel: Willem Jacob overleed in 1792 en de enkele ondertekening ‘Domis’ moet van Cornelis zijn. Jeannette Agnes, barones van Delen (1762-1830), geportretteerd door Taco Scheltema. Collectie Stedelijk Museum Alkmaar, bruikleen Stichting Van Foreest en Van Egmond van de Nijenburg
De nieuwe aanwas van de kring is veelzeggender, al kon de identiteit van De Rooij niet worden achterhaald. Van Gaart was kennelijk geen magistraat, maar hij was in 1786 officier bij de defensie van Holland,Ga naar eind46 een voormalig wapenbroeder van Foreest dus. Opvallend is ook de deelname van De Kempenaer. Mr. Ludovicus Timon de Kempenaer (1752-1812) had net als Foreest in Leiden rechten gestudeerd en zich daarna in Alkmaar gevestigd. Hij werd vroedschap, schepen en afgevaardigde in de Staten van Holland. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote trouwde hij in 1781 met Foreests zuster Maria Eva. Op en top lid van de regentenklasse dus - en actief patriot. In augustus 1786 waren hij en Foreest medeondertekenaar van de ‘Acte van verbintenis tot handhaving der republikeinsche constitutie’ in Amsterdam.Ga naar eind47 En zoals we zagen, was hij in oktober 1787 samen met Foreest uit alle ambten ontzet door de prinses. Het was nu een patriottische leeskring waar men zijn wonden likte, op betere tijden hoopte en zich vermeide in informatie over verre landen en gebeurtenissen. In deze tijd van contrarevolutie leidden alle ‘gezelschappen’ in het land een moeilijk bestaan.Ga naar eind48 De inhoud van genoemde boeken is niet spectaculair. De Vie de Joseph Balsamo verhaalt de activiteiten van een Italiaanse oplichter en occultist die bekendstond als Cagliostro.Ga naar eind49 De man was ook actief in de vrijmetselarij, en het vierde en laatste hoofdstuk stelt de loge in Rome aan de kaak. État actuel de l'Empire ottoman beoogt een getrouwe beschrijving van de religie, de regering, het leger, de zeden en het vermaak van de Turken.Ga naar eind50 Een gretige interesse voor oriëntaalse culturen en denkbeelden is eigen aan het verlichte denken van die tijd. Ook deze boeken belandden in elk geval in de bibliotheek van Foreest op Nijenburg. Meer brisant is het reeds meermalen genoemde De Eer van het patriottismus, in ballingschap gepubliceerd, Duinkerken 1792, door Cornelis Zillesen (1734-1826). Hij was een scherpzinnig financieel en natuurkundig expert van het type dat wij tegenwoordig ‘onafhankelijk onderzoeker’ zouden noemen. Zijn apologie van het patriottisme heeft inhoudsopgave noch structuur en is soms wat betweterig, maar bevat veel interessante en accurate informatie. Wat de twee delen van het op Nijenburg bewaarde exemplaar tot een interessant item uit de collectie maakt, zijn de met forse hand in potlood op de voorbladen geschreven en onderstreepte initialen ‘v.F.’ Wat Foreest ook van de auteur gevonden moge hebben - dit was zijn geschiedenis.Ga naar eind51 In hetzelfde genre liggen de jaargangen van De Politieke Kruijer, 1783-1785, en De Post van den Neder-Rhijn, 1781-1785. Deze leidende patriottische bladen werden veel gelezen vanwege de actuele, partijdige informatie en ze lagen zelfs in Alkmaarse barbierswinkels.Ga naar eind52 Geen initialen of andere merktekens identificeren dit als boeken van Foreest, maar door hun aanwezigheid in de bibliotheek van Nijenburg lijdt het geen twijfel dat hij ze heeft gekocht. Voor het ontbreken van de laatste twee jaargangen van de eerste serie van beide | ||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||
bladen zijn allerlei oorzaken te bedenken, zoals een gebrek aan tijd wegens de mobilisatie van 1786. Frontispice [...]
Een bijzonder onderdeel van de Nijenburgse bibliotheek zijn de OEuvres complètes van Jean-Jacques Rousseau. Het is de uitgave van 1782 bezorgd door Pierre-Alexandre du Peyrou, een puissant rijke bewonderaar van Rousseau, die was geboren in Suriname en jarenlang in Nederland woonde alvorens naar Zwitserland te verhuizen.Ga naar eind53 De inhoud van de 24 duodecimodeeltjes Rousseau reikt van de politieke geschriften inclusief Du contrat social, dat ook in Nederland echo's had gevonden,Ga naar eind54 via de romans Julie ou la nouvelle Héloïse en Émile, de Mélanges en brieven en de curieuze Dictionnaire de musique, tot de Confessions. Of dit alles door Foreest gelezen is, valt niet uit te maken. Wel krijgen we de indruk dat hij eraan hechtte, deze onafhankelijke, preromantische verlichtingsfilosoof compleet in zijn bibliotheek te hebben.Ga naar eind55 Foreest moet eveneens plezier hebben gehad in het kleine boekje met de Mémoires pour servir à la vie de Voltaire, écrits par lui-même uit de bibliotheek van Nijenburg. Het is de uitgave uit Berlijn van 1784 waarvan het frontispice een portretje van de hoofdpersoon toont, Frederik de Grote, wiens koninklijke, politieke, muzische en al te menselijke hebbelijkheden met vele sarcastische kwinkslagen worden beschreven. Deze verlichte despoot had Voltaire het liefst als zijn eigen Franse hoffilosoof willen houden, maar dat kon hij bij een onafhankelijke geest van dit kaliber natuurlijk wel uit zijn hoofd laten. Eindelijk bevrijd van de omklemming door Frederik - die hem intussen heel wat écus zal hebben opgeleverd! - vestigt Voltai- | ||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||
re zich in 1759 in het huis ‘Les Délices’ bij Genève, onder aanroeping van zijn eigen ironische woorden: ‘Oh le bon temps que le siècle de fer!’Ga naar eind56 En passant vertelt hij anekdotes over zijn verblijf aan het hof in Den Haag en over een commensaal aan het Berlijnse hof die ons niet onbekend is: markies d'Argens.Ga naar eind57 Titelpagina van Lettres Cabalistiques, Den Haag, 1769-1770
Daarmee wordt de cirkel van onze bibliografisch-historische rondgang gesloten. Het zevendelige exemplaar van de Lettres Cabalistiques uit Foreests bibliotheek waarvan we de buitenkant reeds bestudeerden, betreft de derde druk, verschenen in 1769-1770 bij de Franse uitgever Pierre Paupie in Den Haag.Ga naar eind58 De brieven waren geschreven door Jean-Baptiste de Boyer, markies d'Argens, tijdens zijn verblijf in Holland in 1735-1740, in 1741 als een geheel uitgegeven door Paupie en een jaar later op de Franse index geplaatst. Het is een minder bekend vervolg van de destijds veelgelezen Lettres juives (1736) van d'Argens en evenals diens Lettres chinoises (1751) een specimen van het door Montesquieus Lettres persanes (1721) geïnitieerde genre van de persiflage - onder exotische pseudoniemen verhulde kritiek op het koninklijk en kerkelijk establishment. Getuigde reeds de keuze van de titel Lettres juives van een actieve religieuze tolerantie die opvallend contrasteert met Voltaires veelbesproken antisemitisme, de Lettres Cabalistiques brengen deze exercitie in intellectueel inlevingsvermogen op een nog hoger plan. Waar de kabbala - de traditie van joodse mystieke speculatie en magie - in verlichtingskringen als obscurantistisch werd aangemerkt, greep d'Argens dit label juist aan als ironische maskering van zijn geëngageerde polemiek.Ga naar eind59 De gefingeerde briefwisseling van de kabbalisten Abukikak en zijn leerling Ben Kiber met de aartsen- | ||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||
gel Astaroth en diverse andere geesten, waaruit de Lettres Cabalistiques bestaat, heeft niets politieks, behalve waar het om tolerantie gaat. Sterker, de gefingeerde dialogen tussen reeds lang gestorven personen als Spinoza (1632-1677) en de jezuïet Mariana (1536-1624) of tussen de Griekse wijsgeer Diogenes (404-323 v. Chr.) en de jezuïet Girard (1680-1733), waarvan Astaroth verslag doet aan Abukikak, hebben als enig thema de religieuze tolerantie en het gebrek daaraan bij de Franse koning en de jezuïeten.Ga naar eind60 Men kan zich afvragen welke aantrekkingskracht deze esoterisch vermomde religiekritiek kan hebben gehad op Foreest, laat staan op zijn brave Alkmaarse regenten, notarissen en farmaceuten. Ging het om meer dan een modieuze gril? Een curieus manuscript onder Foreests archiefstukken bevestigt dat hij een persoonlijke interesse in deze materie moet hebben gehad. Getiteld Samenspraack over de meervuldigheyt der werelden, werd het abusievelijk geklasseerd onder de beschrijving ‘Opstellen door Cornelis van Foreest’.Ga naar eind61 In werkelijkheid betreft het de vertaling van een vroeg verlichtingswerk, Entretiens sur la pluralité des mondes van Bernard le Bouyer de Fontenelle uit 1686, gevolgd door vertalingen van andere werken van Fontenelle, waaronder Dialogue des morts (1683). Laatstgenoemd werk wordt in een recente studie genoemd als een van de literaire modellen waarvan d'Argens zich heeft bediend bij het componeren van de Lettres Cabalistiques.Ga naar eind62 Inderdaad verklaart het algemeen voorwoord van d'Argens uit 1769 zijn literaire methode op een manier die de gebruikmaking van Fontenelles werk geheel en al inzichtelijk maakt: Voulant donner une Critique générale des moeurs & des coutumes des Peuples anciens & modernes, je formai l'idée de faire voyager un Juif dans toute l'Europe & dans les principales parties de l'Afrique, un Chinois dans l'Asie & dans les pays Septentrionaux; mais il me sembloit que quant à ce qui regardoit les usages des grands hommes, morts depuis plusieurs années, je pourrois donner plus de vivacité & plus d'enjouement à ce que j'en dirois, si je les introduisois eux-mêmes sur la scene, & les faisois parler les uns avec les autres comme s'ils avoient été vivants.Ga naar eind63 Het is twijfelachtig of het handschrift uit Foreests archief van hemzelf is. De spelling en het schrift zijn anders en archaïscher dan die van zijn identificeerbare teksten. Misschien is de vertaling een jeugdwerk of het werk van een ouder persoon. Zeker lijkt in elk geval dat Foreest het onder zijn archivalia bewaarde en er een persoonlijke interesse in moet hebben gehad. Daarmee lijkt ook vast te staan dat hij de Lettres Cabalistiques met bijzondere belangstelling bejegende. En dat verklaart weer waarom de patriottische leeskring die hij tussen 1783 en 1786 in Alkmaar om zich heen verzamelde, zich toelegde op de lectuur van dit esoterisch-filosofische werk. Deze belangstelling sluit bovendien aan bij de fysicotheologie, een verlicht, empirisch ingesteld creationisme dat destijds populair was onder de gezelschappen. Foreest was hier een actief aanhanger van en gaf er lezingen over, wellicht in het Alkmaarse gezelschap ‘Physica’, waarvan hij ook lid was.Ga naar eind64 Het ligt daarom voor de hand dat hij in zijn eigen leeskring voordrachten hield over de Lettres Cabalistiques, misschien wel in samenhang met de Samenspraack over de meervuldigheyt der werelden. | ||||||||||||
NabeschouwingEen ding staat hiermee vast. De observatie van Simon Schama dat de Bataafse patriotten meer georiënteerd waren op Amerika dan Frankrijk en geen blijk gaven van interesse in de Franse verlichtingsliteratuur,Ga naar eind65 gaat niet op voor Cornelis van Foreest en zijn leeskring. Met de aanwezigheid van Rousseau en Voltaire leek Foreests bibliotheek, wellicht ook qua omvang, op die van een ontwikkeld patriot als Robert Jasper van der Capellen tot den Marsch.Ga naar eind66 Wat de heren verder allemaal hebben gelezen, ontgaat ons momenteel grotendeels, maar het doorploegen van de zeven delen Lettres Cabalistiques getuigt van een volhardende belangstelling voor de Franse verlichting, ook als dat geen directe politieke implicaties had. Met deze interesse onderscheidden Foreest en zijn vrienden zich van het gemiddelde Nederlandse lees- | ||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||
gezelschap in die tijd. Het was een leeskring van intellectuele patriotten. Politieke consequenties trokken de heren reeds op andere gronden. Onvrede met de buitenlandse politiek van de stadhouder, ergernis over zijn ingekwartierde troepen, verzet tegen zijn binnenlandse benoemingspolitiek, het aansprekende ideaal van de Amerikaanse vrijheidsstrijd: dit alles stuwde Alkmaar naar de voorhoede van de patriottische mobilisatie. Foreest had hier een leidende rol in, zowel ideologisch - in zijn patriottische leeskring - als materieel-militair, via zijn dienst als bereden officier en lid van de Commissie van Defensie. Zijn bijdrage aan de Bataafse staatsinrichting tussen 1795 en 1806 komt daar nog bij. Bekend is het prentje van het ‘Vrijheids-feest’ van 22 maart 1795, waarop hij als burgemeester een toespraak houdt tot de verzamelde Alkmaarders.Ga naar eind67 Dit alles roept de vraag op waarom deze interessante figuur zo weinig is belicht, ook in het onderzoek dat niet deelt in de traditionele onderschatting van het belang van de patriottische beweging in nationaal en internationaal verband. De oorzaak moet welhaast zijn dat Foreest, ondanks zijn toenmalige invloed, relatief weinig voorkomt in de openbare bronnen. Dit vermoeden wordt versterkt door een indruk die ontstaat bij bestudering van zijn bewaarde archiefstukken. In tegenstelling tot vele familieleden voor en na hem behoorde Foreest niet tot het soort mensen dat persoonlijke brieven bewaart.Ga naar eind68 Ook valt het bovenvermelde verslag van het ‘reisje’ naar het centrum van de patriottische ballingen in Sint-Omaars op door nietszeggendheid. Een van de weinige stukken die blijk geven van politieke betrokkenheid is een handgeschreven toneelspel, getiteld ‘Verjarings-Feest’. Het viert met patriottische fanfare inclusief een lied op de wijs van de ‘Marseillaise’ de overwinning op de vijandelijke indringers - kennelijk de Engels-Russische invasiemacht van 1799 bij Bergen. Dit stuk is echter bedoeld om beperkt te blijven tot opvoering binnen de familiekring.Ga naar eind69 Foreest had blijkbaar een hekel aan het vertoon van persoonlijk engagement. Liever dan zich bloot te geven, bleef hij zwijgend op de achtergrond. De observatie in een Frans inlichtingenrapport uit 1804 dat Foreest ‘zeer zwak’ is ‘en zich thans laat leiden door (...) de oranjegezinde aanvoerders’Ga naar eind70 moet op een miskenning van 's mans karakter berusten.Ga naar eind71 Cornelis van Foreest was een ontwikkeld, gemotiveerd en invloedrijk patriot, maar zijn leiderschap was discreet en gemakkelijk over het hoofd te zien. Dat is wat, in combinatie met de openbare bronnen, zijn eigen boeken ons vertellen. |
|