in een zwarte band. Hoe had ik deze naargeestige roman van Jan Blokker anders ooit moeten vinden?
Jan Blokker, Bij dag en ontij (1952), met en zonder stofomslag
Het Grote Boek van De Poezenkrant (2004), met staart
In een kringloop in het westen van onze stad heeft een innovatieve winkelmanager iets nieuws bedacht. Alle boeken kostten aanvankelijk €5 per stuk. Iedere week ging er een euro vanaf: in de vijfde week betaalde je ten slotte €1. Ik ben dan benieuwd hoe lang ik een boek durf te laten staan om het voor de laagste prijs te kunnen kopen. Dat leidde tot een felle discussie met Igor. Hij vindt dat je de eerste druk van Lijmen toch beter direct voor €5 kunt kopen. Ik kies voor wat meer spanning in mijn leven. Ik zag Het Grote Boek van De Poezenkrant voor €5 staan, zonder staart. Dat vind ik dan te duur. De volgende week stond het er nog. Een week later nog. Maar zonder staart is Het Grote Boek van De Poezenkrant incompleet. Ik wil voor een boek zonder staart niet meer dan €1 betalen, ook al is de staart op zichzelf onleesbaar. Maar in de één-euroweek was niet alleen de staart maar ook het boek zelf verdwenen. Dat is heel leerzaam. Maar vond ik het vervelend? Nou, nee. Ik heb het boek nu vier keer in handen gehad en in de kringloop in vier sessies het complete interview gelezen met Pé Schreu, de directeur-tegen-wil-en-dank van De Poezenkrant. Had ik het boek direct voor €5 gekocht, dan zou ik dit vermakelijke interview waarschijnlijk nooit hebben gelezen en stond er nu een incompleet boek in mijn boekenkast.
Een andere kringloop hield in de hal vooraan bij de ingang een uitverkoop van boeken. Dat op zichzelf vind ik al een kostelijk fenomeen: de kringloop ruimt op. In deze opruiming kosten de boeken tien cent per stuk en tien voor vijftig cent. Na mijn gewone aankopen keek ik nog even bij de opruiming en viste daar zes boeken uit. Terug bij de kassa wilde ik vijftig cent afrekenen. ‘Dat klopt niet,’ zei de kassier, ‘het is zestig cent, want het zijn zes boeken.’ ‘Maar tien boeken kosten vijftig cent,’ sputterde ik tegen, ‘dan zijn zes boeken toch ook vijftig cent.’ De kassier legde het nog eens uit: tien boeken kosten vijftig cent maar zes boeken kosten elk tien cent, dus samen zestig cent. ‘Weet je wat,’ stelde ik voor, want ik voelde wel dat hij gelijk had, ‘ik betaal vijftig cent en dan neem ik in de hal nog vier boeken extra mee, zodat ik er toch tien heb. Dan klopt het wel.’ Daarmee ging de kassier tevreden akkoord.
In de hal overlegde ik met mijzelf. Wat nu? Die vier boeken gewoon laten liggen? Dat riekte naar oplichting. Meenemen en onderweg weggooien? Dat was zonde. Ik zocht vier willekeurige boeken uit en liep terug naar de kassa. ‘Ik kom mijn bijdrage leveren aan de kringloop’, zei ik dapper en legde de boeken op de toonbank. ‘Deze vier boeken wil ik niet meer hebben. Ze zijn voor jullie.’
Archangelsk, november 2009