De Boekenwereld. Jaargang 25
(2008-2009)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
Een vvonderlijck ende miraculeus ghewas
| |
Een ‘vvonderlijck ende miraculeus ghewas’In 1586 drukte de Antwerpenaar Mattheus de Ris(s)che een boekje met de titel: ‘Een vvonderlijck ende miraculeus ghewas van terwe ayeren, de welcke gewasschen sijn door Gods gratie buyten der stadt van Arien int landt van Artoys. Gheprint Thantwerpen by Mattheus de Rissche, op onser Vrouwen kerckhof, onder den Thoren, inden Gulden Sampson. Anno. 1586.’ Het is een eenvoudig boekje, gedrukt in het bibliografische kwartoformaat, bestaande uit vier ongenummerde bladen. Blijkens de tekst op de laatste pagina is het boekje goedgekeurd door de censor Henricus Dunghen. En net als de meeste drukken van Mattheus de | |
[pagina 294]
| |
Rissche is dit boekje buitengewoon zeldzaam; buiten een exemplaar in mijn eigen bezit zijn mij geen exemplaren bekend.Ga naar eind6 Titelpagina van het VVonderlijck ende miraculeus ghewas. Links is een strookje beschreven perkament te zien, dat vermoedelijk ter versteviging is aangebracht. Collectie auteur
De tekst verhaalt hoe een Antwerpse koopman in augustus 1586 ter ore was gekomen dat in Artois (Noord-Frankrijk) een bijzonder soort tarwe was waargenomen. Om dit schouwspel met eigen ogen te zien, vertrok hij naar Artois. Hier toonde een pachter inderdaad wonderbaarlijk vertakte aren ‘met drijen, met vijuen ende met seuenen’. De pachter verklaarde dat het lang had geduurd voordat het tarwe was opgekomen. Zelfs zo lang, dat hij met de gedachte had gespeeld het hele land maar weer om te ploegen en de oogst als mislukt te beschouwen. Vertrouwend op Gods voorzienigheid bleef hij echter hopen op een goede oogst. Zijn geloof werd beloond met een overdadige oogst. De anonieme ‘verslaggever’ trekt parallellen met gelijksoortige gebeurtenissen uit het Oude en Nieuwe Testament, waarin God eveneens op wonderbaarlijke wijze voor voedsel zorgde. In deze verhalen hielden de gelukkigen het voedsel bovendien niet voor zichzelf, maar deelden het met de armen. Ditzelfde deed de pachter uit Artois. De auteur van de geschiedenis roept de gefortuneerde lezer op dit voorbeeld te volgen: ‘Dees voorseyde exempelen behooren dat herte der rijcker menschen tot bermherticheyt te bewegen, om caritatief te zijn ouer die schamele, hongherighe ende behoeftighe ledekens Christi, besondere in dese allendighe, excessiue dierte, versekert sijnde, dat die Goddelijcke rechtuerdicheyt die wercken van bermherticheyt niet en sal ongeloont laten’. | |
[pagina 295]
| |
Blad A1v en A2r met gesigneerde initiaal (‘C.I.’). Collectie auteur
De tekst is dus een mengeling van nieuwsbericht, theologie en maatschappijkritiek. Er zijn vrij veel publicaties overgeleverd waarin ditzelfde thema, meervoudig vertakte tarwearen, behandeld wordt en vaak eveneens met dezelfde theologische en maatschappelijke implicaties.Ga naar eind7 Dit heeft alles te maken met de zeer belangrijke functie die tarwe in de vroegmoderne tijd innam. Niet alleen vormde zij een belangrijk bestanddeel van het dagelijks voedsel, tevens vonden regelmatig misoogsten plaats, die konden leiden tot een nijpend gebrek aan voedsel.Ga naar eind8 Het jaar 1586 was blijkbaar een jaar waarin het nogal tegenzat: de auteur van het VVonderlijck ende miraculeus ghewas spreekt van het ‘scherp snijdende zweert des hongers in desen benawden tijt’. Het wonder moet ook ver buiten Antwerpen tot de verbeelding hebben gesproken. Klaus Stopp beschrijft onder de nummers 13 en 14 twee Duitse drukken waarin precies dezelfde gebeurtenis wordt verteld. De eerste druk verscheen in 1586 bij de drukker Wörli te Augsburg en de tweede in 1588 ‘zu Antdorff’, waarmee wellicht Antwerpen wordt bedoeld. In de laatste druk is tevens een gebeurtenis uit 1588 beschreven en het verschijnsel uit Artois is verplaatst naar 1588. Beide drukjes hebben bovendien op de titelpagina een soortgelijke houtsnede. Stopp merkt bij nummer 14 dan ook op: ‘Der Titelholzschnitt der vorliegenden Flugschrift und der vorstehenden von Wörli ähneln einander sehr und gehen sicher auf eine gemeinsame Vorlage zurück’. Stopp drukt beide teksten integraal in facsimile af, zodat gemakkelijk een vergelijking gemaakt kan worden tussen het drukje van Rissche en de twee Duitse drukken. Dan wordt al snel duidelijk dat het vermoeden van Stopp juist was: de Augsburgse druk (nummer 13) is een letterlijke Duitse vertaling van het Antwerpse drukje, en ook de houtsnede is een zeer getrouwe kopie. De tweede Duitse druk | |
[pagina 296]
| |
(nummer 14) is vertaald door Carl Strutberger, die veel voor de Antwerpse drukker Paulus van Braekvelt werkte, en gaat hoogstwaarschijnlijk eveneens terug op de druk van Rissche. Wie verantwoordelijk is voor het schrijven van de tekst is echter niet bekend. Op de eerste pagina van het VVonderlijck ende miraculeus ghewas schrijft de anonymus wel dat hij ook heeft geschreven over de overwinningen van de hertog van Parma (1545-1592). In 1586 verschenen verschillende boekjes waarin de overwinningen van genoemde hertog beschreven werden. Ook Mattheus de Rissche publiceerde enkele boekjes over dit onderwerp. Zo verscheen bij hem een verslag van de inname van Grave, dat dus wellicht door dezelfde auteur is geschreven. Ook dit boekje verscheen echter anoniem.Ga naar eind9 Over Mattheus de Rissche zijn we gelukkig iets beter geïnformeerd. Bladen A2v en A3r. Collectie auteur
| |
Mattheus de RisscheMattheus de Rissche (ca. 1547-vóór 1592) werd in 1564 toegelaten tot het St. Lucasgilde in Antwerpen en was als drukker en uitgever actief tot circa 1590. Aanvankelijk gebruikte hij als impressum ‘onder de Thoren’, maar nadat hij in 1583 een huis had gekocht, luidde zijn adres ‘op onser Vrouwen Kerckhof, onder den thoren, inden Gulden Sampson’ (de huidige Groenplaats).Ga naar eind10 Hij was gespecialiseerd in eenvoudige en goedkope boekjes in de volkstalen Frans of Nederlands, die veelal verschenen naar aanleiding van een actuele gebeurtenis. Zijn precieze overlijdensdatum is onbekend, maar dit moet voor 1592 zijn, want in dat jaar hertrouwde zijn weduwe met Anthonis Ballo, die de zaak voortzette, eveneens in de Gulden Sampson. Rissche gaf niet alleen boeken onder eigen impressum uit, maar drukte ook regelmatig voor anderen, zoals Jan Becht. Van het fonds van Rissche is maar weinig overgeleverd; de Bibliotheca Belgica noemt slechts vier titels en Rouzet spreekt van ‘une dizaine’.Ga naar eind11 | |
[pagina 297]
| |
PubliekHet is een bekende paradox in de boekgeschiedenis dat drukwerk dat ooit zeer courant was, de kleinste kans heeft om te overleven. Boekjes als die welke Rissche drukte, kunnen gerekend worden tot het ‘efemere’ drukwerk: drukwerk dat sterk gebonden is aan de actualiteit, waaraan vaak weinig zorg besteed is en dat bestemd is voor een groot publiek. Stopp schrijft dan ook: ‘Illustrierte Flugblätter und Flugschriften waren ein Massenkommunikationsmittel, gewissermaßen Vorläufer der heutigen Zeitungen.’Ga naar eind12 Nu moet het begrip ‘Massenkommunikation’ met een korreltje zout genomen worden: het bereik van zestiende-eeuwse vlugschriften is niet te vergelijken met dat van de huidige massacommunicatie als televisie of internet.Ga naar eind13 Desalniettemin is aan het VVonderlijck ende miraculeus ghewas te zien dat de uitgever mikte op een breed publiek. Voor geleerde, in het Latijn geschreven, boeken werd al in de zestiende eeuw vaak de romein gebruikt. Wilde een drukker/uitgever echter een breder publiek bereiken, dan was een gotische letter een betere keus: deze werd door grote groepen van de bevolking als vertrouwder en dus beter leesbaar ervaren.Ga naar eind14 Het wekt geen verbazing dat het hier behandelde boekje ook in een gotische letter is gezet. De productie moet vrij goedkoop geweest zijn en ook de eenvoudige illustratie, een houtsnede, kon in één drukgang met de tekst worden afgedrukt. Daarbij was de tekst geschreven in de volkstaal, zodat niets een grote verspreiding in de weg stond. Dat er desalniettemin zo weinig exemplaren zijn overgeleverd, komt ook simpelweg doordat een boekje van één katern beduidend minder overlevingskansen heeft dan een imposante folio. Daar komt nog bij dat het geen academisch drukwerk is, en dus slechts een kleine kans maakte in een universiteitsbibliotheek terecht te komen en daar de tijd te doorstaan. Bladen A3v en A4r. Collectie auteur
| |
[pagina 298]
| |
Blad A4v met strookje beschreven perkament en de goedkeuring van de censor. Collectie auteur
| |
BesluitToch is juist dit ‘populaire’ drukwerk interessant om inzicht te krijgen in de cultuur van vroeger tijden. De bibliografie van Stopp doorbladerend is het bijvoorbeeld opvallend dat er blijkbaar nog tot diep in de achttiende eeuw een levendige belangstelling voor afwijkende natuurverschijnselen bestond (die tevens nog vaak religieus werden geïnterpreteerd). Dit terwijl onder natuurwetenschappers, onder andere door de grote invloed van Descartes, de belangstelling al in de zeventiende eeuw langzamerhand verschoof van het abnormale naar het wetmatige.Ga naar eind15 Daarenboven kan juist ook het populaire drukwerk onze kennis vergroten van boekhandelspraktijken uit de vroegmoderne tijd. Het ‘recyclen’ van eenzelfde gebeurtenis, het kopiëren van illustraties en de wisselwerking tussen verschillende landen zijn thema's die aan de hand van populair drukwerk goed onderzocht kunnen worden. In de Nederlanden van de zestiende en zeventiende eeuw waren zeer veel drukkers actief Sommigen, zoals Plantin, werden wereldberoemd en zijn inmiddels geëerd met fraaie standaardwerken. De meeste drukkers en uitgevers echter hadden een veel bescheidener productie en waren soms zelfs maar enkele jaren actief. Onze kennis van deze boekenmakers en hun fondsen is aanmerkelijk kleiner. Toch hebben juist deze kleine drukkers en uitgevers boeken geproduceerd die ooit gretig gelezen werden. Een goed voorbeeld van zo'n kleine drukker vormt Mattheus de Rissche, die met de publicatie van het Vvonderlijck ende miraculeus ghewas een groep lezers aansprak die nog te vaak over het hoofd wordt gezien. |
|