De Boekenwereld. Jaargang 24
(2007-2008)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |||||||||
De veilingcatalogus van een boekenfanaatGa naar voetnoot*
| |||||||||
[pagina 267]
| |||||||||
Met de verkoop van deze boekerij kunnen zijn schulden, de salarissen van het dienstpersoneel en wellicht ook een voorziening voor zijn petekind Karel Joseph, zoon van zijn overleden dienstbode Catherine Laylie, bekostigd worden. Deze postume veiling van Van Goens' boekenbezit was de laatste in een reeks van maar liefst vijf verkopingen. Eerder had hij al in 1798 in Erfurt een deel van zijn boeken afgestoten. Daarvoor was een deel van zijn boekenbestand te Bazel (1789) verkocht. Vier jaar eerder was een substantieel deel van zijn boeken op een veiling in Rotterdam en Den Haag in andere handen overgegaan. De kroon spande echter de allereerste veiling in 1776 te Utrecht, even onverwacht als spectaculair. Het is verleidelijk alle vijf boekverkopingen langs te lopen. Ik zal me echter inhouden en me concentreren op die eerste veiling, in het jaar dat Van Goens de wetenschap de rug toekeerde en de politiek inging.Ga naar eind1 Alles aan die veiling is eigenlijk ongehoord. Het gaat om bijna 20.000 banden en dat was toen en ook nu nog een imposante verzameling. Voorts was de collectie in veel opzichten zo compleet, dat nu nog elke rechtgeaarde literatuurhistoricus ervan moet watertanden. En wellicht het meest opmerkelijk: het betrof hier niet het nagelaten bezit van een in de wetenschap oud geworden en gestorven geleerde, maar de verzameling van een springlevende, jonge man van nauwelijks 28 jaren. De kwaliteit en de omvang van de bibliotheek, gekoppeld aan de faam die de jonge Van Goens in het wetenschappelijk wereldje al snel had verworven, hadden ervoor gezorgd dat ook vóór de verkoping zijn bibliotheek een bezienswaardigheid was. De vrijgezel Van Goens (ook later nooit getrouwd) woonde in Utrecht in bij zijn vader en had daar de beschikking over drie royale vertrekken volgestouwd met boeken. Volgens zijn eerste levensbeschrijver Ten Brink had Van Goens het merendeel van zijn boeken laten inbinden in fraaie witte banden.Ga naar eind2 Buitenlanders op doorreis kwamen graag een kijkje nemen, zoals J.J. Volkmann die noteerde: ‘Herr Professor van goens, der den Titel eines Hofraths hat, besitzt eine vortreffliche Bibliothek von 20000 Bände, darunter viele seltne spanische und italienische Bücher sind.’Ga naar eind3 En de Zweed Björnstahl roemt in zijn Reize door Europa en het Oosten Van Goens' ‘talrijke en fraaije boekverzameling’, vol uitgelezen Spaanse en Italiaanse uitgaven, des te opmerkelijker, omdat Van Goens nooit in Italië was geweest.Ga naar eind4 Deze ‘rariorum librorum amatissimus’, zoals een vriend hem al in 1765 had genoemd,Ga naar eind5 paarde een gretige leeshonger aan een grote verzamelwoede. Hoe kon Van Goens, al op achttienjarige leeftijd tot bijzonder hoogleraar benoemd in het Grieks, de geschiedenis en de welsprekendheid, in het tijdsbestek van nauwelijks tien jaar zo'n grote verzameling bij elkaar brengen? Voor een deel is dat te danken aan het uitgebreide netwerk van relaties dat hij in korte tijd met vele vooraanstaande geleerden in heel Europa had weten op te bouwen. Zelf keer op keer bereid om buitenlandse vrienden boeken of gegevens over boeken door te spelen, zijn het omgekeerd weer vrienden en correspondenten in het buitenland die boeken voor hem aandragen of hem in verbinding stellen met boekhandelaren. Hij had los daarvan ook zijn eigen zoeksysteem opgezet in de vorm van een mooie set veilingcatalogi. In deel 2 van zijn catalogus staan onder het kopje ‘Bibliographie’ bijna 200 veilingcatalogi, waaronder catalogi van bescheiden boekerijen, maar ook van zeer omvangrijke, zoals die van J. van Huls (1655-1734): in acht banden stonden daar maar liefst 30.000 boeken opgetekend, met in de eerste band ook de verkoopprijzen. In zijn bibliotheek lag ook een Portefeuille de catalogues du fonds de plus de 50 libraires d'Italie, la plus part avec les prix, alsmede een Paquet de catalogues de libraires d'Allemagne, de France, etc. Van Goens schafte ook geregeld op Nederlandse veilingen literatuur aan en was vaste klant bij Haagse, Leidse, Rotterdamse, | |||||||||
[pagina 268]
| |||||||||
Amsterdamse en Maastrichtse boekhandelaren.Ga naar eind6 Zoals zoveel verzamelaars was Van Goens ook bibliofiel. Fraaie edities op zwaar papier, verlucht met gravures, oude en zeldzame uitgaven, hij kon ze niet laten liggen. In zijn catalogus dienen die bijzonderheden als verkoopaanbevelingen: ‘rare’, ‘très rare’, ‘extrément rare’, ‘Estimé & peu commun’, ‘Ouvrage magnifique’, ‘recherché & très difficile à trouver’, enzovoort. En als het boek niet zeldzaam is, maar anderzijds aandacht verdient, wordt dat ook in extenso vermeld, bijvoorbeeld Fénélons Les avantures de Télémaque (1715) krijgt de volgende aanprijzing mee: ‘Cet exemplaire est tout barbouillé. Mais il est de la main de la jeune Princesse Wilhelmine Auguste de Saxe-Weimar, qui y a appris le Français en 1731.’ Deze aanbeveling heeft niet mogen baten, het boek werd niet verkocht. Van Goens kocht in de eerste plaats contemporaine achttiende-eeuwse uitgaven, maar ook de zeventiende eeuw was goed vertegenwoordigd en zelfs de zestiende. Het oudste werk is waarschijnlijk een brievenboek van Franciscus Philephus uit 1492. Uit de vroege zestiende eeuw dateren onder meer een prekenbundel van Jacobus Voraginus uit 1511, een Cicero-commentaar uit 1525 en een Herodotus-uitgave uit 1526. Aan de veilingcatalogus kan men ook aflezen dat Van Goens tot vlak voor de verkoop van zijn boekerij het nog altijd niet laten kon om boeken aan te schaffen. In 1774 kocht hij bijvoorbeeld An Essay on Genius van Gerard en in 1775 nog Die Leiden des jungen Werthers en vijf andere Wertheriana, die op de veiling van 1776 alweer verhandeld werden. | |||||||||
Een onverwachte veilingWat bezielde Van Goens om zijn bibliotheek zo plotseling op te doeken? Voor een deel hangt dit samen met zijn impulsieve natuur. Een windvaan noemt een van zijn vrienden hem: na tien jaar is hij uitgekeken op het hoogleraarschap. Hij verlaat de alma mater, gaat de politiek in en verkoopt zijn bibliotheek. Al na zes jaar, in 1783, keert hij, gebrouilleerd met vriend en vijand, de politiek weer de rug toe. Drie jaar later verlaat hij hals over kop zijn vaderland om er nooit meer terug te keren.Ga naar eind7 Er was echter een dwingender, meer prozaïsche reden om de boeken te veilen. Van Goens was een man met een chronisch geldgebrek en dat had alles te maken met zijn levensstijl. Hij was niet alleen verzot op boeken, maar hield er ook van om een grandseigneurlijk bestaan te leiden. Niet alleen in Nederland, maar later ook in Zwitserland en Duitsland leefde hij op zeer grote voet, woonde als een vorst, gaf in den vreemde uitgebreide diners voor zijn adellijke vrienden en hield er zelfs een eigen rijtuig op na. Als bijzonder hoogleraar moest de vrijgezel in zijn Nederlandse jaren rondkomen van een jaarwedde van vierhonderd gulden. Zijn uitgaven stonden dan ook in geen verhouding tot zijn inkomsten. De boekenrekeningen bij Nederlandse en buitenlandse boekhandelaren stapelden zich op tot astronomische bedragen. Op een gegeven moment was zijn schuldenlast zelfs zo hoog opgelopen, dat zijn vader in 1775 bij Van Goens' zwager, de dichter Hieronymus van Alphen, het gigantische bedrag van twaalfduizend gulden moest lenen om de schuldeisers buiten de deur van zijn zoon te houden.Ga naar eind8 Met de verkoop van de bibliotheek, waarvan de waarde door een optimistische Van Goens op vijfentwintigduizend gulden geschat werd, zouden de financiële perikelen voorbij moeten zijn. Van Goens bracht de verkoop van zijn boeken later het liefst in verband met het aanvaarden van een politieke carrière, die het aanhouden van zijn bibliotheek overbodig maakte.Ga naar eind9 Of Van Goens, die gemakkelijk overdreef, daarmee de juiste beweegreden opgaf, waag ik te betwijfelen. Het wegwerken van zijn schuldenlast lijkt mij de ware reden van het plotseling opdoeken van zijn bibliotheek. In ieder geval kon | |||||||||
[pagina 269]
| |||||||||
Van Goens het ook daarna niet laten zich keer op keer weer in de schulden te steken, ter wille van zijn permanente boekenhonger: een jaar nadat hij Nederland de rug had toegekeerd, bracht een vertrouweling, J. Ras Gzn, hem op de hoogte van de openstaande rekeningen in Nederland. Daar zijn uit de periode 1784-1786 forse bedragen bij van zes boekhandelaren. Eerste bladzijde van de eigenlijke catalogus
| |||||||||
Een doelgerichte bibliotheekDe veiling moet voor Van Goens een bittere pil geweest zijn. Zijn bibliotheek was niet alleen zijn trots, maar het verkopen van de met zoveel liefde vergaarde boekenschat betekende ook nog een dikke streep door plannen die hij van jongs af aan gekoesterd had. Het vroegwijze kind had met zijn voorlijke publicaties bij landgenoten en buitenlanders grote verwachtingen gewekt.Ga naar eind10 Hijzelf had die opstellen steevast afgedaan als vingeroefeningen voor het grote werk, dat hij later, veel later, zou schrijven. Nu niet, maar over twintig jaar, zo laat hij in 1768 aan zijn Duitse bewonderaar C.A. Klotz weten. Het moet een magnum opus worden. Voor het welslagen van dat superplan is een uitgelezen, topzware bibliotheek echter wel een conditio sine qua non. Als hij in augustus 1776 de veilingcatalogus aan zijn adellijke geestverwant S.P.A. van Heiden-Reinestein toestuurt, vertrouwt hij deze in een begeleidend schrijven toe dat hij van zijn catalogus veel werk gemaakt heeft, niet alleen om zo een hogere prijs te kunnen bemachtigen, maar vooral ook om het publiek en vooral zijn vrienden te doen beseffen wat hij eigenlijk van plan was geweest met zijn bibliotheek. Ik had erop gerekend, zo schrijft hij, mijn leven door te brengen met de literatuur, vooral met de geschiede- | |||||||||
[pagina 270]
| |||||||||
nis daarvan en ik wilde nu eenmaal niet ‘m'n raporter ni aux Abregés ni aux Dictionaires, mais verifier tout et puiser dans les sources. [...] Avec cela je devois me proposer de publier un jour quelque grand ouvrage, qui porteroit mon nom. J'avois pris pour sujet l'Histoire philosophiqe de la Poesie. De la tout ces amas de Poetes en differentes Langues.’Ga naar eind11 Terugblikkend op deze plannen van weleer laat hij op 2 februari 1787 aan zijn zwager Van Alphen weten wat hij in die jaren wel niet allemaal geprobeerd had om het gelezene vast te houden. Zeker, hij beschikte over een perfect geheugen, maar daarmee redde hij het niet. Eerst had hij zonder veel succes adversaria aangelegd. Ik heb 't op allerleij wijzen geprobeerd: doorschoten lexica, en compendia; beschrijven van de schutbladen van mijne boeken; bekladden van de rand van de boeken zelven. Alphabetische leggers, generale en bijzondere: Losse papiertjes, kaarten &c. Eindelijk het achtereen schrijven van alles in één boek, en achteraan een index. In geene van alle metoden heb ik het kunnen uithouden! En mijne beste of enige adversaria zijn gebleeven, eene groote bibliotheek, mijne memorie, en vouwtjes in mijne boeken.Ga naar eind12 Maar die grote bibliotheek, voegt hij er spijtig aan toe, heeft uiteindelijk ook niet mogen baten, omdat ‘het verkopen van mijne boeken telkens het veralieneren van een groot deel van mijne wetenschap is’. Die pijnlijke ervaring van het losraken van de wetenschap had Van Goens als hij zijn zwager schrijft al twee keer opgedaan en, zoals gezegd, zal het hem daarna nog twee keer overkomen.
Het heeft iets tragisch, dat Van Goens na zijn spectaculaire start in het wetenschappelijk wereldje, de hooggespannen verwachtingen van hemzelf en anderen niet heeft kunnen waarmaken. Het magnum opus, de studie die alle studies overbodig zou maken, kwam niet uit zijn pen. Het bleef na het veelbelovende begin bij een paar artikeltjes in religieuze geschriften en voorts bij duizenden bladzijden dagboekaantekeningen. Toch bleven zijn aanvankelijke plannen hem obsederen. Als de Zwitser Johann Kaspar Lavater hem in 1791 in ‘Das rote Haus’ in de buurt van Bazel opzoekt, raakt deze theoloog zeer onder de indruk van die ‘üniken Vielwisser’ en vooral over wat Van Goens te melden heeft over zijn plannen voor een ‘Sittenlehre für Schriftsteller’. In correspondentie met de geleerde hulpbisschop van Ehrfuhrt, Von Dalberg, aan wie hij ook geschreven had over zijn vroegere voornemens, wordt Van Goens aangespoord om toch vooral uitvoering te geven aan deze veelbelovende plannen. Het gevolg is, dat Van Goens de grote lijnen van wat hem voor ogen staat nog weer eens op papier zet. Onder zijn nagelaten bescheiden vond ik een uit de periode 1794-1796 daterend negentien pagina's tellend curieus Plan de l'ouvrage, gewijd aan het onderwerp ‘Morale des ecrivains’. Van Goens ontvouwt daarin een even veelomvattend als onuitvoerbaar plan dat dan ook gedoemd was te mislukken. Door de uitvinding van de boekdrukkunst, aldus Van Goens, heeft de Republiek der Letteren een weergaloze metamorfose ondergaan. Vanaf dat moment werd schrijven een ‘métier’ en ‘profession’. Het lezen werd van een studieuze ‘occupation’ nu tot tijdverdrijf en amusement en bovendien niet langer het privilege van een beperkte elite, maar toegankelijk voor alle standen en beide seksen. In Londen en Parijs, zo stelt hij, wordt tegenwoordig in één uur tijds meer gelezen dan de complete intelligentsia deed tijdens de middeleeuwen. Er vond zo een exponentiële groei plaats, die het boekenbedrijf een totaal ander aanzien heeft gegeven. In het allesomvattende werk dat Van Goens voor ogen staat, zouden de gewijzigde betrekkingen tussen auteurs, | |||||||||
[pagina 271]
| |||||||||
lezers, critici en uitgeverijen beschreven moeten worden, een soort Bibliopolis dus, maar wel op zo'n rigoureuze normatieve wijze, dat men schrikt van het naïeve verlichtingsdenken dat eruit spreekt.Ga naar eind13 Er zou nog veel meer te zeggen zijn over dit bijna waanzinnige voornemen. In verband met de catalogus van Van Goens volstaat de vaststelling, dat deze voor het welslagen van zijn plannen al op jeugdige leeftijd een welvoorziene bibliotheek onontbeerlijk achtte. Zijn bibliotheek was in eigen ogen niet de uit de hand gelopen hobby van een boekenfetisjist, maar het instrument bij uitstek ter realisering van het boek der boeken.Ga naar eind14 Van Goens' ingenomenheid met zijn bibliotheek verschoof na de verkoop naar de tastbare herinnering aan die bibliotheek, de tweedelige bij de Maastrichtse uitgever en boekhandelaar J.E. Dufour uitgekomen veilingcatalogus. Hij kon er eer mee inleggen en indruk maken op zijn nieuwe kennissen in het buitenland. Zijn zwager Van Alphen moet hem jaren later in Duitsland eerst acht en later nog eens zes exemplaren bezorgen, bedoeld als attenties voor adellijke relaties.Ga naar eind15 De titelpagina van de catalogus
| |||||||||
[pagina 272]
| |||||||||
De catalogus, anders dan anders?Het wordt tijd naar de catalogus zelf te gaan. Lang voor oktober 1776 moet van dit tweedelige boekwerk van in totaal 615 en 707 pagina's in ieder geval het eerste deel al gedrukt zijn. Dat valt bijvoorbeeld op te maken uit hetgeen zijn vriend N. ten Hove hem al op 16 september 1775 schrijft: ‘Je vous dirai que je viens de recevoir avec reconnaisance le 1r Tome de votre catalogue.’Ga naar eind16 Een klein jaar later moet ook het tweede deel bij de Maastrichtse uitgever Dufour van de persen gerold zijn, getuige de toezending van de twee delen aan de hofraad Van Heiden-Reinestein.Ga naar eind17 Dat er in dit geval zoveel tijd verliep tussen het drukken en de veiling zal samenhangen met de uitgebreidheid van de collectie en ook met Van Goens' behoefte om de verkoping groots aan te pakken.Ga naar eind18 Het titelblad verraadt Europese dimensies: de catalogus is te verkrijgen in Parijs, Londen, Berlijn, Wenen, Warschau, Kopenhagen, Petersburg, Riga, Venetië, Napels, Madrid, Lissabon ‘et chez les principaux Libraires, dans les autres grandes Villes de l'Europe’. De catalogus wordt op de titelpagina van deel 1 en deel 2 gepresenteerd met de nodige reclame: ‘Catalogue fait sur un plan nouveau, systématique & raisonné, d'une bibliotheque de litterature, particuliérement d'histoire & de poésie, d'environ xix mille volumes, en différentes Langues, anciennes & modernes.’ Ik neem aan dat deze lokkende titel uit Van Goens' eigen koker stamt. De vraag is waar die formuleringen ‘sur un plan nouveau’ en ‘systématique & raisonné’ op slaan? Het kwam weliswaar in de achttiende eeuw nog herhaaldelijk voor dat de indeling van een catalogus het formaat van de aangeboden boeken volgde: eerst de folio's, dan de kwarto's en via octavo's naar nog kleinere formaten, maar naast die rangschikking werd het al snel usance om de boeken disciplinegewijs te presenteren: eerst de theologie, dan rechten en veelal eindigend met de schone letteren.Ga naar eind19 Die indeling wordt ook in de catalogus van Van Goens aangehouden, maar anno 1776 kon dat nog moeilijk een ‘plan nouveau’ genoemd worden. Ik vermoed, dat Van Goens wilde aangeven dat het nieuwe van zijn catalogus te vinden was in een verfijnd systeem van hoofdcategorieën, ondercategorieën, rubrieken, onderrubrieken en daarbinnen nog verdere specificaties. Die tot in detail toe uitgesponnen systematiek was ook Ten Hove al opgevallen. Hij had het een prachtige catalogus gevonden: ‘Peutêtre quelquels subdivisions de trop, mais c'est se plaindre que la mariée est trop belle.’Ga naar eind20 Van Goens gooit over zijn bibliotheek zo'n fijnmazig net, dat hij meer dan vijftig pagina's nodig heeft om zijn ‘Ontwerp van deeze Catalogus’ uit de doeken te doen. In 1776 konden belangstellenden dat ‘Ontwerp’ los kopen voor de somma van 6 stuivers. Onder de benaming Tableau du catalogue is die inhoudsopgave met eigen paginering ook voorgebonden in de uiteindelijke catalogus. | |||||||||
Een blik op de inhoudOm een indruk te geven van de door Van Goens gevolgde systematiek en de rijkdom aan werken per rubriek blader ik snel door de catalogus.Ga naar eind21 Van algemeen naar bijzonder was de opzet van Van Goens. De catalogus begint dan ook met een ‘Introduction’, waarin achtereenvolgens ‘De l'Erudition en général, de l'Utilité des Sciences, leur Influence sur les moeurs, etc’, ‘Des Gens de lettres’ en ‘Encyclopédies & traités universels des connaisances humaines’ staan opgesomd. Het valt een beetje tegen dat bij de Encyclopédies de roemruchte Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des arts et métiers van Diderot en d'Alembert waarvan in 1751 de eerste twee delen waren verschenen, niet voorkomt.Ga naar eind22 Dan volgt een ‘Première partie’, gewijd aan de wetenschappen, te beginnen met de ‘Godsdienstwetenschappen’ | |||||||||
[pagina 273]
| |||||||||
Een willekeurige dubbele bladzijde uit de catalogus met in de marge enerzijds de namen van kopers en anderzijds de prijzen
met boeken over de natuurlijke godsdienst, de bijbel, de apocriefe boeken, de theologie, de kerkvaders, Joodse en moderne theologen, waaronder ook werken over de Hernhutters en de mystici (in totaal meer dan 1000 nummers). De afdeling ‘Jurisprudence’ wordt verkaveld in de geschiedenis van het recht, het civiel en crimineel recht, het Romeinse, het Griekse recht, rechtssystemen in dertien verschillende landen en het christelijk recht (ruim 200 nummers). De kleinste rubriek van wetenschappen vormen de ‘Medicijnen’, ook weer onderverdeeld in de geschiedenis, de chirurgie en de anatomie (totaal toch nog altijd 100 nummers). Uitgebreid is weer de ‘Philosophie’, gesplitst in algemene werken, oude, moderne filosofie, logica, metafysica, die weer is onderverdeeld in ontologie, pneumatologie, psychologie, fysionomie, ethiek en moraal, economie, politiek, fysica, mathematische wetenschappen, waaronder weer vallen aritmetica, geometrie, mechanica, optica, astronomie, navigatie en astrologie (ruim 1000 nummers). De ‘Seconde partie’ is gewijd aan de kunsten en schone letteren, beginnend met algemene, theoretische werken. Vervolgens komen schilderkunst, graveerkunst, architectuur, muziek, dans, paardrijkunst, militaire tactiek en allerlei boeken over spellen, zoals het schaakspel, aan bod (bijna 400 nummers). Verrassend vanwege de compleetheid is de rubriek ‘Schone letteren’, waar ik wat langer bij wil stilstaan. Meer dan 4000 titels staan hier bij elkaar. Het ziet ernaar uit, dat Van Goens zo'n beetje het hele literaire en literair-theoretische terrein heeft afgegraasd op zoek naar werken die hem voor zijn poëziegeschiedenis van | |||||||||
[pagina 274]
| |||||||||
nut zouden kunnen zijn. Het is een jaloersmakend geheel! Alle epochemakende, theoretische studies die zozeer het achttiende-eeuwse literaire denken richting hebben gegeven, bezat Van Goens: Meijer, Kames, Gerard, Mendelssohn, Kant, Hogarth, Riedel, Batteux. Van Goens laat de ‘Belles lettres’ beginnen met de taalkunde, de diverse talen, vanaf het Grieks en het Latijn naar de moderne talen, waaronder niet alleen het Italiaans, Spaans, Portugees, Frans, Engels, Duits, Nederlands en Deens, maar zelfs het Pools, Hongaars en Laps. Een grote afdeling wordt ook gevormd door de ‘Rhétorique et poétique’. Alle gezaghebbende teksten op dat terrein vanaf Aristoteles, Cicero, Longinus tot Fénelon en Bouhours had Van Goens en vaak in verschillende drukken. Vijfenvijftig Griekse en Latijnse geschriften over de retorica, tweeëndertig moderne retoricastudies, daarnaast handboeken over de welsprekendheid op de kansel en in de rechtszaal, bijna honderd boeken over en van beroemde redenaars, en meer dan tweehonderd epistolaria en brievenverzamelingen vanaf de klassieke oudheid tot de eigen tijd. De afdeling ‘Poésie’ is ook weer van een verbazingwekkende volheid. Eerst algemene studies, werken over de verschillende genres, dan religieuze poëzie, de psalmen, aandacht voor de Arabische poëzie en zelfs voor een Chinese dichter. Meer dan driehonderd catalogusnummers beslaat de Griekse poëzie uit de klassieke oudheid, de Latijnse zelfs vierhonderd. Het Italiaans (vierhonderd nummers) en het Frans (zevenhonderd nummers) vormen de absolute top. De Engelse poëzie is met tweehonderd uitgaven wat minder, het Duits met rond driehonderd werken redelijk vertegenwoordigd. Nederland blijft wat achter met rond de 250 bundels poëzie en toneelstukken. Achteraan bungelen de romans, in de achttiende eeuw nog altijd een genre dat met de nek werd aangezien. Toch bij elkaar nog altijd 539 stuks.Ga naar eind23 Van Goens bezat vrijwel alle klassieke romans: verschillende uitgaven van Cervantes' Don Quixote, Boccaccio's Decamerone, Les illustres Françoises van Chasles, La vie de Marianne van Marivaux, Rousseaus La nouvelle Heloïse, Le noble van Mad. De Charrière, Pamela, Clarissa Harlowe en Grandison van Richardson, Tristram Shandy van Sterne, de Agathon van Wieland, Goethes Die Leiden des jungen Werthers plus vijf vervolgen daarop. Magertjes is het aandeel van Nederland: slechts zes romans, met alleen Heinsius' Vermakelyke avanturier van enig niveau. Niet alle romans die Van Goens had verzameld, muntten uit door hun opvoedkundige waarde, getuige titels als L'amour chez les philosophes, Le canapé couleur de feu, Le sopha, La nuit et le moment, Les bijoux indiscrets, Vie voluptueuse entre les capucins & les nonnes...Ga naar eind24 Opvallend is ten slotte dat Van Goens steeds weer opnieuw bij elk genre afsluit met een aparte afdeling: de vrouwelijke auteurs. Heel kort nog iets over deel 2 van de catalogus. De ‘Troisieme partie’ is gewijd aan de Histoire in zeer brede zin. Ruim achtduizend boeken zijn hier bijeen gebracht. Achter de rubrieken Histoire ancienne, Histoire du moyen age, Histoire moderne en Histoire ecclésiastique heeft Van Goens hier ook de Histoire littéraire geplaatst, een rubriek die tegenwoordig eerder onder de ‘Belles lettres’ zou ressorteren. Catalogi van zeldzame boeken, een opsomming van verboden boeken, handleidingen om een bibliotheek aan te leggen en de al genoemde verzameling van ruim tweehonderd catalogi van veilingen van particuliere bibliotheken staan hier bij elkaar. Afgesloten wordt deze interessante rubriek met studies over de typografie, het leven van drukkers en bijna negenhonderd nummers gewijd aan tijdschriften. De ‘Quatrieme partie’ is onder de noemer ‘Philologie’ een beetje een vergaarbak, alsof Van Goens er niet goed raad mee wist. Boeken over de kritiek, de archeologie, numismatiek en inscripties worden gevolgd door literaire mengelingen, terwijl het geheel wordt afgesloten met een forse afdeling (ruim drieduizend nummers) ‘Polygraphes’. Het is een beetje een ratjetoe: bij elkaar staan ‘Dialogues’, ‘Entretiens’, ‘Diners ou Conversations de table’, enzo- | |||||||||
[pagina 275]
| |||||||||
voort, waaronder bijvoorbeeld de Colloquia van Erasmus en een aantal Dialogues des morts. Onder dezelfde rubriek ‘Polygraphes’, maar in een veel kleiner korps komen dan vanaf nummer 16945 ‘Paquets d'opuscules académiques, théses, programmes, harangues ou discours etc et autres pieces fugitives sur divers sujets’. Alles bij elkaar toch wel een hele stapel ongeregeld. Men komt er bijvoorbeeld ook werk van Addison, Swift en Fielding tegen. De vraag is of de uiterst verfijnde rubricering in de catalogus wel zo nieuw is als op de titelpagina wordt gesuggereerd. Wellicht loopt Van Goens voorop wat Nederland aangaat, maar geldt dat bijvoorbeeld ook voor Frankrijk? Toevalligerwijze kwam ik onlangs van de befaamde Franse Guillaume François de Bure le jeune een Catalogue des livres provenans de la bibliotheque de Mr Le Duc Vallière (1767) tegen. Ook bij De Bure gaat aan de eigenlijke catalogus een ‘Ordre des facultés et divisions du présent catalogue’ vooraf van maar liefst 54 pagina's, verdeeld in vijf hoofdklassen, secties en onderrubrieken. De vijf hoofdafdelingen komen vrijwel overeen met de onderscheidingen van Van Goens. De rubriek ‘Belles lettres’ omvat ook de grammatica, de retorica, de poëzie en een afdeling ‘polygrafie’. Het enige verschil is, dat de graaf slechts een derde aan ‘Belles lettres’ bezat van hetgeen Van Goens had verzameld. Niet onmogelijk is dat Van Goens zich door De Bure heeft laten leiden, hoewel diens catalogus niet voorkomt in zijn boekerij. De te veilen bibliotheek bestaat uit ‘d' environ xix mille Volumes’ staat er op de titelpagina van de catalogus. Dat is zonder meer waar, want het laatste nummer van de catalogus draagt het getal 18988. En toch suggereert dat getal meer dan Van Goens kon waarmaken, omdat bij meerdelige werken elk afzonderlijk deel van een nummer werd voorzien. En dat tikt natuurlijk wel aan. Een enkel voorbeeld. Onder nummer 10759 wordt de Bibliothek der schönen Wissenschaften verantwoord die van 1760-1765 te Leipzig verscheen. Het geheel omvat 24 delen. Het volgende werk in de catalogus krijgt in de catalogus dan ook het nummer 10783. Onder nummer 16780 begint een verzameluitgave (1764) van Voltaire in 29 banden. Van Goens laat voor de gehele collectie de teller doorlopen tot 16809. Is de collectie op de keeper beschouwd dus minder fors dan de titelpagina suggereert, de catalogus blijft door breedheid, compleetheid en aandacht voor uitzonderlijke onderwerpen fascineren en verrassen. Wat te denken van een onderrubriek ‘Savants précoces’, waarin boeken vermeld staan over literaire wonderkinderen, boeken gewijd aan verboden boeken, een boek over boekendieven, een traktaat over de thee, twee verhandelingen over de ‘Coffy en Chocolaet’, één over het gebruik en misbruik van de tabak, alle vier van de hand van L. Bontekoe, een alfabet over ‘de la Malice & de l'Imperfection des femmes’, om maar te zwijgen over een reeks studies over venerische ziekten? Had de catalogus een grote toegankelijkheid door het ‘Tableau du catalogue’, ook voor het overige was het voor potentiële kopers niet moeilijk om vast te stellen of een gezocht boek in de catalogus voorkwam. Binnen elke rubriek werd namelijk een alfabetische volgorde aangehouden op auteursnaam. Vervolgens kwamen de titels, veelal compleet weergegeven, zij het wel eens slordig. Daarna plaats en jaar van uitgave, het formaat en eventuele bijzonderheden.Ga naar eind25 | |||||||||
De duur van de veilingHet is maandag 14 oktober 1776 als bij de boekverkopers en veilinghouders C. Kribber, A. van Paddenburg en J. van Schoonhoven te Utrecht uit de catalogus het eerste nummer wordt geveild, een Historia de eruditione uit 1680. De vraag is hoeveel tijd het veilen van zo'n omvangrijke bibliotheek eigenlijk vergde. Ik heb geen officiële bescheiden aangetroffen die | |||||||||
[pagina 276]
| |||||||||
daarover uitsluitsel geven, maar dankzij een exemplaar van de catalogus in de Amsterdamse universiteitsbibliotheek is daar wel iets over te zeggen. Na enkele zittingsdagen werd namelijk in de marge bijgehouden bij welk nummer de volgende veilingdag begon. De eerste veilingdagen werd dat niet genoteerd, maar wel vanaf 18 oktober. Men is dan gevorderd tot nummer 2588. Op 21 oktober begint de veiling met nummer 3694, 22 oktober met 4280, 23 oktober met 4855, 24 oktober met 5627, 25 oktober met 6537, 26 oktober met 7326, 27 oktober met 7958, 29 oktober met 8912, 31 oktober met 11320, 1 november met 11930, 2 november met 12844, 4 november met 13628, 5 november met 14478, 6 november met 15248, 7 november met 16000, 8 november met 16893. Het eerste wat opvalt aan deze data is, dat de veiling vrij veel tijd nam. Men is ongeveer drie weken in touw geweest voordat het laatste boek in andere handen overging. Ook kan aan de getallen worden afgelezen, dat er per dag tussen de zes- à zevenhonderd boeken afgehamerd werden. Er blijft wel een raadsel over. Het valt op dat er geen veiling heeft plaatsgevonden op 19 en 20 oktober, en dat lijkt logisch want dat waren een zaterdag en een zondag. Maar op zaterdag 26 en zondag 27 oktober zou men volgens de notitie in de marge wel doorgegaan zijn met de veiling. Werd er in het weekend inderdaad zo nu en dan doorgewerkt of heeft degene die de catalogus van aantekeningen voorzag een beetje zitten slapen? Nog één aspect van de veilingdagen is opmerkelijk. Waar tegenwoordig gestopt wordt als een bepaalde rubriek of onderrubriek is afgerond, valt uit deze catalogus op te merken dat de veilinghouders zich daar niet door lieten leiden, maar soms midden in een rubriek de veiling stillegden. De klok van vijf uur lijkt onverbiddelijk. Het moet een gebeurtenis van belang geweest zijn, die veiling, maar uniek was deze verkoping nu ook weer niet. In die tijd werden wel meer omvangrijke bibliotheken geveild. Zo werd op 18 oktober 1790 de boekerij van de befaamde doopsgezinde predikant en Richardson-vertaler Stinstra in Harlingen verkocht. De verkoopcatalogus telde 304 pagina's en verantwoordde 776 folio-, 1331 kwarto- en 2561 octavobanden met een royale opbrengst van fl. 11.020.Ga naar eind26 De bibliotheek van Van Goens was weliswaar groter, maar bracht, zoals hieronder zal blijken, toch minder op. In vergelijking met de boekverzamelingen van de hoogleraren in het Duitse Göttingen springt de bibliotheek van Van Goens qua grootte er ook uit: van de vijftien grootste geveilde bibliotheken in de 18e eeuw in die plaats ging het in de meeste gevallen om niet meer dan ruim 4000 boeken, met een tweetal uitschieters tot l8.000.Ga naar eind27 | |||||||||
De kopersWie kwamen op de veiling af of lieten door tussenpersonen hun belangen vertegenwoordigen? Hoewel de catalogus tot in de uithoeken van Europa te raadplegen was, lijkt het weinig waarschijnlijk dat een belangstellende uit Rusland of Scandinavië helemaal naar Utrecht zou zijn gekomen. Men zal zijn belangstelling schriftelijk aan het drietal veilinghouders kenbaar gemaakt hebben dan wel een commissionair in de arm hebben genomen. Wie de kopers waren is voor een deel met vrij grote nauwkeurigheid vast te stellen, dankzij weer het in de Amsterdamse universiteitsbibliotheek bewaarde exemplaar van de catalogus, waarin naast de veilingdagen ook de kopers en de prijzen staan opgetekend.Ga naar eind28 Ik veronderstel dat niet alle genoemde kopers ook in levenden lijve aanwezig waren in Utrecht, maar het is wel aan te nemen dat van de ruim honderd namen die ik in de marge van de catalogus tegenkwam toch een redelijk aantal ter plekke op de boeken heeft geboden. De kopers op de veiling vertegenwoordigen waarschijnlijk een viertal categorieën: | |||||||||
[pagina 277]
| |||||||||
Twee willekeurige bladzijden (XXII en XXIII) uit het ‘Tableau du Catalogue’
De grootste veelvraat op de veiling was echter een zekere Paterson. Vrijwel zeker is dat Samuel Paterson (1728-1802) geweest, een Engelse boekverkoper, uitgever en veilinghouder te Londen, befaamd vanwege zijn uitgebrachte catalogi. Het lijkt me geen supercommissionair, die in opdracht van mogelijk buitenlanders het grootste deel van de bibliotheek opkocht, maar eerder iemand die begreep hoe bijzonder de collectie van Van Goens ook voor een Engels publiek was.Ga naar eind30 Mogelijk was Paterson een opkoper van het slag Schuh- | |||||||||
[pagina 278]
| |||||||||
macher en in het bezit van een royaal pakhuis. Mijn ruwe schatting is dat deze Paterson op zijn minst zestig procent van alle boeken, dus meer dan 10.000 banden, uit de verzameling van Van Goens heeft aangekocht en naar Engeland heeft verscheept. Sommige namen komen slechts sporadisch voor. Die mensen zullen op één of twee boeken geboden hebben en lieten zich verder niet zien. Anderen moeten vrijwel elke veilingdag acte de présence gegeven hebben. Kennelijk had Van Goens zelf soms moeite om afstand te doen van zijn bezit: een kleine dertig maal kocht hij boeken terug, waaronder werk van Rousseau, de door hem zeer bewonderde Marmontel, van Richardson de Grandison en een aantal Franse tragedies. Zou hij zelf aanwezig geweest zijn op sommige veilingdagen of had hij opdracht aan de veilinghouders gegeven? En dan Hieronymus van Alphen. Was die in persoon aanwezig op de veiling en ontmoette hij daar dan wellicht ook zijn zwager? Het is niet meer na te gaan. Van Alphen was naar mijn mening wel de meest verrassende koper. Wat bewoog hem om zoveel (ik telde meer dan honderd nummers) boeken aan te schaffen? Was het uit compassie met zijn berooide zwager of kwam zijn kooplust voort uit eigen wetenschappelijke plannen? Ik vermoed vooral het laatste. Zijn aankopen bestreken een drietal terreinen: religieuze literatuur, eigentijdse, in het bijzonder Duitse poëzie en contemporaine studies op literair-theoretisch gebied. Die laatste categorie was, zoals eerder gezegd, bij Van Goens vrijwel compleet. Achttiende-eeuwse studies die ook nu nog behoren tot de meest geciteerde en gezaghebbende theoretische werken werden zo overgeheveld van Van Goens naar Van Alphen. Ik volsta met het noemen van de allerbekendste: R.P. Bossu, Traité du poëme épique (1714), M. Michaut, Réflexions critiques sur l'elégie (1734), D. Bouhours, La manière de bien penser dans les ouvrages d'esprit (1739), J.-B du Bos, Réflexions critiques sur la poésie et la peinture (1755), J.J. Bodmer, Betrachtungen über die poetische Gemählde der Dichter (1741), J.J. Breitinger, Critische Dichtkunst (1740), G.E. Lessings Theatralische Bibliothek (1751-1758), G.E. Meier, Anfangsgründe aller schönen Wissenschaften (1754-1759), D. Webb, Remarks on the Beauty of Poetry (1762), H.H. Kames, Elements of Criticism (1763), M. Chabanon, Du sort de la poésie en ce siecle philosophe (1764), A. Gerard, An Essay on Genius (1774), E. Kant, Über das Gefühl des Schönen und Erhabenen (1766), Ch. Batteux, Einschrankung der schöne Kunste auf einer einzigen Grundsatz (1770), F.J. Riedel, Theorie der schönen Kunste und Wissenschaften (1767), J.J. Dusch, Briefe zur Bildung des Geschmacks (2764-1771), J.G. Sulzer, Allgemeine Theorie der schönen Künste (1771). Op de veiling verwierf Van Alphen met deze en andere fundamentele studies zo een schat aan materiaal, dat richtinggevend zou blijken te zijn voor zijn inzichten, enkele jaren later neergelegd in baanbrekende studies als zijn Inleiding op de Riedel-vertaling (1778) en de Digtkundige verhandelingen (1782).Ga naar eind31 Het ‘alieneren’ van Van Goens' bibliotheek was zo toch nog ergens goed voor. | |||||||||
De prijzenAanvankelijk had Van Goens hoge verwachtingen over de opbrengst van de veiling, te meer daar hij rekende op de kooplust van voorname vrienden en hun invloed op anderen. Zijn jeugdvriend Ten Hove had hem ook in die verwachtingen gestaafd. Die schrijft hem op 16 september, dus ruim een jaar voordat de veiling zal plaatsvinden: J'ose me flatter que cette précieuse collection se vendra bien; j'avoue que je ne m'étais attendu à quelque chose d'aussi beau, & que j'en ai été ébahi. Si j'etais riche j'y achéterais amplement; tel que je suis, je ne l'aisserai pas d'en pied ou aîle.Ga naar eind32 | |||||||||
[pagina 279]
| |||||||||
Waarschijnlijk heeft Van Goens aan Ten Hove de suggestie gedaan eens na te gaan of Willem v niet bereid zou zijn de hele bibliotheek over te nemen. Die mogelijkheid snijdt zijn vriend direct af: zo'n kostbare bibliotheek kan de man op geen stukken na betalen. Na afloop van de veiling was Van Goens weinig gelukkig met de opbrengst. Hij zag de bui al eerder hangen. Nog vóór de veiling laat zijn adellijke vriend P.A. van der Heiden Reinestein weten dat de hele verzameling hem rond de 25.000 gulden had gekost en dat hij zich in de handen mocht knijpen als de veiling 10.000 gulden zou opbrengen.Ga naar eind33 Dat was weer te pessimistisch gedacht, want volgens vrienden bracht de verkoop uiteindelijk toch nog altijd 12.238 gulden op, omgerekend naar huidige valuta het forse bedrag van ruim €100.000, maar voor zo'n fabelachtige bibliotheek toch wel aan de lage kant.Ga naar eind34 Dat vond ook Van der Heiden Reinestein. Die reageert op 13 december 1776 op een schrijven van Van Goens van 20 november, dus geschreven niet lang na afloop van de veiling: Sans doute la vente de vos livres n'a point été telle qu'elle l'aurait due. J'y ai fait quelques emplettes (aankopen) bien au dessous de la commission que j'avais donnée. Si j'avois pu prevoir ce grand marché, j'aurois fait des acquisitions plus essentielles. J'ai eu la curiosité de faire ajouter les prix a mon catalogue, et c'est cette vue qui a excité mes regrets. - je sens très bien, Monsieur, que la perte que vous essuies, doit naturellement vous faire desirer des avantages, qui puissent vous procurer quelque dedommagement.Ga naar eind35 Deze brief vormt enerzijds het bewijs dat het boekenbezit van Van Goens volgens insiders te weinig opbracht, maar werpt anderzijds ook enig licht op de veilingpraktijk in die dagen. Om te beginnen: Van der Heiden Reinestein was wel koper, maar zijn naam komt niet voor in de marge van de catalogus. Hij was een te belangrijk en te druk bezet personage om veilingen te bezoeken. Kennelijk bediende hij zich van een tussenpersoon aan wie hij ook de opdracht had gegeven de prijzen te noteren in zijn exemplaar van de catalogus. En ten slotte, als hij Van Goens informeert een aantal boeken bemachtigd te hebben ‘bien au dessous de la commission que j'avais donnée’, dan lijkt het er op, dat potentiële kopers ook toen al een minimum- en maximumbod konden uitbrengen. Als men de catalogus met het oog op de prijzen doorbladert, dan valt het op dat vrijwel alle boeken van eigenaar wisselden. Slechts een klein percentage bleef onverkocht. Interessant is de afdeling romans. Over het algemeen waren de Franse, Engelse en Duitse romans in trek bij de kopers, maar om voor mij onverklaarbare redenen niet allemaal. Dat de bekendste libertijnse roman van Crebillon fils Le sopha, de ‘estampes libres’ ten spijt, geen koper vond is daarom vreemd, omdat andere lichtscabreuze vertelsels van zijn hand, zoals Tanzaï & Neadarmé en La nuit et le moment, wel verkocht werden. En waarom was er geen belangstelling voor een van de knapste achttiende-eeuwse Franse romans, Les illustres Françoises van Robert Chasles? De prijzen van romans liepen overigens sterk uiteen. Sommige gingen zo goedkoop weg, dat het wel lijkt alsof de uitdrukking ‘driestuiverroman’ uit die periode stamt. La vrai histoire comique de Francion (1641) kost de kopers slechts vier stuivers, Le roman bourgeois van Furetière (1666), gekoppeld aan een andere roman zes en kennelijk stond Belle van Zuylen nog niet hoog aangeschreven: slechts vijf stuivers bracht Le Noble op. Het lijkt erop dat ouderdom van een boek minder telt dan een eigentijdse kritische uitgave. Bijvoorbeeld een driedelige Rabelais-uitgave uit 1588 werd voor tien stuivers verkocht, terwijl een uitgave uit 1711, van kritische en historische aanmerkingen voorzien, voor vier gulden en vijf stuivers werd verkocht. Goed aan de prijs bleven voor vier gulden | |||||||||
[pagina 280]
| |||||||||
en tien stuivers de Contes moraux (1765) van Van Goens' favoriete auteur Marmontel. Diderots beruchte Les bijoux indiscrets in een uitgave van 1748 bracht twee gulden en vier stuivers op. Ook redelijk aan de prijs was de koppelverkoop van de klassieke romans van Le Sage, Le diable boiteux en de Aventures de Gil Blas de Santillane - weliswaar uitgaven uit respectievelijk 1751 en 1761, maar beide ‘trés jolie’ voor vijf gulden en vijf stuivers. De eerste uitgave van Rousseaus Julie ou la Nouvelle Héloise bleef met drie gulden en dertien stuivers wat achteraan. De Engelse romans deden het over het algemeen goed. Brookes The Fool of Quality (1767-1773) in vijf delen, gaat weg voor zes gulden en tien stuivers, Smolletts Roderick Random (1766) voor twee gulden en acht stuivers, diens Count Fathom voor twee gulden en vier stuivers en Humprey Clinker voor vier gulden. Hoger wordt echter Richardson aangeslagen; diens Pamela gaat voor zes gulden over in andere handen, de Clarissa voor 10 gulden en tien stuivers en de Grandison behoudt Van Goens zelf voor maar liefst dertien gulden. Vreemd is wel dat er voor Sternes The life & opinions of Tristram Shandy in een negendelige uitgave uit 1763 ‘avec des estampes en maniere noire, très-gaillardes, insérées dans cet exemplaire. Ces estampes sont extrêmement difficiles à avoir, & inconnues hors l'Angleterre’, toch een cultbook ook al in de achttiende eeuw, geen belangstelling bestond. Van de Duitse romans scoort Wielands Geschichte des Agathon in een mooie uitgave van 1773 goed: zeven gulden en vijf stuivers. Die Leiden des jungen Werthers (tweede druk 1775) brengt daarentegen tezamen met vijf andere Wertheriana niet meer dan ‘één gulden en tien stuivers’ op. Al met al lijkt de conclusie gewettigd dat de toppers van de achttiende-eeuwse romanliteratuur redelijk aan de prijs waren op de veiling. Hoewel men voorzichtig moet zijn om de prijzen van toen te vergelijken met die van nu, lijkt de omgerekende veilingprijs van ongeveer €45 voor een eigentijdse achttiende-eeuwse roman van vijf gulden geen slecht resultaat.
Potentiële kopers, zo bleek bijvoorbeeld in het geval van Van der Heiden Reinestein, waren soms in het ongewisse wat een boek op een veiling zou gaan opbrengen en welk bod ze moesten uitbrengen.Ga naar eind36 Niet iedereen had, zoals Van Goens zelf, de beschikking over een hele reeks veilingcatalogi op grond waarvan men enige schatting kon maken welk bod men zou moeten uitbrengen. Ongetwijfeld zal men zich hebben laten informeren door tussenpersonen of de veilinghouders zelf. Maar toch, het blijft behelpen. En toen was daar een boekverkoper uit Leeuwarden die zijn clientèle ter wille wilde zijn, Abraham Ferwerda. Zijn initiatief verdient, ook met betrekking tot de veilingcatalogus van Van Goens, hier nadere aandacht. | |||||||||
De catalogus universalis van FerwerdaDe naam Ferwerda kwam ik enkele jaren geleden voor het eerst tegen in de klassieke studie van Taylor,Ga naar eind37 die op zijn beurt weer verwees naar Besterman.Ga naar eind38 Volgens Taylor is het werk van Ferwerda, waarvan hij aanneemt dat het behalve in eigen kring weinig bekendheid genoot, de voorloper geweest van de moderne American Book Prices Current en vergelijkbare compilaties. Hoewel precieze dateringen ontbreken, houdt men het erop dat de Catalogus universalis cum pretiis in de periode 1772-1779 is uitgegeven. Een eerste aankondiging van de catalogus die Ferwerda wil uitbrengen, staat in een prospectus no. 13 ‘Conditien van intekening op welke Abraham Ferwerda Boekverkoper te Leeuwarden gedenkt af te leveren voor Contant Geld’.Ga naar eind39 Men kan daar het volgende lezen. | |||||||||
[pagina 281]
| |||||||||
De titelpagina van het eerste deel, negende stuk van Ferwerda's Catalogue universel
Catalogus universalis cum pretiis, zynde eene Verzameling van Alle voorkomende Boeken met de Pryzen, zedert den beginne der Druckonst, tot deze tyd uitgekomen, zo in het Latyn, Fransch als Nederduitsch, opgemaakt door A. Ferwerda, uit meer dan Vijfhondert Catalogen met Pryzen, en uit de Aantekeningen van den Zeer Kundigen Boekhandelaar Hartig te Amsterdam, en H. Strick, eerst Boekhandelaar, en laatst te Leeuwarden, die van hare Jonge Jaaren af de moeite genomen hebben, om alle Raare en Zeldzaam voorkoomende boeken met de Pryzen aan te tekenen, waar door ze ook een groote kennisse van Raare Boeken verkregen hebben, gelyk by alle Boekverkopers overal bekend is, waarom ook voor de Aantekeningen van de Heer Hartig op een Publyke Verkoping groot 25 Guldens betaald is, en voor de Aantekeningen van de heer Strick meer dan eens, volgens den Overleeden Heer Strick zijn eigen zeggen van Boekverkopers 300 Guldens gebooden is; waar door het ook koomt dat men in deze Catalogus Cum Pretiis veele Boeken zal vinden die men by Mattaire, Frisius, Gockinga en andere te vergeefs zal zoeken. Dat deze Verzameling van Boeken van veel nut kan zyn, voor alle Beminnaars van Boeken, Boekhandelaaren, derzelver Leerlingen, en andere die maar een Boek op eene | |||||||||
[pagina 282]
| |||||||||
Verkoping willen kopen, denk ik niet van iemand ontkend zal worden, want hier uit kan men leeren hoe veele Drukken van een Werk 'er zyn, en welke voor de raarste en beste gehouden word [...]. Ferwerda illustreert zijn aankondiging met een aantal voorbeelden die ik achterwege laat, waarna hij in wat krom Nederlands aldus verdergaat: Dus word in deze Catalogus die op de Letter van 't A.B.C. is opgesteld met alle Boeken gehandeld. Hier uit kan iemand ligtelyk begrypen, hoe nuttig dit Werk voor een yder is die een Boek wil koopen, het zy in een Boekwinkel of op eene Verkooping, om dat hy daar door in staat gebragt word als de Catalogus maar opslaat, en ziet op de Letter, de waarde van het Boek te weeten, altans voor hoe veel het Verkogt is. Voor maart 1775, aldus Ferwerda, zullen er veertien delen in octavo gedrukt en beschikbaar zijn voor de intekenaren. Dat zijn dan deeltjes die betrekking hebben op de Latijnse boeken in folio en kwarto, de Franse in folio, kwarto en octavo en ook de Nederduitse in folio, kwarto en octavo. Tot 1 juni 1775 kan men de catalogus aanschaffen voor tien gulden, daarna, hetgeen niet waarschijnlijk is, want het aantal exemplaren is niet groot, kost de catalogus zestien gulden. Ondertussen gaat men door met het drukken van de overige veilingcatalogi van Latijnse boeken. Intekenaren kunnen die volgende delen voor een halve stuiver het hele vel aanschaffen. En wie niet op de hele serie wil intekenen, kan de acht Latijnse deeltjes voor zes gulden, de drie Franse voor twee en de drie Nederduitse ook voor twee gulden aanschaffen. In een ander ‘Bericht van A. Ferwerda’, (no 129), dat ongetwijfeld van later datum (1778?) stamt, kondigt Ferwerda aan, dat men nu de complete serie van de Catalogus universalis kan kopen. Het gaat om vierentwintig delen, tezamen meer dan achtduizend pagina's en verkrijgbaar voor 24 gulden. Hoeveel verkooptactiek hierbij een rol speelt, is niet meer na te gaan, maar Ferwerda doet het voorkomen alsof het een succesonderneming aan het worden is. Dat dit Werk van groote nuttigheid is, is ons gebleeken door het verzoeken van veele Boekverkoopers en andere Geleerde Lieden en Liefhebbers van Boeken, zo dra ze de eerste Stukken in handen kreegen, (voorziende de groote moeite en kosten om zulk een inportant Werk ten einde te brengen) om het voor al niet te laaten steeken, begrypende zeer Wel, dat ze dit Werk, niet tegenstaande het door de groote al een Somma zou komen te kosten, het egter den Koper van dit Werk niet kostede, om dat, als op een Auctie een Boek voorkwam, dat niet Kenden of van de Prys niet wetende, door dit middel in staat gesteld wierd, om een Calculatie van de Prys te kunnen maken, maar ook de beste Drukken te kunnen kennen, waar door veele misleid worden, en zo veeltyds op eene Verkoping een Boek de helft te Duur Koopen, zo dat zommige zelfs wel bekend hebben een Boek zo veel wel te Duur gekogt hebben, als deeze Catalogus kost, alleen om dat ze niet van de waarde wisten, welke waarde ten naasten by men in deze Catalogus kan ontdekken. | |||||||||
[pagina 283]
| |||||||||
Ook kan dit Werk zeer dienstig zyn, by het Tauxeeren van een Bibliotheek, die onder Erfgenaamen verdeeld word, of die zelf nieuwsgierig is om de waarde van zyn eigen te weeten, om dat men in geen Bibliotheek Boeken zal vinden van eenige waarde, of men zal ze met de Pryzen op de Letter in deeze Catalogus kunnen nazien.Ga naar eind40 Het blijft gebrekkig Nederlands, maar de bedoeling is duidelijk. Het lijkt inderdaad het ei van Columbus! Laat zien hoeveel een boek bij vorige veilingen heeft opgebracht en je geeft de koper een redelijke richtprijs als hij het boek op een veiling tegenkomt. En niet alleen voor de achttiende-eeuwse koper lijkt de Catalogus universalis een welkom hulpmiddel, ook de huidige boekhistorici krijgen met Ferwerda een unieke bron in handen gespeeld voor de geschiedenis van de prijzen van antiquarische en tweedehands boeken in de achttiende eeuw.Ga naar eind41 Het moet voor Ferwerda en zijn medewerkers een hele klus geweest zijn zoveel oude veilingcatalogi door te vlooien en daarbij ook nog te trachten up-to-date te zijn. Bij diverse gelegenheden, zowel in de Catalogus zelf als in het uitgeversprospectus, heeft hij aangegeven op welke veilingcatalogi zijn registers waren gebaseerd. Het zouden er rond de 500 geweest zijn.Ga naar eind42 De resultaten worden in afzonderlijke afleveringen beschikbaar gesteld en later nog weer eens in boekjes samengebracht. Met elkaar geven ze rekenschap van de veiling en prijzen van maar liefst 60.000 boeken in folio, octavo en kwarto in het Latijn, Frans en Nederlands. Heeft Ferwerda succes gehad met zijn onderneming? Onbekend is hoe groot de oplage is geweest. Ook kan men zich afvragen of zijn enthousiasmerend verhaal in het prospectus wel geheel naar waarheid is. Wie de hele serie wilde aanschaffen, moest een fors bedrag neertellen en welke koper, laat staan welke student heeft dat ervoor over gehad? Bovendien, dit type catalogus veroudert razendsnel als de laatste veilingen niet worden bijgehouden. Het geeft ook te denken, dat er van Ferwerda's voornemen later eveneens registers uit te brengen over boeken in andere talen niets terechtgekomen is.Ga naar eind43 Anderzijds lijkt het niet onmogelijk, dat toch een aantal veilinghouders er een tijdje gebruik van heeft gemaakt om kopers van informatie te voorzien. Maar in hoeverre hij helemaal te vertrouwen is, betwijfel ik. Na opsomming van de imposante lijst van veilingen die hij voor zijn registers gebruikt heeft, noemt hij ook nog een aantal veilingcatalogi uit de jaren 1773, 1774, 1775, 1776 en 1777. Onder andere ook de veilingen die in 1776 en 1777 bij Paddenburg en Kribber in Utrecht werden gehouden. Alleen de veiling van de Van Goens-collectie, toch een gebeurtenis van de eerste orde, is er niet bij. De vraag is of Van Goens bij het verzamelen van zijn boeken wellicht gebruikgemaakt heeft van de registers van Ferwerda? Het lijkt me onwaarschijnlijk. Van Goens vult zijn bibliotheek nog wel aan tot in het jaar 1775, maar Ferwerda is niet terug te vinden onder zijn bibliografische hulpmiddelen. Die kwam met zijn initiatief voor Van Goens in feite twintig jaar te laat. En toch is de Ferwerda-catalogus niet van belang ontbloot voor de onderzoeker van nu, die zich over de opgetekende prijzen in de veilingcatalogus van Van Goens buigt. Het loont immers de moeite om een vergelijkend prijzenonderzoek te starten om vast te stellen of Van Goens en zijn vrienden gelijk hadden toen ze klaagden over de geringe opbrengst van de boeken. Lopen de prijzen in beide catalogi sterk uiteen of niet? Dat is wel een arbeidsintensief karwei, waar ik mij hier niet aan zal wagen. Ik beperk me tot een paar steekproeven met slechts een beperkte bewijskracht. | |||||||||
[pagina 284]
| |||||||||
Al met al lijkt het er met Ferwerda in de hand voorlopig op - er zouden veel meer prijzen vergeleken moeten worden om echt uitsluitsel te kunnen geven -, dat Van Goens zich al te pessimistisch heeft uitgelaten. De prijsschommelingen in de catalogi van Ferwerda en Van Goens zijn niet opzienbarend. | |||||||||
EpiloogGruys heeft in 1996 in een amusant artikel,Ga naar eind44 waarin ook Van Goens en Ferwerda ter sprake komen, becijferd dat er tot het jaar 1800 in Nederland maar liefst 27.500 veilingcatalogi moeten zijn uitgebracht. Van 3300 daarvan is een exemplaar bekend. Ergo: er zijn er nog altijd 24.200 zoek. Voor een boekhistoricus een verontrustend gegeven. Tegenover dat leed van Gruys en zijn collegae boekhistorici is de pijn van mij als literatuurhistoricus heel wat dragelijker. Maar toch... In het buitenland laat Van Goens aan een correspondent weten, dat er nog altijd tussen de twee- en driehonderd exemplaren van de catalogus over moeten zijn van de veiling uit 1776. Die worden op hun beurt in een veiling ingebracht, maar ze komen, uiterst pijnlijk voor Van Goens, allemaal onverkoopbaar terug. Wat is sindsdien met die exemplaren gebeurd? Vrijwel alle universiteitsbibliotheken en ook de Koninklijke Bibliotheek beschikken over een exemplaar en de Amsterdamse ub zelfs over vier, met als hoogtepunt het exemplaar O 061-3273, 3274 met de namen van de kopers en de prijzen. Maar waar zijn die andere gebleven, die stille, maar welsprekende getuigen van een weergaloos mooie bibliotheek die in 1776 grotendeels naar Engeland verhuisde? |
|