De Boekenwereld. Jaargang 24
(2007-2008)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
BerichtenWeerwoord op de boekbespreking van P.J. Verkruijsse in De Boekenwereld, jrg. 23, 5 (2007), p. 299-303Mijn boek is een bouwsteen voor de reconstructie van het boekenfonds van de Tielse uitgevers Campagne (bijna duizend uitgaven), voorafgegaan door vijf korte schetsen. Andere bibliografieën van mijn hand hebben soms eveneens een inleiding! In Vergeten cultuurdragers wordt in de inleiding uiteengezet welke plaats uitgeverij Campagne innam onder de Tielse uitgeverijen vanaf de tijd dat het eerste boek anno 1658 in Tiel werd uitgegeven. Wie dat te weinig vindt, is vrij om zelf een monografie te maken over de Enschedese uitgeverij Campagne en/of over de Tielse drukkerij C. Campagne (die inderdaad tot in de jaren zestig van de vorige eeuw werkzaam was, zie p. 224). De opmerking over ‘methodologische behandeling’ voor wat betreft het nalaten van verwijzingen naar andere monografieën over uitgeverij Blussé enzovoort is onterecht, daar de auteurs konden beschikken over uitgeverijarchieven, terwijl het archief van de Tielse uitgeverij Campagne tijdens de Tweede Wereldoorlog geheel in vlammen opging (zie mijn ‘Inleiding’). In de fondslijst staan 971 nummers van 1819 tot 1914 en 7 toevoegingen (zie p. 10). De laatste 46 nummers verschenen zonder jaar van uitgave en stellig niet later dan 1922, toen uitgeverij C. Campagne zijn boekenfonds van de hand deed. De recensent voegt er nu - wel te laat - vier titels bij, ‘die hij niet in handen heeft gehad’ en waarvan hij niet kan aangeven of de helft van de uitgever is dan wel van de drukker. Aangaande voorletters mijn verontschuldiging, dat die van de recensent verwisseld zijn. Het is begrijpelijk, dat dit hem stoort, maar waarom laat juist hij dan niet alleen de voorletter A van zijn pupil ‘Willemsen’ weg? Sterker nog: er ontbreken talloze initialen plus voor- en achtervoegsels, zoals bij Andringa de Kempenaar, A. van; Apeltern, H. van; Bärensprung, F. von; Baumhauer, E.J.G. von; Braam Houckgeest, J.P. van enz. Zijn ‘gratis en voor niks’-bijlage bevat overigens 40% minder namen dan mijn register, dat wil zeggen ‘meer namen niet dan wel’. (Het inkorten van de door mij samengestelde registers was een uitgeversbeslissing.) Merkwaardig zijn voorts de twee statistische analyses: bijvoorbeeld is theologie geen wetenschap? En waarom theologie wel apart vermeld en geneeskunde niet? Er wordt toch opgemerkt ‘dat geneeskunde een belangrijk onderdeel van het fonds is’ (zie ook het gekapittelde Register van zaken). Mijn conclusie op p. 43-45 is duidelijk voor elke welwillende lezer: 140 uitgaven van de uitgeverij Campagne geregistreerd door onze Nationale Bibliografie - de zogeheten Brinkman (p. 9) - bleken onvindbaar in openbaar bezit, doch bij particulieren kon ik er veertig opsporen. Waarom zou een verdere speurtocht bij andere particulieren en stichtingen niet nog enkele vindplaatsen kunnen opleveren? Ten slotte: de aan mij toegevoegde redacteur bleek zelf met een inleiding of afstudeerscriptie over mijn onderwerp (!) door recensent zonder overleg met mij aan het werk gezet te zijn in plaats van mijn inleiding te redigeren. Haar opstel is door mij tweemaal ontdaan van allerlei fouten en misverstanden. Zo ontstond gaandeweg de indruk van inbreuk op mijn auteursrecht en het duurde niet lang of de beoogde uitgever informeerde tijdens zijn bezoek ten onzent of ik ‘dat in rechte zou laten toetsen’? Ik heb toen volstaan met de opmerking, dat de toegevoegde redacteur nooit met mij overlegd heeft. Ik ben het eens dat de heer Verkruijsse ‘niet chic’ handelt: hij komt achteraf met vermeende omissies, en vooraf verzekerde hij mij per e-mail dat Willemsens scriptie niet als inleiding gebruikt zou worden voor mijn boek. Maar uit zijn recensie blijkt nu wel dat ‘de scriptie tot doel heeft de definitieve kopij aan te leveren voor de publicatie’. Dit was geen ‘nalatigheid van de uitgever’ | |
[pagina 46]
| |
want blijkbaar zo afgesproken tussen uitgever en zijn adviseur, echter buiten de auteur om, want daarvan is niets terug te vinden in mijn contract met de uitgever. Conclusie: puur inbreuk op mijn auteursrecht en wat heeft deze voorgeschiedenis eigenlijk te maken met de inhoud van mijn boek? (J.H. Landwehr) | |
Bijzonder
| |
Wetenschappelijke loopbaanBijzonder was zijn wetenschappelijke carrière van begin tot eind. Van oorsprong Byzantinoloog, was hij sinds 1976 verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen als docent bij de leerstoelgroep Middeleeuws Latijnse taal- en letterkunde. Hij ontwikkelde zich echter vooral op het terrein van de boekwetenschap, een discipline waarmee hij tijdens zijn studie te Nijmegen grondig kennis had gemaakt onder leiding van professor Albert Gruys. In Groningen bouwde hij de bijvakstudie paleografie en codicologie uit tot een onmisbaar onderdeel van de nieuwe vakgroep Mediaevistiek. Zijn breed, diepgravend en daarom langdurige onderzoek naar alles wat te maken had met het handgeschreven en gedrukte boek uit de middeleeuwen in het Noorden, met Groningen als centrum, resulteerde anno 1987 in een lijvig proefschrift, waarin - om de langverwachte en dikverdiende promotie niet nog langer op te houden - slechts een deel van alle resultaten was verwoord: Boeken in Groningen voor 1600. Van meet af aan bijzonder waren ook de tentoonstellingen en de congressen die Jos Hermans organiseerde memorabele gebeurtenissen die steevast vergezeld of gevolgd werden door prachtige en altijd leerzame publicaties. Ik noem alleen de fameuze Groningse Codicologendagen die in 1988, 1992, 1996 en in 2002 werden gehouden (de laatste keer bij de buren in Leeuwarden). Voor Jos, die in het overlijdensbericht volkomen terecht bestempeld werd als Maastrichtenaar, Noorderling en Europeaan, bleef het werkterrein niet beperkt tot het Noorden, Zwolle inbegrepen. Daarvan getuigen zijn vele publicaties over het oude boek elders in binnen- en buitenland. Al in 1995 werden zijn inspanningen voor het onderwijs en onderzoek beloond door zijn benoeming tot - uiteraard - bijzonder hoogleraar Westerse Handschriftenkunde en Boekwetenschap. Jas en hoed bleken hem ook vleugels te geven. Zijn werkkracht, zijn netwerk, zijn enthousiasme en liefde voor het vak leken grenzeloos. Vrijwel tegelijkertijd ging apices van start, de Association Paléographique Internationale, met Jos Hermans als bevlogen president, voor velen een vanzelf- | |
[pagina 47]
| |
sprekende zaak, maar in feite toch bijzonder. Ook de 49 afleveringen van Bifolium, Nieuws over handschriften en oude drukken, verschenen tussen april 1983 en april/mei 2007, zouden zonder Jos Hermans nooit zo ‘internationaal informerend’ geweest zijn (‘verschenen’ wekt hoop ik niet de indruk dat dat vanzelf ging...). Deze nieuwsbrief zal vermoedelijk digitaal worden voortgezet.Ga naar eind1 Van zijn vele bestuurslidmaatschappen noem ik verder alleen zijn jarenlange voorzitterschap van het Belgisch-Nederlandse Boekbanden Genootschap, eveneens vanaf de oprichting ervan. | |
PrivélevenDat zijn agenda nog ruimte liet voor een privéleven, is evenzeer bijzonder. Zijn gezin en familie waren hem dierbaar, hoewel de hoeveelheid quality time soms in de ogen van zijn drie mondige dames thuis fors tekortschoot. Onderwijs en onderzoek in de codicologie was naar zijn mening nu eenmaal ‘voor 99% transpiratie en slechts voor 1% inspiratie’ (interview uit 1992 in het Nieuwsblad van het Noorden). Zijn actieve betrokkenheid bij het wel en wee van zijn gezin, als ook bij het werk van zijn vrouw en vakgenote, bij de school en hobby's van zijn dochters (toneel en voetballen) was echter intens. Hij was ook trots op hen en kon honderduit over hen vertellen. Maar inderdaad, Jos Hermans was veel van huis en als hij thuis was lagen er stapels werk: colleges, scripties, artikelen, vergaderstukken, post en later kwamen de e-mailtjes daar nog bij, alles bij elkaar meer dan hem zelf lief was. Wat hij in één, helaas kort leven tot stand wist te brengen, is meer dan veel ‘gewone’ mensen in twee levens zouden kunnen. Hij heeft veel van zichzelf gevergd, in veler ogen wel erg veel. Iedereen in zijn omgeving heeft zich daar zorgen over gemaakt, sommigen jarenlang. Maar zijn energieke stijl van leven, zijn enthousiasme, zijn dienstbaarheid, zijn rusteloosheid, zijn verantwoordelijkheidsgevoel - waardoor hij soms als in een spagaat kwam te verkeren - het was authentiek, het hoorde bij hem, zo was hij nu eenmaal. Zelf vond hij het niet bijzonder. Gelukkig kon hij er ook heel erg van genieten. Een paar keer werd hij ernstig ziek, maar steeds werd hij weer de oude, bruisend en vol plannen. Tot hem de ziekte trof waartegen hij kansloos was. Ongetwijfeld met pijn in het hart maar bewonderenswaardig realistisch werden professionele draden een voor een met grote zorg afgehecht. Zonder zijn belangstelling voor de buitenwereld te verliezen, werd thuis nu het centrum van zijn wereld. Agenda, hoofd en handen maakte hij zo heel bewust vrij om voor de toekomst van zijn dierbaren te zorgen. Hun woorden in zijn overlijdensbericht zeggen alles: ‘Wij zijn heel verdrietig. Jos, onze held, is niet meer’. In zijn vele publicaties en vooral in vele mooie herinneringen blijft hij voortleven. Dat is geen schrale troost maar ‘een geruststellende gedachte’. (Jos A.A.M. Biemans) | |
Autografen Schuhmacher naar letterkundig museumEnkele dagen voor het overlijden van de bekende antiquaar Max Schuhmacher op 8 juni jl. heeft het Letterkundig Museum de hele collectie autografen van het Antiquariaat Schuhmacher voor een niet bekend gemaakte vriendenprijs aangekocht. Het betreft een gedurende een halve eeuw door Max en zijn zuster Wilma Schuhmacher bijeengebrachte verzameling waarvan meer dan 350 schrijvers deel uitmaken met brieven, handschriften, typoscripten, foto's en, in het geval van Hans Lodeizen, Hendrik de Vries en Lucebert, tekeningen. Van Bertus Aafjes en Gerrit Achterberg tot Jan Wolkers en Marie van Zeggelen. Niet alleen van Tachtigers als Willem Kloos en Albert Verwey zijn autografen verworven, ook van nog levende schrijvers als Maarten 't Hart, Mensje van Keulen, Marga Minco, K. Schippers, Jan Siebelink en Jan Wolkers kunnen niet verschenen of gecorrigeerde typoscripten van vaak vroeg werk aan de collectie worden toegevoegd. Naast een grote verzameling A. Roland Holst-documenten bevindt zich in de aanwinst ook het in leer gebonden handschrift van een vroege ver- | |
[pagina 48]
| |
sie van De nieuwe gehoon (1904), de tweede dichtbundel van diens tante Henriette en een twaalftal ongepubliceerde jeugdgedichten van haar. Tot de belangrijkste verworven documenten behoren tevens 28, meest ongepubliceerde, brieven van Jan Hanlo en elf van W.F. Hermans, het typoscript van een in de oorlog geschreven verhaal Panta Rei van Gerrit Kouwenaar, dat in 1946 zijn definitieve gedaante vond in Uren en Sigaretten, en van Lucebert ‘allorkommansavoe’, een ongepubliceerd handschrift met illustraties voor Sylvia Sluiter. Voorts: veel C. Buddingh' en veel Pierre Kemp, en foto's van onder meer Fritzi Harmsen van Beek, E. du Perron vermomd als Friedrich Nietzsche, Gerard Reve, Vasalis met koningin Juliana op het Boekenbal en Bernlef geflankeerd door E. Hoornik en Hans Vlek. | |
Licht beduimeld...Op vrijdag 23 november 2007 houdt de Nederlandse Boekhistorische Vereniging een symposium over lees- en gebruikerssporen in handschriften en boeken en op internet. Het congres vindt plaats in de Koninklijke Bibliotheek. Onder de titel Licht beduimeld... zal een achttal vooraanstaande sprekers, onder wie Heather Jackson (auteur van hét standaardwerk over dit onderwerp, Marginalia. Readers writing in books), Wiel Kusters, Bubb Kuyper en Dirk Van Hulle, lezingen verzorgen over dergelijke sporen en hun betekenis voor boek- en literatuurhistorisch onderzoek belichten. Tijdens het symposium zullen twee tentoonstellingen te zien over lees- en gebruikerssporen. De kb exposeert een selectie ‘aangeraakte’ handschriften en drukwerkuit haar collectie. Daarnaast zal op www.boekgeschiedenis.nl een virtuele tentoonstelling te zien zijn met lees- en gebruikerssporen uit de collecties van nbv-leden. | |
Negen keer Toon tellegen, negen keer andersToon Tellegen, vooral bekend door zijn kinderboeken en gedichten, heeft het verhaal geschreven voor de komende uitgave van Grafisch Nederland, het traditionele ‘kerstnummer’. Het is in de bijna honderdjarige traditie van Grafisch Nederland niet eerder voorgekomen dat de uitgave wordt gedragen door een verhaal - een novelle - van één auteur. Bijzonder aan de komende uitgave is ook dat aan acht verschillende ontwerpers en kunstenaars is gevraagd het verhaal of delen van het verhaal op eigen wijze en met eigen middelen te vertellen. Het ontwerpbureau Lava, dat een belangrijk aandeel heeft in de totstandkoming van het gehele boek, tekent voor de traditionele typografische weergave en een grafische voorstelling van enkele zinsneden. Anderen vertellen het verhaal met fotografie (Elspeth Diederix), tekeningen (Paul Faassen, Harmen Liemburg), een speciaal letterontwerp (René Knip), schilderingen (Vittorio Roerade), grafische animaties (Rauser - Ellen Krombout en Joost de Boer) en zelfs met muziek (Hans Muller) en in een door deze muziek gestuurde beeldtaal (Typophonics - David Benqué). Allen maken daarbij gebruik van de door hen gewenste grafische technieken. Grafisch Nederland, het jaarlijkse visitekaartje van de Nederlandse grafische wereld en een geliefd verzamelobject, verschijnt op 17 november. Het boek, circa 150 pagina's dik en genaaid gebonden, is nu al te bestellen, bij de Grafische Cultuurstichting: www.grafischecultuur.nl. |