De Boekenwereld. Jaargang 24
(2007-2008)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||
De uitgave van Het Achterhuis van Anne FrankGa naar eind1
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||
uitgegeven. Dat was zeker het geval bij uitgeverij Contact, die in de oorlogsjaren tientallen manuscripten, vertalingen en toezeggingen had aangekocht, vaak om de auteurs door de moeilijke jaren heen te helpen. Veel schrijvers hadden zich immers niet bij de door de nazi's ingestelde Kultuurkamer aangemeld, en daarmee was publiceren onmogelijk. Contact had voor jaren werk op de plank. Daarbij was er al zoveel over de oorlog uitgegeven, rijp en groen. Want wie kijkt naar de boekproductie in 1946 en 1947 kan bepaald niet om de oorlog heen. In de periode 1946-1950 verschenen er 218 uitgaven die onder de noemer Tweede Wereldoorlog kunnen worden gerangschikt. ‘Vooral boeken over de jodenvervolging, en concentratiekampen, die werden grif gekocht. Want daar was maar zo weinig over bekend’, zei uitgever Van Dishoeck in een terugblik over het uitgavenbeleid.Ga naar eind3 Voor de duidelijkheid: het totaal aantal nieuwe uitgaven in 1945 bedroeg 2436, en dat was in 1947 gestegen tot 7086. (Nu zitten we tegen de 20.000.) Onder die 218 oorlogsboeken van kort na de bevrijding zijn er 23 boeken over concentratiekampen, en zeker vijf dagboeken.Ga naar eind4
Tweede Wereldoorlog in Brinkmans catalogus (repertorium) 1946-1950, gerangschikt naar onderwerp
Na verloop van tijd lieten veel uitgevers dit segment voor wat het was. Wim Schouten, financieel directeur van De Bezige Bij van de oprichting in 1944 tot 1956, zei in een terugblik: ‘Als er een oorlogsdagboek tussen de stapel manuscripten zat, gooide ik het bij wijze van spreken het raam uit.[...] Zoveel boeken waren erover, maar er was geen belangstelling voor; het was niet in de mode.’Ga naar eind5 Was dat in 1947 ook al zo? Uitgeverij Contact draaide goed. De uitgeverij had tijdens de oorlog grote winsten behaald. Niet omdat de twee directeuren, Chris Blom en Gilles de Neve, gehaaid waren: het was een succes tegen wil en dank. Met onder meer hun klassiekenreeks ‘De onsterfelijken’ hadden ze een breed publiek van goede boeken voorzien en tegen geringe kosten grote winsten behaald.Ga naar eind6 De uitgeverij was uitgesproken links en gaf werk uit van onder anderen Aldous Huxley, de Surinaamse communist en in de oorlog bezweken Anton de Kom, en Erika Mann. Vlak voor de oorlog had de uitgeverij enkele kaskrakers gehad, zoals de boeken over ‘seksuele hygiëne’ van Fritz Kahn en populaire fotoboeken onder de titel De Schoonheid van ons land. Contact was niet radicaal links, maar geëngageerd en sociaal. Na de oorlog wilde de uitgeverij niet meegaan in het publiceren van negatieve, sombere literatuur zoals die bij veel jonge schrijvers toen in zwang was. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||
Otto Frank (1889-1980), ongeveer ten tijde van publicatie van Het Achterhuis in 1947. © AFF Bazel/AFS Amsterdam
Contact gaf direct na de oorlog enkele titels uit die met de oorlog te maken hadden. Zo was er het fotoboek Amsterdam tijdens de Hongerwinter, een rijmprent van Bertus Aafjes over de bevrijding, en het gedenkboek Holland and the Canadians. Ook publiceerde Contact, zo schrijft Chris Blom in zijn niet-gepubliceerde herinneringen, twee jaar lang het repatriërende, Londense Vrij Nederland, in combinatie met Je Maintiendrai. Dat was een kostbare aangelegenheid die de uitgeverij eigenlijk niet dragen kon. De boekenmarkt was immers (zoals altijd) onvoorspelbaar, de consument grillig, zeker in die eerste vrije jaren. Nu eens las hij een boek, maar veel vaker besteedde hij zijn geld aan textiel of aan bioscoopbezoek. En de papierschaarste remde de productie, want de schaarste hield nog lang aan. Bij Contact werden de op slecht papier gedrukte boeken opgelapt met een kleurig stofomslag, maar het papier was zo slecht dat de boeken, toen er weer beter papier was, onverkoopbaar waren en vernietigd moesten worden.Ga naar eind7 Als men nu die oude jaargangen van het Nieuwsblad voor de boekhandel leest, blijkt papier echt een hot item. Eind 1946 werd bekend dat er vanuit Zweden 75% minder papier zou worden aangevoerd dan verwacht, hetgeen de uitgevers somber stemde.Ga naar eind8 Maar in het voorjaar van 1947 meende men de steen der wijzen te hebben ontdekt: in de Verenigde Staten was men er in geslaagd papier uit zand te maken!Ga naar eind9 De papierschaarste loste uiteindelijk vanzelf op, zonder wondermiddelen in de daaropvolgende maanden. Toen het jaar 1947 - het jaar waarin Annes dagboek verscheen - begon heerste de schaarste nog volop. Ook voor Contact was het komende jaar 1947, ‘de grote onbekende’ zoals het met gevoel voor dramatiek in de nieuwsjaarsprospectus stond. Maar de voortekenen waren juist gunstig, zo stelde Contact de boekverkopers gerust: | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘Voor de oorlog werd in de cultuurlanden ongeveer 1,5% van het belastbare inkomen aan boeken besteed. [..] volgens de aan het eind van de oorlog door de Middenstandbank gehouden enquête schaarde 40% van de Ned. gezinnen het artikel boeken onder urgente na-oorlogsche behoeften.[...] De oorlog heeft in alle landen de belangstelling voor het boek enorm gestimuleerd. Wij kunnen gerust beweren, dat mede door de oorlog het boek van luxe-artikel tot volksartikel geworden is.’Ga naar eind10 De eerste druk van Het Achterhuis, 1947. Nu een antiquarisch zeer gezocht boek. © AFF Bazel/AFS Amsterdam
De agenda van Otto Frank, opengeslagen bij 25 juni 1947: het ‘Boek’ markeert de verschijning van Het Achterhuis. © AFF Bazel/AFS Amsterdam
Er was geen reden voor zorg, aldus Contact, mensen snakten naar lectuur: ‘Vanwaar anders het heimwee naar de gekleurde Amerikaansche tijdschriften in boekvorm in deze grauwe tijd met tekort aan het allernoodigste.’ Contact verwachtte dat de lust tot kopen alleen maar zou toenemen. En omdat papier nog sterker gerantsoeneerd zou worden, raadde zij de boekwinkels aan: bestel zoveel mogelijk nu! Het optimisme van Contact was voorbarig, 1947, ‘de grote onbekende’, begon als een rampjaar. Contacts tijdschrift De Kroniek van Kunst en Kultuur moest met een tekort aan een andere uitgeverij worden overgedaan, het literaire tijdschrift Proloog werd gestaakt, en op de groot formaat fotoboeken De Schoonheid van ons land, waarvoor in de oorlog een reserve was opgebouwd, werd tot grote schrik van de uitgever geen winst gemaakt. ‘Contact raakte aan de grond, de bank zegde het crediet op en een catastrofe leek nabij’, aldus Blom.Ga naar eind11 Dit speelde allemaal begin 1947, dus ongeveer in de tijd dat de eerste drukproeven over en weer naar Otto Frank, Annes vader, gingen. Chris Blom vervolgt zijn memoires, tamelijk precies, met enkele zenuwslopende belevenissen voor de uitgeverij in de maanden mei-augustus 1947, die de uitgeverij aan de rand van de afgrond brachten. ‘Alie had alleen met de kinderen een zalige vakantie in Ommen’, schrijft hij over zijn gezin. Blom zelf moest in de slag met een ambtenaar die op zoek was naar bewijzen voor vermeende geldsmokkel uit België, maar gelukkig bleek die verdenking ongegrond. Enkele weken later kreeg hij het aan de stok met de ‘rijksaccountant van de prijsbeheersing’, die klaarblijkelijk niet begreep waarom auteurs grote bedragen ineens ontvingen in plaats van een uurloon. Chris Blom ant- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||
Prospectus eerste druk Het Achterhuis, 1947. Uit het privéarchief van Otto Frank die het foldertje opstuurde naar ‘Dirk’, werkelijke naam Bertus Hulsman. Dit was de ex-verloofde van Bep Voskuijl die als een van de helpers van de onderduikers in het Achterhuis optrad. Bertus Hulsman stuurde het foldertje met een reactie retour vandaar dat het zich in het Otto Frank-archief bevindt. © AFF Bazel/AFS Amsterdam
woordde snedig dat hij aan de baas van de accountant zou vragen of die soms een boek over prijsbeheersing wilde schrijven - tegen uurloon. Enkele dagen later schreef de getergde ambtenaar een fikse boete uit: fl 57.000 moest Contact betalen. De uitgeverij zat daarmee in deze zomermaanden van 1947 financieel volledig aan de grond. Het is achteraf een wonder dat Het Achterhuis heeft kunnen verschijnen. Dat gebeurde toch, op 25 juni 1947, bij die dag zette Otto Frank met grote letters ‘Boek’ in zijn agenda. De hachelijke positie van Contact op dat moment is er vermoedelijk de oorzaak van dat er voor Het Achterhuis noch voor andere Contact-uitgaven in het Nieuwsblad voor de Boekhandel advertenties zijn geplaatst. Wel verscheen er een sobere prospectus, die door Otto Frank werd opgestuurd aan ene ‘Dirk’, die in het dagboek voorkomt. ‘In dit boek wordt ook over U gesproken’, typte hij er op. Otto Frank heeft waarschijnlijk geen weet gehad van de zenuwslopende toestanden bij Contact in die zomermaanden. Gelukkig voor Contact werd de boete ingetrokken, en in het najaar trok de verkoop van alle Contact-uitgaven aan, mede natuurlijk door het dagboek van Anne Frank, dat in november een tweede druk haalde. II Boek! schreef Otto Frank op 26 november in zijn agenda. Uit het Contact-archief blijkt dat de eerste oplage van Het Achterhuis 3036 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||
exemplaren bedroeg, dus niet 1500 zoals in de inleiding bij de wetenschappelijke editie staat vermeld.Ga naar eind12 Deze waren op 34 exemplaren na meteen uitgeleverd aan de boekhandel, wat uitzonderlijk is. De 2e druk bedroeg 6830 exemplaren, de derde 10.500 exemplaren. Het jaar 1947 kon met een juichkreet worden afgesloten. Er was fl 94.047,42 winst gemaakt, bijna drie keer zoveel als het vorige jaar.Ga naar eind13 Het dagboek van Anne Frank verscheen bij Contact in de Proloogreeks, een boekenserie die aansloot bij het in 1945 begonnen literaire tijdschrift Proloog. Het tijdschrift was een van de projecten die in de oorlog grondig waren voorbereid. Blom en De Neve hadden een duidelijke voorstelling van de boekenmarkt van na de oorlog. Tijdens een van de vele beraadslagingen in die donkere jaren kwam Contact tot de slotsom dat een modern nieuw literair tijdschrift nodig zou zijn om met moderne schrijvers contact te krijgen en te houden. Het tijdschrift Proloog had niet voor niets de ondertitel ‘cultureel en literair tijdschrift van de jonge generatie’, en ook in de bijpassende reeks moesten boeken van jonge auteurs. Proloog kon echter niet meteen na de oorlog verschijnen vanwege het Tijdelijk Persbesluit. Er was schaarste en uitgevers die een ondergronds blad hadden uitgebracht kregen voorrang. Dat had Contact niet. Maar omdat Contact met succes een beroep deed op haar antifascistische verleden, lukte het toch om papier te krijgen. Vele jaren later onthulde Chris Blom dat Contact ruim papier toegewezen kreeg, omdat er plannen waren de delen uit de fotoboekenreeks De Schoonheid van ons land naar België en Engeland te exporteren.Ga naar eind14 Het uitgangspunt van Proloog was: ‘een intens geloof in het leven als manifestatie der creativiteit’. Het was dus een positief gestemd blad. In februari 1947 verscheen Proloog voor het laatst, maar de Proloogreeks bleef bestaan. In de reeks was onder meer het oorlogsdagboek van Bert Voeten, Doortocht, verschenen, dat op de rol stond onder de titel Kap en Kolder. Contact had dat dagboek al enkele jaren in voorbereiding, Bert Voeten was ook al betaald. Het boek werd door W.F. Hermans in Criterium finaal afgekraakt, maar verkocht goed. De andere titels waren eveneens grotendeels afkomstig uit het tijdens de oorlog opgebouwde stuwmeer. In april 1946 hadden de uitgevers in een stafbespreking vastgesteld dat de boekenmarkt een dip vertoonde, dat actuele boeken het juist slecht en herinneringsboeken het goed deden, evenals romans.Ga naar eind15 De bron voor deze observatie was waarschijnlijk het bestelgedrag van de boekhandelaren. Het lijstje met bestelgegevens over de week 11-16 februari 1946 is namelijk bewaard gebleven. Daarop staat ook geschreven wat mw. Koningsberger, die als colporteur door het land trok, vaststelde. Zij had in deze week 99 exemplaren van Holland and the Canadians verkocht - wat veel was, maar het animo voor de Proloogreeks daarentegen liep terug: vanuit de boekhandel was sprake van een groot aantal retourzendingen, vooral die uit de provincie. ‘Motief o.a.: voor onze zaak ongeschikt wegens a-religieuze inhoud’ stond er te lezen in het krabbeltje. In een stafvergadering stelden de uitgevers vast dat er meer oorlogsboeken moesten worden uitgebracht: daar was kennelijk vraag naar. In de lijsten met uitgaven in voorbereiding komen diverse dagboeken voor. Zo was er Bert Voetens Doortocht, dat inderdaad in de Proloogreeks is verschenen, en ook een dagboek van illustrator Eppo Doeve, een dagboek van een zekere Dormer, de dagboeken van Eisenhouwer en een oorlogsdagboek van vertaalster Carla Simons. Doeve, Dormer en Simons zijn niet verschenen.
Hoe anders is het het dagboek van Anne Frank vergaan! Op vrijdag 22 maart 1946 staat in de agenda van vader Otto Frank ‘Werner Cahn (Romein)’.Ga naar eind16 Deze aantekening markeert het begin van de zegetocht die Het Achterhuis heeft gemaakt: van manuscript tot bestseller. Cahn was redacteur bij de ensie, een gezamenlijk project van enkele Nederlandse uitgeve- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||
rijen om te komen tot een encyclopedie, de Eerste Nederlandse Systematisch Ingerichte Encyclopaedie. Deze uitgave was gestart in 1946 en zou uiteindelijk twaalf delen omspannen. Cahn was een oude bekende van Otto Frank, en zijn naam komt dan ook veelvuldig voor in de agenda. Er was intensief contact in die eerste maanden na de oorlog. Bij een van deze gelegenheden heeft Otto Frank Werner Cahn en diens vrouw het manuscript van Anne Frank laten lezen. Otto Frank kreeg het manuscript in handen van zijn medewerkster Miep Gies, toen eenmaal duidelijk geworden was dat Anne en haar zus Margot het concentratiekamp niet overleefd hadden. Miep Gies had het gered uit het Achterhuis, voordat de inboedel werd weggehaald. Werner Cahn is in 1981 door medewerkers van het niod geïnterviewd over zijn rol bij de totstandkoming van de uitgave. ‘Het dagboek maakte grote indruk op ons en ik zei Otto Frank dat ik een poging wilde doen een uitgever te vinden’, vertelde hij. Otto Frank moest hem een typoscript meegeven - Cahn waarschuwde nooit het origineel aan iemand af te staan. Cahn kende nogal wat uitgevers en wetenschappers, vanwege zijn werk voor de ensie. Maar hij kende ze nog maar kort, hij was in 1936 naar Nederland gekomen en had geen ‘naam’. Cahn kon zijn contactpersonen bovendien nog niet iets laten lezen, maar hij vertrouwde op zijn overtuigingskracht - tevergeefs. ‘Voor het typoscript klaar was heb ik over een eventuele uitgave met Alice von Eugen-Nahuys van uitgeverij Querido gesproken, die het hooghartig afwees’, zo vertelde hij jaren later aan de mensen van het niod. Ook de Duitse uitgeverij S. Fischer Verlag, met wie hij toevallig contact had, reageerde afwijzend.Ga naar eind17 Het was duidelijk: op een dagboek van een tienermeisje zaten uitgevers niet bepaald te wachten. De bijzondere waarde en kwaliteit van juist Annes dagboek kon alleen duidelijk worden als het ook gelezen werd. Een van de ensie-contacten van Cahn was het echtpaar Jan en Annie Romein, de bekende historici. Otto Franks agenda onthult dat hij op vrijdag 22 maart 1946 met Werner Cahn en het dagboek naar Jan Romein is gegaan. Jan Romein las het, en schreef erover. Op woensdag 3 april 1946 stond dat stuk in Het Parool, onder de titel ‘Kinderstem’, op de voorpagina. Jan Romein werd daarop door verschillende uitgevers opgebeld, die hij allen doorverwees naar Werner Cahn. Fred Batten, literator en destijds als redacteur in dienst van Contact, was een van de bellers. Hij had het knipsel van zijn collega Kees Lekkerkerker in handen gekregen.Ga naar eind18 Werner Cahn kende Batten al.Ga naar eind19 Het was in de herinnering van Cahn het enthousiasme van Fred Batten dat de doorslag gaf: Contact zou de uitgever van het dagboek moeten worden. Er werd een contract opgesteld, gedateerd 1 augustus en Otto Frank kreeg een voorschot van 440 gulden. In de tussentijd had Otto Frank ongetwijfeld bij vrienden en kennissen geïnformeerd wat hij voor afspraken moest maken over de uitgave. Hij zat immers niet in het boekenvak, maar als zakenman van een onderneming in jamgeleermiddelen, Opekta, was hij alert als het om financiële afspraken ging. Zo staat in zijn agenda dat hij op 5 juni 1946 een afspraak had met Romein en Baschwitz. Baschwitz is Kurt Baschwitz, pershistoricus en publicist. Een dochter van Baschwitz herinnerde zich dit gesprek in 1981 nog wel. Toen Otto Frank haar na de oorlog op straat was tegengekomen was hij haar huilend om de hals gevallen, vertelde ze. Blij dat zij leefde maar des te verdrietiger om het lot van zijn eigen dochters, die van dezelfde generatie waren. De familie Baschwitz en Frank kenden elkaar van voor de oorlog. Otto Frank had de familie Baschwitz in februari 1946 het dagboek van Anne laten lezen. Hij was toen al van plan om het te laten uitgeven, zo blijkt uit een brief van 16 november 1945.Ga naar eind20 Baschwitzs dochter vond dat hij het niet moest publiceren. Er stonden te veel nare dingen in over Annes moeder, en de - zoals zij dat omschreef - ‘Oedipus-achtige’ verlangens van Anne naar haar | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||
vader, als ook de ‘erotische’ passages waarin Anne schrijft dat zij haar borsten streelt, konden in haar ogen écht niet, toen.Ga naar eind21 Dit is een interessante opmerking, omdat later nogal wat te doen is geweest over het schrappen van deze passages, waarvan niet meer na te gaan valt wie er geschrapt heeft: Otto Frank of de uitgeverij. Het kan zijn dat Otto Frank door de opmerkingen van dochter Baschwitz voorzichtig is geworden. Het kan ook zijn dat Contact ingreep - de echtgenote van De Neve, mevrouw Kieft die ook meelas, zou streng katholiek geweest zijn. Vader Baschwitz had weer andere bezwaren. ‘Otto Franks zakelijke aanpak met betrekking tot het leed van zijn dochter stuitte mijn vader tegen de borst’, herinnerde de dochter zich in 1981. Zij gebruikte daarbij zelfs het woord ‘prostitueren’, maar nam dat later terug. Ook andere mensen uit Franks omgeving waren niet gelukkig met zijn plannen, rabbijn Soetendorp senior bijvoorbeeld. Rabbijn Hammelburg was er zelfs van overtuigd dat het dagboek fake was, door een handige jongen van de uitgeverij in elkaar gezet, vertelde hij aan het niod in 1981. ‘Ik denk het ook nu nog’, zei hij. Maar Kurt Baschwitz twijfelde niet. Hij vond wél dat het in druk moest verschijnen en heeft naderhand waarschijnlijk adviezen gegeven over een goed auteurscontract. Otto Frank ging niet akkoord met het contract dat Contact had toegestuurd. ‘Nicht gezeichnet’ zette hij er op en borg het in zijn archief. Otto Frank was er kien op dat de nevenrechten, c.q. de film- en vertaalrechten bij hem bleven, en ook wilde hij vastgelegdOverzicht van de verkochte boeken in 1947 van uitgeverij Contact, ten behoeve van het jaaroverzicht van de accountant. Archief Contact (ongeordend). Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA) Bijzondere Collecties (kvb)
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||
hebben dat Contact als het boek was uitverkocht, binnen zes maanden moest toezeggen een herdruk op te leggen, waar de uitgeverij een periode van drie jaar in gedachten had. Otto Frank wilde dus dat het boek in de handel bleef. Ook wilde hij liever niet dat het in de Proloogreeks kwam, want die was gebonden aan een omvang van 240 bladzijden en kende geen illustraties. Dat punt kon gemakkelijk uit de weg geruimd worden, want de foto's en de plattegrond werden alsnog in de uitgave opgenomen, en de dikte kon eenvoudigweg worden aangepast. De eerste druk verscheen dus in die reeks van het tijdschrift voor jonge mensen, het tijdschrift dat al niet meer bestond. Otto Frank had niet stilgezeten, hij - of Werner Cahn - had een voorpublicatie geregeld in het tijdschrift De Nieuwe Stem. In de redactie van dit tijdschrift zat Jan Romein. Het tijdschrift De Wereldspiegel had in oktober 1947 eveneens enkele fragmenten gepubliceerd. Ook werden fragmenten uit het dagboek voorgelezen voor de vara-radio, in september 1947, op vier dagen vier verschillende fragmenten. Dit was mogelijk geregeld door Otto's vriend Ab Cauvern, wiens vrouw Isa had geholpen bij het uittypen van de dagboeken. Hij was namelijk dramaturg bij de vara, en in het bijzonder belast met de hoorspelafdeling. Otto Frank heeft na verschijning Het Achterhuis kwistig rondgestuurd, niet alleen aan familie en kennissen, maar ook aan leden van het Koninlijk Huis en aan ministers.
Voor Otto Frank moet het dagboek een levensvervulling zijn geweest, zowel letterlijk als figuurlijk. Er kwamen dagelijks lezersbrieven binnen, zo blijkt uit Franks privéarchief. Vaak ging het om een reactie op Annes dagboek, maar ook waren er verzoeken om fragmenten in een bloemlezing op te nemen, of anderszins gebruik te maken van Het Achterhuis. Ook meldden zich vertalers in spe en literair agenten die het werk wilden vertalen. Otto Frank beantwoordde ze allemaal en meestal gaf hij toestemming tot hergebruik, omdat zijn doel was: Annes dagboek zo veel mogelijk in de wereld bekend te maken, zodat een verschrikking als de Holocaust nooit meer zou kunnen gebeuren. De vertalingen kwamen snel tot stand: de Duitse en de Franse in 1950, gevolgd door de Engelstalige in 1951. In totaal werd het boek in meer dan 65 talen vertaald. Het dagboek verkocht in Nederland in het eerste jaar heel goed: ruim 22.000 exemplaren. Daarna zakte het wat terug tot gemiddeld zo'n vijfhonderd exemplaren per jaar, wat overigens voor Nederlandse begrippen nog heel behoorlijk is. Maar het was niet wat Otto Frank voor ogen stond. Na de zesde druk uit 1950 duurde het lang voor de zevende druk werd opgelegd: te lang. Op 13 augustus 1952 schreef Otto Frank daarom aan de uitgeverij: ‘Het is wel de moeite waard om bij de boekhandelaren het idee van oorlogsboek weg te nemen en daarvoor of in de vakbladen te adverteren of een rondschrijven te sturen met een folder.’Ga naar eind22 Zijn idee was om meer de pedagogische en psychologische kant te benadrukken. Frank stelde een reclamecampagne voor.Ga naar eind23 Er moesten affiches komen en een nieuw stofomslag met daarop verwijzingen naar het succes in het buitenland. De verkoop van het dagboek kreeg inderdaad een forse impuls. In 1957 zat de uitgeverij al op 200.000 exemplaren. Steeds als de aandacht van Contact even verslapte, trad Otto Frank naar voren om het boek opnieuw te promoten. De uitgeverij volgde hem slaafs. Het ging Frank niet om het geldelijk gewin, maar hij was nu eenmaal zakenman. Hij schuwde de marketing niet, zoals hij die ook voor zijn bedrijf Opekta nooit uit de weg gegaan was.Ga naar eind24 Zijn zakelijke talenten heeft hij van de jamgelei naar het dagboek kunnen overhevelen. De toneelbewerking van het dagboek, die in 1955 furore maakte, vooral in de Verenigde Staten, heeft de bekendheid van Annes dagboek nog verder vergroot. Een artikel van Loe de Jong in de Amerikaanse versie van Reader's Digest in 1957 deed de rest: dit blad werd destijds | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||
door zo'n 50 miljoen mensen in de Verenigde Staten zijn gelezen. Voor Otto Frank zelf was de bekendheid van het dagboek in Duitsland het belangrijkst, hij voelde dat het daar nodig was om opkomend neofascisme de kop in te drukken. Omdat de verkoop ook in Nederland bleef toenemen, was Het Achterhuis voor Contact een grote, zekere bron van inkomsten. Een steady seller zogezegd. Maar de uitgeverij is nooit vergeten wat de afschuwelijke herkomst van dit boek was geweest. Toen de langstlevende firmant van uitgeverij Contact, Chris Blom, 70 jaar werd, had hij een wens. Hij wilde geen cadeaus - hij wilde geld inzamelen voor een standbeeld voor Anne Frank, dat door de beroemde beeldhouwer Mari Andriessen gemaakt zou moeten worden. Zo gebeurde, en toen het geld binnen was, en het beeldje klaar, werd de onthulling bij de Westertoren in Amsterdam georganiseerd. Burgemeester Samkalden heeft het onthuld, maar bijna werd daar een stokje voor gestoken door Heere Heeresma, Contact-auteur, en toen vooral bekend om zijn boek Een dagje naar het strand dat onder anderen door Theo van Gogh verfilmd is. De eigengereide Heeresma had lucht gekregen van het plan Mari Andriessen in te schakelen, hetgeen hij belachelijk vond: zo'n oude gevestigde kunstenaar, waarom niet een jonge beeldhouwer? Hij kondigde aan de onthulling van het beeldje te zullen verstoren met enkele kunstbroeders.Ga naar eind25 Om die reden durfde Chris Blom niet prinses Beatrix uit te nodigen voor deze gebeurtenis. Wie hij wel uitnodigde, en ook een ereplaats toebedeelde, waren Miep Gies en Werner Cahn, de tussenpersonen, die de bewaring en de uitgave van het dagboek mogelijk hebben gemaakt. Maar de echte ‘uitgever’ stond daar ook die dag, op een steenworp afstand van het Achterhuis. Dat was Otto Frank. |
|