De Boekenwereld. Jaargang 23
(2006-2007)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
BerichtenDe verwerving van het Gruuthuse-handschrift
| |
[pagina 242]
| |
heel wat bladzijden die door de eerste uitgevers met desastreuze gevolgen waren behandeld met chemicaliën, waarvan de bladen door een anonieme binder zo sterk waren besneden dat er op tal van plaatsen sprake was van verlies van waardevolle gedeelten van de muzieknotatie - daarover viel in de meestal toch zo kritische pers geen onvertogen woord. Het leek wel alsof de canonieke status van het Egidiuslied alle kritiek bij voorbaat tot zwijgen had gebracht. Alleen in Vlaanderen, dat een belangrijk cultureel erfstuk armer was geworden, ontspon zich een publiek debat. Vragen over de aankoopprocedure en over het beleid ter bescherming van Vlaams cultureel erfgoed in het algemeen werden niet alleen in de media gesteld, maar zelfs in het Vlaams parlement. De sentimenten in beide landen werden aardig verwoord in een aantal krantenkoppen met variaties op de beginregel van het Egidiuslied. Nederlanders lazen: ‘Egidius, daar bent u weer’ (NRC) en ‘Egidius, daer bestu bleven’ (AD), Vlamingen: ‘Gruuthuse, waer bestu bleven?’ (De Standaard). Gaven de koppen al een aanwijzing over het beperkte referentiekader van de journalisten, de artikelen zelf lieten nog eens overduidelijk zien dat niemand (Clara Strijbosch in de Volkskrant uitgezonderd) ook maar één andere tekst kende dan het Egidiuslied, Aloeette, voghel clein of het Kerelslied, alle veelvuldig gebloemleesd. Natuurlijk was dit voornamelijk te wijten aan het gebrek aan een moderne integrale editie van de tekstverzameling. Maar ook het feit dat het persbericht twee weken te vroeg kwam, was daaraan debet. Immers, pas op 1 maart, de vooraf geplande datum voor de bekendmaking, publiceerden de kb en het Huygens Instituut (knaw) een webeditie waarin digitale foto's van alle bladzijden uit het handschrift met transcripties, toelichtende teksten, aanklikbare lieduitvoeringen, een bibliografie en een discografie te vinden zijn (www.kb.nl/gruuthuse). Op deze website wordt de inhoud voor een groter publiek ontsloten. Daarmee wordt vooruitgelopen op de kritische/diplomatische dubbeleditie die naar verwachting vanaf 2008 zal verschijnen in de reeks Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden. Deze editie, die wordt verzorgd door Herman Brinkman en Ike de Loos van het Huygens Instituut, zal bestaan uit een driedelige boekuitgave voor de kritische tekst en een internetpublicatie voor de diplomatische tekstweergave. De belangstellende lezer moet het, noodgedwongen, dus nog even doen met teksten zonder interpunctie en tekstkritische ingrepen, woordverklaring en inhoudelijk commentaar. Ook van de in het vooruitzicht gestelde nieuwe muziektranscripties van de zo uitermate lastig te interpreteren streepjesnotatie worden slechts enkele voorproefjes gegeven. Duidelijk is al wel dat die sterk zullen verschillen van de transcripties die C.W.H. Lindenburg publiceerde in Heeroma's editie van het liedboek. Vroeger is door musicologen wel eens neerbuigend gesproken over het niveau van de Gruuthuse-melodieën. De eerste resultaten van de nieuwe transcriptiemethode laten echter een muzikaal idioom van grote verscheidenheid zien en compositorische structuren die een grote muzikaliteit en vakbekwaamheid verraden. Maar ook tal van teksten, zoals de lang onderschatte berijmde gebeden en de ingenieus gestructureerde allegorische gedichten, getuigen van een virtuoos dichterschap. Daarmee wordt duidelijk dat de delen van het handschrift die alleen tekst bevatten ten onrechte in de schaduw van het liedboek hebben gestaan. Ten slotte bezit het handschrift ook nog een speciaal belang. Voor zover we nu kunnen zien, is het ontstaan in de nabije omgeving van de dichters zelf Dat we hier te maken hebben met een auteurshandschrift is wellicht te veel gezegd. Maar er zijn voldoende aanwijzingen die de veronderstelling schragen dat het handschrift is ontstaan in hetzelfde sociale milieu als dat waartoe de dichters behoorden en wel in de periode dat het literaire productieproces nog niet was beëindigd. En dat is, althans voor een handschrift met Middelnederlandse literatuur, een zo zeldzame omstandigheid, dat daarmee niet alleen de tekstverzameling, maar ook de codex zelf de status van cultureel icoon ten volle waardig is.
Herman Brinkman | |
[pagina 243]
| |
Fol. 2r van het Gruuthuse-handschrift. Koninklijk Bibliotheek, Den Haag, 79 K 10
| |
Albert Struik (1926-2006)Op 5 juli 2006 overleed in Weesp Albert S.A. Struik, die in 1996/'97 uitvoerig in De Boekenwereld werd geportretteerd. Deze aflevering, die een uitvoerige lijst met monogrammen van boekbandontwerpers uit de negentiende en de twintigste eeuw bevatte, is inmiddels een collectors item geworden. Tijdens de begrafenisplechtigheid in de Willem de Zwijgerkerk in Amsterdam hield zijn collega-verzamelaar Rob Aardse een korte toespraak die hieronder vrijwel integraal wordt afgedrukt. ‘Nog maar net zelf met verzamelen begonnen, werd in 1989 in de nrc melding gemaakt van de tentoonstelling De jas van het woord, over gedecoreerde boekbanden uit de collectie Struik, ter gelegenheid van de opening van het nieuwe A.S.A. Struik 1996/'97
bedrijfspand van Samsom in Alphen a/d Rijn. Wat een schoonheden werden daar getoond, uit binnen- en buitenland, overrompelend, en ineens wist ik het: dat wil ik ook, maar hoe doe je dat? Van de receptie kreeg ik je telefoonnummer. Thuisgekomen heb ik je onmiddellijk gebeld. Nadat ik je omstandig had gecomplimenteerd met je prachtige collectie, verzocht ik je of ik eens langs mocht komen. Dat was geen enkel bezwaar. En dan zie je tot je verwondering bijkans een heel huis met boeken, boeken en nog eens boeken. Drie aparte kamers, een zolder met doubletten en in de ombouw rond de echtelijke sponde, de complete Insel-Bücherei met de prachtige sierpapieren omslagen. Dit had voor mij een ernstige waarschuwing moeten zijn. Na het eerste bezoek volgden vele jaren van tweemaandelijkse sessies, totdat je ziektebeeld verder communiceren jammerlijk blokkeerde. | |
[pagina 244]
| |
Mijn eerste indruk van je was die van een vormelijke, afstandelijke maar gracieuze man. [...] We spraken over onze aanwinsten (‘Waar heb je dat nou weer vandaan?’), bestudeerden gedecoreerde sneden met Wiener Werkstätte-motieven, een antirevolutionair gedenkboek over Abraham Kuyper met wufte blinddrukdecoratie in artnouveaustijl, bijzondere materialen zoals hout, suèdine, blik, imitatiereptiel, jute en mica (wat altijd krom trok). Ook de prachtige stempelbanden uit het eind van de negentiende eeuw kwamen ter sprake op onvergankelijk lompenpapier gedrukt, met afgeschuinde platten en neo-decoraties in vele kleuren plus goud en zilver, hetgeen volgens jou druktechnisch destijds heel lastig was. De expressieve zwart-wit schutbladen van de Van Nelle-ontwerper Jac. Jongert voor Tot het Eeuwig Zelf, een boek over godsdienstige opvoeding uit 1918. En laten we de stofomslagen niet vergeten! Woedend werd je als je vertelde over de onwetendheid van instituten, die de stofomslagen verwijderden (zoals ook particulieren), en die op jouw nederig verzoek om ze voortaan in een kartonnen doos voor je te bewaren, weigerachtig reageerden... Het stofomslag, ooit omstreeks 1866 als beschermend boterhampapiertje begonnen, maar in de tijd geëvolueerd tot wervende verkoopboodschap, veelal afwijkend van het bandontwerp, met op de binnenzijde soms zelfs een complete fondslijst, daarover kon je heel boeiend schrijven zoals in De Boekenwereld van 1996/'97 en in Quaerendo in 1998. Terwijl de regen tegen de ruiten kletterde, zochten wij gewapend met loep en vergrootglas in het felle licht van de bureaulamp naar listig verborgen monogrammen, verstopt tussen weelderige florale decoraties. Een specialiteit van je, waarover je ook in De Boekenwereld van 1996/'97 publiceerde. Samen met je leermeester Fons van der Linden publiceerden jullie in 1987 In linnen gebonden, solide zoals de titel belooft. Vervolgens kwam je met Machinaal & Mooi, een schitterend kleinood over de tentoonstelling van jouw internationale bandencollectie in Meermanno, gevolgd in 2000, door het zeer opvallend door Peter Verheul vormgegeven Nederlandse industriële boekbanden in de universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Op 4 oktober 1998 schreef je als opdracht in mijn exemplaar van De jas van het woord: ‘Voor Rob, mijn eerst collega-verzamelaar, in dank voor alle ontdekkingen die je met mij hebt willen delen.’ Albert, we zullen voortaan het zwarte, statige herenrijwiel met zijtassen van een groot landelijk ochtendblad, doorgaans gestald tegen het pand aan de Brahmsstraat 1, helaas moeten missen.’ | |
Zestiende Bert van Selm-lezingOp dinsdag 4 september 2007 vindt de zestiende Bert van Selm-lezing plaats met de voordracht die prof. dr. Werner Waterschoot zal houden onder de titel Naar eigen smaak. Individualisering van het gedrukte boek in de zestiende en zeventiende eeuw.
De oudste drukkers leverden hun producten af in de vorm van de in zwart gedrukte tekst. Kopers moesten voor de verdere afwerking een beroep doen op andere vaklieden, zoals de rubricator en illuminator. De drukker had de tekst daarvoor aangepast door onder meer de plaatsen van kapitalen en initialen wit te laten en die te markeren met het zogenoemde wachtlettertje of de representant. In de vroege zestiende eeuw veranderde deze handelwijze. Kapitalen en initialen werden typografische elementen, het uiterlijk van alle exemplaren van eenzelfde bladzijde werd uniform. Drukkers zochten evenwel naar manieren om toch tegemoet te komen aan de aanwezige bibliofiele wensen van hun publiek, deels door gebruik te blijven maken van oude mogelijkheden (kiezen voor perkament of papier, al dan niet inkleuren van illustraties), deels door moderne technieken (keuze van een bepaald lettertype, gebruik van houtsneden en gravures) toe te passen. Afhankelijk van de specifieke doelgroep kon illustratiemateriaal in meerdere of mindere mate aangewend worden. Auteurs konden hun presentexemplaren meer cachet verlenen door een luxueuze band. Sommige schrijvers, die met het boekbedrijf ver- | |
[pagina 245]
| |
trouwd waren, slaagden erin zelfs exemplaren te individualiseren door het inlassen van extra bladen en door ingrepen in het zetsel. Prof. dr. Werner Waterschoot is specialist op het gebied van de zestiende- en zeventiende-eeuwse Nederlandse letterkunde. Hij promoveerde op De Poeticsche werken van Jonker Jan van der Noot. Analytische bibliografie en tekstuitgave met inleiding en verklarende, aantekeningen (Gent 1975). Het werk van Lucas d'Heere en Karel van Mander, maar ook onderwerpen als het landjuweel, de analytische bibliografie, Europese emblematiek en zeventiende- en achttiende-eeuws toneel hebben zijn bijzondere belangstelling. Een selectie uit zijn studies verscheen in 2002 onder de titel Schouwende fantasye. Tot aan zijn emeritaat in 2006 was Waterschoot verbonden aan de Universiteit Gent. Thans is hij secretaris van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. De lezing vindt plaats in zaal 011 van het Lipsius-gebouw, het vroegere Centraal Faciliteitengebouw (gebouw 1175), van het Witte Singel/ Doelencomplex te Leiden en begint om 16.15 uur. Aansluitend wordt in het restaurant een drankje geschonken. De toegang is vrij. Voor nadere informatie: secretariaat van de Opleiding Nederlandse taal en cultuur, tel.: (071) 527 26 04. De zestiende Bert van Selm-lezing zal worden uitgegeven door de Stichting Neerlandistiek Leiden in samenwerking met De Ammoniet en verschijnt op 4 september 2007. U kunt in het bezit komen van een of meer exemplaren door €11,50 (of een veelvoud daarvan) over te maken op postbankrekening 3881447 van de Stichting Neerlandistiek Leiden, Postbus 9515, 2300 RA Leiden, o.v.v. ‘Zestiende Bert van Selm-lezing’. Voor abonnees en leden van de alumnivereniging Siegenbeek bedraagt de prijs €10,75. De bestelling is op 4 september na afloop van de lezing af te halen of zal na die datum worden toegezonden. | |
De binnen- en de buitenkant
| |
[pagina 246]
| |
Dit is Rome, omslag Contact Foto Pocket, uitgeverij Contact Amsterdam, 1955, ontwerp Jan van Keulen
Pocketboeken die al voor de Tweede Wereldoorlog in Nederland bekend waren, werden hier pas na 1945 op grote schaal verspreid. Het waren goedkope boeken die in een serie verschenen, meestal gedrukt op goedkoop papier en voorzien van een fris, kleurig omslag. Ongetwijfeld speelde de naoorlogse papierschaarste een belangrijke rol bij de groeiende populariteit van het pocketboek. Maar van even groot belang was dat het fenomeen ‘pocketboek’ allang bekend was bij de geallieerde Amerikaanse en Britse soldaten. En als vanzelfsprekend werd het ook in ons land heel veel verkocht. Bakker startte zijn Pocketreeks Ooievaars in 1954 bij wijze van proef met vier deeltjes: politieverhalen van commissaris VoordeWind en rechercheur Groen. De omslagen hiervoor werden gemaakt door Herman Berserik.Ga naar eind5 De proef slaagde en Bakker besloot het ook te proberen met pockets met een literair karakter. Het achtste deel Nieuwe griffels, schone leien (een bloemlezing uit poëzie der avant-garde, van Gorter tot Lucebert, van Gezelle tot Hugo Claus) werd een enorm succes. De eerste druk van oktober 1954 werd uitgegeven in een oplage van 10.000 en de oplage van de tweede druk, die in februari 1955 verscheen, bedroeg 7500. Het boek zou maar slechts acht keer herdrukt worden en de totale oplage bedroeg 77.500. Er zouden nog veel meer dichtbundels verschijnen; van de eerste honderd delen in de reeks bevatten er maar liefst twintig poëzie, veelal bloemlezingen uit het werk van één dichter. Bakker wilde een veelzijdige reeks maken voor ‘literatuurgevoeligen’, voor liefhebbers van muziek en beeldende kunst, van biografieën en geschiedenis. Daarom voegde hij er de documentaire pocket aan toe. Bert Bakker realiseerde zich dat dit nieuwe onderwerp in zijn Ooievaarsreeks andere eisen stelde aan de typografie en grafische vormgeving dan wat doorgaans gebruikelijk was. Tot dan toe was er sprake van een vrijwel identieke opmaak van alle pagina's. Altijd volgens hetzelfde stramien en in dezelfde letter en altijd werd er gebruikgemaakt van hetzelfde goedkope papier. Het omslag gaf het boek ‘gezicht’. Alleen al het fotomateriaal dat voor het boek gebruikt zou gaan worden, was zo divers dat de inbreng van een grafisch ontwerper onontkoombaar was. Dat Bakker contact zocht met grafisch ontwerper Jurriaan SchroferGa naar eind6 om deze klus te klaren lag voor de hand. Schrofer had in de eerste helft van de jaren vijftig enkele volkomen nieuwe ideeën en theorieën ontwikkeld over het maken van fotoboeken. Schrofer, die aanvankelijk filmregisseur had willen worden, transformeerde de uitgangspunten van het filmen naar het scenario voor een fotoboek, waarbij begrippen als montage, tempo, tijdsverloop, begin, climax, enzovoort het uitgangspunt vormden. ‘Beelden naast elkaar vertellen niet alleen ieder hun eigen verhaal, maar vormen tezamen een nieuw geheel... Beelden na elkaar - in een boek op de opeenvolgende bladzijden - doen dat... Articulatie in maatvoering: klein tegenover groot, in aantal: twee-, drie-, veelklanken, en in toon: contrasten tussen | |
[pagina 247]
| |
beelden zelf en tussen de beelden en het omringende wit, zullen aan de verbeelding van het verhaal bijdragen... Film is vormgeving van de tijd, een boek kent alleen de tijd die lezer/kijker er voor nemen wil. Dat is trouwens het fascinerende van boeken: ze zijn er, ze hebben geduld, ze vinden het goed opgepakt te worden maar protesteren niet wanneer ze neergelegd worden. Het boek is vrijheid, terwijl film je tijd kan verknoeien en bij het uitzitten je ook nog verveling kan bezorgen...’Ga naar eind7 Schrofer maakte een aantal klassiek geworden fotoboeken, zoals Vuur aan zee (1958) en De verbinding (1962), waarbij hij als een regisseur te werk ging en samenwerkte met bekende fotografen (zoals Violette Cornelius, Paul Huf, Ata Kando, Cas Oorthuys en Ed van der Elsken) en tekstschrijvers (Paul Rodenko, Bert Schierbeek en Jan Elburg). De samenwerking met uitgever Bert Bakker resulteerde in vijf opmerkelijke fotodocumentaire delen en twintig omslagen in de Ooievaarsreeks, waarvan de één geslaagder is dan de ander. Alle vijf fotoboekjes, dubbel zo dik als de gebruikelijke Ooievaar, werden volgens hetzelfde stramien gemaakt en zitten tjokvol met tekst en afbeeldingen. Geen opmerkelijke typografie, niet echt mooie boeken, maar daar is waarschijnlijk ook niet naar gestreefd. Wat opvalt, is dat de pagina's zo helder zijn opgemaakt dat er nergens ‘te veel’ op staat. Schrofer ontwerpt pagina's zo dat er een suggestieve wisselwerking tussen tekst en foto ontstaat. Opvallend zijn de aflopende foto's en de prachtige titelpagina's waarvoor dubbele pagina's zijn gebruikt. Een typografisch juweeltje is het omslag, zowel van de voor- als achterkant van De meidagen van '40. Door de diapositieve belettering heen is het brandende Rotterdam te zien. Overigens was dit deel in commercieel opzicht het meest succesvolle. Binnen een maand werd het boekje herdrukt en weer een maand later volgende een derde druk met een totale oplage van 75.000 stuks. Ook het laatste deeltje van de vijf fotopockets, De Spaanse burgeroorlog door Rudolf de Jong (SalamanderOmslag van De Meidagen van '40 (Ooievaarspocket 52/53), 1960
150/151), heeft een sterk omslag. Het zijn echte toppers en beide dubbele Ooievaarspocket kunnen toegevoegd worden aan de lijst klassieke Nederlandse fotoboeken. De overige drie hebben een niet erg overtuigend omslag. Vooral het omslag van Leve de Willemien is minder gelukkig. Opvallend is dat alle vijf de omslagen onderling zo verschillend zijn. Van het strenge typografische regiem van de binnenkant is op de buitenkant geen spoor te herkennen. Alle vijf deeltjes, De meidagen van '40 (Ooievaar 52/53, 1960), Leve de Willemien (Ooievaar 85/86, 1958), Montmartre (Ooievaar 124/125, 1960), Vrouwen vooruit! (Ooievaar 139/140, 1962) en De Spaanse burgeroorlog (Ooievaar 150/151, 1963) haalden de jaarlijkse lijst van de best verzorgde boeken. Waarbij vooral de zorgvuldigheid en de gelijkwaardigheid van de plaatsing van foto en tekst werd benadrukt. Jurriaan Schrofer oogst voordurend veel waardering voor zijn paginaopmaak. Hij maakt er geen abstracte vlakverdelingen van in zwart en wit maar combineert woord en beeld zo, dat er een harmonie tussen de twee ontstaat. | |
[pagina 248]
| |
Titelpagina van De Meidagen van '40 (Ooievaarspocket 52/53), 1960
In de serie omslagen die Schrofer voor de Ooievaarspockets maakte, kun je aflezen hoe hij zich zou gaan ontwikkelen, waar zijn voorkeuren liggen en wat hem wezenlijk interesseert. Die reeks omslagen is avontuurlijk veelzijdig. Soms zijn ze puur typografisch opgelost, soms fotografisch en vaak vol humor. Er zijn ook ontwerpen waarin hij zich volkomen schikt naar de inhoud van de pocket. Soms heel klassiek en dan weer heel weerbarstig. Er zijn er ook bij die hij waarschijnlijk snel, ogenschijnlijk nonchalant maakte, gewoon om geld te verdienen. Als je de serie overziet dan is er een aantal bij waarvan hij het ontwerpidee steeds weer oppakt en het verder ontwikkelt. Het lijkt alsof hij in deze serie omslagen een typografische opvatting ontwikkelt waarop hij de rest van zijn carrière als ‘omslagontwerper’ voortgaat. Met name de omslagen waarbij hij tekst fotografisch bewerkt, zoals Morgen dans ik beter van Conraad van de Weetering en Oorlog en liefde, verhalen van Mischa de Vreede, leveren een schitterend omslag op.
Na 1964 maakte Schrofer nooit meer wat voor de Haagse uitgever. Schrofer zou zich ontwikkelen tot een invloedrijk en gezaghebbend grafisch ontwerper, in het bijzonder op het terrein van het letterontwerpen. Ook ontwikkelde hij zich tot een belangrijk theoreticus, die helder kon analyseren en formuleren, en hierover veel publiceerde. Hij werd geroemd om zijn contactuele en organisatorische vermogens en bekleedde een aantal belangrijke functies als bestuurder, maar ook als docent op het terrein van het grafisch ontwerpen, aan de kunstacademies in Amsterdam en Rotterdam. In 1979 werd hij benoemd tot directeur van de Academie voor Beeldende Kunst in Arnhem. Vijf jaar later, in 1984, dwong ziekte hem afscheid te nemen van de academie. Op 1 juli 1990 overleed hij.
In de 2D3D galerie van het gelijknamige ontwerpbureau, gevestigd aan de Mauritskade 1, Den Haag was vanaf 14 december 2006 tot 28 februari 2007 de tentoonstelling ‘Haagse Omslagen, Jurriaan Schrofer en de Ooievaarspockets 1958-1962’ te zien. Een bijbehorende publicatie, 24 p., met ingevouwen het affiche van de tentoonstelling, waarin alle omslagen die Schrofer voor Bert Bakker maakte uitvoerig worden beschreven, verscheen bij uitgeverij De Buitenkant in Amsterdam. isbn 90 76 452474. €20. Te bestellen via www.uitgeverijdebuitenkant.nl/bestellijst.
Dingenus van de Vrie |
|