nialang gegaan in deze winkel, die door de feilloze smaak van de eigenares tot een aantrekkelijk geheel was omgetoverd: met prenten en andere oogstrelende objecten langs de wand, de dames zelf stevig paffend, gebogen over een kruiswoordraadsel.
In 1976 verbreedde de actieradius van Antiquariaat Brabant zich, toen Ans lid mocht worden van de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren. Dat resulteerde in levenslange vriendschap met collega's als Max Israël, Bob de Graaf, Simon Emmering en Frits Knuf. Hoogtepunt van het verenigingsleven was voor haar altijd het antiquarenbal tijdens de jaarlijkse boekenbeurs van de nvva, waarbij zij met Max Israël of met Richard Lobbes van De Siegte het dansfestijn opende. Daar leefde zij, die tot op hoge leeftijd een mooie vrouw bleef, echt naar toe, als gold het een debutantenbal voor jonge meisjes.
Zorgen waren er altijd wel, want zelfs tijdens de gouden jaren van het Nederlandse antiquariaat hield men in de Lange Putstraat geen schatten over. Al het binnenkomende geld werd, voor zover niet besteed aan vakanties in Engeland of andere genoeglijkheden, aanstonds weer in de boeken gestoken. Wat zwaarder woog dan de financiën waren de familiale zorgen, vooral rond de artistiek begaafde dochter Ank (1956-1995), Ans' oogappel, die enige tijd in Deventer een mooi antiquariaat dreef, totdat de schizofrenie haar de dood indreef. Maar onder alle omstandigheden bleef Ans, zelf menigmaal door lichamelijke ongemakken geteisterd, de levenskrachtige, wijze Mater familias, aan wie iedereen zich kon optrekken. En hoe gek het ook klinkt: een soortgelijke positie verwierf Ans van Pagée op den duur ook binnen het Nederlandse antiquariaatswereldje. Onbedoeld, maar onomstreden.
Want laat één ding duidelijk zijn: de meeste van haar collega's binnen en buiten de nvva waren veel rijker (Nico Israel, Max Elte), geleerder (Bob de Graaf, Hilde Rosenthal) of gewiekster (Frits Knuf, John Landwehr] dan ‘Anna van Brabant’. En onder elkaar gaf dat altijd enige rivaliteit of onderhuidse irritaties, want antiquaren zijn haast per definitie individualisten met grote ego's. In zo'n uitgesproken mannenwereld met een mêlee van eigenzinnige types, vormde Ans van Pagée een oase van harmonie en gezelligheid. Het leek alsof in haar persoon het hele Nederlandse antiquariaat zich van zijn zonnigste kant vertegenwoordigd wist. Dat kwam vooral tot uiting bij enkele, in grootse stijl gevierde verjaardagfeesten in kasteel Maurick onder Vught of elders. Dan was het voor iedere antiquaar een eer om daar aanwezig te mogen zijn en wee de izegrim of notoire wanbetaler die dan geen uitnodiging kreeg.
Ans van Pagée had humor, was goudeerlijk, gunde ieder het zijne en bezat een hoge graad van tolerantie. Ook was zij met haar beperkte mogelijkheden nooit te beroerd om vervelende karweitjes op te knappen bij het organiseren van een nvva-boekenbeurs in Maastricht en Amsterdam, een rol die haar oudste zoon en opvolger Pim van Pagée in dezelfde lijn zou voortzetten. Ook maakten randstedelijke collega's graag gebruik van haar aanwezigheid op boekveilingen in Duitsland om namens hen te bieden: een risicovolle taak die zij altijd zonder de gebruikelijke courtage op zich nam.
Tegenover al deze goede kwaliteiten stond dan weer een zekere slordigheid, waardoor zij soms een gekocht boek op de terugreis ergens in een motel op het toilet liet liggen of, erger, op het dak van de wegrijdende auto. Schaduwkant van haar openhuismentaliteit was ook dat Antiquariaat Brabant de plaats werd waar boekendieven hun slag konden slaan. Soms gebeurde het dat een collega, aan wie een boek te koop werd aangeboden, haar heel alert