De Boekenwereld. Jaargang 23
(2006-2007)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
‘Gy kunt hier, na uw zinlykheden, Uw leege uurtjes in besteeden’
| |
Twee bijzondere exemplaren van achttiende-eeuwse liedboekjesHet inkleuren van prenten was in vroeger tijden niet voorbehouden aan kinderen. Ook volwassenen kleurden dat het een lieve lust was. Een aantal mensen had er zelfs zijn beroep van gemaakt. Afzetters of verlichters kleurden kaarten, prenten en boeken.Ga naar eind1 Die boeken konden zowel literair als wetenschappelijk zijn, maar één ding hadden ze gemeen: het waren exemplaren waaraan de eigenaar een meerwaarde wilde geven.Ga naar eind2 Behalve de professionele verlichters waren er ook de liefhebbers. Voor deze groep, die tamelijk omvangrijk moet zijn geweest, verschenen vanaf de zestiende eeuw boekjes met kleurvoorschriften en technische adviezen. Gerard ter Brugghens Verlichtery kunst-boeck (Amsterdam, 1616) is hiervan het bekendst. In 1668 werd dit werk, door Willem Goeree (1635-1711) uitgebreid en aangepast, opnieuw uitgegeven.Ga naar eind3 De vele herdrukken en bewerkingen van deze handleidingen en de door amateurs gekleurde exemplaren van boeken en prenten zelf geven er blijk van dat het afzettenGa naar eind4 een geliefde tijdsbesteding was.Ga naar eind5 | |
[pagina 3]
| |
Uitgevers speelden op verschillende manieren in op de populariteit van het afzetten. Vooral alba amicorum, albums waarin vrienden en bekenden een getekende of geschreven bijdrage voor de bezitter van het boek leverden, werden uitgegeven met prenten die speciaal bedoeld waren om ingekleurd te worden. Ook wapen- en vlaggenboeken waren waarschijnlijk vaak bedoeld om in te kleuren.Ga naar eind6 Een zeldzaam voorbeeld van een uitgever die specifiek de markt van amateurinkleurders aansprak is de Weduwe van Hulkenroy. Zij beheerde een Haarlems uitgevershuis uit het begin van de achttiende eeuw dat als familiebedrijf nog tot het eind van de eeuw bleef bestaan. Als uitgever van het werk van de belangrijkste Haarlemse zangmeesters en liedschrijvers was de familie Van Hulkenroy een spil in het culturele leven van Haarlem.Ga naar eind7 In twee van de door de Weduwe van Hulkenroy uitgegeven liedboeken wordt specifiek gewezen op het kleuren van de illustraties als extra attractie. Bijzonder is dat van beide werken ook inderdaad gekleurde exemplaren zijn overgeleverd.Ga naar eind8 Het betreft Het vermaaklyk buitenleven, of De zingende en speelende boerenvreugd (Haarlem, 1716)Ga naar eind9 en De carneval van Roomen, of de vastenavonds vermaaklykheden (Haarlem, 1718).Ga naar eind10 De twee liedboeken hebben een vergelijkbare opzet. Beide bevatten 25 illustraties die kopieën zijn naar etsen van één enkele belangrijke zeventiende-eeuwse kunstenaar. Elke prent is in beide boeken vergezeld van een lied waarin de prent veelal op een anekdotische manier wordt uitgelegd. De liederen zijn berijmd op bestaande melodieën en een aantal regels van elk lied is voorzien van gedrukte muziek. Beide boeken zijn volgens De Klerk, gezien de ingewikkelde melodieën van de liederen, bedoeld voor een vrij select publiek met ‘een niet geringe vocale bedrevenheid’.Ga naar eind11 | |
Tekst en beeldIn alle twee de boeken zijn de illustraties zeer belangrijk. Het vermaaklyk buitenleven bevat illustraties naar Adriaen van Ostade (1610-85). De Carneval van Roomen bevat kopieën naar de complete serie etsen getiteld Balli di Sfessania (ca. 1622) van Jacques Callot (1592-1635).Ga naar eind12 In het eerste lofdicht, ‘Op de Carneval van Roomen’, ondertekend met P: v: D., worden de naam en de kunst van Callot expliciet genoemd.Ga naar eind13 De kunstenaar wordt getypeerd als ‘'t Koddig Knaapje welkers zwier/ Hier getoond word op papier’, en de dichter benadrukt dat het liedboek de geest van de kunstenaar vertoont.Ga naar eind14 De serie, die als onderwerp de Italiaanse Commedia dell'arte heeft, bestaat uit etsen van steeds twee figuren die tegenover elkaar staan met een stadsgezicht vol kleine figuurtjes in de achtergrond. De figuren, wier naam steeds onder aan de prent is vermeld, maken bokkensprongen, dansen, vechten met zwaarden en maken avances (afb. 1). De serie etsen vormde de basis voor de liederen en daarmee voor het gehele liedboek, zoals in het tweede lofdicht ‘Op de Carneval van Roomen’ van ene J.O. wordt vermeld: [...] Roomens Carneval, vermaard
By haar die de ed'le Prentkonst minnen,
Zy, nu door Dicht en Zang volmaakt,
Verlokt een iders geest en zinnen,
Door d'uitleg, die dit werk versnaakt,Ga naar eind15
De reden waarom juist deze serie prenten is gekozen, was volgens deze dichter de populariteit die ze genoot bij prentenliefhebbers. Het is onwaarschijnlijk dat het Nederlands liedboekpubliek uit de achttiende eeuw in groten getale bekend was met de originele prenten | |
[pagina 4]
| |
van Callot. Waarschijnlijk werd hier dus gedoeld op de kopieën naar de serie die in omloop waren.Ga naar eind16 Het bestaan van een eerdere staat van de prenten uit het boek, zonder getallen rechtsonder, maakt het waarschijnlijk dat ook deze serie al vermaard was, ‘By haar die de ed'le Prentkonst minnen’. De Weduwe van Hulkenroy zal de etsplaten verworven hebben en voegde wellicht de nummers toe om de volgorde van de prenten in het boek aan te geven.Ga naar eind17 De functie van de tekst wordt in het al aangehaalde gedicht tweeledig gekarakteriseerd: de gedichten en liederen vervolmaken de prenten zodat het liedboek ieders geest en zinnen aanspreekt. Daarnaast vormt de tekst een uitleg bij de prenten, die het werk versnaakt, ofwel grappig maakt.Ga naar eind18 Dat blijkt ook wel uit de tekst. In het lied bij afbeelding drie (afb. 1) bijvoorbeeld, wordt de afbeelding van de smekende Frastullo die op de knieën zit met zijn hoed in zijn handen, terwijl Signora Lucia hem resoluut een brief geeft als volgt uitgelegd. Frastullo heeft een liefdesbrief geschreven die Lucia niet bevalt. Hij smeekt haar: ‘O Jonkvrouw ik hebt je uit liefde geschreeven’Ga naar eind19 en zij antwoordt hem botweg: ‘en ik met dat briefje mijn aars afgewreeven.’Ga naar eind20 Van de prenten uit Het vermaaklyk buitenleven zijn geen andere afdrukken, laat staan staten bekend. Leonard Slatkes neemt aan dat de prenten daarom speciaal voor het boek zijn vervaardigd.Ga naar eind21 Ook in dit boek zijn de liederen als uitleg bij de prenten bedoeld. Slatkes heeft een poging gedaan om de iconografische interpretaties van een aantal van de originele prenten te baseren op de liederen.Ga naar eind22 Het anekdotische karakter van de liederen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde affaire tussen Frastullo en Lucia, maakt dat echter problematisch. In beide liedboeken lijken de liederen eerder aardige verhalende of anekdotische teksten bij de prenten, bedoeld om de lezer te vermaken, dan serieuze uitleggingen bij de prenten, bedoeld om de lezer te instrueren over de betekenis van de illustratie. | |
Aansporingen tot inkleurenHet derde lofdicht in De Carneval van Roomen (door A.v.H., Aäron van Hulkenroy?) gaat specifieker in op de manier waarop het boek gebruikt kon worden. De muziek, die zeer consequent bij de liederen is afgedrukt, kon worden gespeeld en de liederen konden natuurlijk worden gezongen.Ga naar eind23 De plaatjes waren er om het ‘keurig oog te streelen’Ga naar eind24, maar ze hadden nog een praktisch doel: De Plaatjes voor het zaft Penceeltje,
Om die zeer netjes kleur op kleur
Te geeven; ieder heeft zyn keur.
Gy kunt hier, na uw zinlykheden,
Uw leege uurtjes in besteeden.Ga naar eind25
Ofwel: de plaatjes konden als aangenaam tijdverdrijf ook ingekleurd worden. Ook het voorwerk van Het vermaaklyk Buitenleven spoort de jeugdige lezer aan zich te vermaken met behulp van het liedboek. In het klinkdicht lezen we bijvoorbeeld: ‘Vermaakt u, jonge Jeugd, nu met dit fraai accoord,/ En d'edele Etsery, die tot de Teek'ning hoort;/ Speelt, zingt en boet uw lust met deeze zoete toonen. [...] Maar wie zyn handen eens denkt aan 't penceel te slaan,/ Keurt deeze Plaatjes, tot versiering der Gedichten’.Ga naar eind26 Ook hier wordt misschien de mogelijkheid van het kleuren van de plaatjes genoemd: het woord ‘keuren’ betekent zoiets als beoordelen. Maar bij het keuren moest in dit geval het penseel te pas komen, | |
[pagina 5]
| |
waardoor de dichter lijkt te willen zeggen: ‘beoordeel de plaatjes en neem eventueel het penseel ter hand [om ze in te kleuren]’. Een duidelijker verwijzing naar het kleuren van de prenten vinden we in de titelprent van Het vermaaklyk Buitenleven (afbeelding 2 en 3) en het bijbehorende verklarende gedicht, ‘Op de Tytelprent’ door dezelfde A.v.H. De prent, van een onbekende ontwerper, laat dansende en muziekmakende boeren zien, ofwel ‘'t vermakelyk boeren leven’, zoals de vlag op het huis rechts in de achtergrond vermeldt.Ga naar eind27 Achter het raam in dit huis zien we een man in de weer met verven. Naast hem op tafel staan potjes verf; de pigmenten daarvoor worden door de assistent naast hem fijngewreven. Het titelgedicht beschrijft het tafereel als volgt: De Verfstof word terwyl gewreeven
Voor Driesje; die met zyn Penceel
De Plaatjes daar meê zal naar 't leven
Afzetten. Elk zyn keur en deel.Ga naar eind28
De tekst is enigszins dubbelzinnig; welke plaatjes moet Driesje gaan kleuren? De manier waarop Driesje en zijn assistent door het raam aan ons getoond worden, lijkt aan te geven dat ze aan de voorstelling toegevoegd zijn. Daarnaast past hun activiteit niet bij de overige feestelijkheden. Bovendien konden plaatjes kleurende boeren, in tegenstelling tot hun dansende en musicerende collega's, niet bogen op een lange picturale traditie.Ga naar eind29 Waarschijnlijk toont de prent in combinatie met het gedicht daarom in de vorm van een genretafereel een soort staalkaart van de activiteiten die het liedboek haar publiek kan bieden, en die ook in het voorwerk genoemd worden.Ga naar eind30 Het voorwerk in zijn geheel lijkt zo een aansporing te geven om het vermaak dat de boeren in de titelprent tonen na te bootsen. Dit is een opmerkelijke omkering van de iconografische traditie, die waarin dansende boeren vooral als iets negatiefs en niet navolgenswaardig afgebeeld werden.Ga naar eind31 | |
De inkleuringDat sommige lezers de aansporing ter harte hebben genomen, blijkt uit een exemplaar van beide boeken in de Koninklijke Bibliotheek, waarin alle plaatjes zorgvuldig ingekleurd zijn. In het exemplaar van Het vermaaklyk Buitenleven is zelfs de decoratieve houtsnede op pagina 19 gekleurd en de inkleurder heeft bovendien aanwijzingen zoals die in omloop waren vrijwel letterlijk nagevolgd. Om meer van de werkwijze van de verlichters van beide boekjes te weten te komen, is het daarom verhelderend om één illustratie uit elk van beide boeken te vergelijken met de aanwijzingen over het inkleuren in Goerees Verligterie-kunde. Deze bewerking uit 1668 van het boek van Gerard ter Brugghen was zeer populair, zoals blijkt uit de heruitgaven uit 1670, 1697 en 1705 en uit de overname van de tekst in Het nieuw toneel der Konsten (Amsterdam, 1679), een boek dat Goeree waarschijnlijk zelf uitgaf onder het pseudoniem Simon Witgeest. Van dit laatste boek verschenen zeker zestien herdrukken, waarvan de laatste in 1830 en van de Duitse editie verschenen ook nog eens vijftien drukken.Ga naar eind32 Een van de overdadigst gekleurde prenten is de titelprent van Het vermaaklyk Buitenleven (afbeelding 4). Op delen van het raam en het onderste gedeelte van de lucht na is de gehele prent ingekleurd. In sommige passages, zoals het felle rood van een aantal jasjes en broeken, is de prent geheel dekkend beschilderd, maar over het algemeen zijn transparantere | |
[pagina 6]
| |
Afbeelding 2 (links): Anoniem, titelprent van Het vermaaklyk buitenleven, of De zingende en speelende boerenvreugd.
Ets, 168 × 128 mm Afbeelding 3: Detail van afbeelding 2
kleuren gebruikt, zodat de lijnen van de ets nog net zichtbaar zijn. Voor al deze aspecten geeft Goeree precieze aanwijzingen. Allereerst drukt hij de lezer op het hart om goed te leren ‘verdiepen’, het aanbrengen van een transparante laag over de gekleurde ondergrond, waardoor schaduwen en modellering ontstaan.Ga naar eind33 Als we de gekleurde afbeelding vergelijken met de ongekleurde, dan is vooral in de geschilderde grond goed te zien hoe precies de afzetter de prent gevolgd heeft: overal waar een kleur verdiept is, zijn de arceringen donkerder. Ook hierover schrijft Goeree: Maar in de Verligterie, die-men doet omtrent Printen of gedrukte Kunst, daar moetmen letten hoedanig den Meester en Plaat-snij-der de trekken, hier hard, daar flaauw en zagt ge-maakt heeft, en soo ook aangaande de schaduwen door de Artseeringen aangewesen, op datmen daar de sterkheid van koleuren bequamelijk na schikken mag, en al is'et datmen in desen Artseeringen zagtelijk door de Verwen siet speelen, 't salder niet te slimmer om mogen geagt wesen.Ga naar eind34 Behalve algemene aanwijzingen volgt de inkleuring ook specifieke kleurvoorschriften. Fermiljoen en Bruyn-rood, de kleuren waarmee respectievelijk de daken en de muren van de huizen zijn geschilderd waren volgens Goeree bijvoorbeeld de beste tinten voor de ‘gemeenen Muur’.Ga naar eind35 Ook geeft Goeree vijf verschillende manieren ‘Hoemen alderhande Lugten na de getempertheid des Wêêrs aanleggen, handelen en koloreren zal’.Ga naar eind36 Drie van de vijf voorschriften bevatten de kleuren die we in ons voorbeeld tegenkomen: blauw met wit (‘Asch-blaauw, met wat Wit getemperd’)Ga naar eind37 voor de lucht, purper voor de schaduwen van de wolken en geel (Mastikot of eventueel saffraan) voor de lichteffecten, in ons voorbeeld de lichte randen aan | |
[pagina 7]
| |
Afbeelding 4: Gekleurd exemplaar van afbeelding 2
de boven- en onderkant van de wolken.Ga naar eind38 Dezelfde kleuren zijn gebruikt voor de lucht in de gravure op het tweede titelblad.Ga naar eind39 De zandgrond in de voorgrond van onze prent is weergegeven met gele oker, waarover schaduwen zijn aangebracht in bruine oker in de middentonen en met zwart op de donkerste plekken in de voorgrond en in de schaduwen. Goeree geeft de volgende instructies: Soo gy nu eenige Voor-gronden ofte Zand-gron-den aanleggen wild, doet dat dunnekens met Bruin Oker, na hun verscheiden aart, ligter of donkerder, en schaduwtze na behooren, met den selven Bruyn Oker, en sterke kantige Rotz-kluyten met Roet; alles na dat sy verr'ofte na-by het gezigt leggen, op dat de voornoemde houdinge daar in mogt gesien worden, [...]Ga naar eind40 Hoewel in dit citaat gele oker niet genoemd wordt, beschrijft Goeree gele oker in zijn verhandeling over pigmenten als een pigment dat alleen geschikt is ‘om eenige Sand-gronden, Zeilen van Schepen, of nieuwe Hout-werken aan te leggen, datmen met Bruyn Oker schaduwt, [...]’.Ga naar eind41 De gronden in de overige prenten zijn bijna allemaal op dezelfde manier geschilderd, alleen de bosgrond in de prent op pagina 5 is met groen verdiept. Het principe van ‘houding’, dat in dit citaat expliciet genoemd wordt, wordt door Goeree als volgt omschreven: | |
[pagina 8]
| |
Houding, of voor en agter-uytwijken, 't welk hierdoor 't onderscheid der sterke en flaauwe Verwen moet voortgebragt worden, met die vlak en proportioneel verminderende aan te leggen, sonder dat die eenige hardigheid of stijvigheid veroorsaken.Ga naar eind42 We zien dit principe ook in de lucht en vooral in de bomen terug. De kleuren zijn in de voorgrond sterker dekkend aangebracht en worden naar de horizon toe lichter en transparanter. De slechte kwaliteit van het materiaal (de donkergroene verf hecht bijvoorbeeld niet op de plekken waar etsinkt zit), de eenvoudige modellering en het schematische kleurgebruik lijken typisch voor een amateur. Het feit dat het kleurenschema van deze en de andere prenten exact Goerees aanwijzingen volgt, maken het aannemelijk dat deze hobbyist in het bezit was van het boek van Goeree of zijn voorganger Ter Brugghen. Daar waar de afzetter geen aanwijzingen kon volgen, maar zijn eigen kleurkeuze en wijze van modelleren moest bepalen, zoals voor de kleur van de kleren, verviel hij of zij direct in het gebruik van eenvoudig rood, groen en blauw en bleef de modellering zeer beperkt. Afbeelding 5: Anoniem naar Jacques Callot, Kapitein Esgangarato en Kapitein Cocodrillo. Ets, 72 × 91 mm
Als we de ingekleurde afbeeldingen in De Carneval van Roomen bekijken (bijvoorbeeld afbeelding 5), valt op dat de persoon die de prenten in dit boek heeft ingekleurd zich niet of in ieder geval veel minder aan de aanwijzingen van Goeree heeft gehouden. De grond is overal fel groen gekleurd, in tegenstelling tot de okers die Goeree aanbeveelt. Belangrijker is dat er nauwelijks rekening is gehouden met de houding, in de grond en in de lucht. Het sterkste verschil in kleurintensiteit tussen voor- en achtergrond is te vinden in de figuren. De figuren in de voorgrond zijn feller gekleurd dan de fletse figuurtjes in de achtergrond. Opvallend is dat bijna alle kleuren transparant zijn opgebracht en dat er totaal geen poging is gedaan om de modellering die in de prent is aangegeven door de arceringen te volgen in de intensiteit en dekkracht van de verf, zoals Goeree wel adviseerde. Interessant is de manier waarop de afzetter de patronen van de kleding van sommige figuren naar eigen inzicht heeft aangegeven. Deze patronen lopen echter in een aantal gevallen niet logisch mee met de vorm van de kleding. Ook dit lijkt het werk van een amateur. | |
[pagina 9]
| |
BesluitHet voorwerk van beide liedboeken maakt duidelijk dat de uitgever ervan zich voor een belangrijk deel richtte op hobbyisten die het leuk vonden om prenten in te kleuren. De prenten vormen in beide gevallen de basis voor de publicatie en in beide boeken wordt de lezer aangespoord de prenten te kleuren. Van beide werken blijken gekleurde exemplaren overgeleverd. Deze bevindingen werpen een licht op de praktijk van het inkleuren van prenten, op de functie van prenten in liedboeken uit de vroege achttiende eeuw en op de doelgroep die de Weduwe van Hulkenroy en Willem Goeree wilden bereiken. Net als de dichter Haaxma in het voorwerk van Het vermaaklyk Buitenleven,Ga naar eind43 richt Goeree zich in zijn voorwerk onder meer op de jeugd: Dewijl het ook Jonge DAMES geen onçieraad geeft, het Teykenen en Schil-deren verstandelijk, te oeffenen: en wel inson-derheid, sooze daar by vermaak nemen, de Water-Verwen fraay te behandelen. Welk een aangename uytspanning, en tijd-verlustiging, [...] voor alle welgeboore Jonkheid, boven alle andere bezigheden, die het verstand scherpen konnen, te beminnen is: [...].Ga naar eind44 Jong of oud, man of vrouw, uit de inkleuring van het exemplaar van Het vermaaklyk Buitenleven blijkt dat er ten minste één persoon was onder het publiek van Goeree en de Weduwe van Hulkenroy, die dit liedboek met behulp van de aanwijzingen uit het Verligterie boek verfraaid heeft. |
|