De Boekenwereld. Jaargang 22
(2005-2006)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 384]
| |
BerichtenTobias Frere-Jones wint Gerrit Noordzijprijs 2006Op 17 februari 2006 is de tweede Gerrit Noordzijprijs toegekend aan de Amerikaanse letterontwerper Tobias Frere-Jones. De prijs is een initiatief van de tweedefaseopleiding Type and Media van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (kabk) in samenwerking met Museum Meermanno te Den Haag en onder auspiciën van de dr. P.A. Tiele-stichting. De Type and Media-opleiding Letterontwerpen is samen met de opleiding aan Reading University (gb) de enige opleiding letterontwerpen ter wereld. De prijs is vernoemd naar Gerrit Noordzij, die meer dan dertig jaar het vak Letterontwerpen onderwees aan de kabk. Eens in de twee jaar wordt de prijs uitgereikt aan een ontwerper die wereldwijd een belangrijke rol heeft gespeeld op het gebied van letterontwerpen en typografie. De prijs bestaat uit een object gemaakt door de vorige prijswinnaar Erik Spiekermann en een tentoonstelling met publicatie over twee jaar. De jury bestond dit jaar uit: Jack Verduyn Lunel (voorzitter), directeur van de kabk, Erik Spiekermann, prijswinnaar 2003, Peter van Blokland, letterontwerper en docent aan de Type and Media-opleiding en de afdeling Grafisch Ontwerpen, Robin Kinross, uitgever te Londen en Leo Voogt, directeur van Museum Meermanno. Tobias Frere-Jones (New York 1970) kreeg zijn opleiding aan de Rhode Island School of Design. Al voor zijn afstuderen publiceerde FontShop International in Berlijn zijn eerste letter, Dolores. Sindsdien heeft Frere-Jones zich steeds meer gespecialiseerd in typografie en letterontwerpen. Tijdens zijn werk bij The Font Bureau in Boston van 1992 tot 1996 nam hij de belettering van de snelwegen in de Verenigde Staten als uitgangspunt voor een omvangrijke letterfamilie met de naam Interstate. Ook legde hij zich vanaf die tijd toe op het ontwerpen van lettertypes voor kranten. Dit resulteerde in de letterfamilies Poynter Oldstyle en Poynter Gothic die vandaag de dag door meer dan 350 kranten wereldwijd worden gebruikt. In 1997 begon de samenwerking met Jonathan Hoefler in diens bedrijf Hoefler Type Foundry dat nu Hoefler-FrereJones Type Foundry heet. Samen hebben zijn gewerkt voor The Wall Street Journal, Martha Stewart Living, Nike, Esquire en The New York Times Magazine. Tobias Frere-Jones doceert letterontwerpen aan de universiteit van Yale en publiceert regelmatig in diverse vooraanstaande tijdschriften. Tobias Frere-Jones (Foto: kabk)
| |
Brill-fellows voor Scaliger instituut bekendUitgeverij Koninklijke Brill nv te Leiden sponsort, met ingang van januari 2006, vooralsnog voor een periode van drie jaar, de aanstelling van een ‘Brill-fellow’ van het Scaliger Instituut. De Brill-fellow doet binnen de Bijzondere Collecties van de Leidse Universiteit wetenschappelijk onderzoek op een uitgeefgebied van uitgeverij Brill. Op 6 februari jongstleden is de beoordelingscommissie van de Brill-fellowship, bestaande uit prof. dr. Arjo Vanderjagt, prof. dr. Harm Beukers, prof. dr. Paul Hoftijzer en drs. Kasper van Ommen bijeengekomen om de aanvragen voor de Brill-fellowship 2006 te bespreken. Uit de | |
[pagina 385]
| |
aanvragen heeft de commissie twee kandidaten geselecteerd die beiden een onderzoeksvoorstel hebben gedaan dat zowel uitgeverij Brill als de Universiteitsbibliotheek Leiden recht doet. Heidi Verdonck zal een onderzoek verrichten getiteld The Jewish merchants in nineteenth and twentiethcentury Morocco (on the eve of the French Protecorate) in the light of documents found in the archive of a Jewish-Moroccan trading house, en dr. Pierluigi Lanfranchi uit Italië zal een onderzoek verrichten getiteld A critical edition of Pseudo-Eustathius' Commentary on Hexaemeron: the collation of the Leiden manuscripts. Zij zijn de eerste kandidaten die gebruikmaken van de sponsoring door Koninklijke Brill NV van het Scaliger Instituut. | |
Grafische cultuurprijs voor [z]oo productiesTijdens Accolade 2006 op 11 mei in de Beurs van Berlage te Amsterdam is de Grafische Cultuurprijs 2006 uitgereikt aan [z]oo producties in Eindhoven. De Grafische Cultuurprijs, bestaande uit een speciaal ontworpen oorkonde, is een prijs voor een persoon, bedrijf of instelling die zich verdienstelijk heeft gemaakt voor de grafische cultuur in Nederland en wordt toegekend door de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (bno), de Grafische Cultuurstichting en papiergroothandel Proost en Brandt. [z]oo producties, in 1991 opgericht door Robert van Rixtel en Eric van Casteren, krijgt de prijs voor haar bijdrage aan het grafisch ontwerpen in Nederland. [z]oo producties is bij een breder publiek bekend door de jaarlijkse uitgave van de [z]oo agenda. Redenen om [z]oo producties te onderscheiden zijn de uitgave van monografieën over vormgeving en grafisch ontwerpers, de organisatie van symposia over het ontwerpvak en de manier van werken. [z]oo producties is een stichting (derhalve zonder winstoogmerk) en weet met veel inzet, kennis, interesse en minimale middelen andere partijen te enthousiasmeren om in samenwerking waardevolle en - voor de kennis van en discussie over het grafisch ontwerpen - succesvolle projecten te realiseren. Aldus verschenen boeken over pictogrammen enV.l.n.r. Jan-Dirk Knol (directeur papiergroothandel Proost en Brandt) en Robert van Rixtel en Eric van Casteren van [z]oo producties (Foto: nfp)
iconen, papier, letters, webontwerp, theatervormgeving, en - in de serie Roots - cahiers over Paul Mertz, Walter Nikkels en Jan van Toorn, en werd een groot aantal interessante symposia en andere bijeenkomsten georganiseerd. Op het programma voor 2006 staan cahiers over Henk Gianotten en de ontwerpers Harrie Sierman en Benno Wissing, een uitgave en bijeenkomst ‘Oral History’ (verhalen van oudere ontwerpers; in samenwerking met de Premsela Stichting en bno) en een boek en tentoonstelling over Louis Kalff (mede-oprichter van Philips Design, aive, kio en Evoluon]. De ‘speciale’ oorkonde van de Cultuurprijs 2006 werd ontworpen door Ron van Roon en uitgevoerd door de vakbladen Items, Vormberichten, Print Buyer, Compres en de Nieuwsbrief van de Cultuurstichting.
Kunst in de Philipsreclame (1891-1941) ontworpen door [z]oo producties
| |
[pagina 386]
| |
Tintelende meesterprenten uit het achttiende-eeuwse Italië‘Hoe vreugdevol was het niet om later [bij kunsthandel Prouté] in Parijs de hand te kunnen leggen op de complete reeks 2e staat Carceri en de schok der herkenning kort daarop, bij een van de vele bezoeken aan Colnaghi's in Londen, de uiterst zeldzame eerste staat te vinden! Zonder veel hoop op een positieve reactie vroeg ik James Byam ShawGa naar eind1 ernaar: in plaats van een antwoord trok hij een la open en toverde de zestien bladen in hun lichte verschijningsvorm te voorschijn.’Ga naar eind2 Het zijn twee van de vele opzienbarende aankopen die Johan Conrad Ebbinge Wubben (geb. 1915 te Rotterdam) in 1952 aan de collectie van het Rotterdamse museum kon toevoegen. Ebbinge Wubben was in 1950 benoemd tot directeur van die instelling waaraan hij sinds 1941 als conservator voor Bibliotheek en Prentenkabinet was verbonden. De aankopen werden gefinancierd uit het Fonds van de Stichting Lucas van LeydenGa naar eind3 en sloten naadloos aan bij het prachtige overzicht van de achttiende-eeuwse Italiaanse etskunst dat dankzij het legaat van ruim 26.000 prenten uit het bezit van dr. J.C.J. Bierens de Haan in de collectie aanwezig was. Deze aankopen vormden een eerbetoon aan de grote verzamelaar, die een enorme bewonderaar van het werk van Piranesi was. Zo hing er thuis bij hem aan de wand steeds één van de bladen uit die serie gewijd aan de ‘Tempels te Paestumen’Ga naar eind4 en ‘van Piranesi's meest grandioze schepping, de imposante reeks der Vedute di Roma ontving het museum Boymans bij een van de vele giften van Dr. Bierens de Haan reeds in 1936 zeven en negentig etsen, alle in vroege staten, ten geschenke, afkomstig uit de collectie Six van Vromade (geveild in Amsterdam juni 1936)’.Ga naar eind5 In de al eerder geciteerde brief schrijft Ebbinge Wubben: ‘Piranesi was een van de kunstenaars voor wie Dr. Bierens de Haan een bijzondere liefde had - de verzamelaar en erudiete nobele mens aan wie ik als jonge onervaren conservator van het Rotterdamse Prentenkabinet zoveel te danken heb, en die mij in zekere zin “gevormd” G.B. Piranesi (1720-1778), Carceri d'invenzione nr. 16, 1749-'50, eerste staat (detail)
heeft’ en verderop ‘De donkere klank van Piranesi's etsen, zo sterk ondergaan in de oorlogsjaren door de Vedute in de verzameling van Dr. Bierens de Haan, is in mijn leven blijven doorklinken. [...] Als contrast zou tegenover Piranesi's “donkere” vaak beklemmende oeuvre de lichte en stralende etskunst van Tiepolo kunnen worden getoond, een kunstenaar evenzeer door dr. Bierens de Haan bewonderd en verzameld en van wie ik wanneer dit mogelijk was uit het door de verzamelaar nagelaten fonds, steeds ter completering “scherzi” en “fantasie” heb aangekocht.’ Het zijn maar een paar citaten uit een lange brief die de voormalige museumdirecteur schrijft aan de huidige directeur op diens ‘voorstel een tentoonstelling in te richten in het prentenkabinet van prenten en tekeningen uit de rijke verzamelingen van het museum’. In een later stadium wordt aan dit voorstel ook de grafiek van Antonio Canal, beter bekend als | |
[pagina 387]
| |
G.B. Piranesi (1720-1778), Carceri d'invenzione nr. 16, 1761, tweede staat (detail)
Canaletto, toegevoegd. Dat de voorkeur van Ebbinge Wubben uitgaat naar grafisch werk is niet zo verwonderlijk. Hij heeft altijd duidelijk laten weten dat daar zijn hart ligt. De tentoonstelling start met de fantasiearchitectuurprenten van Giovanni Battista Piranesi. De eerste staten, veertien prenten, werden omstreeks 1750 gemaakt onder invloed van het etswerk van Giambattista Tiepolo. Het zijn open lijnetsen, neergezet in snelle strepen. De eerste uitgave van de reeks krijgt weinig aandacht. Ruim tien jaar later bewerkte Piranesi dezelfde etsplaten, die allemaal het ongewoon grote formaat hebben van ca. 60 × 40 cm. De reeds geëtste platen werden opnieuw voorzien van een waslaag, waarop Piranesi het karakter van de oorspronkelijke voorstelling totaal veranderde. Het worden overweldigende lugubere architecturale ruimtes waarin de bouwmassa de aanwezige eenzame mens verdrukt en zelfs ketent. Het is een dramatische metamorfose, surrealistisch van aard. Bovendien voegde hij twee nieuwe prenten toe aan de serie, die ook iets anders van karakter zijn. Nieuw is dat de ‘werkelijke wereld’ via doorzichten af en toe te zien is. Bierens de Haan noteerde hierover: ‘De 2e uitgave is stellig verkieselijker, de prenten hebben veel meer effect, maar de eerste druk is wel heel teder geëtst. Nrs 3-7 vond ik de mooiste, 't werk zijner jeugd.’Ga naar eind6 Fascinerend is de toegepaste techniek van het etsen. Van uiterst minutieuze, voorzichtige lijntjes tot zware, grove banen van sterk gebeten lijnen, die soms in meer dan tien verschillende fasen zijn gemaakt. Wat ook opvalt is het enorme zwart-witeffect van de tweede staat door het gebruik van een werkelijk gitzwarte drukinkt op het later te schoongewassen papier. De prenten in eerste staat zien er wat dat betreft veel authentieker uit. Ze zijn grijs en vuil van toon. De keuze van de tentoongestelde prenten uit de serie Veduta di Roma is gebaseerd op aantekeningen van Bierens de Haan. Op een van de oude inventariskaarten noteerde hij welke hij de mooiste vond. Ze zijn allemaal tentoongesteld. Net als een blad uit de map met twintig gezichten op de tempels van Paestum. Prenten uit deze map hingen wisselend bij hem thuis aan de wand. Hoewel het genre van de Veduteprenten al een lange geschiedenis kende, zijn het toch juist Piranesi's Veduteprenten die het tot een hoogtepunt brengen. Ze worden vooral gemaakt om ter plaatse te verkopen aan toeristen. Juist in de achttiende eeuw zijn de Veduteprenten populair door het fenomeen van de Grand Tour. En zo wordt als vanzelf de Romeinse wereld overal verspreid. De monumenten van het Romeinse tijdperk zijn vaak dramatischer en theatraler afgebeeld dan ze in werkelijkheid waren. Veroorzaakt door het krachtige perspectief en het lage standpunt dat Piranesi innam terwijl hij, zonder het maken van de gebruikelijke voortekeningen en studies, het monument direct op de plaat tekende. Bij het maken van de plaat hield Piranesi al rekening met de grote oplage die er van gedrukt zou worden. Zo vermeed hij bij voorkeur kruisende arceringen. Ook het etsen van de koperplaten vond plaats in verschillende fasen om een | |
[pagina 388]
| |
optimaal effect te kunnen bereiken in het zwartwiteffect. Overigens zijn Pianesi's Vedute di Roma van een groter formaat dan de gebruikelijke vedute; zó was hij in staat om er meer details in aan te brengen. De platen tonen praktisch alle monumenten in en buiten Rome. In de legenda onder de prent is behalve de titel ook vermeld wat er op het blad te zien is. Letters verwijzen naar de tekst die informatie geeft over het in beeld gebrachte onderwerp. De tentoonstelling vervolgt met de Vari Caprici en Scherzi di Fantasia van Giambattista Tiepolo (Venetië 1696 - Madrid 1770). Een vijftal van de getoonde prenten is afkomstig uit het legaat van Bierens de Haan, maar het merendeel werd door Ebbinge Wubben in de jaren vijftig verworven en gefinancierd door het fonds Lucas van Leyden. De twee series, niet compleet aanwezig in de museumcollectie, zijn de enige die hij maakte. Naast deze series zijn er nog een paar op zichzelf staande prenten bekend, maar zijn complete grafische oeuvre telt slechts 35 prenten. Deze maakte hij toen hij zijn meesterwerken schilderde en ze werden pas na zijn dood uitgegeven. Het zijn kleine etsen, snel en subtiel getekend, in korte vinnige lijnen uitgevoerd, met grote aandacht voor een gedetailleerd middenstuk in een spaarzaam betekend vlak, waarin het wit als spel met het licht een grote rol speelt. De scènes zelf kunnen moeilijk worden samengevat. Het gaat om dagelijkse taferelen met vrouwen en kinderen, soldaten en magiërs die een wonderlijke sfeer oproepen. De tentoonstelling besluit met het werk van Antonio Canal (1697-1768). Hij is vooral bekend als Canaletto en maakte op verzoek van de Britse consul in Venetië, Giuseppe Smith, verzamelaar en kunsthandelaar, tussen 1740 en 1743 de beroemde Vedute van Venetië. Het is zijn complete grafische oeuvre, bestaande uit 34 prenten. Tweeëndertig zijn er dankzij het legaat van Bierens de Haan in de collectie aanwezig. Ze worden beschouwd als het absolute hoogtepunt van de achttiende-eeuwse Italiaanse etskunst, waarin het zwart en wit zindert; ‘niet alleen het licht, ook de zuidelijke zonnewarmte, zooals zij zich spreidt over het Paduaanse land en drukkend blijft hangen in de straatjes en langs het water van Venetië, wist Canaletto te suggereeren door een ongemeene verbeeldingskracht, waarmede zijn wel overwogen en zuivere etsenlijnen van gelijke zwaarte landschap en gebouw oplossen in een fijn trillend en gerythmeerd lijnen weefsel’.Ga naar eind7 Vooral de prenten die de omgeving van Venetië verbeelden, zijn van een ‘betoverende rustgevende schoonheid’. Bierens de Haan kocht de prenten in april 1932 op de veiling bij Boerner in Leipzig. In de veilingcatalogus noteerde hij: ‘Zeer mooie collectie van drukken. Tadellos. De kleinere nog met vieren op één blad.’ En in de aantekeningen die hij maakte over die afdrukken noteerde hij ‘net als de mijne’. Hij moet zeer trots zijn geweest op deze prenten. Met het tonen van werken van deze drie grote meesters wordt de uitzonderlijke rijkdom getoond van fascinerende 18e-eeuwse Italiaanse etskunst in de collectie van het Prentenkabinet van Museum Boijmans Van Beuningen. De expositie is een eerbetoon aan de verzamelaar Bierens de Haan, aan wie het Prentenkabinet zoveel te danken heeft. De tentoonstelling ‘Piranesi Canaletto Tiepolo, prenten uit de collectie Bierens de Haan’ is samengesteld door oud-directeur J.C. Ebbinge Wubben en te zien in het prentenkabinet van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam van 24 juni-24 september 2006. Bij de tentoonstelling verscheen een gratis brochure. Dingenus van de Vrie | |
[pagina 389]
| |
Gerard Unger eerste hoogleraar typografische vormgevingAan de Faculteit der Kunsten van de Universiteit Leiden wordt per 1 september de eerste leerstoel Typografische vormgeving gevestigd. Gerard Unger, een vormgever die zijn sporen in het onderwijs al heeft verdiend, wordt de eerste hoogleraar. De Tielestichting heeft de leerstoel ingesteld op verzoek van de Koninklijke Bibliotheek en het Museum Meermanno, de sponsors van deze kb-leerstoel. Gerard Unger (1942) studeerde van 1963 tot 1967 grafische vormgeving, typografie en letterontwerpen aan de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam. Hij werkte voor onder andere Total Design en Joh. Enschedé en Zonen. Hij is een van de belangrijkste Nederlandse letterontwerpers en typografische vormgevers van de laatste dertig jaar met grote internationale faam. Al sinds 1970 geeft hij parttime les aan de Rietveld Academie. Op dit moment is hij gasthoogleraar aan de University of Reading in Engeland, bij het Department of Typography and Graphic Communication. | |
August den Hollander hoofdconservator en hoogleraarPer 1 juni 2006 is prof dr. August den Hollander aan de Vrije Universiteit te Amsterdam benoemd tot hoofdconservator Bijzondere Collecties van de ub en tot hoogleraar voor de geschiedenis van het religieuze boek aan de faculteit der Godgeleerdheid. Den Hollander promoveerde in 1997 aan de Vrije Universiteit op een filologische, kerk- en boekhistorische studie: De Nederlandse bijbelvertalingen 1522-1545. Vanaf 2001 was hij onderzoeker aan de faculteit der Godgeleerdheid van de Vrije Universiteit en vanaf 2002 hoogleraar op persoonlijke titel aan de faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Als hoofdconservator Bijzondere Collecties volgt hij dr. Willem Heijting op, die overgestapt is naar de directie van de universiteitsbibliotheek. Den Hollander heeft de taak om de zichtbaarheid van de collecties te vergroten (onder andere door digitalisering) en het gebruik ervan in onderwijs en onderzoek binnen en buiten de universiteit te stimuleren. Als hoogleraar zal hij daartoe ook zelf initiatieven in onderwijs en onderzoek nemen in het brede veld van boek, religie en cultuur, vooral met betrekking tot de geschiedenis van het religieuze boek. | |
Vijftiende Bert van Selm-lezingOp dinsdag 5 september 2006 vindt de vijftiende Bert van Selm-lezing plaats met de voordracht die Jeroen Salman zal houden onder de titel Ontmoetingen met rondtrekkende boekverkopers. In deze lezing zal de spreker met behulp van egodocumenten, beeldmateriaal en andere bronnen een beeld schetsen van de achtergronden, motieven en werkwijzen van ambulante boekverkopers in de achttiende en negentiende eeuw. Archivalia mogen dan relatief schaars zijn, op contemporaine schilderijen en prenten is deze beroepsgroep opvallend vaak aanwezig. Mits kritisch gebruikt werpt dit iconografische materiaal een interessant licht op de handel in drukwerk in de publieke ruimte: pleinen, bruggen, straten, sluizen en markten. Daarnaast beschikken we over enkele egodocumenten die de ambulante boekhandelaren zelf aan het woord laten. Deze geschriften geven inzicht in de belevenissen, handelspraktijken en overlevingsstrategieën van enkele markante straatverkopers. Hoe zagen tijdgenoten deze rondtrekkende boekverkopers en hoe zagen marskramers en omlopers zichzelf? Het zijn deze vragen die de rode draad van deze voordracht zullen vormen. De lezing vindt plaats in zaal 011 van het Lipsius-gebouw van het Witte Singel/Doelencomplex te Leiden en begint om 16.15 uur. |
|