De Boekenwereld. Jaargang 22
(2005-2006)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 358]
| |||||||||||||||
Kortetitelcatalogi of kortetitel bibliografieën?
| |||||||||||||||
Catalogus versus bibliografieIn principe is het heel duidelijk. Een catalogus beschrijft een ‘plaatsgebonden’ collectie, bijvoorbeeld die van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam, die dan wel weer fysiek over diverse locaties verspreid kan zijn. Een bibliografie beschrijft publicaties over een bepaald onderwerp, waar ter wereld die zich ook bevinden. Als je bijvoorbeeld alle publicaties over Joost van den Vondel of de geschiedenis van de fiets of de Tachtigjarige Oorlog wilt bibliograferen, dan ben je niet klaar met alleen de raadpleging van de catalogus van de ub Amsterdam. Evenmin is het probleem opgelost door te wachten tot alle bibliotheekcatalogi - of een aantal catalogi, zoals in de ncc (Nederlandse Centrale Catalogus) - digitaal aan elkaar geknoopt zijn tot de universele bibliografie, want daaruit moet je nog steeds de op je onderwerp betrekking hebbende boeken en artikelen vissen. Bibliografieën zijn er in maten en soorten. Behalve dat je nieuwsgierig kunt zijn naar de literatuur over Vondel, de fiets of de Tachtigjarige Oorlog, zou je ook willen kunnen weten welke publicaties er in de loop van de tijd in Nederland zijn uitgegeven en gedrukt. Een dergelijke bibliografie heet een nationale bibliografie, en als die zich tot een bepaalde periode in het verleden beperkt, heet dat een retrospectieve bibliografie, die je in dit geval ook nog periodebibliografie zou kunnen noemen. Omdat er al onderdelen van de nationale bibliografie vervaardigd waren (namelijk over de periode van de incunabelen en postincunabelen en over de periode vanaf 1800Ga naar eind2), en omdat het negentiende-eeuwse initiatief van de Bibliotheca Belgica onvoltooid was gebleven,Ga naar eind3 werd in de jaren vijftig van de vorige eeuw de behoefte gevoeld om ook de tijdsspanne 1540-1800 in kaart te brengen. We wisten en weten immers nog steeds niet wat die hoogtijdagen van de Nederlandse boekproductie werkelijk hebben opgeleverd aan drukwerk in alle mogelijke talen waarmee we indertijd de hele beschaafde wereld hebben overspoeld. Zijn het honderdduizend titels of zijn het er misschien twee miljoen? | |||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||
Het stcn-logo met het motto Movendo (In beweging) is gebaseerd op het drukkersmerk van Franciscus Hackius, werkzaam in Leiden van 1638 tot 1664, en werd in 1983 opnieuw getekend door Bert van der Veer. De achterliggende gedachte is dat ondernemingen alleen een hoge vlucht kunnen nemen als je actief en dus ‘In beweging’ bent
| |||||||||||||||
StcnDe voorgeschiedenis van de Short Title Catalogue Netherlands gaat terug tot de jaren zestig van de twintigste eeuw, wanneer instellingen als het Frederik Muller-fonds en de Rijkscommissie van Advies inzake het Bibliotheekwezen via een subcommissie het advies krijgen ‘prioriteit te moeten verlenen aan de nationale bibliografie van 1540 tot het begin van de 19e eeuw, omdat deze bibliografie het fundament vormt voor het cultuurhistorisch onderzoek van Nederland in de wijdste zin van het woord’.Ga naar eind4 In België was men intussen begonnen met de Belgica Typographica die de periode 1541-1600 in kaart moest brengen.Ga naar eind5 Na afstemming met dit project, de nodige preadviezen en subcommissies en rekening houdend met de opkomende computerisering kon uiteindelijk - nu onder de vleugels van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen - in 1977 de voorbereidende fase van start gaan en in 1982 het definitieve project, dat vanaf 1987 onder verantwoordelijkheid van de Koninklijke Bibliotheek valt. Vanaf oktober 1988 is de stcn online. In de voorbereidende fase is veel tijd besteed aan het ontwerpen van regels voor de titelbeschrijving. Van meet af aan was duidelijk dat - wilde men de eindstreep ooit halen - gekozen diende te worden voor short-titles, en omdat de term ‘short-title bibliography’ in de Angelsaksische wereld niet voorkomt, is blijkbaar gekozen voor ‘catalogus’, hetgeen min of meer gerechtvaardigd zou kunnen worden door het feit dat men bij het samenstellen van de bibliografie collectie voor collectie beschrijft en niet via de methode van de systematische bibliografie te werk gaat. In dat laatste geval zou men moeten uitgaan van de fondsen van de uitgevers in het verleden. Reconstructie daarvan is echter zeer problematisch, zodat de praktische oplossing van het in eerste instantie beschrijven van de collecties van de grote Nederlandse bibliotheken de voorkeur verdient. Het overhoop halen van de magazijnen, kasten, dozen en mappen levert vaak al honderden titels op die nog niet eens beschreven waren in de catalogi. Het nauwkeurig beschrijven van convoluten levert eveneens nieuwe titels op. Op die manier is de stcn juist een onmisbaar instrument om uitgeversfondsen te reconstrueren. Het benadrukken van het cataloguskarakter van de stcn levert een groot gevaar op, namelijk dat het werk eraan op ieder willekeurig moment onderbroken of gestopt zou kunnen worden na het voltooien van de beschrijving van een aantal grote collecties. Het samenstellen van een nationale bibliografie kan en mag niet ophouden als - naar schatting | |||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||
- 40 of 60% van het materiaal is doorgenomen. Een bibliografie streeft in principe naar volledigheid, zeker als die het fundament moet vormen voor cultuurhistorisch onderzoek in de breedste zin. Nu zijn me tot op heden weinig onderzoeken bekend die over de volle breedte de stcn benutten. Er zijn een paar vingeroefeningen van de stcn zelf, zoals de stc HoornGa naar eind6 uit de beginperiode van het project en een recenter overzicht dat de productie van één jaar - in casu 1650 - in beeld brengt.Ga naar eind7 Maar verder wordt de nationale bibliografie door de eindgebruikers vooral gebruikt om exemplaren van oude drukken op te sporen, terwijl juist voor de boekwetenschap de stcn een instrument zou kunnen zijn om antwoorden te vinden op vragen die voorheen niemand zelfs maar durfde stellen. En dan bedoel ik niet alleen de vraag naar drukkers- en uitgeversfondsen, dus: wie heeft wanneer wat gedrukt of uitgegeven? Door de stcn te bevragen op combinaties van diverse zoekmogelijkheden moeten ook antwoorden mogelijk zijn op vragen als: hoeveel en welke boeken zijn er in welke bibliografische formaten en in welke lettertypes in welke periodes gedrukt? Het historisch lezersonderzoek van de laatste decennia is de archieven ingedoken op zoek naar boedel-inventarissen en klantenboeken, terwijl de eigenlijke bronnen - de boeken zelf - daarbij vrijwel buiten beschouwing zijn gebleven. Toch zou men meer over het lezerspubliek te weten kunnen komen door de vormveranderingen in genres te bestuderen.Ga naar eind8 | |||||||||||||||
StcvLogo van de STCV, 17e-eeuws drukkersmerk van Henrick van Hastens. Henrick van Hastens, geboren rond 1566 in Gelderland, was vanaf 1590 actief als drukker-uitgever in Leiden. In tegenstelling tot de vele kunstenaars en ambachtslieden die het Zuiden verlieten om in het Noorden hun heil te zoeken, was hij één van de weinigen die migreerde in de omgekeerde richting. Rond 1622 arriveerde hij in Leuven, waar hij werkte tot zijn dood in 1629
Dat het indertijd niet mogelijk is gebleken samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland tot stand te brengen, valt te betreuren. Dat Vlaanderen in 2000 eindelijk mocht beginnen aan de retrospectieve nationale bibliografie over de zeventiende eeuw valt toe te juichen. Men kon profiteren van ruim twintig jaar ervaring in het Noorden. Heeft deze Short Title Catalogus Vlaanderen (stcv) geleid tot een beter product? De aanleiding tot deze overpeinzingen met betrekking tot de stc's is het verschijnen van de tweede, herziene uitgave van de handleiding stcvGa naar eind9, onder andere nodig geworden omdat in de tweede fase van het project allerlei niet-Nederlandstalig drukwerk in handen van de beschrijvers kwam. Uiteraard heeft men goed gekeken naar de handleiding van het Nederlandse project,Ga naar eind10 maar het verschil in de titel is al veelzeggend: die van de stcn was handleiding voor de medewerkers, die van de stcv is... voor de stcv. Over de doelgroep van dit soort handleidingen heb ik reeds eerder opmerkingen gemaakt, namelijk bij de recensie van de 2e druk (waarom zowel in Noord als Zuid gekozen wordt voor de term ‘uitgave’ op het titelblad is me volslagen onduidelijk) van de handleiding stcn.Ga naar eind11 Als men als eindgebruiker boekwerken van 115, respectievelijk 182 pagina's moet doorworstelen om adequaat gebruik | |||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||
te kunnen maken van deze databases, dan schort er toch wat aan de presentatie op het scherm. De stcv stelt de handleiding in ieder geval nog digitaal beschikbaar op de website;Ga naar eind12 de stcn heeft dat blijkbaar nooit nodig gevonden, terwijl dat boekwerk toch ook niet in de betere boekhandel te verkrijgen is. De eerste vraag die brandt op de tong van de eindgebruikers is natuurlijk waarom de stcv zonodig apart moest worden opgezet en waarom niet gewoon de titelbeschrijvingen van de Vlaamse drukken naar Pica doorgeseind konden worden om in één systeem, een Short Title Bibliography Netherlands and Flanders, verwerkt te worden. Het antwoord op die vraag wordt gegeven door Pierre DelsaertGa naar eind13 en heeft dus alles te maken met de prijzen van Pica. Via Brocade van de Universiteit Antwerpen is de stcv gratis, ook voor de eindgebruiker. Het gevolg is een volslagen andere presentatie van de gegevens op het scherm, ja zelfs een andere notatie van het belangrijkste onderdeel van de bibliografische beschrijving, de fingerprint: Om technische redenen verschilt de vingerafdruk op één punt. De posities worden niet alleen door een liggend streepje of een dubbele punt van elkaar gescheiden, maar bovendien telkens gevolgd door een hekje. Om een vingerafdruk uit de stcv met een vingerafdruk uit de stcn te vergelijken moet men abstraheren van de hekjes.Ga naar eind14 Andere verschillen met de stcn, die zeker als verbeteringen te beschouwen zijn als gevolg van de wet van de remmende voorsprong, zijn kort samengevat op de website:
Een van de belangrijkste verschillen wordt niet genoemd: de stcv is wereldwijd voor eenieder toegankelijk, terwijl de stcn in principe alleen beschikbaar is via de Pica-abonnementen van de grote bibliotheken.Ga naar eind15 De stcv biedt dus meer dan de stcn, waarbij vooral de vermelding van de paginering opvalt. Wie regelmatig met zeventiende-eeuws drukwerk omgaat, slaat hier de schrik om het hart: in zeer veel gevallen is er flink wat mis met de paginanummering. Nadere bestudering van de handleiding leert echter dat de bibliografen niet gehouden zijn alle fouten in de paginering op te sporen: alleen als het laatste paginanummer niet klopt, wordt nagegaan vanaf welk punt de pagineerder in de fout is gegaan.Ga naar eind16 Voor diegenen die moeite hebben met het lezen van collatieformules is het vermelden van de paginering een sympathieke handreiking. | |||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||
TerminologieWat mij betreft had de stcv op nog een paar punten van de stcn mogen afwijken, namelijk voor de bibliografische terminologie. Vooral de definiëring van ‘staat’ doet vermoeden dat de stcv niet alleen de stcn heeft overgeschreven, maar zelfs dat er geen kennis genomen is van de boekhistorische en bibliografische literatuur van de laatste decennia: Exemplaren met een kleine afwijking in het zetsel, meestal beperkt tot één of twee katernen, veroorzaken een andere staat. Cancels en correcties veroorzaken daarentegen geen andere staat: ze waren niet bedoeld. Wie mij kan uitleggen wat hier bedoeld is, moet van goeden bibliografischen huize komen. Wat wordt bedoeld met die kleine afwijkingen in het zetsel? Waarom zouden die tot een paar katernen beperkt dienen te zijn? Hoezo zijn cancels en correcties niet bedoeld? Als er iets bedoeld is, dan zijn het juist wel cancels, perscorrecties, handschriftelijke correcties of overplakstrookjes, en die leveren uiteraard diverse staten in de drukgeschiedenis op. Waar het op aankomt, is dat de bibliografie duidelijk moet maken dat een afwijkende fingerprint niet altijd tot een andere editie leidt, hoewel dat eigenlijk de voornaamste doelstelling van de fingerprint is: het onderscheiden van drukken. Als een (gedeeltelijk) afwijkende fingerprint het gevolg is van een perscorrectie of van zetselschade (voorzichtigheidshalve moet men altijd twee kanten uit denken!) moet dat op exemplaarniveau aangegeven worden. Dat zoiets in de praktijk niet gebeurt, is te betreuren: als er drie fingerprints worden gegeven en er worden vijf exemplaren vermeld, is niet duidelijk welke fingerprint bij welk exemplaar hoort.Ga naar eind18 Dat andere lezersgroepen met andere staten te maken zouden hebben, wordt er hier wel met de haren bijgesleept: een drempeldicht meer of minder of de toevoeging van een octrooitekst in een deel van de oplage leidt toch niet meteen naar een andere lezersgroep. Maar wellicht heeft deze visie op het begrip ‘staat’ te maken met die op het begrip ‘ideal copy’, die ook niet helemaal bij de tijd is: In de collatie wordt de materiële verschijningsvorm en de omvang van de beschreven publicatie uitgedrukt. Daarbij wordt steeds uitgegaan van een ‘ideal copy’ van de publicatie, zoals die door de uitgever was bedoeld.Ga naar eind19 Waar de bibliograaf zich niet moet begeven in historische lezersgroepen, dient hij zich ook met de nodige reserve op te stellen tegenover bedoelingen van historische uitgevers. Een collatieformule moet de neerslag zijn van een (re)constructie van de drukgeschiedenis zoals die blijkt uit de overgeleverde exemplaren. Als eindgebruiker van de bibliografie heb ik er recht op te weten of er cancels zijn aangebracht in een druk en welke exemplaren een cancellandum bevatten en welke het cancellans. Daarna mag ik als boekhistoricus of filoloog met dat gegeven én met gegevens uit allerlei andere bronnen aan de slag om te kijken wat daar gebeurd zou kunnen zijn: is er gecanceld omdat er een enorme flater was begaan of omdat de censuur iets niet aanstond? In het eerste geval wilde de uitgever het cancellans en in het tweede geval het cancellandum op de markt hebben. | |||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||
Maar eigenlijk heeft stcv noch stcn veel boodschap aan het begrip ‘ideal copy’ omdat ze beide tot taak hebben alleen drukken van elkaar te onderscheiden door middel van de fingerprint en niet om varianten op te sporen. Het gaat in de meeste gevallen om defecten van exemplaren (ontbrekende bladen en bindfouten) die uiteraard niet in de collatieformule worden opgenomen, maar gesignaleerd worden in een exemplaarannotatie.Ga naar eind20 Evenals bij de stcn vind ik ook bij de stcv nog steeds onbegrijpelijk dat in plaats van ‘edition’ (druk) de term ‘impression’ (uitgave) gebruikt wordt, zelfs als op de desbetreffende titelpagina sprake is van de zoveelste druk en we - gezien het feit dat er een aparte beschrijving aan deze titel gewijd is - duidelijk met nieuw zetsel, dientengevolge met een afwijkende fingerprint en dus met een nieuwe druk te maken hebben. In de handleiding wordt bij de definiëring van ‘oplage’ (impression) met zoveel woorden gezegd: ‘Wij spreken telkens [nl. in het geval van oplage/impression] van druk [even daarvoor aangeduid met de Engelse term “edition”]’.Ga naar eind21 Er zijn nog een paar termen in de handleiding die opvallen. Zo is op p. 18 sprake van het ‘vernietigen’ van het zetsel nadat de druk voltooid is. Ik zou hier liever spreken van het distribueren van het zetsel na het drukken van de desbetreffende drukvorm. De term ‘drukgang’ ken ik alleen in de betekenis van een vel op de pers leggen; een tweede drukgang is bijvoorbeeld nodig bij tweekleurendruk of bij het aanbrengen van illustraties via de plaatpers. Door de stcv wordt drukgang in verband gebracht met bibliografische eenheid, iets wat ‘in één keer werd gedrukt’. Ook heeft men het over onderdelen en bibliografische eenheden die ‘apart van de pers’, respectievelijk ‘samen van de pers’ zijn gekomen.Ga naar eind22 Dit alles lijkt me geen navolgenswaardige terminologie, want hoe druk je ‘in één keer’ een boek van 800 pagina's of hoe komen dingen samen van een pers? Ten slotte: de term ‘drukfout’ op pagina 74 zullen we maar als een ‘zetfout’ beschouwen... | |||||||||||||||
ZoekmogelijkhedenWie op de site van de stcv de databank opent, wordt gevraagd een zoeksleutel te kiezen.Ga naar eind23 Groot is de verbazing van de gebruiker als hij slechts keuze uit tien mogelijkheden blijkt te hebben, terwijl het lichtend voorbeeld, de stcn, niet minder dan negentien keuzes aanbiedt. Als we de drie mogelijkheden tot geleid zoeken erbij optellen, is er nog steeds een verschil van zes, waaronder één van de belangrijkste instrumenten voor de boekhistoricus, namelijk het zoeken op bibliografisch formaat. Dat de stcv het niet mogelijk maakt om gecombineerde zoekacties uit te voeren met de ‘vormkenmerken’ (genres of tekstsoorten), typografische kenmerken (waaronder lettertypes) en bibliografische formaten is een boekhistorische misser die zo snel mogelijk gerepareerd dient te worden. Ik krijg nu wel de informatie dat er 83 werken zijn waarin het lettertype civilité voorkomt, maar vervolgens moet ik die allemaal één voor één bekijken om te weten in welk formaat die gedrukt zijn.Ga naar eind24 De stcv heeft - in afwijking van de stcn - een zoeksleutel ‘titel’ naast ‘woord uit titel’ (stcn: ‘titelwoorden’). Men kan zich afvragen wat daarvan het nut is. Stel dat ik wil weten hoe vaak het woord ‘tweede’ in een titel voorkomt, dan kies ik als zoeksleutel ‘woord uit titel’ en als zoekterm ‘tweede’. Op het dan volgende scherm krijg ik 47+3+18 treffers voor ‘tweede’, ‘-tweede’ en ‘tweeden’. Als ik zoek op zoeksleutel ‘titel’ en zoekterm ‘tweede’ krijg ik alleen titels die met ‘tweede’ beginnen (voorafgaande lidwoorden worden genegeerd), geen aantallen treffers die deze zoekactie oplevert. Ik tel op het scherm vijftien treffers; als ik op de knop ‘volgende’ klik, krijg ik een vervolgscherm met de volgende vijftien treffers; nog eens klikken levert nog één titel met het gezochte trefwoord. Totaal 31 dus, maar die | |||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||
moet ik wel zelf turven. Bovendien kan ik in die selectie pas full title doorbladeren als ik alle titels met een vinkje geselecteerd heb, anders moet ik telkens na een volledige beschrijving bekeken te hebben terug naar de index. Er is geen knop ‘alles selecteren’ omdat de selectie niet ophoudt na ‘tweede’, maar doorgaat tot de Z, met andere woorden: ik krijg niet het gezochte deel van het trefwoordenbestand, maar ik val ergens middenin een alfabet. Zowel stcv als stcn biedt via geavanceerd zoeken vier combinatiemogelijkheden via de booleaanse operatoren, maar de stcn geeft keuzemogelijkheden met ‘en’, ‘of’ en ‘niet’, terwijl de stcv alleen ‘en’ en ‘niet’ aanbiedt.Ga naar eind25 Daarentegen kan men in de stcv weer filteren op taal, jaar en bibliotheek terwijl de stcn dat alleen mogelijk maakt op jaar. Zoeken op taal, op oorspronkelijke taal en tussentaal zit bij de stcn bij de normale zoekmogelijkheden, zonder filter. De stcv biedt - anders dan de stcn - geen mogelijkheid om een selectie in chronologische volgorde te tonen. Als ik bijvoorbeeld de uitgaven van Hieronymus i Verdussen opvraag (217 titels) krijg ik die gealfabetiseerd op het eerste woord van de titel. Om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van een drukkers- of uitgeversfonds is dit niet echt handig. De mogelijkheid om de index te scannen zoals bij de stcn wordt door de stcv niet aangeboden. Stel dat ik niet zo goed op de hoogte ben van de spelling van drukkersnamen en ik ga zoeken op ‘Plantijn’ als uitgever, dan kom ik in de stcv op een scherm dat begint met ‘Plantijnsche’. Vervolgens kan ik alleen maar vooruit bladeren en niet terug, waardoor ik het trefwoord ‘Plantiinsche’ mis. Als ik in de stcn de index scan op Plantijn krijg ik behalve de volgende trefwoorden ook een paar voorafgaande te zien, terwijl het ook mogelijk is door de gehele index vooruit en terug te bladeren.Ga naar eind26 | |||||||||||||||
ConclusieDe vormgeving van de stcv is meer websiteachtig dan die van de stcn en voorzien van nuttige informatie voor de gebruiker: een verantwoording, secundaire literatuur over het project, een digitale handleiding en dergelijke meer. De stcv biedt in bepaalde opzichten meer informatie, onder andere over auteurs en bibliografische referenties en afbeeldingen van titelpagina's, maar anderzijds zijn de zoekmogelijkheden beperkter. Het samenstellen van nationale bibliografieën is een schone bezigheid, maar laten rijksgrenzen het de gebruikers niet al te ingewikkeld maken. |
|