De Boekenwereld. Jaargang 22
(2005-2006)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||
Het Betrugs-Lexicon van Georg P. Hönn (1721)
| |||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||
alogische, geografische en (lokaal)historische werken maakte hij naam, maar zijn geschriften zijn, het Betrugs-Lexicon uitgezonderd, inmiddels in vergetelheid geraakte.Ga naar eind4 Wel leeft zijn naam als dichter van geestelijke liederen nog voort in verscheidene evangelische gezangboeken in Duitsland.
Het Betrugs-Lexicon bestond aanvankelijk uit twee delen, waarvan het eerste 225, het tweede 125 lemma's bevatte. Later werden de delen tot één geheel samengevoegd. Wie de inhoudsopgave van de editie van 1761 en de vele lemma's bekijkt, komt veel opmerkelijks tegen: niet alleen artsen, kelners en tabakshandelaren, maar ook alchemisten, kwakzalvers en zoogvrouwen. Italianen, koetsiers en doodgravers worden afgewisseld door echtelieden, vrijgezellen, mollen- en muizenvangers, onderdanen, kerkgangers en... dieven (alsof men ook op eerlijke wijze kan stelen). Over het boekenvak is een tiental lemma's opgenomen, waarvan de meeste hier kort, of wat uitvoeriger, de revue zullen passeren. Titelblad van de laatste, als definitief beschouwde editie van het Betrugs-Lexicon. Van deze uitgave verscheen een facsimile in 1977 bij Verlag Walter Lichters, Hamburg
| |||||||||||||||||||||
AuteursZelf, zoals gezegd, een ervaren auteur van juridische en historische werken, legt Hönn de vinger op allerlei trucs en gesjoemel van schrijvers. Een kleine bloemlezing van zaken die ons nu nog aanspreken. Ze: | |||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||
Aan het eind van een artikel beveelt Hönn middelen aan om het kwaad te bestrijden. Hier pleit hij onder meer voor censuur door de overheid op alle drukwerk(!) met vermelding van de naam van de censor; ook goede uitgeverscontracten kunnen auteurs dwingen naar behoren te werk te gaan. Ook zelfbedrog is in het boekenvak geen onbekend verschijnsel. Cartoon van M. Frischmann, ca. 1920. (Collectie: Deutsche Bucherei, Leipzig)
| |||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||
Een boekhandelaar bezig met het uitpakken van boeken, hem toegezonden in pakketten en kuipen. Abr. à Sancta Clara, Etwas fur Alle, Neurenberg 1711
| |||||||||||||||||||||
BoekdrukkersOok de drukkers krijgen van Hönn geen al te best cijfer. Een deel van zijn kritiek is gericht tegen de inhoud van wat de drukkers op de markt brengen. Vooral op drukkers die de hand lichten met de technische kanten van het vak heeft hij het gemunt. Uit de lange opsomming weer een keuze. Ze:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||
Al deze vormen van bedrog kunnen, naar Hönn meent, bestreden worden door censuur en toezicht van staatswege op het (clandestiene) drukken. Dat het drukken en uitgeven van boeken in zijn tijd dikwijls nog in één hand waren, zal dit toezicht er niet gemakkelijker op hebben gemaakt. Zijn de functies gesplitst dan zal een goed op schrift gesteld contract de meeste zekerheid geven. | |||||||||||||||||||||
Uitgevers/boekhandelarenHandelaren in boeken hadden in de 17e en 18e eeuw dikwijls een eigen drukkerij annex uitgeverij. Daarom komen hier Hönns bezwaren tegen de drukkers terug: bijvoorbeeld de roofdrukken die het debiet van andere uitgevers-boekhandelaren benadelen. Maar er is meer waar Hönn kritiek op levert. Ze:
Om het bedrog in de uitgeverij tegen te gaan, pleit Hönn voor een betere vakopleiding waarin, behalve aan de christelijke geloofswaarheden, ook aandacht wordt besteed aan literatuurgeschiedenis. Uitgevers doen er goed aan voor de beoordeling van een manuscript advies te vragen aan een deskundige geleerde. De overheid zou een verordening voor de uitgeverij-boekhandel moeten opstellen op grond waarvan bedrog strafbaar wordt gesteld en roofdrukken in beslag kunnen worden genomen. Het verlenen van privileges voor een boek kan dan door diezelfde overheid correct worden geregeld. | |||||||||||||||||||||
BoekbindersBoekbinders blijken eveneens minder braaf dan men zou denken. Volgens Hönn zijn er allerlei mogelijkheden om te knoeien met exemplaren en materialen, bepaalde onderdelen van het werk af te raffelen of opzettelijk met defecten af te leveren. Door vooraf te collationeren en achteraf bij binnenkomst het uitgevoerde werk te controleren en te laten corrigeren zal veel bedrog tegengegaan kunnen worden. | |||||||||||||||||||||
Grafische vakkenOok enkele speciale grafische beroepen komen aan bod: de lettergieters, de kopergraveurs, de plaatdrukkers en de papier- en perkamentmakers. Lettergieters gebruiken bij het afgieten dikwijls meer lood dan harder materiaal, zodat de letters eerder onscherp worden en | |||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||
daardoor vervangen moeten worden. Door de matrijzen en letters bij het slijpen niet op één hoogte te brengen worden ook de afdrukken ongelijk van kleur. Ook gieten zij sommige letters in te kleine, andere in te grote hoeveelheden waardoor er nabestellingen noodzakelijk zijn. Plaatdrukkers maken hun inkten en vernissen soms niet goed aan, maken na het afdrukken hun platen niet goed schoon of laten dit door vrouw en kinderen of door de dienstbode doen, die echter niet precies weten hoe dat moet. Soms drukken zij, boven de afgesproken aantallen, nog meer exemplaren af (van portretten bijvoorbeeld, of van andere gewilde onderwerpen), die zij dan zelf verkopen. Betaling van de opdracht in termijnen en strenge straffen van overheidswege ziet Hönn als remedie. In de papiermakerij is evenmin alles goud wat er blinkt. Het is bedrog wanneer ondeugdelijk (broos of doorslaand) papier voor goed wordt verkocht of wanneer bij verkoop van losse vellen slechte met goede worden vermengd. Soms wordt er te weinig betaald voor de lompen. Bij afgesproken partijen een hoeveelheid vellen achterhouden is ontoelaatbaar, evenals het heimelijk kleiner maken van de papiervormen/-afmetingen en toch de prijs gelijk houden. Ook komt het blijkbaar voor dat papiermakers stiekem toch vissen in het water bij de papiermolen, terwijl hun dit niet was toegestaan. Caspar Luykens bekende plaat van een papiermakerij, een blad uit de serie beroepsprenten die voor het eerst verscheen in 1694. Een ambacht en een product als metaforen van slecht en goed in het menselijk leven
| |||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||
CorrectorenOp sommige oude plaatjes van drukkerijen ziet men in een rustig hoekje een of meer correctoren afgebeeld. Ook dezen zijn niet ontkomen aan de scherpe blik van Georg P. Hönn. Zij hebben ook zo hun manieren, want ze:
Het zou helpen wanneer op de zetterij de gecorrigeerde tekst direct met het handschrift wordt vergeleken. Een goede corrector zou men zo lang mogelijk aan het bedrijf moeten zien te binden, onder andere door hem van elk mede door hem voltooid boek een exemplaar te geven. | |||||||||||||||||||||
Archivaris en bibliothecarisOok aan de instellingen waar boeken verzameld en bewaard worden heeft Hönn aandacht besteed. Hij zal er als jurist en veelzijdig auteur veel mee te maken hebben gehad. Wie mocht denken dat functionarissen in dit domein zo eerlijk zijn als goud, komt bedrogen uit. In archieven komt het voor dat nieuw gemaakte of zelfvervaardigde oorkonden als oud en echt worden voorgesteld. Oud kostbaar materiaal wordt soms niet naar behoren beheerd en blijkt beschadigd en onbruikbaar te zijn geworden. Authentieke stukken verdwijnen spoorloos, originelen worden omgeruild voor kopieën en aan derden verkocht. Door wanordelijk opbergen raken bepaalde zaken soms zoek, waardoor gebruikers zijn gedupeerd. Dit alles kan worden tegengegaan door deskundig archiefpersoneel aan te stellen en door regelmatige visitaties.
Bibliotheken, ook in de Nederlanden, kregen regelmatig rondreizende geleerden op bezoek; denk bijvoorbeeld aan de bibliotheekreis van Z.C. von Uffenbach.Ga naar eind5 Hönn laakt nu de bibliothecarissen die aan deze bezoekers te veel geld vragen voor een rondleiding. Soms laten zij niet alle of zeer weinig interessante stukken zien, zelfs niet eens de topstukken. Er volgt een hele waslijst van bibliotheekzonden. Bibliothecarissen:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||
Een zetterij-interieur met op de achtergrond de papiervoorraad, erboven bedrukte vellen die hangen te drogen. Rechts is het kloppen van de drukvorm te zien: de afdruk moet zo egaal mogelijk worden. Diderot-d'Alembert, Encyclopédie, plaat 1 in de platenband ‘Imprimerie’
| |||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||
Als remedie wordt aanbevolen een goede instructie te maken voor de ambtsuitoefening, door voorschriften voor de collectievorming op te stellen, door visitaties en door een jaarlijkse verantwoording van inkomsten en uitgaven te vragen. | |||||||||||||||||||||
BoekveilingenTot het midden van de achttiende eeuw werden in Zuid-Duitsland nog geen boekveilingen gehouden. Misschien bezocht Hönn als student in Groningen wel eens een veiling: de eerste verkopingen vonden daar al rond 1620 plaats. Lange tijd had de in 1614 gestichte Hogeschool voor Stad en Ommelanden het alleenrecht op het houden van boekveilingen in Groningen en was een ambtenaar - Auctionarius of Boekholder van de Auctiën genoemd - met het regelen van de verkopingen, die in de Academiekerk aan de Broerstraat werden gehouden, belast. Pas na de Franse tijd, in 1816, verviel dit privilege. Afgezien van het telefonisch bieden en van het veilen via internet, is er in het veilingwezen misschien nog het minst van al veranderd in de loop der eeuwen. Veel van wat Hönn hier signaleert, klinkt vertrouwd:
Blijkbaar waren kijkdagen in Höhns tijd nog geen regel want ter remedie pleit hij daarvoor. Overheidstoezicht, officiële erkenning van veilinghouders en goede reglementen ziet hij verder als middelen het bedrog en gerommel in deze regio van het boekenvak tegen te gaan.
Een vorm van bedrog, of minstens van benadeling, die in onze tijd nogal eens verbonden is aan boekveilingen, de zogenaamde ‘ring’, komt in Hönns opsomming niet voor.Ga naar eind6 Deze activiteit, waarbij een groep handelaren (of een enkele maal particuliere kopers) via één persoon namens de groep op alle kavels laat bieden waarin zij gezamenlijk geïnteresseerd zijn, | |||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||
ontstond waarschijnlijk al in de Romeinse oudheid. In de achttiende eeuw was de professionele handel in antiquarische boeken echter nog niet zo verbreid, zeker niet in Zuid-Duitsland. Was in het achttiende-eeuwse Parijs een tijdlang een ring actief die de ‘Bande Noire’ werd genoemd, in Coburg en omstreken had dit kwaad zich toen waarschijnlijk nog niet voorgedaan, zodat Hönn er geen kennis van had. Het Betrugs-Lexicon is Hönns succesvolste boek geworden. In zijn autobiografie vertelt de auteur dat het boek hem van katholieke zijde nogal wat vijandschap heeft opgeleverd. In Bohemen schijnt het zelfs geconfisqueerd en verbrand te zijn. Dit naar aanleiding van een aantal tamelijk anticlericale artikelen, in het bijzonder die over ‘Monniken’ en ‘Nonnen’. In zijn voorrede betoogt Hönn dat het bedrog niet alleen de wereld beheerst, maar dat met name in de bijbel vele gebeurtenissen worden beschreven die niet anders dan ijdel bedrog zijn; een heikel punt waaraan door de eeuwen heen nogal wat theologische uitleg te pas moest komen. Hönn werd gedwongen artikelen weg te laten of teksten te wijzigen. Men heeft het Betrugs-Lexicon later wel als een satyrisch bedoeld werk opgevat. In zijn eigen tijd dacht blijkbaar niet iedereen zo over deze parade van bedriegers en bedrogenen: velen waren bang dat men door die artikelen in het Lexicon gemakkelijk op verkeerde gedachten zou kunnen komen. De artikelen over het boekenvak tonen aan dat de auteur zelf het van harte eens was met het motto aan het begin van zijn boek: ‘Der Welt Wagen und Pflug
Ist eitel Lügen und Trug’
| |||||||||||||||||||||
BijlageEdities
In de twintigste eeuw verschenen enkele facsimile-drukken: Leipzig 1929, Hamburg 1977 en Leipzig 1981. De druk van J.C. Findeisen, Coburg 1761, is te beschouwen als de definitieve uitgave. |
|