| |
| |
| |
Berichten
Speurtocht naar onbekende brieven van en aan Willem Witsen
De schilder, etser en fotograaf Willem Arnold Witsen (1860-1923) liet een veelzijdig oeuvre na. Witsen studeerde aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, waar hij bevriend raakte met schilders als Antoon Derkinderen, Willem Tholen, Jacobus van Looy, Jan Veth, Eduard Karsen en Jan Toorop. Later leerde hij George Breitner en Isaac Israels kennen, die aan de Koninklijke Academie in Den Haag hadden gestudeerd. Als lid van het Letterkundig Genootschap Flanor maakte hij kennis met de literatoren Willem Kloos, Albert Verwey en Frederik van Eeden, uit wier gelederen in 1885 De Nieuwe Gids voortkwam.
De correspondentie van Witsen, onder anderen met zijn eerste vrouw Betsy van Vloten en met bovengenoemde schilders en literatoren, geeft een uniek beeld van het literaire en culturele leven van zijn tijd en van zijn rol daarin. Het is een zeer waardevolle bron voor onderzoek.
De Stichting Willem Witsen werkt samen met de ub van de Universiteit van Amsterdam, het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, het Constantijn Huygens Instituut, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren en de Koninklijke Bibliotheek aan een project om de omvangrijke correspondentie - meer dan 2000 brieven - te digitaliseren, transcriberen en annoteren en via het web beschikbaar te stellen, samen met ander relevant (beeld)materiaal.
De grootste brievencollecties berusten bij de ub Amsterdam en de kb. Verder is een aantal kleinere collecties inmiddels in kaart gebracht. Het betreft brieven (en andere documenten) die beheerd worden door het Witsenhuis, het Rijksprentenkabinet Amsterdam, het Frans Halsmuseum, het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, het Letterkundig Museum, het Nederlands Muziek Instituut, het Gemeentearchief Den Haag en enkele particuliere collecties.
Om een zo compleet mogelijke collectie te kunnen aanbieden, zijn wij op zoek naar meer brieven van en aan Willem Witsen, en andere relevante stukken. Kent u openbare of particuliere collecties, anders dan de bovengenoemde, waar zich materiaal van en over Witsen bevindt? Dan zouden wij het bijzonder op prijs stellen wanneer u contact opneemt met Ester Wouthuysen, secretaris van de Stichting Willem Witsen [e.wouthuysen@hetnet.nl), of Marianne Peereboom, Koninklijke Bibliotheek (projectleider, marianne.peereboom@kb.nl).
Brief van Willem Witsen aan Betsy van Vloten, 30 oktober 1897. Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA), hs. xxx A 46, nr. 944
| |
| |
| |
's-Gravesande-prijs voor het echtpaar P.J. Buijnsters en Leontine Buijnsters-Smets
De Jan Campert-stichting, die sinds 1947 de Haagse literatuurprijzen toekent, heeft in 2005 weer een aantal auteurs bekroond. Een van de prijzen, de driejaarlijkse's-Gravesande-prijs voor bijzondere literaire verdiensten, is toegekend aan P.J. Buijnsters en Leontine Buijnsters-Smets voor hun baanbrekende ‘trilogie’ op het gebied van de geschiedenis van het Nederlandse kinderboek: Bibliografie van Nederlandse school- en kinderboeken 1700-1800, Kunst en leering. Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw en Papertoys. Speelprenten en papieren speelgoed in Nederland (1640-1920). De drie boeken verschenen bij Waanders. P.J. Buijnsters, emeritus hoogleraar in de Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw, ontving de 's-Gravesande-prijs al eerder voor zijn biografie van Hieronymus van Alphen (1973). De Haagse literatuurprijzen zullen worden uitgereikt in de aula van het Letterkundig Museum op vrijdagavond 16 december. Bij die gelegenheid verschijnt ook de jaarlijkse bundel met essays over het werk van de bekroonde auteurs.
| |
Koninklijke bibliotheek werkt aan voltooiing van de ‘short title catalogue Netherlands’
Dit najaar is de kb gestart met een project om de Short Title Catalogue Netherlands (stcn) binnen vier jaar te voltooien. Hierdoor komen alle boeken en tijdschriften die voor het jaar 1800 in Nederland gedrukt zijn bij elkaar in een online bestand, dat voor iedereen gratis raadpleegbaar is via www.kb.nl/stcn. In 1982 begon de kb met de stcn. In Nederland gedrukte boeken van voor 1540 waren al beschreven in goede bibliografieën en ook de 19e en 20e eeuw werden reeds bestreken, maar de periode 1540-1800 was nog onontgonnen terrein. De stcn bevat nu 130.000 edities in ruim 250.000 exemplaren. De totale omvang van de Nederlandse boekproductie tot 1800, een periode waarin Nederland grote delen van Europa van kennis en lectuur voorzag, wordt geschat op meer dan 250.000 verschillende edities. Doordat Nederland van oudsher geen wettelijk depot kende, is er niet één bibliotheek waar ze allemaal te vinden zijn. Daarom verwerkt de stcn de collecties van zoveel mogelijk belangrijke wetenschappelijke en speciale bibliotheken in Nederland en enkele daarbuiten. Om de stcn te voltooien worden de komende vier jaar 350.000 exemplaren aan het bestand toegevoegd.
Het uitleenbureau van de societeitsbibliotheek. Betimmeringen door H. Pander en Zonen, hekwerken en verlichting door de firma Gispen
| |
Bibliotheek sociëteit De Witte 150 jaar
Aan de noordzijde van het Plein in Den Haag zetelt de in 1802 opgerichte Nieuwe of Littéraire Sociëteit ‘De Witte’. De op 1 november 1855 geopende clubbibliotheek (27.000 titels) heeft op 2 november van dit jaar haar 150-jarig jubileum
| |
| |
gevierd, met een besloten symposium over ‘verborgen bibliotheken in Den Haag’. Ondanks het feit dat tijdens de Tweede Wereldoorlog tweederde van de collectie is verdwenen, zijn op het gebied van politieke pamfletten (vooral uit de periode 1870-1920) en voormalig Nederlands-Indië nog veel belangrijke en zeldzame werken bewaard gebleven. Naar aanleiding van dit jubileum zijn de belangrijkste banden uit de collectie door een boekrestaurator hersteld. Ook de interieurs, die in 1932 zijn gerenoveerd in Art Décostijl, worden op dit moment vakkundig gerestaureerd. Het oktobernummer van het clubblad De Witte is geheel gewijd aan de bibliotheek en in het jaarboek Die Haghe 2005 verschijnt een omvangrijk artikel over de bibliotheekgeschiedenis, geschreven door een lid van de bibliotheekcommissie. Informatie: www.societeitdewitte.nl
| |
De kwadraat-bladen Een serie avantgarde-tijdschriften 1955-1974
In juni 1959 werd door het dagblad De Telegraaf bewust een rel veroorzaakt. Schrijvers van ingezonden brieven ontvingen f100, - mits de brief een flink rancuneuze toon aansloeg. Onder de briefschrijvers bevondt zich een opmerkelijk aantal verongelijkte beeldend kunstenaars, onder wie Jean Paul Vroom, Rik van der Mey, Louis Schrikkel en Carel Willink. Hun jarenlang opgespaarde ongenoegens over het gevoerde museumbeleid van Willem Sandberg, de directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, knalden eruit. Vroom maakt het wel het bontst. In De Telegraaf van 1 juli 1959 vergeleek hij Sandbergs ideeën met die van Rosenberg, de theoreticus van de nationaal socialistische kunst van het Derde Rijk. Wat was er aan de hand?
In 1959 verscheen het Kwadraat-Blad Nu, midden in de XXe eeuw. Een tekst van Willem Sandberg, de directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum. Sandberg formuleerde, in de voor hem zo typerende staccato zinnetjes, wat hij dacht over kunst, kunstenaars, het museum voor hedendaagse kunst en hun functies in de maatschappij. Voor wie het beleid van Sandberg een beetje had gevolgd, stond er niets opzienbarends in. Maar de als in een manifest, in korte zinnen en in onderkast opgemaakte en soms met de hand geschreven teksten veroorzaakten een stortvloed aan negatief commentaar. Sandberg was niet alleen de auteur maar eveneens de vormgever van het Kwadraat-Blad. Hij reageerde niet op de beschuldigingen. ‘Dit zijn mijn ideeën en daar sta ik voor’, was zijn enige commentaar. Hoe hij dacht over het dagelijkse nieuws gebracht door de krant was bekend: ‘morgen zit de vis er in’. Niets zo vergankelijk als het krantennieuws, aldus Sandberg.
Een Kwadraat-Blad? Wat is dat? Dat is te zien in een tentoonstelling in de galerie van het ontwerpbureau 2D3D aan de Mauritskade 1 in Den Haag. Een galerie gespecialiseerd in het werkterrein van de grafisch ontwerpers die in hetzelfde pand zijn gehuisvest. De Kwadraat-Bladen waren een serie experimenten in druk op het gebied van de grafische vormgeving, beeldende kunst, literatuur, architectuur en muziek, uitgegeven van 1955 tot 1974. Een serie uitgaven op het formaat 25×25 cm. Dat was de enige overeenkomst van alle nummers die zijn verschenen. Allemaal werden ze bedacht of geïnitieerd door Pieter Brattinga, die jarenlang verbonden was als ‘pr-man’ aan steendrukkerij De Jong & Co in Hilversum. Pieter Brattinga, de derde generatie Brattinga werkzaam in de drukkerij, had zich voorgenomen te bewijzen dat steendrukkerij De Jong & Co zich inmiddels ontwikkeld had tot de beste offsetdrukkerij van, op zijn minst, Nederland. Om dat aan te tonen zou er op onregelmatige tijden een publicatie verschijnen die door de uitvoering en inhoud iedere keer weer verbazing moest oproepen bij de lezer. En dat deden de Kwadraat-Bladen ook.
Wat begon als een voorzichtig, bescheiden reclamemiddel, groeide uit tot een op zichzelf staande serie avant-gardetijdschriften. Ze werden wereldwijd gratis verspreid onder de relaties en de toekomstige relaties van de drukkerij. De onderwerpen van de bladen waren veelal verbonden met het vak van het drukken en ontwerpen van drukwerk - over letters en vouwwijzes - maar heel vaak ook kwam de inspiratie vanuit de beeldende kunst, muziek en de literatuur. Bij elk van
| |
| |
die Kwadraat-Bladen horen prachtige verhalen. Over het onleesbare letterfont dat Wim Crouwel ontwikkelde zodat iedereen opnieuw zou moeten leren lezen. Over Anthon Beeke die als reactie daarop een letterfont samenstelde gevormd door blote vrouwen. Over de bold-versie van diezelfde letter die door dezelfde vrouwen gevormd zou worden maar dan dertig jaar later, maar wat niet doorging omdat er al een aantal van zijn vrouwen was overleden. Een aantal van die verhalen is terug te vinden in het boekje dat ter gelegenheid van deze tentoonstelling verscheen.
Opvallend aan de serie Kwadraat-Bladen was het vierkante formaat. Eigenlijk werd dit formaat in de grafische wereld zelden of nooit gebruikt. Een papiersoort op een vierkant formaat werd ook niet geleverd. Het werd daarom gesneden uit een andere maat, wat veel ‘afval’ opleverde. Dat was zonde van het papier. Papier was om te bedrukken en niet om weg te gooien. Eén van het weinige vierkante formaat drukwerk was heel lang de grammofoonplatenhoes. De eigengereide Brattinga koos voor het vierkant formaat om de publicaties herkenbaarheid te geven. Wat niet wil zeggen dat alle uitgaven ook vierkante boekjes zijn. Integendeel. Opgevouwen tot 25 × 25 cm was de uitgave naar aanleiding van de muurschildering van Jan Bons. De bladspiegel van het door hem ontworpen Kwadraat-Blad bedroeg 25 × 50 cm en helemaal opengeslagen had het een maat van 25 × 100 cm.
De Kwadraat-Bladen groeiden uit tot een fenomeen. Het was iedere keer een verrassing wat drukkerij De Jong nu weer had gemaakt. Aan alles werd gedacht. Zo werd het Kwadraat-Blad over de Amerikaanse uitvinder en ingenieur Buckminster Fuller kort voor Sinterklaas verstuurd, zodat het pakketje de bedoeling kreeg van een 5-decembercadeautje.
Met de uitgave van De klokken van Chagall in 1956 veroverde de serie Kwadraat-Bladen een definitieve plek als ‘gelegenheidsdrukwerk’, ook al liepen de meningen over de inhoudelijke waarde, zoals dat bij elk nieuw verschenen nummer zou gebeuren, uiteen. Om deze uitgave te realiseren reisden Pieter Brattinga en Joost Beljon in november 1956 met de auto en een zevental geprepareerde lithostenen naar Vence, vlakbij Cannes in Zuid-Frankrijk, naar het buitenhuis van Chagall. De kunstenaar had hen uitgenodigd om daar verder te praten over de plannen die ze hem eerder per brief hadden aangekondigd. Beljon had een essay geschreven over het veelvuldig voorkomen van klokken en liefdesparen in het werk van Chagall. Brattinga wilde de tekst graag publiceren als Kwadraat-Blad, maar wilde de uitgave graag voorzien met een tekening van de meester zelf. Chagall moest het essay nog lezen toen de twee in Vence arriveerden. De 69-jarige Chagall had daarvoor een paar dagen nodig. ‘Maar op een goede dag, toen we ons voor de zoveelste keer per telefoon meldden, klonk aan de andere kant een enthousiaste stem die ons vroeg direct naar zijn atelier te komen; het essay was geweldig en hij zou zeker iets voor ons tekenen!... Drie lange dagen later mochten wij op het atelier terugkomen. Daar stond de steen met de pendule van Chagall, een prachtige tekening, Chagall was tevreden, wij waren blij en opgelucht...’ Vanwege een dreigend benzinetekort in Frankrijk, veroorzaakt door het escaleren van het Suez-conflict, werd Brattinga gedwongen eerder naar huis te vertrekken. Beljon bleef achter en ging per vliegtuig met de betekende lithosteen terug. Tegenover de verbaasde douane die de lithosteen aantrof in zijn koffer beweerde hij dat ‘tekenen op stenen is mijn hobby’, waarop de verbaasde beambte reageerde met ‘O, u bent zeker kunstenaar, meneer...’. De litho werd gedrukt in steendruk en de tekst in offset.
Tegelijkertijd organiseerde Brattinga tentoonstellingen in de bedrijfskantine van de drukkerij. Tentoonstellingen die net als de Kwadraat-Bladen zouden uitgroeien tot een enorm fenomeen. Aanvankelijk waren ze bedoeld om het eigen personeel vertrouwd te maken met de laatste ontwikkelingen op het terrein van de grafische vormgeving en beeldende kunst, maar al spoedig trok het vooruitstrevende karakter van de kantinetentoonstellingen bezoekers vanuit binnen- en buitenland. Van 1954 tot 1973 zouden er bijna tachtig tentoonstellingen georganiseerd worden. Simon den Hartog, die door Pieter
| |
| |
New alphabet. Een mogelijkheid voor de nieuwe ontwikkeling. Een voorstel voor een nieuw lettertype voor een zetsysteem met een kathodestraalbuis. Tekst en vormgeving Wim Crouwel. Het Kwadraat-blad verscheen in 1967. Boekje van 16 pagina's, geniet in de rug, formaat 250 × 250 mm
Brattinga wel eens zowel zijn linker- als zijn rechterhand werd genoemd, had als diens assistent een groot aandeel in de continuïteit en de uitvoering van de plannen, zowel wat betreft de tentoonstellingen als de Kwadraat-Bladen. Brattinga en Den Hartog waren zo'n hecht team dat men aan de reeks activiteiten niet merkte dat Brattinga de jaren 1960-1964 als docent aan het New Yorkse Pratt Instituut doorbracht.
Soms werd de uitgave van een Kwadraat-Blad gekoppeld aan de presentatie in de bedrijfskantine, die door Wim Crouwel en Kho Liang Ie in 1958 werd gemoderniseerd. In de periode, 1956-'59 droegen zij ook zorg voor de vormgeving van de tentoonstellingen. Maar ook werden opdrachten verstrekt aan ontwerpers als Otto Treumann, Gerard Wernars, Charles Jongejans en vele anderen. De vormgeving van uitnodigingen en affiches werd steeds uitgevoerd volgens een bestaand basisstramien, ook weer gebaseerd op het vierkant, ontworpen door Brattinga.
Het leukste onderdeel van de publicatie en de tentoonstelling zijn de nooit verschenen Kwadraat-Bladen. Brattinga die in 1958 Karel Appel had leren kennen, wilde een uitgave maken met als tekst ferme uitspraken van Appel, zoals ‘mijn tube is als een raket die de ruimte beschrijft’ en ‘ik schilder als een barbaar van deze barbaarse tijd, mijn werk is geen kunst, het is het spontane avontuur van nu’. Het moest een ‘fijn dik boek worden’, en er was al een titel ‘Karel Appel zegt’. Maar in 1963 strandde het project. De breuk werd veroorzaakt door de nogal ‘naakte’ collages die Appel speciaal voor de uitgave had gemaakt en die in de ogen van de toenmalige directie te ver gingen.
| |
| |
Een Kwadraat-Blad dat niet verder kwam dan een drukproef werd in 1969 gemaakt door Charles Jongejans. Het zou gaan over auto's en Karst Zwart maakte hiervoor alvast een auto-illustratie. De drukproef bestaat uit de illustraties die voor het definitieve blad gebruikt zouden worden. Op een van de illustraties staat het hele productieteam dat aan dit Kwadraat-Blad werkte. Het zou de eerste en enige keer zijn dat de makers zich presenteerden. De productie is halverwege gestaakt vanwege de angst die men had voor een hoge rekening van de reproductierechten die voor de afgebeelde Chevrolet te verwachten was. De Amerikaanse auto met grote vleugels speelde een essentiële rol in het concept van dit Kwadraat-Blad.
In de jaren zeventig kreeg de publicatiedrang van de steendrukkerij De Jong navolging. Drukkerijen als Rosbeek, Lecturis, de IJsel en Van Boekhoven-Bosch kwamen met series onregelmatig verschijnende uitgaven over het grafische vak of nauw daaraan verwante onderwerpen.
De Kwadraat-Bladen worden nogal eens genoemd in combinatie met de vermaarde ‘Proostprikkels’, een serie uitgaven van papierfabrikant Proost en Brand, die sinds 1935 steeds in een andere vorm verschenen en bedacht werden om nieuwe papiersoorten te introduceren. Het karakter van het tijdschriftidee ontbrak daar echter. Maar in 1963 verscheen er een Kwadraat-prikkel (nr 272) onder het motto ‘Jede Konsequenz führt zum Teufel’. In de tekst wordt gepleit voor een minder zakelijke aanpak van ‘industriële producten’. Het lijkt alsof deze publicatie vooral een parodie wil zijn op de toen in ontwerperskringen zeer gewaardeerde Kwadraat-Bladen.
In 1974 kwam er een einde aan de reeks Kwadraat-Bladen. Dit zal ongetwijfeld ook te maken hebben gehad met de hoge kosten. Maar het doel was bereikt! Met gepaste trots zegt de voormalige linker- en rechterhand van Brattinga, Simon den Hartog: ‘Toen ik in 1973 het bedrijf verliet, waren ontwerpers, architecten en fotografen onze belangrijkste klanten. We hadden bereikt dat ontwerpers op voorhand zeiden: het wordt gedrukt bij steendrukkerij De Jong & Co.’ De goodwilluitgave was geboren. En gelukkig verschijnen ze nog steeds.
Adres: 2D3D galerie, Mauritskade 1, Den Haag. Bezoek op afspraak. De tentoonstelling is nog te bezichtigen tot 6 januari 2006. Informatie: www.2D3Dgalerie.nl.
Publicatie
Kwadraat-Bladen. En serie experimenten in druk op het gebied van de grafische vormgeving, beeldende kunst, literatuur, architectuur en muziek, 1955-1974. Medewerkers aan de Kwadraat-Bladen waren onder anderen Anthon Beeke, Marc Chagall, Otto Treuman, Buckmister Fuller, Willem Sandberg, Gerard Unger en Simon Vinkenoog; 28 pagina's in een omslag van 8 pagina's. Ingestoken een affiche met een overzicht van alle tentoongestelde Kwadraat-Bladen. Inclusief Engelstalige samenvatting. Geheel in kleur uitgevoerd. Uitgegeven door uitgeverij De Buitenkant in Amsterdam. isbn 9076 425 16 4; €20.
Dingenus van de Vrie
| |
Menno Hertzberger prijs 2005
Op 22 november is de Menno Hertzberger Prijs voor de dertiende maal uitgereikt. Deze prijs werd in 1963 ingesteld door de Nederlandse antiquaar Menno Hertzberger, toenmalig voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren, ter stimulering van de bestudering van de geschiedenis van het boek en de beoefening van de bibliografie. De prijs gaat eens in de drie jaar uit naar de auteur(s) van een studie op het gebied van de bibliografie of de geschiedenis van het boek.
De Menno Hertzberger Prijs is ditmaal toegekend aan de Amsterdamse uitgeverij De Buitenkant voor haar grote verdienste op het gebied van de publicatie van Nederlands boekwetenschappelijk onderzoek. De tweede Menno Hertzberger Aanmoedigingsprijs is uitgereikt aan M. van Otegem voor zijn boek A bibliography of the works of Descartes (1637-1704). De jury werd gevormd door het bestuur van de Stichting Menno Hertzberger Prijs van de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren, dat bestaat uit J.F. Heijbroek (voorzitter], P.G. Hoftijzer, L. van Krevelen, P.A.G.W.E. Pruimers (secretaris) en C. de Wolf.
|
|