Enkele jaren voor de Schäfer-veiling was ook Abrams gedwongen een deel van zijn collectie te verkopen. Dat hing samen met de omstandigheid dat hij zijn ontwerpbureau in New York verkocht; zijn typografische collectie - immers bronnenmateriaal voor zijn activiteiten - had hij met zijn bedrijf verbonden, met het gevolg dat de belasting zich meldde - een verschijnsel waarmee wel meer boekenverzamelaars zijn geplaagd. Op een veiling bij Sotheby's in 1989 zijn meer dan honderd incunabelen in andere handen overgegaan. Een aantal daarvan ging naar Amsterdam, naar de Bibliotheca Philosophica Hermetica. De veilingcatalogus - prachtig vormgegeven, gezet uit zijn eigen ‘Venetian’ - geeft niet alleen een beeld van wat met enige overdrijving een studiecollectie van een typografisch ontwerper genoemd kan worden, maar is ook in bibliografisch opzicht bijzonder waardevol omdat de grote incunabelspecialist Paul Needham de beschrijvingen verzorgde. Na zijn dood, in 2001, vond er nog een veiling bij Sotheby's plaats van een deel van zijn nalatenschap.
Elke letterontwerper en boekverzorger kijkt naar het verleden. Revoluties zoals die in de beeldende kunsten voorkomen, zijn in de typografie ondenkbaar, omdat dan de leesbaarheid in het gedrang komt en het overdragen van een boodschap gehinderd wordt: de boekdrukkunst is de conservatiefste onder de kunsten. Maar niet elke ontwerper richt een bibliotheek in waarin dat deel van het typografisch verleden bijeengebracht wordt dat direct aansluit bij diens activiteiten. Abrams' beide lettertypen komen voort uit zijn bronnenmateriaal: zijn Italiaanse drukken van Jenson en anderen brachten hem tot de ‘Venetian’, terwijl de ‘Augereau’ teruggaat op zijn collectie vroegzestiende-eeuwse Parijse drukken van Robert Estienne, Colines, Augereau en anderen. Zoals gezegd had hij weinig drukken in een gotische letter: hij verzamelde functioneel, als typograaf en letterontwerper.
Voor een positionering van Abrams' letters is het zinvol in de tussen circa 1470 en circa 1540 ontworpen romeinse lettertypen ruwweg drie groepen te onderscheiden: 1. de romeinen vóór Aldus Manutius, in het bijzonder die door Nicolas Jenson in Venetië ontworpen zijn (en de derivaten daarvan); 2. de in opdracht van Aldus door Francesco Griffo gesneden romeinen; 3. de romeinen die op basis van die van Griffo in het bijzonder in Parijs zijn ontstaan, gesneden door Colines, Augereau en vooral door Garamond (en door enkele anonieme ontwerpers). Abrams heeft zich door de eerste groep laten inspireren in zijn ‘Venetian’, die een Jenson-variant is, en door de derde groep in zijn ‘Augerau’, die een Garamond-variant is. Beide lettertypen zijn door de grote typograaf Max Caflisch uitvoerig geanalyseerd.
De ‘Venetian’ uit 1987, nog als fotoletter ontworpen, hoort duidelijk in de rij twintigste-eeuwse lettertypen die sterk door Jenson geïnspireerd zijn, zoals de ‘Golden Type’ van William Morris, de ‘Doves Type’ van Emery Walker of de ‘Centaur’ van Bruce Rogers. De naam van de tweede letter, uit 1996, een echte digitale letter, verwijst naar de Parijse letterontwerper en drukker Antoine Augereau, die mogelijk de leermeester van Garamond was, maar in 1534 als ketter werd gedood. Abrams' ‘Augereau’ draagt zijn naam echter meer als een eerbewijs aan de typograaf Augereau, want in feite is het een Garamond-variant. Romeinen uit de zestiende eeuw maakten nog geen deel uit van een letterfamilie waartoe ook een cursief behoorde, zodat Abrams zich voor de cursief richtte op die andere grote Franse lettersnijder Granjon. Al wordt de ‘Adobe-Garamond’ van Robert Slimbach terecht als de beste digitale Garamond gewaardeerd (er zijn veel digitale Garamond-derivaten), ik heb een zwak voor de ‘Augereau’, die de wat bredere Italiaanse geometrische romein combineert met Franse elegantie.
[The George Abrams Collection. Sotheby's, London 1989; Max Caflisch, Schriftanalysen. St. Gallen 2003]