| |
| |
| |
Berichten
Boeken over boeken op internet
Iedereen die zich langere tijd in de boekenwereld ophoudt, zal vroeg of laat in aanraking komen met het in 1976 begonnen antiquariaat Oak Knoll Books of de twee jaar later opgerichte Oak Knoll Press, beide gevestigd in New Castle, Delaware, usa. De uitgeverij heeft ondertussen ruim 950 boeken over boeken uitgegeven of gedistribueerd en voegt zo'n veertig nieuwe titels per jaar aan de fondslijst toe. Wie op zoek is naar antiquarische boeken over boeken in de meest ruime betekenis zal bij Oak Knoll Books vaak de gezochte titel kunnen vinden, aangezien er zo'n 20.000 titels in voorraad zijn. Bewust zoeken én ongewild vinden worden ook heel gemakkelijk gemaakt. Oak Knoll Books heeft namelijk een uitstekende website, maar publiceert daarnaast ook jaarlijks een aantal omvangrijke catalogi.
De oprichter, Bob Fleck, is een boekenliefhebber in hart en nieren, die zich naast zijn zakelijke beslommeringen bijvoorbeeld ook actief inzet voor antiquarenorganisaties. Hij was voorzitter van de Antiquarian Booksellers Association of America (abaa) en is momenteel de eerste Amerikaanse voorzitter in veertig jaar van de overkoepelende International League of Antiquarian Booksellers (ilab). Op de website staat: ‘Book-selling is much more than balance sheets and income statements. We sell books because we really enjoy it.’
Dat deze opmerking gemeend is bleek onlangs, toen Bob Fleck zijn klanten een e-mail stuurde waarin hij hen erop attent maakte dat via de website van Oak Knoll nu ruim zestig Engelstalige boeken over boeken zijn te raadplegen. Dit is een service voor zijn klanten die financieel nadelig zou kunnen uitpakken. Niet iedereen wil namelijk een tekst als boek in de kast hebben staan.
De digitale boeken zijn te vinden op www.oakknoll.com/digitalbooks.php en ondergebracht in de volgende categorieën: ‘Bibliography’, ‘Bookbinding’, ‘Book Collecting’, ‘Book Design’, ‘Book Illustration’, ‘Bookplates’, ‘Book Selling’, ‘Fine Printing’, ‘Private Press & Artist's Books’, ‘Forgery’, ‘History of Printing’, ‘Libraries’, ‘Literary Criticism’, ‘Publishing’, ‘Typography’ en ‘Writing & Calligraphy’. Sommige van deze categorieën bevatten slechts een paar titels. Zo zijn onder ‘Book Design’ alleen twee boeken van Theodore Low De Vinne over titelpagina's opgenomen en bevat de rubriek ‘Forgery’ twee titels over Shakespeare-vervalsingen. Andere rubrieken zijn echter veel uitgebreider en bieden soms zelfs meer dan aanvankelijk lijkt. Onder ‘Bibliography’ is bijvoorbeeld een link te vinden naar de digitale versie van alle sinds 1948 verschenen afleveringen van de Studies in Bibliography, Papers of the Bibliographical Society of the University of Virginia. Ook in andere gevallen biedt de pagina links naar door anderen gedigitaliseerde boeken, waaronder verschillende titels uit de Posner Memorial Collection, die berust in de Carnegie Mellon University. Andere boeken zijn echter door Oak Knoll zelf gedigitaliseerd. Vooral daaruit blijkt dat Fleck en zijn medewerkers niet alleen in financieel gewin zijn geïnteresseerd, maar ook in de verspreiding van kennis. Wie bijvoorbeeld de titel van The Love Affairs of a Bibliomaniac van Eugene Field in de zoekmachine van het antiquariaat intypt, vindt dat er ook drie echte exemplaren leverbaar zijn. Van Adventures Among Books van Andrew Lang is weliswaar slechts één fysiek
exemplaar beschikbaar, maar van A. Edward Newtons The Greatest Book in the World and Other Papers (gedigitaliseerd door Carnegie Mellon University) heeft Oak Knoll Books maar liefst dertien exemplaren in verschillende prijsklassen in voorraad. Andere boeken, zoals William Blades' The Enemies of Books en On Books and the Housing of Them van de Britse premier William Ewart Gladstone, zijn wel digitaal beschikbaar, maar bij Oak Knoll niet antiquarisch.
Voor mensen die een bepaalde titel snel willen raadplegen is deze service van Oak Knoll een
| |
| |
Twee pagina's van boeken die bij Oak Knoll digitaal beschikbaar zijn
handig hulpmiddel, dat op een paradoxale manier Flecks geloof aan de toekomst van het boek lijkt te onderstrepen, want hij gaat er blijkbaar van uit dat de digitale beschikbaarheid van bepaalde titels geen afbreuk zal doen aan de vraag naar de tekst in boekvorm.
Hans Hafkamp
| |
Menno Hertzberger prijs
In november 2005 zal onder auspiciën van de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren voor de dertiende maal de Menno Hertzberger Prijs worden uitgereikt. Deze prijs werd in 1963 ingesteld door de Nederlandse antiquaar Menno Hertzberger, toenmalig voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren, ter stimulering van de bestudering van de geschiedenis van het boek en de beoefening van de bibliografie. De prijs wordt eens in de drie jaar toegekend aan een al dan niet gepubliceerde studie op het
Twee pagina's van boeken die bij Oak Knoll digitaal beschikbaar zijn
gebied van de bibliografie of de geschiedenis van het boek in de ruimste zin des woords en bedraagt €2.500.
Bij voorkeur wordt de prijs bestemd voor (een) Nederlandse auteur(s), of voor (een) buitenlandse auteur(s) indien zijn/haar (hun) werk speciaal betrekking heeft op de Nederlandse bibliografie of de geschiedenis van het Nederlandse boek.
Voorzover het gepubliceerd werk betreft, komen alleen die boeken in aanmerking die voor de eerste maal zijn verschenen in de jaren 2002-2004. Niet-gepubliceerde manuscripten dienen binnen deze periode voltooid te zijn. Het bestuur van de Stichting Menno Hertzberger Prijs vormt tevens de jury en bestaat uit J.F. Heijbroek (voorzitter], P.G. Hoftijzer, L. van Krevelen, P.A.G.W.E. Pruimers (secretaris] en C. de Wolf Boeken, tijdschriftartikelen of manuscripten kunnen worden toegezonden aan de secretaris van de stichting (Prinsegracht 15, 2512 EW Den Haag), bij wie ook exemplaren van het reglement verkrijgbaar zijn.
| |
| |
| |
Album amicorum Bosboom-toussaint gedigitaliseerd
Een groot aantal verenigingen en honderden vrienden en bewonderaars werkten in 1882 mee aan een album amicorum dat werd vervaardigd ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van de in Alkmaar geboren schrijfster Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint (1812-1886). Het album bestaat uit een verzameling van 684 losse bladen, vergezeld van een vastbladig register met de namen van degenen die eraan meewerkten, een dwarsdoorsnede van de negentiende-eeuwse culturele elite.
Na de dood van de schrijfster in 1886 werd het album amicorum door haar nabestaanden in bruikleen gegeven aan de Koninklijke Bibliotheek. Daar bleef het tot 1912, toen het overging naar het Alkmaarse gemeentearchief.
Het album is in het kader van het project Metamorfoze
Afbeeldingen uit het album amicorum Bosboom-Toussaint (Foto's: gemeentearchief Alkmaar)
geconserveerd en gedigitaliseerd. Metamorfoze is een landelijk programma voor conservering van bibliotheekmateriaal. Voor de digitalisering wordt samengewerkt met het Geheugen van Nederland, een programma van de Koninklijke Bibliotheek dat is gericht op digitalisering van belangrijke bronnen van cultureel erfgoed.
| |
Zeldzaam boekomslag ontdekt
In Vlaardingen is een zeldzaam leren boekomslag van een almanak ontdekt. Uit nader onderzoek is gebleken dat op het omslag het familiewapen en de lijfspreuk staan van stadhouder prins Frederik Hendrik (1584-1647). Het boekomslag is door archeologen gevonden op de voormalige werf waar Nederlands eerste galei is gebouwd.
| |
| |
| |
De meerwaarde van gedrukte Antiquariaatscatalogi
Internet heeft een grote invloed gehad op het antiquariaat, maar inmiddels is gebleken dat de veranderingen minder ingrijpend zijn dan tijdens de jaren van de internethype werd gedacht. Ondertussen hebben vele antiquariaten een website en bieden ze ook een groot deel van hun voorraad on line aan. Voor verzamelaars heeft dit, vooral sinds het ontstaan van gezamenlijke zoeksites, het voordeel dat ze gewenste boeken, die ze vroeger eigenlijk per toeval in een toegezonden catalogus moesten aantreffen, nu veel gemakkelijker en wereldwijd kunnen traceren. In de tweede helft van de jaren negentig werd daarom gedacht dat antiquariaatscatalogi tot het verleden zouden gaan behoren. Aan het eind van dat decennium bleken antiquaren die voorheen wel catalogi hadden uitgegeven, maar dat een aantal jaren niet hadden gedaan, echter weer terug te keren naar dit vertrouwde verkoopinstrument. Nog afgezien van het feit dat nog niet elke verzamelaar even vertrouwd is met internet, heeft dit ook het nadeel dat je er wel boeken kunt vinden, maar dat de mogelijkheden om een boek tegen te komen waarvan je niet weet dat je het wilt hebben (bijvoorbeeld omdat je niet weet dat het bestaat) veel geringer zijn. Maar ook blijkt het imago van internet bij zowel kopers als verkopers niet optimaal. In Among the Gently Mad. Perspectives and Strategies for the Book Hunter in the Twenty-first Century (New York 2002) citeert Nicholas A. Basbanes de Amerikaanse antiquaar William S. Reese, die vertelt dat hij weliswaar vijftig procent van zijn verkopen via internet bewerkstelligt, maar dat deze slechts tien tot vijftien procent van zijn omzet betreffen. ‘Ik heb het gevoel dat elk boek dat meer dan honderd dollar kost in een gedrukte catalogus moet worden vermeld’, aldus Reese. Hij vermoedt dat een traditionele catalogus een grotere autoriteit uitstraalt: ‘Mensen betalen goed geld voor je oordeel en je analyse, en ze willen dat die worden weerspiegeld in je
beschrijvingen, en deze beschrijvingen moeten een zekere mate van duurzaamheid hebben, wat je met een gedrukte catalogus bereikt.’
Duurzaamheid is ook een belangrijke reden om catalogi te publiceren van bepaalde collecties, of die nu zijn samengebracht door de antiquaar of door een verzamelaar. Dit soort catalogi heeft vaak ook als zelfstandig product een bepaalde waarde. Ook in Nederland verschijnen er met een zekere regelmaat collectiecatalogi. Ik denk hierbij onder andere aan de vorig jaar bij Aioloz verschenen catalogus ter gelegenheid van Gerrit Komrijs zestigste verjaardag: En daarvan wilde hij leven! Manuscripten & Documenten, Auteursexemplaren van eigen werk, waarvan zelfs een luxe editie verscheen, omdat deze catalogi vaak ook een verzamelobject worden. Een andere antiquaar die regelmatig bijzondere collecties in een fraai verzorgde catalogus aanbiedt is Eric J. Schneyderberg. Hij begon hier al mee toen hij bij het antiquariaat van De Slegte werkte, waar hij bijvoorbeeld in 1993 De Reve-collectie van Adriaan van Dis per catalogus aanbood. Twee jaar eerder had hij al een catalogus gemaakt van De literaire nalatenschap van Boudewijn Büch. Reve en Büch kwamen in 1994 tezamen in Gezicht op Kerstmis. Een catalogus met bijzondere werken en handschriften van Gerard Reve waarin opgenomen: de Reve-collectie van Boudewijn Büch. De catalogus van Büchs ‘nalatenschap’ is mede bijzonder omdat hierin een aantal van diens jeugdgedichten voor het eerst openbaar werd gemaakt.
Nadat Schneyderberg, onder de vleugels van De Slegte, zijn eigen antiquariaat Aenigma (Spiegelgracht 8, Amsterdam) was begonnen, bleven zowel Büch als Reve onderwerp van opmerkelijke catalogi. Ongeveer een half jaar na Büchs overlijden publiceerde hij De verzamelaar verzameld. Boudewijn Büch 1948-2002, die, aldus het voorwoord, ‘beschrijvingen [had] moeten bevatten van alle werken van de hand van Boudewijn Büch die ooit verschenen. Dit lukte niet.’ Desondanks is deze catalogus toch ‘een handleiding tot een fatsoenlijke collectie’ (om de ondertitel van Aioloz' Piet van Windens bibliografische studie Zelf Reve Verzamelen uit 1998 te lenen). De verzamelaar verzameld heeft bovendien een extra meerwaarde omdat Schneyderberg hierin ook een deel van Büchs ongepubliceerde jeugdwerk beschrijft. Een jaar later liet hij Kleine bijdrage tot
| |
| |
de meetbaarheid van de smart. Boudewijn Maria Ignatius Büch, de collectie B* verschijnen, waarin ‘boeken, plaquettes, manuscripten en typoscripten’ van Büch uit het bezit van Bernadette Gallis werden aangeboden. Deze catalogus bevat afbeeldingen van de handschriften van verschillende ongepubliceerde gedichten en is daarmee onmisbaar voor iedere Büch-verzamelaar.
Onmisbaar is een kwalificatie die ook opgaat voor de in december 2004 verschenen tiende Aenigma-catalogus, Des Avonds Laat. Werk van Gerard Reve. Deze catalogus bevat veel items die uit het archief van Reve afkomstig zijn. In het eerste deel is werk van Reve ‘in boek- en andere vorm’ van De Avonden tot Het Hijgend Hert opgenomen, waaronder auteursexemplaren van diverse bibliofiele uitgaven. Opmerkelijker is het tweede deel waarin elf brieven áán Reve worden aangeboden. Reve is één van de weinige Nederlandse auteurs van wie bij leven al een groot aantal brievenpublicaties is verschenen. Met enkele uitzonderingen, waaronder Willem Nijholt en G.A. van Oorschot, bleven hierbij de tegenbrieven onbekend. Nu is dit niet onoverkomelijk omdat Reve, zoals Renate Rubinstein ooit vaststelde, niet ‘correspondeert [...] uit een behoefte aan contact. Zijn brieven zijn soloprestaties.’ Toch is het interessant nu ook eens de tegenstem te horen, en dat is mogelijk omdat Schneyderberg beschrijvingen met soms uitvoerige citaten heeft gemaakt van de brieven van Annie Romein-Verschoor, Jacques Presser, senator Hendrik Algra (‘een lange, beleefde, milde brief’, oordeelt Schneyderberg), psychiater C.J. Schuurman, Fritzi ten Harmsen van der Beek (drie stuks; de in de vorm van een poes en een slak geschreven brieven zijn ware kunstwerkjes, zo blijkt uit de afbeeldingen), Frans Lodewijk Pannekoek (twee stuks) en Harold Pinter.
In het derde deel, ‘Van Eerste Klad tot Soli Deo Gloria’, biedt Aenigma de manuscripten van Zelf Schrijver Worden, Het Geheim van Louis Couperus en De Stille Vriend aan. Ook deze nummers zijn van uitgebreide beschrijvingen voorzien, die extra belangwekkend zijn omdat Schneyderberg, bij de kladversies die hij te koop aanbiedt, diverse passages citeert die in de definitieve versie zijn vervallen. Zo maakte Reve aanvankelijk in Het Geheim van Louis Couperus de volgende vergelijking: ‘Een bepaalde mate van aanstellerij en hysterie kan mij niet ontzegd worden, maar het fatterige dandyisme van Couperus is mij vreemd.’ Deze ontboezeming sneuvelde echter bij de definitieve redactie van de tekst, maar is nu voor de Reve-liefhebbers toch beschikbaar gekomen. De beschrijving van het manuscript - inclusief aantekeningen en kladschrift - van De Stille Vriend omvat maar liefst dertien pagina's, en is ook weer gelardeerd met diverse, soms uitvoerige, niet eerder gepubliceerde citaten. Als toegift bevat deze catalogus een eveneens dertien pagina's druk tellend ongepubliceerd fragment uit De Stille Vriend, ‘Des Avonds Laat’. Hiermee is deze catalogus niet alleen een belangrijke aanvulling op Reves secundaire bibliografie, maar maakt hij ook deel uit van diens primaire bibliografie en zal daarom uiteindelijk een gewild verzamelobject worden.
Hans Hafkamp
| |
| |
| |
Eigen boekenleggers boekenmarkt op het spui
De Boekenmarkt op het Spui in Amsterdam heeft vijf verschillende boekenleggers gemaakt, die, naast elkaar gelegd, één beeld vormen. De boekenlegger is ontworpen door Kitty Molenaar. Er worden in 2005 bij elke kraam vier boekenleggers uitgedeeld, de laatste volgt begin 2006, als de markt vijftien jaar bestaat. Er staan elke vrijdag 25 antiquaren uit het hele land met een breed scala aan bijzondere en betaalbare tweedehands boeken. Voor de eerste vijftien verzamelaars die de complete verzameling boekenleggers kunnen tonen, zijn er mooie prijzen te winnen.
| |
Reactie op signalering
Het signalement door lk [Lisa Kuitert, red.] dat mijn boek Da Costa tussen Bilderdijk en Suringar. Een uitgeversdocumentatie in De Boekenwereld 21-2 (dec. 2004] 91-92 ten deel is gevallen, geeft het boek mijns inziens niet het respect dat het toekomt. Ik vind dat vooral jammer omdat de Boekenwereld het tijdschrift is van juist die lezers voor wie ik het eigenlijk heb samengesteld.
lk realiseert zich, denk ik, niet hoe zo'n uitgeversdocumentatie tot stand komt. De opmerking ‘Die brieven waren al ontsloten dankzij de in 1990 verschenen catalogus van de kvb’ lijkt wel te willen zeggen: je kon ze zo uit de catalogus plukken. Maar die catalogus vertelt alleen wat er is, niet of ik er ook iets aan heb. Bovendien ontsluit die catalogus alleen de bij Suringar ingekomen brieven, en dat vormt slechts een derde deel van mijn materiaal. Een ander derde zijn de uitgegane brieven, en die moeten moeizaam uit de kopieboeken worden bijeengesprokkeld. Het laatste derde deel zijn brieven uit heel andere archieven dan van de kvb.
De zinsnede ‘Van Hattum drukt ze nu af’ geeft het idee, dat het materiaal kant en klaar uitgetypt lag te wachten. lk gaat daarmee wel gemakkelijk voorbij aan de transcriptie van het, vooral bij Da Costa moeilijke, handschrift, én aan alle dateringsproblemen, waar de catalogus heel vaak naast zit (zoals ik indertijd in een uitvoeri- | |
| |
ge recensie in Het Bilderdijk-Museum heb laten zien), en die door andere brieven konden worden opgelost. Zo beschouwd heeft de kvb aan mijn werk een bijdrage tot verbetering van haar catalogus te danken.
Maar het belangrijkste is dat ik met het kvb-materiaal en al die andere brieven ook iets heb gedáán. Ik heb namelijk - en dat is voor de Nederlandse negentiende eeuw nooit eerder gebeurd - aan de hand van documenten getoond: conceptie, zwangerschap, baring en naweeën van een boek. Immers, van vooral dat ene boek, Bilderdijks Epos, dat Da Costa tegen Suringars zakelijker inzichten in doordrijft, en waarvan de voorraad nog decennialang Suringars zolders zal drukken.
Het toelichten van al dat materiaal wordt in het signalement mijns inziens ook onderschat. De opmerking ‘hier en daar een annotatie’ zette me aan het rekenen: zijn 3,9 noot per pagina weinig? Een onzinnige vraag, uiteraard, want het gaat om de kwaliteit van die noten. Maar als lk 506 + 75 noten te weinig vindt, moet er een plaats genoemd worden die absoluut nog toelichting had gevergd. En het aanduiden van achttien bijlagen (52 pagina's) met ‘enkele bijlagen’ mag ook wel een understatement heten.
De opmerking ‘Het blijven overigens zakelijke brieven’ is in haar algemeenheid niet terecht. Als je het héle boek leest - dit is geen editie waar je zomaar een document uit kunt pakken, want dit boek vertelt een verháál - spatten de relationele vonken eraf. Vandaar de plaatsing op de kaft van het door Bilderdijk ontworpen vignet met de bliksemschichten. Da Costa voelt zich voortdurend onbegrepen in zijn zendingsdrang die prachteditie uitgegeven te krijgen, maar drijft de zakelijke Suringar daarmee regelmatig tot wanhoop. Persoonlijke misverstanden tussen die twee liggen constant op de loer, want Bílderdijk is duidelijk niet de hoofdpersoon van dit boek, zoals lk schijnt te menen. Centraal staan Da Costa en Suringar, beiden uitgevers, zij het in verschillende betekenis van het woord. Da Costa tussen Bilderdijk en Suringar is een prachtig en voor negentiende-eeuwse boekhistorici belangrijk boek.
Marinus van Hattum
|
|