ratione’ een toespeling te zien is op de vijftiende-eeuwse filosoof Pico della Mirandola. Leest Schmeiser in een beschrijving van een gebouw dat aan beide zijden (‘bine per lato’) van de deur pilaren staan, dan goochelt hij daar een vel papier uit. In het midden van het boek komt het hoogtepunt: de door Aldus Manutius gedrukte roman symboliseert zijn drukkerij. De praalwagens op de bekende houtsneden (zie afbeelding) wijzen daarop: de wielen geven het invaren van de vorm onder de degel weer. De filosoof en schrijver verwijst hier naar een schets van een drukpers van de hand van Leonardo da Vinci, die echter een experimentele pers afbeeldt die nooit bestaan heeft, ondanks de verzekering van Schmeiser van het tegendeel: ‘ein existentes Gerät’ (de pers is alleen in de twintigste eeuw enkele malen als curiosum op schaal gebouwd). De vaandels zijn de ophangers waarmee de gedrukte vellen te drogen worden gehangen; ook vormraam en inktballen worden in de houtsneden herkend. De schare nimfen rondom de praalwagens past uiteraard heel goed in een drukkerij. De fallus van Priapus op de befaamde prent staat natuurlijk voor de boom van de pers; als daaraan getrokken wordt, komt een afdruk tot stand. Een plassende putto
verwijst naar het water waarmee de pers schoongemaakt wordt (water wordt bij een drukpers echter alleen gebruikt om het perkament van het timpaan te bevochtigen en aldus het soepel te houden). In elke afbeelding van een tempel ziet de filosoof en schrijver een drukkerij, zich beroepend op de ‘Fachsprache’ van de boekenwereld, maar daar is deze metafoor onbekend. En de grote drukker Manutius is natuurlijk zelf de ontwerper van de houtsneden. Enzovoort, enzovoort.
De gedachtegangen van Schmeiser zijn zo absurd, dat men geneigd is (precies als bij de roman The rule of four) het werk als een pastiche op andere interpretaties van de Poliphilus te zien, wat het jammer genoeg niet is. Al even vreemd is de typografische vormgeving van het boek, van de hand van de auteur: in de tekst - gezet uit een te eng gestelde romein - zijn citaten uit de roman in facsimile verweven.
Het is de vraag tot hoever men gedurfde interpretaties kan accepteren. Postmodernisten hebben het hier gemakkelijk, omdat het volgens de leer de lezer is die teksten zin geeft, en er is geen toetsing mogelijk. Eco heeft wel geprobeerd uit deze impasse te komen door naast de ‘intentio auctoris’ (de bedoeling van de maker, een positie waarvoor nauwelijks nog belangstelling bestaat) en de ‘intentio lectoris’ (de rol van de lezer, in feite een vrijbrief voor élke interpretatie) de ‘intentio operis’ (de betekenis van het werk) te stellen. Tevergeefs, want het is natuurlijk de lezer die deze laatste intentio vaststelt. Naar mijn smaak is in het boek van Schmeiser een grens bereikt, al is het alleen maar omdat de verwijzingen naar de drukkerswereld op een verkeerd begrip berusten.
[Leonard Schmeiser, Das Werk der Drucker. Untersuchungen zum Buch Poliphili Hypnerotomachia. Maria Enzersdorf 2003]