| |
| |
| |
Verschenen boeken
Dorothea Bessen, Klaus Wisotzky (red.), Buchkultur inmitten der Industrie. 225 Jahre G.D. Baedeker in Essen. Essen, 2000, 238 p., ISBN 388474786X, €12,80
Wie kent ze niet, de Baedeker-reisgidsen? Is er één historicus die nog nooit gebruik heeft gemaakt van een negentiende-eeuwse uitgave van deze fundgrubes vol informatie? De kleur is al sinds mensenheugenis rood, de naam is een begrip. Maar toch is Baedeker niet uitsluitend een uitgever van reisgidsen. In Buchkultur inmitten der Industrie worden de geschiedenis en het fonds van de uitgeverij geschetst. Aanvankelijk was Baedeker een uitgever, boekhandelaar en leesbibliotheekhouder, maar in de loop der jaren kwam de nadruk steeds meer te liggen op de uitgeverij.
Baedeker gaf ook schoolboeken, kranten, vaktijdschriften en een catechismus uit. En via reisverhalen en landkaarten kwam de uitgeversfamilie terecht bij de reisgidsen: die maakten haar wereldberoemd. In het boek wordt de familiegeschiedenis geschetst, komen de auteurs van de uitgeverij voor het voetlicht en worden de gebouwen beschreven waar de firma heeft gezeten. Natuurlijk komt ook het fonds uitgebreid aan de orde. De vele foto's maken het boek aangenaam, wat van de bladspiegel niet gezegd kan worden. In de Zeittafel (een kort historisch overzicht in jaartallen) achter in het boek wordt de geschiedenis van familie en firma samengevat. Helaas ontbreekt een fondslijst, maar die zou het boek ook minimaal twee keer zo dik hebben gemaakt. (JvW)
| |
Betriebsfeiern Bei F.A. Brockhaus, Wirtschaftliche Festkultur im 19. und frühen 20. Jahrhundert. Beucha, Sax-Verlag 2001, 247 p., geïll., ISBN 39 34544 10 X
Duitsers maken van alles een wetenschap, zelfs van bedrijfsfeesten. Althans, dit boek zou het begin van een tendens kunnen zijn. Samensteller Thomas Keiderling dook in de geschiedenis van de beroemde uitgeverij Brockhaus uit Leipzig en ontdekte dat er een echte cultuur is ontstaan rond de jubileumfeesten die de firma vierde. Het 50-, 75- en 100-jarig jubileumfeest worden geschetst, de feestredes zijn afgedrukt en worden geanalyseerd: wat is er aan uitgeefpolitiek uit de redes te halen, hoe ziet men de eigen bedrijfsgeschiedenis en -cultuur en is er voor een historicus iets interessants te vinden? Volgens goede traditie werden er gelegenheidsgedichten, -liederen en zelfs -theaterstukken gefabriekt en voorgedragen of uitgevoerd. Ook hiervan is een bloemlezing opgenomen. En ten slotte treft men een flinke ‘brock’ bedrijfsgeschiedenis aan en biografieën van de diverse directeuren uit het geslacht Brockhaus. Het boek vormt een alleraardigste stimulans om eens te kijken of en hoe in Nederland jubilea werden gevierd. Voor zover dat hier en daar al niet gedaan is, maar dan toch niet zo uitgebreid en degelijk als in dit boek. (JvW)
| |
Boudewijn Büch, Geluk. Een vertoog over reizen, boeken en heel veel geld. [Den Haag], SENS-Kansspelbibliotheek [2001], 96 p., geïll., geb., ISBN 90 90146 88 1; niet in de handel
Op 19 mei 1999 verzorgde Boudewijn Büch de opening van de sens-Kansspelbibliotheek in Den Haag. Deze kennismaking moet goed zijn bevallen, want zo'n twee jaar later trad deze instelling op als uitgever van het hier gesignaleerde, oblong uitgegeven en in blauw gedrukte boek. In Geluk gaf Büch wederom uiting aan zijn voorliefde voor boeken, boekenmensen, bibliotheken en reizen. Heel toepasselijk opent de bundel met een beschouwing over Las Vegas, een stad waar Büch, ondanks tegengestelde beweringen in reisgidsen, een aantal interessante boekwinkels heeft ontdekt. Ook andere verre bestemmingen komen in het eerste deel van dit boek aan bod. Het tweede deel heeft de titel ‘Over mensen en boeken’. Büch haalt hierin herinneringen op aan de fameuze antiquaar abraham
| |
| |
Horodisch, vertelt over zijn ontmoetingen met Philip de Schaap, de beheerder van een omvangrijke verzameling damboeken die ondertussen in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek is ondergebracht, en schrijft over ‘Geheime boekenclubs’ zoals de Grolier Club in New York en de Roxburghe Club in Londen. Verder zingt hij een loflied op Mei vil Dewey (1851-1931), de ontwerper van een classificatiesysteem dat nog steeds wereldwijd in vele bibliotheken wordt gebruikt, bespreekt hij zijn voorliefde voor rekenkundige weetjes over bibliotheken en geeft hij uiting aan zijn afkeer van vele andere particuliere verzamelaars. Ten slotte staat hij stil bij de bibliotheken die Andrew Carnegie de mensheid heeft geschonken en gaat hij nader in op de nieuwe behuizingen van de British Library en de Bibliothèque Nationale. Hier onthult hij en passant dat hij als boekenvriend zijdelings betrokken was bij het ontwerp dat Rem Koolhaas voor laatstgenoemde instelling heeft gemaakt (en dat weliswaar bij de laatste vier eindigde, maar het uiteindelijk niet heeft gehaald]. Büch besloot Geluk met een overpeinzing over zijn eigen bibliofilie.
Een kort overzicht van de inhoud als het voorgaande doet eigenlijk geen eer aan dit boek, want ook Geluk is geschreven met Büchs aanstekelijke enthousiasme en een grote dosis eruditie. In het voorbijgaan geeft hij een grote hoeveelheid faits divers over verschillende aspecten van de in de ondertitel genoemde thema's. (HH)
| |
Roderick Cave, Fine Printing and Private Presses. Selected Papers. London, British Library 2001, XII + 268 p., geïll., ISBN 07 12347 22 4, £45,00
In 1971 publiceerde Roderick Cave het overzichtswerk The Private Press, waarvan in 1983 een herziene editie verscheen. Hij schreef toen al meer dan tien jaar over dit onderwerp en is zich ermee bezig blijven houden. In dit boek is een selectie bijeengebracht van artikelen uit die ruim veertig jaar. Ze zijn erg verscheiden van aard, niet alleen wat betreft onderwerp, maar ook qua diepgang. Hij heeft bijvoorbeeld een artikeltje opgenomen over de privé-drukkerij die de tienjarige Nicolas-Charles de Malon, Marquis de Bercy in 1791 begon, dat aanvankelijk als bladvulling werd geschreven voor The Private Library en grotendeels is gebaseerd op een artikel van J. Marchand. Andere artikelen zijn echter op diepgravend onderzoek gebaseerd. Maar ook daarin bestaat een grote diversiteit. In sommige artikelen maakt hij vooral documenten, zoals briefwisselingen of memoires openbaar, terwijl hij in andere artikelen het werk van een bepaalde pers analyseert.
Fine Printing & Private Presses valt in drie delen uiteen. In het eerste deel, ‘General’, geeft hij overzichten van bepaalde breed gedefinieerde onderwerpen, hoewel hij dit deel besluit met een opstel over een bijzondere, kleine drukpers die zich in het Canterbury Museum in Nieuw-Zeeland bevindt. In het tweede deel gaat hij nader in op ‘Individual Presses and Printers’. Hierin is ook de tweedeling die Cave in de titel heeft gemaakt het zinvolst. Hij onderscheidt drukkers die (ook) een groot belang hechten aan exquise drukwerk en drukkers die het voornamelijk om het uitgeven van bepaalde teksten gaat. In dit deel zijn onder andere beschouwingen opgenomen over T.J. Cobden-Sanderson als boekbinder, de door Blake geïnspireerde uitgaven van Ralph Chubb - die vooral zijn eigen homo-erotische werk in het licht gaf - de Gogmagog Press en de Montalk Press van de excentrieke Nieuw-Zeelander Geoffrey Potocki de Montalk. Ook zijn in dit deel twee artikelen over de Golden Cockerel Press opgenomen, hoewel Cave het meeste dat
| |
| |
hij over deze uitgeverij publiceerde buiten beschouwing heeft gelaten omdat dat een plaats heeft gekregen in zijn, samen met Sarah Manson geschreven, A History of the Golden Cockerel Press 1910-1960, dat begin dit jaar verscheen. In het derde deel, ‘Other Fine Printing’, behandelt Cave het bibliofiele genootschap The Philobiblon Society, uitgeversreeksen waaraan wat vormgeving betreft veel aandacht is besteed, de Crown Classics van de Grey Walls Press en The Folio Society. Het boek wordt door een uitgebreid register ontsloten. (HH)
| |
Kurt Löb, Finale. 20 jaar bibliofilie in Meppel 1979-1998. Deventer/Meppel, Grafi/Data 2002, 64 p.
Boekkunstenaar Kurt Löb verzorgde gedurende twintig jaar het nieuwjaarsgeschenk van de toenmalige Drentse ‘Zetcentrale Meppel’ (nu: GrafiData Groep BV) Het ging om kleine uitgaven, zo'n 48 à 52 pagina's, van werk uit de wereldliteratuur (veel Russen), dat Löb op kenmerkende wijze illustreerde. Ze zijn in dit aardige boekwerk bijeengebracht en beschreven, rijkelijk geïllustreerd met schetsen van Löbs ontwerp. Het catalogusgedeelte wordt voorafgegaan door een door Löb zelf geschreven biografische schets met ontroerende foto's en tekeningen.
Hoewel Löb aanvankelijk droomde van een carrière als portretschilder, kwam hij in 1948 bij ‘Lettergieterij Amsterdam’ terecht, waar hij van onder anderen Dick Dooijes en W. Ovink leerde wat grafisch ontwerpen inhield, en waar hij samenwerkte met Jan Burka en Mart Kempers. Schilderen deed hij voorlopig alleen nog op zondag, maar vanaf 1960 was Löb steeds vaker als boekillustrator aan het werk.
In 1979 begon de samenwerking met de Zetcentrale, die tot de bibliofiele reeks zou leiden. De twintig boekjes waren niet voor de verkoop bestemd, en dat geldt ook voor deze goed verzorgde Finale waarvan de oplage desalniettemin 750 exemplaren bedraagt. (LK)
| |
Richard van Schoonderwoerd den Bezemer, Vroom en Vrij. De geschiedenis van de vrijzinnig protestantse jeugdliteratuur in Nederland. Den Haag, Biblion 2001, 240 p., geïll., ISBN 90 54832 59 2, €24,75
Het kan niet op met de publicaties over jeugdliteratuur en dat daarbij niet alleen geijkte en voor de hand liggende paden worden bewandeld, bewijst deze studie. Het boek ‘is niet opgezet als een wetenschappelijke verhandeling, maar wil een degelijke inventarisatie zijn, waarin eenieder zijn weg kan vinden’ (Inleiding). Het betreft vooral literatuur/lectuur (de termen worden door elkaar gebruikt) uit de periode 1880-1970, ‘daarvoor en daarna verscheen er weinig tot niets.’
De eerste drie hoofdstukken zijn ingeruimd voor een plaatsbepaling en historie van het vrijzinnig protestantisme. Voornaamste vaststelling lijkt de paragraaf ‘De auteur is een vrouw’, waarin als belangrijkste auteurs van de vrijzinnig protestantse jeugdliteratuur Jacoba F.D. Mossel, C.M. van Hille-Gaerthé en Mien Labberton genoemd worden. ‘Mannen kom je weinig tegen, blijkbaar hielden die zich met andere zaken bezig. Er is nooit een groot schrijver van vrijzinnig protestantse kinderboeken opgestaan.’ Of die onder al die behandelde vrouwelijke auteurs wél te vinden is, moge een ieder voor zich bepalen, feit blijft dat in deze studie een niet weg te cijferen deel van de leescultuur uit de twintigste eeuw op overzichtelijke wijze te boek is gesteld.
Er zijn hoofdstukken over schrijvers (25 typeringen van wisselende lengte), over uitgevers (10x idem) en illustratoren (12x idem, met als bekendsten W.G. van der Hulst jr. en Edzard Koning). Voorts komen in aparte hoofdstukken aan bod: boekenseries, kinder- en jeugdbijbels, kerstboeken en tijdschriften. Het boek is goed geïllustreerd in kleur en zwart-wit en wordt buitengewoon goed ontsloten door drie registers op personen, uitgevers/organisaties en periodieken/series. Als gezegd in de inleiding is het geen diepgaande, analyserende studie, maar wel een nuttig en sympathiek boek. (FWK)
| |
| |
| |
Louis Schouten, Het verzamelparadijs. [z.p.], Boudewijn Büch gezelschap Büchmania, 2002, [16] p., geen ISBN; niet in de handel
Tot de grootste genoegens van het bibliofiele lezen behoren verhalen over verscholen boekenparadijzen, excentrieke handelaren en de jacht op het ontbrekende boek. Al deze aspecten zijn aanwezig in Het verzamelparadijs, waarin Schouten vertelt over zijn contacten met de achternaamloze scharrelaar Arie, die ook in boeken handelde en daarbij een zeer eenvoudige en eigenzinnige prijsstelling hanteerde. Hierdoor waren er bij hem vaak zeer goedkoop schatten weg te slepen, waarvoor bij gevestigde antiquaren soms wel het honderdvoudige betaald zou moeten worden. Arie's handel rendeerde echter niet echt, waardoor Schouten hem uit het oog verloor, totdat de man hem belde met de mededeling dat hij ‘een wit boekie van die Boeg van je’ had. Schouten realiseerde zich al snel dat het de luxe editie van de Sub Signo Libelli-uitgave Het Androgyn in ska betrof, een zeer gezochte Büch-druk, die hij op dat moment nog niet in zijn collectie had. Hij spoedde zich naar de handelaar, maar die ontmoeting liep iets anders dan hij had verwacht, hoewel hij uiteindelijk het kleinood aan zijn verzameling kon toevoegen.
Het verzamelparadijs verscheen op 14 december 2002 in een oplage van 200 exemplaren ter gelegenheid van de door het plotselinge overlijden van de bewonderde auteur overschaduwde Eerste Internationale Büch-dag, die in de Centrale Openbare Bibliotheek te Amsterdam werd gehouden. (HH)
| |
Peter Van Wiechen, Vademecum van de Oost- en West-Indische compagnie. Historischgeografisch overzicht van de Nederlandse aanwezigheid in Afrika, Amerika, Azië en West-Australië vanaf 1602 tot heden. Utrecht, Antiquariaat Gert jan Bestebreurtje, 2002, 381 p., geïll., ISBN 90 65810 04 8, €59,50
Voor belangstellenden en liefhebbers van ons koloniale en maritieme verleden is dit een buitengewoon handig en informatief vademecum,
zoals de auteur zijn publicatie in het voorwoord noemt. Het wil de lezer een overzicht bieden van wat er op aarde nog te vinden is aan ‘sporen uit de voc- en wic-tijd’. Het lijkt niet ondenkbaar dat menig lezer van dit boek in de verleiding komt een reisje naar intrigerende artefacten uit ons glorieuze verleden te ondernemen.
De ondertitel van het boek dekt vrij nauwgezet de inhoud: historie en geografie. De historie komt tot uitdrukking in het opnemen van een zeer groot aantal personen die op de een of andere wijze een rol gespeeld hebben in ons koloniale wel en wee. Nog opvallender is het aantal geografische lemmata, die naast de geografische plaatsbepaling heel vaak bestaan uit een historisch overzicht en een opsomming van de resterende bezienswaardigheden, die het boek regelmatig het karakter geven van een (spannende) reisgids. Veel van deze beschrijvingen lijken het resultaat van autopsie, mede gezien het grote aantal actuele illustraties.
Naast deze twee bronnen is er plaats voor allerlei vaak verrassende en onverwachte zaken en begrippen. Zo bevat de letter ‘H’ naast de historische en geografische bulk de lemmata ‘haai- | |
| |
enhuiden’, ‘Hernhutters’, ‘hertevellen’, ‘hofreizen’, ‘Holland Society of New York’, ‘Hollandkunde’, ‘hongitochten’, ‘Hugenoten’ en ‘huizen’. Het boek is buitengewoon genereus geïllustreerd en er wordt met sterretjes consequent naar andere lemmata verwezen. De auteur wijst er in zijn voorwoord nadrukkelijk op: ‘een wetenschappelijke pretentie heeft dit boek niet’. De lemmata bevatten dan ook geen enkele literatuurinformatie; wel wordt aan het eind een opsomming gegeven van geraadpleegde werken. Het boek is wat het pretendeert te zijn: een niet al te diepgravend, praktisch naslagwerk over verleden en vooral ook heden van de Oost- en West-Indische Compagnie. (FWK)
|
|