De Boekenwereld. Jaargang 19
(2002-2003)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een zachtmoedig satiricus. De spotprenten van Marius Bauer in De Kroniek (deel 2)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
exceptionele bedrag van tweehonderdvijftig gulden voor één maand, veel meer dan hij had verwacht. Die hoge prijzen waren het gevolg van de enorme toeloop van journalisten en andere bezoekers van de kroning. Hij vertelt ook dat hij blij was dat hij een rokkostuum had, want hij werd met andere journalisten uitgenodigd voor grote diners van meer dan tweehonderd genodigden waar bekende operazangers uit St. Petersburg de muzikale omlijsting verzorgden.Ga naar eind97 Brief van Marius Bauer aan zijn moeder, begin mei 1896. Onder de brief heeft hij een schets gemaakt van het huis waar hij in Moskou verbleef. Collectie brieven van Marius Bauer. Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag.
Bauer heeft zijn opdracht wellicht letterlijker uitgevoerd dan Tak had bedoeld en is met zijn lyrische en nagenoeg kritiekloze verslagen van de intocht van de tsaar en diens kroning een week later, op een aantal gevoelige sociaal-democratische tenen gaan staan. Zijn brieven naar De Kroniek werden met de week opgewondener. Hij was een estheet en kon aan de exotische schoonheid die Moskou in de dagen van de kroning tentoonspreidde, geen weerstand bieden, ondanks het kritische gevoel waarvan hij met zijn prent van 8 maart blijk had gegeven. In zijn beschrijving van de intocht van de vorst bekende hij dat hij gejuicht had ‘voor den man, die de wereld zoo'n schouwspel biedt’ en in diezelfde brief vroeg hij opgewonden: ‘Is er wel één vorst op aarde, die zoo veel praal ten toon kan stellen, en als je dan denkt aan al die weelde die er nog is in die kerken en schatkamers en in de paleizen, als je je voorstelt hoeveel rijker 't nog zijn zal bij de kroning, krijg je dan niet een gevoel van dankbaarheid en eerbied?’ Bauer wees in zijn verslag van de kroning in mei 1896 op de schrille tegenstellingen tussen de armoede van de ongeveer 500.000 mensen die ter ere van de kroning een worst, een brood met het wapen van de tsaar en een versierde beker met noten en bonbons hadden gekregen en bij de uitreiking daarvan zo hadden gedrongen dat er wel drieduizend doden waren gevallen, en op het enorme bedrag dat aan de kroning van één man besteed werd. Zijn kritiek was echter terloops en hij vatte daarna enthousiast de draad weer op, en liet zijn verrukking over al het moois dat hij in het Kremlin zag de vrije loop, waarmee hij zijn eigen kritiek ontkrachtte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tak vond dat hij als redacteur van een vooruitstrevend blad moest reageren. Hij plaatste de gebeurtenissen in Moskou in een nuchtere historische en politieke context, en nam daarmee impliciet afstand van Bauer.Ga naar eind98 Tak wees veel duidelijker dan Bauer en mét een politieke analyse, op ‘de ellende van een verwaarloosd volk, dat men nu nog met slagen regeert’ en koos daarmee positie in de discussie over de vraag of de kunstenaar politieke verantwoordelijkheid heeft en zijn werk wellicht dienstbaar zou moeten maken aan het maatschappelijk belang. Het gevolg was een polemiek die het Kroniekdebat is gaan heten en werd gevoerd tussen de intellectuele vertegenwoordigers van de mystiek-religieuze ‘estheten’ en de materiële ‘socialisten’. De estheten verdedigden de brieven van Bauer en het recht om van schoonheid te genieten, terwijl de socialisten zo'n scheiding tussen kunst en politiek onmogelijk vonden. Die discussie sluimerde al langer en werd geactiveerd door de brieven van Marius Bauer en de reactie van Tak. Bauer heeft zelf aan dit debat niet deelgenomen. De belangrijkste antagonisten waren Tak, Frank van der Goes en Frederik van Eeden aan de socialistische kant en Alphons Diepenbrock en Lodewijk van Deyssel aan de esthetische. Vooral Diepenbrock verklaarde zich een fervent tegenstander van ‘de materialistische levensbeschouwing van het socialisme’ dat hij een ‘levensgevaarlijke vijand’ noemde. Veel intellectuelen van faam mengden zich in de polemiek, waaraan Tak zelfs de hele aflevering van De Kroniek van 14 juni 1896 wijdde. Sommigen kozen nadrukkelijk partij, zoals Jan Veth en Jan Kalff voor Diepenbrock, en C. Huygens en A. van Collem voor Tak en vooral voor Van Eeden, anderen bemiddelden, zoals de filosoof J.D. Bierens de Haan en de schrijver Jos de Gruyter. Ook De Nederlandsche Spectator gaf commentaar. De verhouding tussen de beide bladen was niet vriendelijk en dat kwam tot uiting toen De Nederlandsche Spectator, zonder verder commentaar, een van de meest omstreden zinnen uit de beschrijving van Marius Bauer van de kroningsfeesten in Moskou citeerde.Ga naar eind99 Het blad plaatste ook een spotprent van Willem van Konijnenburg met de titel De kronings-feesten te Moscou en het onderschrift ‘Een ongeroepen klokkenluider’. Willem van Konijnenburg, Een ongeroepen klokkenluider. De Nederlandsche Spectator, 6-6-1896.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De discussie over de relatie tussen kunst en socialisme duurde in De Kroniek tot 19 juli 1896, maar ging daarna buiten het blad gewoon door. Diepenbrock en Van Eeden bijvoorbeeld zetten haar voort in een particuliere briefwisseling. De invloed van dit debat op sommige kunstenaars was zo groot dat zij in 1897 lid van de sdap werden. Voor De Kroniek was deze polemiek een hoogtepunt en het begin van een openlijk partij kiezen voor het socialisme.Ga naar eind100 Bauer was van dit alles onkundig. Hij was naar Constantinopel gegaan, waar hij op 16 juni aankwam en enkele weken bleef. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Griekenland en TurkijeOp veel spotprenten heeft Marius Bauer zijn voorliefde voor de cultuur van de Oriënt laten zien. De gebeurtenissen boden daartoe vaak mooie gelegenheden. In april 1895 bijvoorbeeld overvielen Marokkaanse zeerovers de Nederlandse brigantijn Anna, die bij windstilte onder de Noordafrikaanse kust lag. Zij doodden de kapitein, martelden de stuurman en plunderden het schip. De bewoners van het Rifgebergte dat van de Straat van Gibraltar naar het zuidoosten langs de kust ligt, waren van oudsher berucht als zeerovers en geen enkele expeditie van een land waarvan een schip was aangevallen, was er in geslaagd een eind aan hun activiteiten te maken. Volgens het Algemeen Handelsblad had Nederland het ‘rooversnest Atjeh’ uitgeroeid, omdat de zeevarende landen klaagden dat ze daar veel last van hadden. Nu vond de krant dat het de beurt van Frankrijk en Spanje was om ‘die Moorsche zeeroovers op te hangen aan de ra van een oorlogsschip’.Ga naar eind101 Het ging toch een beetje anders dan de krant gedacht had. Nederland eiste een forse schadevergoeding van Marokko en stuurde een eskader oorlogsschepen dat bij Tanger voor de kust bleef liggen, totdat de schadevergoeding betaald was. De Nederlanders kregen hierbij steun van een Duits eskader. Nederland verkeerde in staat van opwinding en de tekenaars van De Nederlandsche Spectator en De Amsterdammer bespotten de vaderlandse spierballentaal. Johan Braakensiek, De tuchtiging der Riff-piraten. De Amsterdammer, 26-5-1895.
Anoniem, Zeeroof binnen- en buitengaats. De Nederlandsche Spectator, 27-7-1895.
Dat deed Marius Bauer ook, maar hij bekeek de situatie vanuit Marokkaans perspectief. Met de titel De Hollandsche Vloot voor Marokko, Paniek in het paleis liet hij zijn voorkeur voor alles wat exotisch was de vrije loop. Terwijl ministers van de sultan met verrekijkers naar de schepen speuren en de vorst piekert, is de paniek volledig. In een diagonaal van licht kruipt een bloot kind tegen zijn moeder op, smeken mannen de sultan iets te doen, houdt een moeder haar kind omhoog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marius Bauer, De Hollandsche Vloot voor Marocco. Paniek in het paleis. De Kroniek, 9-6-1895.
en dreigt een man een zwaard door zijn keel te steken. Het jongetje dat het hele tafereel vanachter een gordijn bekijkt, doet denken aan de jongen Jan Piet op het Corporaalschap van Jonkheer Victor de Stuers.Ga naar eind102 De Middellandse Zee was in de late negentiende eeuw rijk aan politieke problemen. In 1897 brak oorlog uit in het oostelijk gedeelte, waar het Osmaanse Rijk in staat van ontbinding was en de volken die zich onderdrukt voelden, opstonden tegen de Turken, zoals de Kretenzers in 1897. Die opstand hield de politieke gemoederen in Europa bezig, vooral toen Griekenland sultan Abdel Hamid ii de oorlog verklaarde. Hoewel de Turken de opstand op Kreta onderdrukten en ze Griekenland versloegen, zagen de grote mogendheden toch kans het probleem voorlopig op te lossen door Griekenland te overreden zijn aanspraken op Kreta te laten vallen en de sultan zover te krijgen dat hij Kreta autonomie gaf, zij het onder Osmaans oppergezag. Net als met de Marokkaanse zeerovers in 1895 benaderde Marius Bauer dit onderwerp van de Turkse kant. Zijn eerste spotprent was een portret ten voeten uit van de grote Sultan Soliman (1495-1566) die verbijsterd aan Allah vraagt wat die van zijn eens zo machtige rijk heeft gemaakt.Ga naar eind103 De publieke opinie in Europa was kritiekloos op de hand van de Grieken. Bauer kende Turkije en hield van het land. Zijn prent is veel indringender dan de obligate prent van Braakensiek in De Amsterdammer, waarop een Griek door de grote mogendheden wordt tegengehouden als hij zijn (Kretenzer) broer te hulp wil komen, die wordt afgeranseld door een Turk. De onderhandelingen van de grote mogendheden met Turkije en Griekenland duurden tot ver in de zomer van 1897, maar Marius Bauer maakte geen prent meer die het portret van de vertwijfelde Soleiman kon evenaren. Voor zijn laatste prent over dit onderwerp gebruikte hij het oude kinderversje van de vier wijven die elkander niet konden krijgen om zijn zorgen kenbaar te maken over het trage tempo van de onderhandelingen tussen Turkije, Griekenland, Engeland en Duitsland, die het om economische redenen niet eens konden worden. Dat blijkt uit de aanwezigheid van handelsgod Mercurius, die zorgt dat de wieken rond de molenas Kreta blijven draaien en de nota's uit de molen puilen.Ga naar eind104 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marius Bauer, De geest van Sultan Soliman. De Kroniek, 28-2-1897.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieDe Zionistische Beweging van 19 september 1897 was de laatste politieke prent die Marius Bauer voor De Kroniek maakte. Enkele maanden later hield het blad op zijn lezers wekelijks een litho te geven, omdat de kosten te hoog waren geworden.Ga naar eind105 Hij bleef echter wel uit verre en vreemde landen voor De Kroniek tekenen en schrijven. Walter Thys heeft in zijn geschiedenis van De Kroniek aandacht besteed aan de prenten, die volgens hem ten onrechte ‘politieke prenten’ werden genoemd. Hij vond die term niet toepasselijk, omdat de meeste ver af stonden van de eigenlijke politiek en betrekking hadden op gebeurtenissen in de Nederlandse kunstwereld en allerlei merkwaardige en kenmerkende zaken in het dagelijks leven van de jaren negentig. De prenten die wel betrekking hadden op binnen- en buitenlandse politieke onderwerpen, waren vaak zachtmoedige, satirische illustraties bij de hoofdartikelen van Tak of een andere medewerker. Thys toont zich een bewonderaar van Marius Bauer, die hij een van de beste Nederlandse grafische kunstenaars aller tijden vindt: ‘Zijn productie in De Kroniek komt in niet geringe mate dit oordeel ondersteunen.’Ga naar eind106 Enthousiast maar ook genuanceerd was het oordeel van tijdgenoot, collega-graficus en medewerker aan De Kroniek Jan Veth, die Marius Bauer vergelijkt met Jan Holswilder (1850-1890) die in de jaren tachtig voor De Lantaarn en Uilenspiegel tekende. Veth vindt dat Bauer de mindere van Holswilder was in het spontaan uitbeelden van zijn onderwerpen, maar dat hij hem royaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marius Bauer, De toestand in het Oosten.
De Kroniek, 1-8-1897. overtrof in de rijkdom van zijn enscenering. Hij noemt de prenten van Bauer ‘snedig-humoristisch’ en ‘eer buiten dan binnen de grenzen van het strikt karikaturale’. Veth vergelijkt Bauer met het aanstormend talent Albert Hahn, wiens confronterende en honende karikaturen volgens hem uit haat, opstandigheid of bitterheid voortkomen en willen striemen of zelfs verwonden, en zeker niet kietelen, zoals de prenten van Holswilder en Bauer. Veth spreekt de verwachting uit dat een satirische vrijbuiter als Bauer op de ontwikkeling van de Nederlandse karikatuur uiteindelijk geen grote invloed zal uitoefenen, maar de politiek uitgesproken Albert Hahn wel. Die had bovendien het voordeel dat hij als techniek niet de zachtaardige lithografie maar de veel hardere zinkografie had gekozen.Ga naar eind107 Karikatuurhistoricus Cornelis Veth vindt Bauer een gemakkelijke en schitterende improvisator - hij vergelijkt hem met Gustave Doré - die door met licht en schaduw te toveren veel ruimte kon suggereren. Volgens Cornelis Veth bracht Marius Bauer iets van het oosterse sprookje in zijn spotprenten. Als voorbeelden noemt hij de Kiesrecht-Sfinx die de kijker in een Egyptische sfeer met grote monumenten bracht. Typerend en van belang voor de geschiedenis van de Nederlandse kunstwereld en het kunstbeleid van de Nederlandse overheid in de jaren negentig van de negentiende eeuw vindt Veth de prenten die Marius Bauer voor De Kroniek maakte over de rel rond de benoeming van Waller tot adjunct-directeur van het Mauritshuis en de begrafenis van de Nederlandsche Etsclub. Ook Cornelis Veth had een zwakke kant van Bauer ontdekt: hij vond zijn portretkarikaturen niet oorspronkelijk.Ga naar eind108 Hij ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klaart zich niet nader, maar heeft wellicht bedoeld dat de personen op de prenten van Bauer wel herkenbaar zijn, maar niet belachelijk worden gemaakt door hun kleine maar opvallende uiterlijke kenmerken te benadrukken, zoals Daumier en Albert Hahn dat wel doen. Bauer-biograaf M.F. Hennus heeft vooral over de mens en de kunstenaar Marius Bauer geschreven. Bauer was te bezadigd en te evenwichtig om een fel satiricus te kunnen zijn en hij stond bovendien te ver van de politiek af om zich ‘over haar kronkelingen onnoodig op te winden’. Hennus beschouwt de prenten van Bauer als autonome kunstwerken en noemt ze interessanter en meer van blijvend belang dan de meeste van de gebeurtenissen die ze behandelen. Hij kiest daarvan met Deputatie uit Siberië op weg naar het feest een gecompliceerd voorbeeld, omdat nu juist de brieven die Bauer over dat kroningsfeest in De Kroniek publiceerde de aanleiding zijn geweest tot een van de belangrijke polemieken van de late negentiende eeuw.Ga naar eind109 R.W.P. de Vries is van oordeel dat Bauers illustratieve gaven het winnen van het propagandistische doel dat een spotprent nu eenmaal heeft. Bauer zag het komische in een situatie en ironiseerde die. De Vries meent dat de prent van Otto Eerelman, verkleed als Velasquez, met in de hoek Kätchen Carré vederlicht de draak steekt met de opdracht die de schilder van koningin-regentes Emma had gekregen. De enige die een negatief geluid over Bauer laat horen is de letterkundige Aegidius Timmerman. Volgens hem was Bauer een ernstiger man dan Toorop, maar hij vond dat er even weinig diepte in zijn werk zat als in dat van Toorop die een beter tekenaar was. Hij kwalificeerde de figuren van Bauer als kostuumpoppen zonder echt geraamte, zonder spieren en zonder vlees: ‘Het is werk voor het oog, niet voor de ziel’.Ga naar eind110 Marien van der Heijden heeft de recentste biografie van Albert Hahn geschreven en ontkomt niet aan een voorzichtige vergelijking met Bauer. De Kroniek was geen blad voor het arbeiderspubliek, zoals De Notenkraker dat wel was, en dus moesten de spotprenten in beide bladen wel verschillen. Hij vindt de prenten van Bauer, Van Konijnenburg en Molkenboer wel artistiek vooruitstrevend, maar beslist niet socialistisch en al helemaal niet geschikt voor het grote arbeiderspubliek in de negentiende eeuw.Ga naar eind111 Marien van der Heijden heeft gelijk, maar ziet iets over het hoofd. De Kroniek van Tak was, net als De Amsterdammer en, in mindere mate, De Nederlandsche Spectator, een algemeen weekblad met veel aandacht voor politieke en culturele onderwerpen. Veel medewerkers hadden wel een - zelfs uitgesproken - politieke voorkeur, maar de bladen waren niet aan een partij gebonden, zoals De Notenkraker, het wekelijkse bijvoegsel van Het Volk, een aan de sdap gelieerd dagblad. De spotprenten en karikaturen in De Nederlandsche Spectator, De Kroniek en De Amsterdammer waren dan ook niet bedoeld als wapens in een politieke strijd, zoals de prenten van Albert Hahn in De Notenkraker dat wel waren. Zo was Marius Bauer ook geen bevlogen politieke activist, maar een commentariërende kunstenaar die zich thuis voelde in het intellectuele en kunstzinnige milieu van De Kroniek. Hij maakte voor dat blad satirische illustraties bij veel hoofdartikelen, maar hij heeft ook vaak zijn persoonlijke commentaar getekend op zaken in de wereld van kunst en cultuur waar hij zich in thuis en bij betrokken voelde. Een aantal ‘politieke prenten’ van Marius Bauer houdt daarom de herinnering levend aan gebeurtenissen die ooit grote opwinding in zijn milieu veroorzaakten. Belangrijker is dat de meeste litho's die hij voor De Kroniek maakte als autonome kunstwerken en belangrijke tijdsdocumenten de tand van de satirische tijd hebben doorstaan. De zachtmoedige satiricus Rusticus en het algemene weekblad De Kroniek waren toevallig ter plekke en beschikbaar toen de Nederlandse kunst interessante groeistuipen doormaakte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage ‘Politieke’ prenten van Marius Bauer (Rusticus) in De KroniekVoor zover deze prenten niet in de tekst worden behandeld, is kort het onderwerp aangegeven, eventueel aangevuld met een verwijzing naar relevante literatuur.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|