ring van seksualiteit vindt in ieder geval niet expliciet plaats. Daarmee is een duidelijke scheidslijn getrokken met Franse pornografische romans uit die tijd, zoals L'École des filles. Maar Leemans beklemtoont tegelijkertijd dat de Nederlandse pornografen, al is het dan impliciet, van leer trokken tegen hypocrisie en dus openheid propageerden. In het zesde hoofdstuk vindt de uitwerking en beredenering van deze visie plaats. Het procedé van Leemans is gewaagd. Aan de hand van ideeënhistorische literatuur, waaronder Radical Enlightenment van Jonathan Israel, schetst zij hoe eind 17e eeuw vrijdenkers, zoals Bekker, Koerbagh, Van den Ende en Mandeville, de kop opstaken en als het ware een intellectuele voedingsbodem schiepen voor de radicaliteit van de pornografische roman. Leemans bevestigt
dat de pornografen het debat niet uitdrukkelijk aangingen en dat er evenmin onderlinge verwijzing tussen denkers en pornografen plaatsvond. Eerder is er volgens haar sprake van raakvlakken. Filosofen waren de Nederlandse pornografen, aldus Leemans, bepaald niet, maar wel maatschappijkritisch en wat zij noemt tegendraads. Methodisch is het misschien op het randje om van teksten die zelf niet of nauwelijks een redenering bevatten, in haar conclusie te stellen dat de wortels van de Nederlandse pornografie in de radicale Verlichting van de late 17e eeuw hebben gelegen, maar negeren kan de lezer de parallellie toch niet.
Titelplaat van Le putanisme d'Amsterdam (1681), een vertaling van 'T Amsterdamsch hoerdom.
Titelplaat van het eerste deel van Das verderbte Kind (1699), een vertaling van De Haagsche Lichtmis.
Het woord is aan de onderkant is een origineel boek. Het ontsluit een in de Nederlandse boekgeschiedenis weinig bekend genre. Ook al kan men erover twisten of er in de Nederlandse 17e-eeuwse pornografische romans sprake is van radicale ideeën, zoals de ondertitel van het boek ferm aankondigt, overtuigen doet het boek wel. De auteur is nauwkeurig en heeft prachtig boekhistorisch onderzoek verricht. Boekhistorici en bibliografen zullen baat hebben bij de ontrafeling van enkele problemen rond auteurs- en uitgeversschappen en bijvoorbeeld ook blij zijn met de drukgeschiedenis van elk der bestudeerde Nederlandse pornografische romans (Bijlage C), de getraceerde vertalingen in het Duits, Engels en Frans (Bijlage D) en de bibliografie van primaire literatuur, overal voorzien van vindplaatsen en signaturen. Voorzichtig is Leemans ook, zoals in de kwestie van de verboden boeken van 1669 (een cluster van Franse galante romans en twee pornografische boeken) waarvan zij terecht het incidentele karakter uitmeet. Nauwkeurigheid en voorzichtigheid hebben verder een voortreffelijke schrijfstijl niet in de weg gestaan. De auteur laat ook voldoende brokken over voor verder onderzoek. Vooral de vraag waarom toch in de 18e eeuw de Nederlandse pornografische roman nagenoeg afwezig is en op zijn best heel tam is gebleven, blijft intrigeren. Al met al: het boek is een plezier om te lezen.