| |
| |
| |
Berichten
De waarachtige historie van een Doetinchemse jongen
Op 26 mei 1873 trouwden Gerard Godfried Sanders en Sophia Josephine Brinkman. Hij was boekhandelaar, zij de dochter van de beroemde boekhandelaar, C.L. Brinkman. Zo'n huwelijk binnen de branche was in die tijd normaal. Behalve liefde was er ook altijd een zakelijk belang aan een huwelijk verbonden. Zo trouwde bijvoorbeeld Brinkmans andere dochter Geertrude Pauline met uitgever/boekhistoricus/bibliothecaris Rimmer van der Meulen, die zijn schoonvader hielp met diens bibliografische uitgaven (zie: De Brinkman, ondankbare arbeid voor nu en voor later van Hans van der Veen en Jos van Waterschoot, z.p. 2001).
Maar terug naar de blijde gebeurtenis van 26 mei 1873. Geert Sanders had een ludieke manier bedacht om zijn huwelijk aan te kondigen en zijn vakgenoten en passant in kennis te stellen van de loop van zijn carrière in het boekenvak. Een en ander werd weergegeven in een stripverhaal, onder de titel Nieuw vermakelijk prentenboek voor jongens en meisjes. De waarachtige historie van een Doetinchemse jongen. Populair geschetst in lieve rijmpjes, met fraaije plaatjes. In dit prentenboek vertelde hij vermoedelijk zelf aan de hand van twintig tekeningetjes voorzien van een in rijm geschreven bijschrift (op melodie van het lied: De Moord van Raamsdonk) hoe hij zich, na vele omzwervingen door Nederland en na enkele pieken en dalen in zijn jonge leven, vestigde in Amsterdam, waar hij ten langen leste besloot een brave huisvader te worden. Hoewel Sanders terecht aan een boekhandelaarscarrière de voorkeur gaf boven die van tekenaar, is het verhaal van Sanders desalniettemin de moeite waard. Het is exemplarisch voor velen in zijn branche en zijn tijd en vooral de uitvoering is uniek. Het vermoeden dat hij de strip zelf tekende en schreef, ontstaat door de details in het verhaal. Niemand kan op de hoogte zijn geweest van die bijzonderheden uit zijn levensloop. De auteursnamen op de boeken op plaatje 7 zijn bijvoorbeeld zo specifiek dat het onwaarschijnlijk is aan te nemen dat er zomaar wat boeken worden genoemd. En zoals al opgemerkt, de tekenaar is geen groot kunstenaar geweest.
Voordat Sanders' eigen visie voor het voetlicht komt eerst een korte samenvatting van zijn leven en werken, voorzover bekend. Gerard Godfried Sanders werd omstreeks 1840 geboren in Doetinchem. Rond zijn zestiende levensjaar is hij vermoedelijk leerling-boekhandelaar geworden, de laatste drie jaar voor zijn verzelfstandiging was hij dat bij de Dordtse boekhandelaar P.K. Braat. In 1862 vestigde hij zich in zijn geboortestad en uit 1864 is er een prospectus van zijn boekhandel/uitgeverij bekend. Volgens de strip leidden een onregelmatige levensstijl
en het feit dat de zaak van Geert tegenover een café was gevestigd, ertoe dat zijn boekhandel letterlijk op de fles ging. Toch besloot hij zijn carrière voort te zetten en hij vertrok naar Friesland, waar hij onder meer werkzaam was bij de befaamde uitgever G.T.N. Suringar. Maar wie echt hogerop wilde komen in de boekenbranche moest naar het mekka van dit vakgebied, Amsterdam. In 1869 verliet Sanders het Friese en werd hij te Amsterdam aangesteld bij een andere beroemde negentiende-eeuwse boekhandelaar, J.L.W. Seyffardt, wiens zaak aan het Damrak was gelegen, enkele tiental-
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
len meters van de Dam. Daar werd Sanders de steun en toeverlaat van de oude Seyffardt, wiens zaken hij een aantal jaren zou bestieren, alvorens zich opnieuw, maar nu voorgoed, te vestigen als zelfstandig boekhandelaar. Dat laatste gebeurde in 1880, maar een eigen adres had hij niet. Hoewel een prospectus van zijn uitgeverij vermeldt: ‘G.G. Sanders, Hartenstraat 24, Amsterdam’, was dat in die dagen, en de jaren erna, het adres van uitgeverij C.L. Brinkman jr. & Van der Meulen. Zo waren de zoon en schoonzoons van de oude Brinkman allemaal op één adres in het vak verenigd. Terwijl Sanders zijn zaken deed in het aloude boekhandelsstraatje de Hartenstraat, betrok hij met zijn vrouw Fien een huisje in Bussum. Zijn overlijdensdatum en zijn geboortedatum zijn niet bekend.
Het stripverhaal is met de nodige humor geschreven. Er blijkt uit dat drank en vrouwen een fatale invloed op zijn nog jonge leven hebben gehad, want de toespelingen op de diverse plaatjes in de teksten laten niets te raden over. Maar ook slechte lectuur heeft haar werk gedaan. Zo zijn bijvoorbeeld op het al genoemde plaatje 7 duidelijk de auteurs van de boeken leesbaar: Paul de Cock, Eugène Sue en Pieter Boddaert, alledrie toentertijd op zijn zachtst gezegd omstreden en de laatste berucht als schrijver van bepaald scabreuze poëzie.
Sanders is geen grote of belangrijke uitgever geweest. De enige gedrukte vermelding die men in adresboeken en het Nieuwsblad voor den Boekhandel van zijn naam vindt, is bij de vestiging in 1862. Daarna verdwijnt hij uit de bronnen en leidt hij een bestaan achter de coulissen van het boekenvak. Het stripverhaal en dit signalement ontrukken hem een beetje aan de vergetelheid.
Jos van Waterschoot
| |
| |
| |
Koninklijke Bibliotheek ontvangt kostbaar geschenk
De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag heeft onlangs een zeer kostbaar en lang verloren gewaand vijftiende-eeuws verlucht getijdenboek gekregen. De waarde van het handschrift wordt geschat op bijna zes miljoen euro (twaalf en een half miljoen gulden). Het betreft een particuliere gift, de schenker wenst anoniem te blijven. Voorzover bekend gaat het hier om het duurste particuliere geschenk ooit gedaan aan een culturele instelling in Nederland.
In dit getijdenboek zijn miniaturen en overige versieringen aangebracht door drie van de meest vooraanstaande schilders uit de vijftiende eeuw, Lieven van Lathem uit Antwerpen, Simon Marmion uit Valenciennes en een waarschijnlijk Gentse boekverluchter wiens naam onbekend is, en die derhalve wordt aangeduid met de noodnaam Meester van Maria van Bourgondië. Deze Meester van Maria van Bourgondië zou men ‘de Rembrandt onder de middeleeuwse boekverluchters’ kunnen noemen. Het getijdenboek meet 13 × 9 centimeter en bevat 382 bladzijden. Het is schitterend versierd met 28 bladgrote miniaturen en 16 initialen met een geschilderde voorstelling erin. Over de middeleeuwse eigenaar is niets bekend. Wel staat vast dat het handschrift deel heeft uitgemaakt van de beroemde verzameling van de prinsen van Trivulzio te Milaan. Toen die collectie echter in 1935 door de stad Milaan werd verworven, was het getijdenboek niet meer in de verzameling aanwezig. In het begin van de twintigste eeuw is het getijdenboek, naar nu gebleken is, op een veiling verworven door de familie van de huidige schenker.
Het nu ontvangen getijdenboek is een buitengewoon waardevolle aanvulling op de collectie Zuid-Nederlandse handschriften van de kb vanwege het bijzondere karakter van het handschrift en vanwege de uitzonderlijk hoge kwaliteit van de afbeeldingen.
Op de website van de kb is een webpresentatie van het handschrift te zien waarbij het mogelijk is alle verluchtingen uit het handschrift te bekijken (www.kb.nl/trivulzio).
| |
Bibliotheca Thurkowiana Minor
Na dertig jaar ervaring met grote en kleine boeken, met name via hun antiquariaat en uitgeverij voor miniatuurboeken The Catharijne Press, hebben Luce en Guus Thürkôw een oude droom waargemaakt: de Bibliotheca Thurkowiana Minor. Deze bibliotheek is gebouwd naar het voorbeeld van beroemde zeventiende- en achttiende-eeuwse poppenhuizen, zoals die thans nog te zien zijn in het Rijksmuseum (Petronella Dubois en Petronella Oortman), in het Centraal Museum te Utrecht (Petronella de la Court), in het Gemeentemuseum te Den Haag en in het Frans Halsmuseum in Haarlem (beide Sarah Rothé).
De maatvoering van de Bibliotheca Thurkowiana is echter afwijkend. Er is tot in de kleinste details gekozen voor een schaal 1:4, omdat miniatuurboeken een maximale maat hebben van 76 mm of 3 inch. De bibliotheek ‘dateert’ uit het eind van de achttiende eeuw, 1793 om precies te zijn, en boven de vele boekenkasten is de keur aan onderwerpen met hun Latijnse benamingen aangebracht.
De inhoud van de kasten zal bestaan uit manuscripten en gedrukte werken van curieuze signatuur: alle met een oplage van slechts één exemplaar. Een bibliotheek van louter unicaten dus! Als beschermheer van deze merkwaardige bibliotheek is gekozen voor Don Quichotte de la Mancha. Weliswaar een verwarde geest, maar gezien zijn grote boekenkennis niet louter een najager van schimmen. Het devies van de bibliotheek luidt dan ook: ‘Ellos son gigantes!’
In de bibliotheek is ruimte voor 2400 boeken. Dat aantal overstijgt, bij een geschatte productie van zes unicaten per jaar, verre de mogelijkheden van het echtpaar Thürkôw. Vierhonderd jaar? Wie zorgt voor gegarandeerde continuering en afronding? Men zou geneigd zijn te denken aan het Museum Meermanno te Den Haag.
Behalve balusters, consoles, pilasters bevinden zich in de bibliotheek twintig boekenkasten met elk zes door middel van zogenaamde woutermannetjes in hoogte verstelbare planken. De benedenverdieping bevat een geheime toegang tot
| |
| |
De Bibliotheca Thurkowiana Minor (foto's W. van Wijnen).
l'Enfer, waar de erotica bewaard worden. Op de eerste verdieping geven twee paneeldeuren toegang tot de rest van de bibliotheek. Een trompe l'oeil suggereert mogelijkheden voor ongekende uitbreiding.
Tot het interieur behoren een bronzen standbeeld van ‘El Ingenioso Hidalgo Don Quichotte de la Mancha’, een tafel (Drosteeffect met het onderstel van het kabinet), een stoel voor de bibliothecaris (ontwerp C.F. Annesley Voysey, 1902) en een aarden hemelglobe: 10,5 cm (= 42 cm) Mercatorglobes met twaalf ‘gores’ en twee ‘polar caps’, een gegraveerde messing meridiaan, een papieren horizon en een speciaal gedraaide mahoniehouten stoel. Voor het jaar 2002 staan een planetarium, een xylotheek, een ‘Codex Seraphinianus’, een boekentrap en een prentenstandaard op het programma.
Geen bibliotheek zonder catalogus, dus ook hierin is voorzien. De Encyclopaedia Thurkowiana, in qua omnia volumina in Bibliotheca Thurkowiana Minore posita accuratissime amplissimeque describuntur, Vol. I-... moet zorgen voor een optimale toegankelijkheid van de bibliotheek.
Zonder een groot aantal specialisten die hun diensten vrijwillig verleenden, zou dit project niet tot stand zijn gekomen. De grote stimulator was een goede vriend, medewerker van Monumentenzorg. Voorts werkten onder anderen mee twee vaklieden op het gebied van kabinet- en interieurbouw, een beeldhouwer, een letterschilder (specialist in het werken met bladgoud), een graveur, een metaaldraaier, een inhoudelijk adviseur, een amateur-astronoom, een corrector, een classicus, een vertaalster Engels, een vertaler Spaans, een vertaler Frans, een ‘Koninklijke’ drukker, een typograaf, een computerspecialist en een aantal auteurs. Voor de uitbreiding van de bibliotheek zoeken Luce en Guus Thürkôw contact met zetters/drukkers (zes punts) en kalligrafen/ kleinschrijvers (1:4), die de veelheid aan onderwerpen die zij nog in portefeuille hebben, kunnen helpen realiseren. Wel altijd unicaten! Want de schijn op de foto's bedriegt. Het grootste gedeelte van de daarop zichtbare boeken is nu nog de handelsvoorraad van het antiquariaat The Catharijne Press. Het adres luidt: Luce en Guus Thürkôw, Leonardo da Vinciplein 32, 5223 dr 's-Hertogenbosch, tel. + fax 073.6215862.
F.W. Kuyper
| |
| |
| |
Belangrijke collectie landkaarten geschonken aan de Atlas Van Stolk
J.G. Schreibern, Die Republik Holland oder die Verienigte Niederlande, Leipzig 1730-1750 (collectie en foto Stichting Atlas Van Stolk, Rotterdam).
Het artsenechtpaar Blonk-van der Wijst hebben hun collectie van meer dan tweehonderd oude kaarten van Nederland onlangs geschonken aan de Atlas Van Stolk in Rotterdam. In de collectie prenten en tekeningen over de Nederlandse geschiedenis bevinden zich vele belegeringskaarten en zinnebeeldige afbeeldingen waar de collectie Blonk mooi bij aansluit.
De collectie-Blonk geeft een overzicht van kaarten van Nederland en is, voorzover bekend, de meest complete verzameling kaarten over de ‘Republiek der vii Provinciën’. De oudste kaart dateert van 1615 en is vervaardigd door Pieter van den Keere. De meest recente is een Duitse kaart uit 1810-1813, de periode waarin Nederland onder keizer Napoleon was ingelijfd bij Frankrijk.
Gelithografeerde reclamefolder van de Algemeenen Boekhandel van W.F. Dannenfelser te Utrecht (Utrecht 1861).
Interessant aan de collectie is dat er een groot aantal kaarten van buitenlandse uitgevers aanwezig is, zoals de Engelse kaart Holland or the vii United Provinces from the latest Observations uit circa 1720, en de Charte des Königsreichs Holland gedrukt te Weimar in 1807.
| |
Utrechts reclamedrukwerk
Porseleinkaartje van de firma P. Suidema te Utrecht.
Ondergetekende verzamelt reclamedrukwerk uit de periode 1840 tot 1950 dat is geproduceerd ten behoeve van winkels, bedrijven en instellingen (waaronder begrepen bijvoorbeeld sociëteiten) gevestigd in de stad Utrecht. Ter illustratie van mijn verzamelgebied treft u enkele voorbeelden aan van drukwerk uit mijn collectie. Ik streef ernaar mijn reeds omvangrijke collectie uit te breiden en zoek daartoe contact met collectioneurs en antiquaren voor aankoop of ruil. Mijn belangstelling gaat ook uit naar lidmaatschapskaarten en toegangsbewijzen, maar in het bijzonder naar (‘porselein’-)adreskaartjes, brochures, briefhoofden, menu's, enzovoort waarop puien, gevels of interieurs van winkels en bedrijven in de stad in steengravure zijn afgebeeld.
Reacties graag per email naar B.J. Martens van Vliet, e-mailadres: a.vanputten@penta.nl, of per post naar het redactieadres van De Boekenwereld.
| |
| |
| |
Banden van Hynckes
A.M. de Jong, Flierefluiters tussenkomst, Amsterdam (Querido) 1930. Het bandontwerp is van Raoul Hynckes (particuliere collectie).
Op de tentoonstelling over het werk van Raoul Hynckes (1893-1973) in het Frisia Museum te Spanbroek lagen tot mijn verrassing in een vitrine ook enige bandontwerpen van de kunstenaar, maar helaas niet zijn ontwerp voor A.M. de Jongs Flierefluiters tussenkomst (Querido 1930). De reden hiervan is waarschijnlijk dat dit ontwerp vaak abusievelijk aan Fré Cohen wordt toegeschreven. Inmiddels is het museum in het bezit van een fraai exemplaar, dat tijdens de laatste weken van de tentoonstelling ook geexposeerd werd.
Rob Aardse
| |
Berssenbrugge
Omslag van L'amour est un Rêve, een compositie van J. Philip Kruseman.
Op de tentoonstelling over Henri Berssenbrugge (1873-1959) in de Kunsthal te Rotterdam en in de gelijknamige monumentale catalogus (Walburg Pers 2001) is zijn toegepaste fotografie voor bladmuziek niet vermeld. Aan de hand van gesigneerde ontwerpen voor de uitgever J. Philip Kruseman kon van een origineel uit de collectie van het Leidse Prentenkabinet de uiteindelijke toepassing worden vastgesteld, namelijk voor L'amour est un Rêve, een compositie van de uitgever zelf. Opmerkelijk is een omslagontwerp voor Zeven Duitsche Vorsten (Scheltens & Giltay) met een portretfoto van Speenhof en een gesigneerde foto van Willy Cor sari voor haar album met Liedjes van Liefde om bij de piano te zingen met een randdecoratie van Wybo Meyer (1885-1942) voor de Hollandia Drukkerij te Baarn in 1928. Gezien de vriendenkring van Berssenbrugge in die jaren - Jan Wils, Vilmos Huszár en Cesar Domela - zijn de opdrachten voor Speenhof en Corsari curieus te noemen.
Rob Aardse
| |
Hoezo Jugendstil?
In een briefje worden de vrienden van het Museum van het Boek uitgenodigd een prachtige ‘Jugendstilagenda 2002’ aan te schaffen voor het vriendenprijsje van f 19,90. Bij de brief is een glimmende kaart gevoegd die blijkbaar afkomstig is uit een serie van acht. Het is te hopen dat de andere zeven correct zijn afgesneden, want het prachtige bandontwerp van Cornelia van der Hart voor Top Naeffs Het Veulen uit 1903 is totaal verminkt. De agenda voert in het kopvignet met grote letters Jugendstil. Het afgebeelde bandontwerp op de omslag is van Talwin Morris (1856-1911), een uitgesproken vertegenwoordiger van ‘The Glasgow Style’. Hetzelfde ontwerp wordt nogmaals afgebeeld bij week 31.
| |
| |
Onder de 53 afgebeelde ontwerpen kan ik slechts twee oorspronkelijke Jugendstilontwerpen ontdekken, zoals te verwachten door Duitsers, en wel een ontwerp van Fritz Erler (1868-1940) voor Jugend bij week 13 en een ontwerp van Robert Engels (1886-1926) bij week 14 en ook voor Jugend. De andere 51 ontwerpen hebben nauwelijks of helemaal niets met Jugendstil te maken. Wat te denken van de zwaar beschadigde afbeelding bij week 19 uit 1928 van Richard Roland Holst of het ontwerp van Pieter Hofman uit 1924 bij week 21 of het ontwerp uit 1926 van de Belgische avantgarde-ontwerper Rich. Acke bij week 23?
Ten aanzien van de Nederlandse ontwerpen moeten we veelal spreken van Nieuwe Kunst. Men leze Braches over hoe hij in de ‘Verantwoording’, p. 4, noot 13 en p. 12b onderscheid maakt tussen de begrippen Jugendstil, Art Nouveau en Nieuwe Kunst. Het is hier niet de plaats alle buitenlandse banden onder de loep te nemen, maar ik vraag mij af waarop de toeschrijvingen aan Talwin Morris bij week 34 en 40 zijn gebaseerd. Nergens wordt in deze publicatie de periode of de signatuur van de ontwerper vermeld of naar bestaande literatuur verwezen. Maar misschien hoeft dat ook niet in een agenda. Opmerkelijk is verder de typografie. De beschikbare bladspiegel wordt in veel gevallen niet benut. Bij week 26 wordt een bandontwerp door Theo van Hoytema afgebeeld van 140 × 55 mm bij een bladspiegel van 225 × 165 mm. Het meest verbijsterend is nog wel de ‘band’: twee met hoogglans-plastic overdekte losse platten bijeengehouden door een kloeke spiraalband. ‘Jugendstil Goes Plastic’.
Een museum dient zijn vrienden te kennen. Zeker een museum van het boek mag dit zijn begunstigers niet aandoen. Het is dan ook te hopen dat John van der Ree, de kersverse conservator ‘Nieuwe Collecties’, hen in de toekomst voor dit soort oppervlakkige glossy producties weet te behoeden.
Rob Aardse
| |
| |
| |
Porsche schenkt Praag bibliotheek Franz Kafka
Sportwagenfabrikant Porsche ag uit Stuttgart heeft bekend gemaakt de praktisch geheel gereconstrueerde bibliotheek van de schrijver Franz Kafka (1883-1924) te schenken aan het Franz Kafka-Genootschap te Praag. De bibliotheek omvat meer dan duizend boeken, tijdschriften, almanakken en bloemlezingen die Kafka zelf heeft bezeten, aantoonbaar gelezen of cadeau gedaan. Verder bevinden zich in de door Porsche verworven verzameling (die een waarde vertegenwoordigt van meer dan €113.000) eerste drukken van Kafka's werk én literatuur over Kafka en zijn tijd. Deze belangrijke literaire verzameling kwam tot stand onder leiding van de Stuttgarter antiquaar Herbert Blank.
| |
Elfde Bert van Selm-lezing
Op dinsdag 3 september 2002 zal de elfde Bert van Selm-lezing plaatsvinden met de voordracht die Berry Dongelmans zal houden onder de titel ‘Lezen in romans’.
Bij het onderzoek naar wat en hoe in het verleden is gelezen, wordt gebruikgemaakt van een diversiteit aan bronnen. Zijn voor onze eigen tijd de mondelinge enquête en het tijdbudgetsysteem favoriet, naarmate men verder in de tijd teruggaat zijn andere bronnen noodzakelijk. Daarbij gaat het om klantenboeken, egodocumenten, intekenlijsten of boedelinventarissen. Naar de roman als mogelijke bruikbare bron om de contemporaine leescultuur te achterhalen, is tot nu toe nauwelijks serieus onderzoek gedaan. De vraag is of dat terecht is.
Berry Dongelmans is als neerlandicus-boekhistoricus verbonden aan de Opleiding Nederlandse taal en cultuur van de Universiteit Leiden. Hij is in 1992 gepromoveerd op Johannes Immerzeel Junior (1776-1841). Het leven en bedrijf van een uitgever-boekhandelaar in de eerste helft van de negentiende eeuw.
De lezing vindt plaats in zaal 011 van het Centraal Faciliteitengebouw (gebouw 1175) van het Witte Singel/Doelencomplex te Leiden en begint klokke 16.15 uur. Toegangskaarten voor de lezing kunnen vanaf heden tot eind augustus worden aangevraagd bij de Universiteit Leiden, Opleiding Nederlandse taal en cultuur, Commissie Bert van Selm-lezing, P.N. van Eyckhof 1, Postbus 9515, 2300 ra Leiden of via w.van.anrooij@let.leidenuniv.nl. De toegangskaarten worden kort na medio augustus toegestuurd. Voor nadere informatie: secretariaat van de Opleiding Nederlandse taal en cultuur, tel. 071.5272604.
| |
De Keetje Hodshonprijs voor José de Kruif
José de Kruif heeft voor haar proefschrift Liefhebbers en gewoontelezers: leescultuur in Den Haag in de achttiende eeuw, de Keetje Hodshonprijs gekregen. Aan deze prijs, die jaarlijks wordt uitgekeerd, zijn een bedrag van €12.000 en een penning verbonden. De Keetje Hodshonprijs is een voortzetting van de Prins Bernhard Fonds Prijs (1981-1993) en de C.C. Hodshon Prijs (1994). De prijs wordt betaald door de J.C. Ruigrokstichting en gejureerd en uitgereikt door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem. De prijs zal op 16 mei uitgereikt worden in het Hodshonhuis te Haarlem, waar de maatschappij zetelt. Voor meer informatie over de prijs zie de website: http://www.hollmij.nl/HMW-Keetje.htm.
Het proefschrift van José de Kruif is verschenen in de reeks ‘Bijdragen tot de geschiedenis van de Nederlandse boekhandel, Nieuwe reeks’ (nr. 4) bij uitgeverij Walburg Pers te Zutphen.
| |
De lof van het boek
Op donderdag 23 mei 2002 zal P.G. Hoftijzer, bijzonder hoogleraar boekgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam vanwege de Dr. P.A. Tiele Stichting, met zijn lezing ‘De lof van het boek’ het startsein geven voor een nieuwe reeks Tielelezingen. De lezing vindt plaats in de Aula van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag om 16.00 uur. De toegang is gratis.
|
|