| |
| |
| |
Verschenen boeken
100 × Komrij. Honderd bijzondere boeken uit de collectie van Filip Marsboom in de marge van Druksel 2000, [Wildert], De Carbolineum Pers, [2000], 32 p., geen ISBN, f 130, -.
Begin dit jaar trad de Vlaamse bibliofiel Filip Marsboom tijdens de Gentse beurs voor margedrukwerk ‘Druksel’ naar buiten met zijn Komrij-collectie, waarbij deze uitgave een catalogus vormt. En het boekje is ook niet meer dan dat, want hoewel de uitgever 100 × Komrij in zijn prospectus als ‘een ijkpunt voor alle andere Komrij-verzamelingen’ omschrijft, is het niet als een bibliografie van Komrijs werk te beschouwen. Ten eerste omdat nergens blijkt hoe compleet Marsbooms verzameling is en ten tweede omdat de beschrijvingen van de boeken en tijdschriften aan geen enkele bibliografische regel voldoen. Zo maakt een annotatie als ‘Eén van de 50 genummerde exemplaren’ niet duidelijk of het hier om de hele oplage gaat of dat het om een luxe-uitvoering van een grotere oplage gaat, zoals jarenlang door de Arbeiderspers op de markt werd gebracht. Ook het ‘bijzondere’ uit de ondertitel moet met enige korrels zout worden genomen, want 100 × Komrij bevat ook afleveringen van tijdschriften als Maatstaf en Hollands Maandblad en ‘normale’ handelsedities. Dit alles neemt echter niet weg dat Marsboom een aanzienlijke Komrij-collectie heeft bijeengebracht en dat deze catalogus, om nogmaals de uitgever aan te halen, ‘in geen enkele collectie [mag] ontbreken’. Vooral in geen enkele Komrij-collectie, want Komrij schreef speciaal voor 100 × Komrij een korte overpeinzing over het schrijven en verzamelen van boeken, waarbij hij tot de conclusie komt dat ‘alleen de verzamelaars van mijn eigen werk enig recht op leven en waardering [hebben]. [...] vooral omdat ze geen concurrentie vormen’. 100 × Komrij werd met de hand gezet en gedrukt op geschept Zerkall in een oplage van 75 genummerde exemplaren, genaaid in omslag. Het boekje is te verkrijgen door
storting van f 130, - op ing-rekening 68.33.19.698 van Boris Rousseeuw, Elf Novemberstraat 22, 2910 Wildert. (HH)
| |
Arianne Baggerman, Een lot uit de loterij. Familiebelangen en uitgeverspolitiek in de Dordtse firma A. Blussé en Zoon, 1745-1823, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2000, 502 p., ISBN 9012088550, f 59,90.
‘Kinderen, alleen dieren leven volledig in het Hier en Nu. Alleen de natuur kent geen geheugen of geschiedenis. Maar de mens - laat ik jullie een definitie voorleggen - is het dier dat verhalen vertelt.’ Aldus luidt een deel van het motto van Arianne Baggermans studie, dat zij ontleende aan Graham Swifts Waterland. Niet voor niets uiteraard, want Baggerman vertelt graag verhalen. Eerder al publiceerde zij het verhaal over veelschrijver en uitgever Simon de Vries (1993) en recent verzorgde zij het levensverhaal van de jonge lezer Otto van Eck (1998). Het onderhavige boek, waarop zij onlangs promoveerde aan de Universiteit van Utrecht, is gewijd aan drie opeenvolgende generaties van het Dordtse uitgeversgeslacht Blussé. Geheel in lijn met het motto opent de dissertatie niet met de gebruikelijke ‘voorgeschiedenis’ of ‘wetenschappelijke plaatsbepaling’. Het eerste hoofdstuk gaat over Pieter Blussé, en dan vooral over de liefdesbrieven die hij schreef aan zijn geliefde Sophia Vermeer. Zij behoren tot het rijke familiearchief van de Firma Blussé, dat in 84 dozen wordt bewaard in het Dordtse gemeentearchief. Op dit archief baseerde Baggerman grotendeels haar onderzoek naar het bedrijf. Baggerman verweeft de persoonlijke en zakelijke geschiedenis van de familie Blussé met de turbulente politieke achtergrond van die tijd en vertelt op die manier - hoe kon het ook anders - een uiterst boeiend verhaal over de achttiende-eeuwse boekhandel. (GV)
| |
J.P. Boterman en J.D.F. van Halsema, Disteltype corps 15. Over de Disteltype van J.F. van Royen en L. Pissarro en de literatuur van de Zilversdistel, Amsterdam, De Buitenkant, 2000, 103 p., geïll., ISBN 90764526IX, f 64,50.
Deze uitgave is een vervolg op de publicatie Zilvertype, corps 15. Briefwisseling tussen J.F. van Royen en S.H. de Roos over het ontwerp van de Zilvertype, 1914-1916. De Disteltype werd voor Van Royen ontworpen door Lucien Pissarro van de
| |
| |
Eragny Press om op zijn eigen Kunera Pers alle oude teksten te kunnen drukken. Van Royen en Pissarro voerden over het ontwerpproces van |de letter een intensieve correspondentie. Van Royen bezocht Pissarro ook enige malen in Engeland. Van Royen stak zijn respect voor Pissarro als mens en zijn bewondering voor het drukwerk van de Eragny Press niet onder stoelen of banken. Hij verzocht Pissarro dan ook een letter te ontwerpen die was afgeleid van de Karolingische minuskel en die de samenhang tussen vorm en inhoud van het boek, zoals die hem voor ogen stond, kon bewerkstelligen. In dit boek worden de wordingsgeschiedenis van de letter en de meer inhoudelijke aspecten van de problematiek lettertekst uitvoerig beschreven. Natuurlijk ontbreekt een volledige proef van de Disteltype niet in deze mooi vormgegeven monografie van een letter. (KvO)
| |
P.J. Cools, Over het conserveren van boeken, Tilburg, Stichting Dr. P.J. Cools MSC, 2000, 51 p., ISBN 9090136045, f 29,90.
Dit is een heruitgave van het in 1948 verschenen boek Over het conserveren van boeken van de uit Tilburg afkomstige Piet Cools (1904-1973). Cools was lid van de congregatie van de Missionarissen van het Heilig Hart en bibliothecaris van zijn congregatie in Stein en Tilburg. Over het conserveren van boeken is de bewerking van de lezing die hij in 1947 hield voor de Vereniging van Bibliothecarissen. De tekst werd bezorgd en van aantekeningen voorzien door Ed Schilders. Tevens is een door Jef van Kempen geschreven kleine biografie van Cools opgenomen in deze heruitgave. Met humor, maar vooral met veel praktische tips en aanwijzingen voedt deze missionaris zijn ‘kudde’ bibliothecarissen op in de behandeling van het boek en de inrichting van een bibliotheek en wijst hij op de gevaren van ongedierte, in het bijzonder de mens, voor het ongeschonden voortbestaan van boek en bibliotheek. Uit de biografische schets komt een man naar voren die zich niet wenste te beperken tot het ‘Boek der Boeken’ en af en toe door het doen van opmerkelijke uitspraken en het bedenken van listen eigenlijk één doel nastreefde: het vergaren van een zo groot mogelijk boekenbezit voor zijn bibliotheek en een zo ruim mogelijke verspreiding van het boek onder de lezers.
(KvO)
| |
Egodocumenten. Speciale aflevering van Kunstschrift 44 (2000), nr. 2, maart april 2000, f 17,25.
Acht artikelen over voornamelijk onbekende egodocumenten zoals het Ghedenckboeck van Kolm, de getekende dagboekjes van Jacob de Vos, het getekende dagboek van Christiaan Andriessen, interieurtekeningen van een trekschuit, het dagboek van de zilversmid Mittscherlich en de papieren van de familie Blussé. Fraai geïllustreerd en een aardige inleiding op het genre. Besteladres: Waanders, Postbus 1129, 8001 bc Zwolle. (AGvdS)
| |
Sjoerd van Faassen (e.a.) (red.), Jaarboek Letterkundig Museum 8, Den Haag, Letterkundig Museum, 1999 [= 2000], 178 p., ISSN 09288023, f35 -.
Het is intussen een traditie aan het worden dat de jaarboeken van het Letterkundig Museum diverse boekhistorische artikelen bevatten. Zo ook dit achtste jaarboek dat opent met een artikel van Sandrijn Wiebenga over J.J.A. Goeverneur en zijn uitgevers. Hoewel Goeverneur gedurende zijn lange carrière met maar liefst 54 verschillende uitgevers samenwerkte, beperkt Wiebenga zich in zijn artikel tot drie firma's: W. van Boekeren, bij wie Goeverneur debuteerde, vader G.T.N. en zoon H. Suringar, en A.W. Sijthoff, die verreweg de meeste titels van Goeverneur heeft uitgegeven. Kees Thomassen behandelt in ‘Beste aller Flippen’ uitvoerig de langjarige en moeizame productiegeschiedenis van J. Greshoffs Mijn vriend Coster dat ter gelegenheid van diens zestigste verjaardag verscheen als uitgave van de Nederlandsche Vereeniging voor Druk- en Boekkunst. Kees Snoek, de biograaf van E. du Perron, gaat in op de door vrienden gemaakte portretten van deze schrijver. Hierbij komt onder meer diens relatie met A.C. Willink aan de orde, wiens tekeningen een aantal van Du Perrons vroege uitgaven sieren. Het jaarboek bevat verder bijdragen over J.J. Cremers Fabriekskinderen (door Henk Eyssens), de liefdesgedichten van Theo van Doesburg voor Lena Milius (door Sjoerd van Faassen en August Hans den Boef), en het Tjipaèrakamp getekend door Babs van Wely (door Aad Meinderts). (HH)
| |
Els Hoek [red.], Theo van Doesburg. Oeuvrecatalogus, Utrecht/Otterlo, Thóth, 2000, 840 p., ISBN 9068682555. f 125, -.
Vuistdikke oeuvrecatalogus van het werk van Theo van Doesburg. Deze veelzijdige kunstenaar is vooral bekend geworden als schilder, architect en oprichter van het tijdschrift De Stijl. In deze catalogus komen echter ook aspecten van zijn werk naar voren die over het algemeen veel min- | |
| |
der bekend zijn zoals de vroege ontwerpen voor boekomslagen (onder andere voor de bundel Verzen in staccato van zijn eerste vrouw Agnita Henrica Feis uit 1915 en voor Evenwicht van J. Eigenhuis uit 1916) ende typografische ontwerpen en drukwerk (onder meer voor de Lettergieterij Amsterdam). Een deel van de catalogus is gewijd aan het literaire werk van Van Doesburg en het onder zijn pseudoniemen I.K. Bonset (‘ik ben zot’) en Aldo Camini gepubliceerde werken. De catalogus wordt afgesloten met een uitvoerige bibliografie en registers op discipline, verblijfplaatsen en persoonsnamen. (KvO).
| |
C. Hofmann-Randall, Monster, Wunder und Kometen. Sensationsberichte auf Flugblättern des 16. bis 18. Jahrhunderts, Erlangen, Universitätsbibliothek, 1999, 117 p., geïll., ISBN 393035733X, DM 32, -.
In acht hoofdstukken worden zestig Duitstalige vliegende bladen besproken, waarvan zeer vele met (gekleurde) illustraties: Menschliche Missbildungen, Krankheiten, Tierische Missbildungen, Existierende, aber unbekannte Tiere und Menschen, Botanica, Naturkatastrophen, Himmelserscheinungen en Phantastica. Zestig besproken bladen: dat is natuurlijk maar een bescheiden keuze uit het mogelijke materiaal. Maar het is wel smullen. Wat dacht u van de ‘In Irrland gefangnen Menschen-Fresser’ (een soort kameel op mensenbenen). Of van de misgeboorte met twee hoofden boven elkaar, ‘der ober Kopff ist todt, der under aber Lebendig gewest, und, getaufft worden’. (BK)
| |
F. Huiskamp, Naar de vatbaarheid der jeugd. Nederlandstalige kinder- en jeugdboeken 1800-1840. Een bibliografische catalogus, Leiden, Primavera Pers, 2000, 568 p., geïll., ISBN 9074310427, f 149, -.
Eindelijk verschenen na bijna vijftien jaar werk: het lang verbeide vervolg op de school- en kinderboekenbibliografie van het echtpaar Buijnsters, waarmee een periode van anderhalve eeuw jeugdliteratuur bibliografisch is ontsloten. Na de inleiding en verantwoording volgen alfabetisch gerangschikt ruim 4500 titels. Elke beschrijving bevat behalve de gebruikelijke gegevens als auteur, titel, jaar, plaats van uitgave, uitgever, illustraties enzovoort een fingerprint, genreaanduiding, de rubriek ‘annotatie’ (met nadere bijzonderheden over bijvoorbeeld druk, oorspronkelijke taal, vertaler, lettertypen, bronvermeldingen) en de afsluitende verantwoording van de vindplaats(en). Aan het slot drie nuttige secties: biografische notities over de auteurs/illustratoren/uitgevers en boekhandelaren, een literatuurlijst en (helaas slechts) één register van personen. Het boek is matig, gedeeltelijk in kleur geïllustreerd, alleen tussen de registers aan het eind van het boek. Daardoor valt de saaie typografie van het tekstcorpus des te meer op en wordt het lezen al snel een visuele kluif. Maar het gaat om de inhoud en daarover in een van de volgende nummers van De Boekenwereld uitgebreider. (BK)
| |
James G. Nelson, Publisher to the Decadents. Leonard Smithers in the Careers of Beardsley, Wilde, Dowsom, University Park, Pennsylvania State University Press, 2000, 432 p., ISBN 0271019743, f 25,95.
Leonard Smithers behoorde in de jaren 1890 tot de belangrijkste uitgevers van ‘decadente’ literatuur. Vooral na de processen tegen Oscar Wilde in 1895 was hij een van de zeer weinigen die zich nog durfden inlaten met de schrijvers en kunstenaars die werden geassocieerd met de van zijn voetstuk gevallen auteur. Nu is dat niet zo verwonderlijk, want vanaf het begin van zijn carrière aan het eind van de jaren tachtig had Smithers een voorkeur aan de dag gelegd voor uitgaven die als risqué werden beschouwd en ook als boekhandelaar specialiseerde hij zich in erotische werken. Vreemd genoeg bestond er tot het verschijnen van Publisher to the Decadents geen monografie over deze fascinerende, maar ook enigszins in nevelen gehulde man. Smithers begon zijn loopbaan met de uitgave van een aantal Latijnse erotische teksten, waarvoor hij samenwerkte met de ontdekkingsreiziger en auteur Sir Richard Burton en die verschenen onder de imprint van de Erotika Biblion Society. Smithers was in de daaropvolgende jaren niet alleen betrokken bij de uitgave van pornografische teksten als het soms aan Oscar Wilde toegeschreven, maar vrijwel zeker niet door hem geschreven, Teleny, maar ook bij de uitgave ‘for distribution amongst Private Subscribers Only’ van de complete memoires van Casanova in de vertaling van Arthur Machen, en de belangrijkste romans van Emile Zola. In 1896 trad hij op als uitgever van The Savoy, dat onder redactie stond van Arthur Symons en dat, naast The Yellow Book, als een van de belangrijkste tijdschriften uit het laatste decennium van de negentiende eeuw wordt beschouwd. De jaren tussen 1895 en 1900 waren Smithers' gloriejaren, waarin hij onder meer nauw samenwerkte met Aubrey Beardsley en werken uitgaf van Oscar Wilde
| |
| |
(The Ballad of Reading Gaol) en Ernest Dowson. Nelson besteedt in zijn studie aparte hoofdstukken aan Smithers' contacten met deze drie kunstenaars. Smithers hechtte veel waarde aan de vormgeving van zijn boeken, die echter slecht verkochten. Dit leidde in 1900 tot zijn faillissement, waarna hij zijn aandacht weer volledig naar erotica verlegde. Niet het minst belangrijk van Publisher to the Decadents zijn de bijlagen, waarvan ik er twee noem. Bij de productie van zijn ‘bovengrondse’ uitgaven werkte Smithers vaak samen met de gerenommeerde Chiswick Press, waarvan de verkoopboeken bewaard zijn gebleven. Deze bevatten een schat aan gegevens over oplagen en verschijningsdata, die door Nelson zijn bewerkt. Daarnaast bevat deze studie ook een zo compleet mogelijke ‘Checklist’ van al Smithers' uitgaven, samengesteld door de auteur in samenwerking met Peter Mendes. (HH)
| |
Willem Otterspeer, Groepsportret met Dame. Het bolwerk van de vrijheid. De Leidse universiteit 1575-1672, Amsterdam, Bert Bakker, 2000, 499 p., geïll., ISBN 90 35122402, f 58,50.
Eerste deel van een serie van vier waarin de geschiedenis van de Leidse universiteit wordt beschreven door de historicus en hoogleraar universiteitsgeschiedenis Willem Otterspeer. De laatste keer dat er een verantwoorde geschiedenis van deze universiteit verscheen, was in het begin van de negentiende eeuw. Deze integrale geschiedenis mag dus met recht een vorm van achterstallig onderhoud worden genoemd. Van belang voor de boekhistorici zijn met name zijn de hoofdstukken Arsenalen van wijsheid en Academiedrukkers, waarin onder andere de stichting en ontwikkeling van de bibliotheek worden beschreven. Verder geeft dit boek veel informatie over de bibliothecarissen die aan de Leidse boekenverzameling waren verbonden, zoals Janus Dousa, Paulus Merula en Daniël Heinsius. Minpunt van deze geleerde geschiedschrijving is de slechte kwaliteit van het drukwerk wat het beeldmateriaal betreft en de doorgaans summiere onderschriften bij deze illustraties. (KvO)
| |
Willem-Jan Pantus, Jugendstil in Wort und Bild. Illustrierte Dichtkunst um 1900, Keulen 2000, 230 p., geïll., ISBN 3930633124, f 145, -.
Een van de idealen van de rond 1900 opgekomen stroming van de Jugendstil of Art Nouveau was om te komen tot een Gesamtkunstwerk, waarbij de verschillende kunstdisciplines elkaar aanvulden en versmolten tot één groot totaalkunstwerk. Dit idee was niet nieuw: het was al in de negentiende eeuw ontstaan en uitgedragen door Richard Wagner en William Morris. In Duitsland en Oostenrijk bleek rond 1900 met name de poëzie geschikt om tekst en beeld met elkaar te verbinden. Dit werd met succes gedaan in verschillende tijdschriften, zoals Ver Sacrum en Jugend (waaraan de Jugendstil dan ook haar naam te danken heeft), maar in boekvorm gebeurde dat met minder succes. En dat terwijl in de omringende landen als Engeland en België de synthese in de boeken van Thomas James Cobden-Sanderson, Walter Crane en Henry van de Velde zeer geslaagde resultaten opleverde. De boeken die in Duitsland en Oostenrijk wel tot stand kwamen, waren het resultaat van een geslaagde en constante samenwerking tussen twee talenten, zoals Rainer Maria Rilke en Heinrich Vogeler, of van dubbeltalenten zoals Oskar Kokoschka. Naast een beschouwing over de synthese der kunsten en de tijdschriften en boeken ten tijde van de Jugendstil gaat Pantus in op de analyse en interpretatie van acht thema's die representatief zijn voor de geïllustreerde dichtkunst in de periode 1895-1910, zoals de vrouwenfiguur, de dood, mens en kosmos en de idylle. Een geleerd boek derhalve, waarin uitputtend aandacht wordt geschonken aan de verhouding poëzie en beeldende kunst ten tijde van de Jugendstil. Hiermee is een lacune in de grote stroom publicaties over de Jugendstil van de afgelopen jaren opgevuld. Veel van de afgebeelde illustraties zijn afkomstig uit het bezit van het Deutsche Literaturarchiv in Marbach am Neckar. (KvO)
| |
| |
| |
Hans Renders, Braak. Een kleine mooie revolutie tussen Cobra en Atonaal. Met een facsimile-uitgave van het tijdschrift, Amsterdam, De Bezige Bij, 2000, 427 p., ISBN 9023439481, f 59,90.
In mei 1950 verscheen de eerste aflevering van het gestencilde tijdschriftje Braak. Er zouden nog zes afleveringen verschijnen, de laatste in augustus 1951. Toen verdween dit tijdschrift dat nooit meer dan 67 abonnees telde. Desalniettemin was het een belangrijk tijdschrift, omdat vele later beroemd geworden dichters en schrijvers eraan meewerkten. Initiatiefnemers waren Remco Campert en Rudy Kousbroek. Medewerkers waren Bert Schierbeek, Lucebert, Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar, Jan Hanlo en vele anderen. Hans Renders schreef de geschiedenis van dit tijdschrift, waarbij hij gebruik kon maken van persoonlijke herinneringen en archieven. Zijn geschiedenis telt ongeveer honderd pagina's, de rest van het boek wordt voornamelijk gevuld met een facsimile van alle tijdschriftafleveringen, een register op het tijdschrift en een op het boek. Het ziet er prachtig uit en voor alle verzamelaars die al jaren gefrustreerd zoeken naar het tijdschrift wellicht een kleine pleister op de wonde. (JvW)
| |
W. Snieder, In Vogelvlucht. Geannoteerde bibliografie over de Nederlandse luchtvaart vanaf 1784, Alphen aan den Rijn, Canaletto/ Repro Holland, 1999, 468 p., geïll., ISBN 9064697345, f 45. -.
Een verrassende bibliografie voor een nog verrassender prijs. Bijna 1400 beschreven boeken (allemaal autopsie), verdeeld over de rubrieken Commerciële luchtvaart; Luchthavens en vliegvelden; Vliegtuigbouw en vliegtuigtypen; Luchtvaarttechniek; Militaire luchtvaart; Luchtvaartboeken voor de jeugd; Luchtvaart algemeen. De boeken zijn per rubriek chronologisch gerangschikt, het vroegst gedateerde betreft een publicatie uit 1784 over de ballonvaart. De beschrijvingen zijn beknopt, maar voldoende. Zeer sympathiek en buitengewoon informatief mogen de, soms behoorlijk uitvoerige, inhoudelijke samenvattingen bij bijna elke titel genoemd worden. Een titelregister en een uitgebreid ‘gemengd register van trefwoorden, instellingen en van personen incl. (corporatieve) auteurs’ besluiten het boek. Wel eens gehoord van de ornitopter of kunstvogel, een vliegtoestel dat door middel van vleugelslag wordt voortbewogen (Den Haag 1869)? (BK)
| |
Harriet Stroomberg, High Heads uitgegeven door Matthew en Mary Darly. Spotprenten over haarmode in de achttiende eeuw, Enschede, Rijksmuseum Twenthe, 1999-2000, 64 p., ISBN 9072250273, f 17,50.
In 1997 publiceerde Harriet Stroomberg een artikel over het echtpaar Matthew en Mary Darly in De Boekenwereld. Drie jaar later verscheen dit fraai uitgevoerde boekje High Heads als tweede in de reeks Spotprenten in de 18de eeuw, uitgegeven door het Rijksmuseum Twenthe in Enschede. In het tweetalige boekje behandelt de auteur een groep spotprenten uit een particuliere verzameling waarop excentrieke kapsels voor dames en heren centraal staan. Met de mannen, ook wel ‘Macaronies’ genoemd, en de vrouwen wordt door de karikaturisten de spot gedreven omdat bijvoorbeeld veel deuren te laag waren voor hun pruiken, het kapsel tijdens de slaap in de war raakte en er zich gemakkelijk allerlei ongedierte in nestelde. Een vermakelijk boek dat, dankzij de bijdragen van enkele sponsors, laag geprijsd is. (JFH)
| |
Pieter H. Tauber, Frans A. Tauber, G.J. van den Broek, De provinciale Bibliotheek van Friesland. 40 jaar ontwerp- en bouwgeschiedenis, Leeuwarden, Provinciale Bibliotheek, 2000, 59 p., geïll., ISBN 9080519421, f 22,50.
Deze zeer verzorgde uitgave verscheen ter gelegenheid van de heropening van de Provinciale en Buma Bibliotheek van Friesland op 8 mei j.l. Met een ‘Foaropwurd’ (in het Fries dus) van de Friese gedeputeerde van cultuur, maar verder gelukkig gewoon leesbaar, handelt dit boekje vooral over de architectonische geschiedenis van de Friese bibliotheek, van de eerste plannen en de prijsvraag voor een ontwerp in 1958 tot de recente renovatie en uitbreiding die in mei van dit jaar werden voltooid. De auteurs van de
| |
| |
bijdragen zijn de architect van het gebouw (P.H. Tauber), de interieurarchitect (F.A. Tauber) en de directeur van de bibliotheek (G.J. van den Broek). Weinig tekst, fraaie vormgeving en veel foto's van de ontwerptekeningen en de huidige situatie van het gebouw. Te bestellen bij de pbf, Postbus 464, 8901 bg Leeuwarden. (GV)
| |
Raymond Vermeulen en Philip de Wit, Onder uitgevers. De onstuitbare opkomst van Pierre Vinken, de honger van Elsevier, de fusie met Reed, het succes, de stroppen, de interne machtsstrijd, de neergang, Nijmegen, SUN, 287 p., ISBN 9061689678, f 39,50.
Vlot geschreven boek over een boekenwereld waarin weinig gelezen wordt, bibliofielen niet bestaan en het er onderling hard aan toe gaat. De auteurs, twee economiejournalisten, zijn in de geschiedenis van het Elsevierconcern gedoken en hebben met behulp van onder meer jaarverslagen, bedrijfsarchivalia, krantenknipsels en anonieme zegslieden geanalyseerd hoe het kon gebeuren dat het Reed-Elsevierconcern na het vertrek van topman Pierre Vinken begon te kwakkelen. De oorzaken lagen op het persoonlijke vlak, en hadden ook te maken met cultuurverschillen tussen de Nederlandse en Britse toplieden. In drie jaar tijd was het concern alleen al 3 miljoen gulden kwijt aan afkoopsommen voor falende managers. De verschillende fusiepogingen met (Wolters) Kluwer worden nauwkeurig belicht en voorzien van authentieke details. Het grondpatroon van dit boek is het levensverhaal van Pierre Vinken, die als een van de weinigen in deze branche nog wel eens een boek ter hand neemt en ook bekend staat als verzamelaar. (LK)
| |
H.T.M. van Vliet, Versierde verhalen. De oorspronkelijke boekbanden van Louis Couperus' werk [1884-1925], Amsterdam/Antwerpen, Uitgeverij L.J. Veen, 2000, 400 p., ISBN 9020458221, f 49,50.
In 1987 werd in het Haags Historisch Museum een tentoonstelling gehouden naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van uitgeverij L.J. Veen. De samensteller ervan, Gert Jan Hemmink, had de moeite genomen om naast allerlei documenten ook diverse ontwerptekeningen van boekbanden op te sporen. Daarvoor had hij het archief van de uitgeverij in het Letterkundig Museum en de collectie L.J. Veen in het Rijksprentenkabinet doorgenomen en een aantal saillante voorbeelden uitgekozen. De jubilerende uitgeverij had het aardige door Jan Toorop getekende portret van L.J. Veen (1863-1919) ter beschikking gesteld.
Negen jaar later, in 1996, publiceerde H.T.M. van Vliet als afsluiting van de vijftig delen tellende Volledige werken van Louis Couperus het boek Eenheid in verscheidenheid. Over de werkwijze van Louis Couperus. Het laatste hoofdstuk van dit boek gaat over de drukgeschiedenis van Couperus' werk (p. 323-366). Dit jaar verscheen een aparte studie over de boekbanden van Couperus. Tal van bekende kunstenaars, zoals Toorop, Berlage, Roland Holst en Wenckebach, hebben bandontwerpen voor uitgaven van Couperus gemaakt. Men is snel geneigd te denken dat van het werk van deze Haagse schrijver de ene na de andere druk verscheen. Dat is niet zo. Veel exemplaren van de eerste druk werden door de uitgever steeds weer in een ander jasje gestoken. Van Vliet heeft op basis van het archief van L.J. Veen en aan de hand van enkele oudere en enige recent verschenen studies (zoals Braches, Van Winden en Van der Horst) een fraai verzorgd boek gemaakt waarin ditmaal ook verschillende ontwerpen en werktekeningen (dit onderscheid maakt de auteur overigens niet) voor de banden uit de collecties van het Rijksprentenkabinet en van andere instellingen zijn opgenomen. Helaas laat de lijst van de door Van Vliet geraadpleegde literatuur (bijvoorbeeld op boeken kunsthistorisch gebied) nogal wat te wensen over. (JFH)
|
|