De Boekenwereld. Jaargang 15
(1998-1999)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 334]
| |||||||||
De prijsuitreiking van een Latijnse school in beeld
| |||||||||
Een prijsuitreiking in Delft omstreeks 1725Plaats van handeling is de kapel van het voormalige St. Agatha-klooster in Delft, dat deel uitmaakt van het Prinsenhofcomplex. Sedert het eind van de zestiende eeuw was deze kapel in gebruik bij de Église Wallonne (‘Templum Gallicanum’ of Waalse kerk).Ga naar eind1. Midden in de kerk zetelt achter een lange rechthoekige tafel een aantal heren met allongepruiken: het college van curatoren van de Latijnse school. Een tweetal van hen draagt een zwarte toga met witte bef, kennelijk de beide predikanten die in dit college zitting plachten te hebben. De tafel is behalve met een inktkoker en een paar pennen, geheel bedekt met boeken. Op het plat van minstens één van de boeken is de Griekse hoofdletter Ypsilon te | |||||||||
[pagina 335]
| |||||||||
herkennen. Deze hoofdletter was het symbolum (‘beeldmerk’) van de Latijnse school in Delft. Al in 1670 werden de Delftse prijsboeken met deze letter op beide platten goudgestempeld. Voorts toont de afbeelding hoe de president-curator een boek overhandigt aan een in frak geklede en eveneens bepruikte, Latijnse scholier. Deze neemt het geschenk met een hoofse buiging in ontvangst. Op enige afstand staat een groepje van zes medeleerlingen toe te kijken. Hun driekanten steekjes hebben zij afgenomen en houden zij onder hun arm vast. Aan de rechter zijkant staat voor een kerkbank een tweede groepje leerlingen gedwee op hun beurt te wachten. Zij worden door een praeceptor (leraar) in het gelid gehouden. Links op de afbeelding staat de preekstoel, vanwaar de rector als een ceremoniemeester de namen van de prijswinnaars lijkt af te roepen. Een niveau lager bevindt zich het voorlezersgestoelte, waar tevoren de ad academiam gepromoveerde leerlingen uit de hoogste klassen hun oraties zullen hebben gehouden. De banken in de kerk zijn ingenomen door toekijkende familieleden en andere belangstellenden. De luiken van het uit 1699 daterende orgel staan open en orgelspel zorgde voor een muzikale omlijsting van deze bijzondere plechtigheid.Ga naar eind2. Het geheel staat afgebeeld binnen een met bloemranken omgeven ovaal met aan de bovenzijde de vermelding ‘Virtutis ergo’ (‘Wegens deugdzaamheid’). Deze afbeelding geeft ons vrij gedetailleerde informatie over de gang van zaken bij een prijsuitreiking in Delft in het begin van de achttiende eeuw. De afbeelding stemt dan ook bijna geheel overeen met de beschrijving van de plechtigheid die Dirck van Bleyswijck in zijn Beschrijvinge der Stadt Delft (Delft 1667) op pagina 590-591 geeft: ‘Diegene die door alle de Classen sijn gepasseert en verder tot d'Universiteit werden gepromoveert doen veeltijds tot een afscheit in teecken van haer bequaemheit een oratie in 't publijck, zijnde daer toe een Orateurs-stoel in 't voornoemde Auditorium ofte gehoor-plaets van den Rector opgerecht; na het doen van d'Oratien geschiet oock ter selver plaatse de solemniteyt van 't uytdelen der Eer-prysen door handen van den oudsten Curateur in functie, aan de welcken den eerst opgaende uyt ieder Classis (soo in den naem van sijn prijstreckende met-gesellen als sijns selfs wegen) een gedienst-reden van dancksegginghe in de Latijnse tale doet [...]’. Een verschil met de hierboven beschreven afbeelding is, dat Van Bleyswijck niet spreekt van een kansel, maar van een ‘Orateurs-stoel’, die voor de gelegenheid in het auditorium was neergezet.Ga naar eind3. Van Bleyswijck beschrijft dan ook de situatie vóór ca. 1709, toen de promotie in het auditorium van het nauw aan de Latijnse school verbonden Collegium Theologicum plaatsvond.Ga naar eind4. Daarna werd de plechtigheid verplaatst naar de Waalse kerk, zoals Reinier Boitet meedeelt in zijn Beschryvinge der Stadt Delft (Delft 1729), p. 538-539: de leerling van de hoogste klas spreekt ‘een lofreden in 't openbaar uit, waar toe d'oratie stoel in de gemelde auditorium of gehoorplaats staat, doch zedert eenige jaren is hier niet geoxeert [sic, lees: georeert]; dit geschiet nu ordinaer op den kansel in de Fransche kerk’. In dit verband kan nog worden opgemerkt dat in de loop van de achttiende eeuw steeds meer Latijnse scholen er de voorkeur aan gaven de promotieplechtigheid voortaan in de Waalse kerk te laten plaatsvinden in plaats van in het eigen schoolgebouw of in de plaatselijke Grote Kerk. Dit was bijvoorbeeld het geval in Breda, Haarlem, 's-Hertogenbosch en Rotterdam. Overigens is de afbeelding van de prijsuitreiking ook nog op een andere, unieke wijze bewaard gebleven, namelijk op een Delfts tegeltje. In 1887 tekende blijkens de signatuur J.A. Hilders deze afbeelding op dit tegeltje (18 × 18 cm) met linksonder de vermelding ‘L'Intérieur de l'Église Wallonne de Delft en 1699’. Het is niet direct duidelijk met welke bedoeling dit tegeltje werd vervaardigd. Het jaartal 1699 is waarschijnlijk ontleend aan de tekst onder het orgelfront, waarin het jaar van schenking staat vermeld. Dit tegeltje bevond zich laatstelijk in de consistoriekamer van de Waalse kerk, die nog altijd op dezelfde plaats is gevestigd. Sporen van een eerdere breuk waren zichtbaar. | |||||||||
De passe-partout-illustratieDe hierboven beschreven afbeelding van de promotie met prijsuitreiking staat niet op zichzelf, maar is een onderdeel van een rijk geornamenteerde titelpagina. Dergelijke fraai vormgegeven titelpagina's zijn kenmerkend voor de gedrukte oraties van Latijnse scholieren in Delft uit de periode 1721-1754. Met deze vormgeving werd vergelijkbaar Leids universitair drukwerk van studenten, de titelpagina's van dissertaties en disputaties, nagevolgd.Ga naar eind5. Kennelijk beoogde men op deze wijze de promotie | |||||||||
[pagina 336]
| |||||||||
Passe-partout-illustratie van F. van Bleyswijck op de titelpagina van de oratie van Cornelius van Midlum ter gelegenheid van zijn promotie naar de universiteit op 4 augustus 1728.
van Latijnse scholieren een zeker academisch aanzien te geven: de promotie op school was in zekere zin een voorafspiegeling van de universitaire promotie. De gewoonte van dergelijke rijk geornamenteerde titelpagina's ontstond in Leiden na het overlijden van de academiedrukker Abraham Elzevier in 1712. In dat jaar besloot de senaat van de Leidse universiteit uit ontevredenheid met het door Elzevier als typographus academiae verzorgde drukwerk tot afschaffing van de verplichting om dissertaties door de officiële academiedrukker te laten drukken.Ga naar eind6. De promovendi kregen voortaan de vrijheid zelf een drukker te kiezen, mits die maar in Leiden werkte. Deze maatregel betekende een stimulans voor de concurrentie onder de Leidse drukkers. Als een wapen in deze concurrentiestrijd boden de Leidse drukkers vanaf dat moment de promovendi de mogelijkheid hun dissertaties te laten uitvoeren met een fraai geïllustreerde titelpagina.Ga naar eind7. Hiertoe maakten de drukkers gebruik van gegraveerde titelgravures die als randversiering bij een steeds wisselende tekst konden worden gebruikt. Binnen een jaar hadden zo zes van de elf Leidse drukkers die de uitgave van dissertaties verzorgden, een gegraveerde koperplaat met een passe-partout-illustratie in gebruik. De Leidse universiteit ontketende hiermee een mode in de Republiek. De universiteiten van Utrecht, Groningen en Harderwijk namen deze gewoonte over, zij het in beperkte mate. Pas na 1770 raakten deze titelgravures op de universiteiten in onbruik. In de periode van 1713 tot 1744 zijn in Leiden blijkens de signatuur 35 van de vijftig verschillende passe-partout-titelpagina's voor onder andere juridische theses ontworpen en gegraveerd door Frans van Bleyswijck (1671-1746).Ga naar eind8. Gedurende ruim dertig jaar vervaardigde Van Bleyswijck dit soort titelgravures, waarbij steeds meer de nadruk op allegorische figuren en emblemata kwam te liggen. De invloed van het Franse classicisme en een emblematiek die ontleend was aan de Iconologia van Cesare Ripa, is hierop onmiskenbaar aanwezig. Van Bleyswijck ontving zijn opdrachten behalve van grote Leidse drukkers als Pieter van der Aa (1685-1730) en Samuel Luchtmans (1685-1757) ook van drukkers buiten de stad Leiden.Ga naar eind9. Zo ontwierp en graveerde hij de in de periode van 1722 tot 1740 in opdracht van verschillende Delftse drukkers een vijftal titelgravures ten behoeve van de oraties van de leerlingen van de Latijnse school. De hierboven beschreven prijsuitreiking in de Waalse kerk komt voor op twee van deze vijf titelgravures. | |||||||||
De Delftse titelgravuresEen collectie Delftse oraties die zich in het gemeentearchief van Delft bevindt, stelt ons in staat een nader beeld te krijgen van de verschillende titelgravures. Deze verzameling van ongeveer tachtig verschillende oraties bestrijkt - met lacunes - de zomerpromotie van 31 juli 1721 tot en met de winterpromotie van 1 februari 1764.Ga naar eind10. De oraties zijn gedrukt door de Delftse drukkers A. Breman in de periode 1722-1736, R. Boitet in de periode 1721-1747, P. van der Kloot in de periode 1733-1734, M. Carpentier in de periode 1741-1742, de Wed. A. Voorstad in 1743 en C. van Graauwenhaan in de periode 1743-1762.Ga naar eind11. Bij iedere halfjaarlijkse promotie hielden doorgaans twee of drie leerlingen een oratie. Het drukken van deze oraties werd gewoonlijk door verschillende drukkers verzorgd. Zo drukte P. | |||||||||
[pagina 337]
| |||||||||
van der Kloot ten behoeve van de winterpromotie op 3 februari 1734 de oraties van de Latijnse scholieren S. van Groenewegen en J. Swalmius, terwijl de oratie van A. Penning bij R. Boitet van de pers kwam.Ga naar eind12. Ten behoeve van de titelpagina's van deze oraties heeft Van Bleyswijck vijf verschillende passe-partout-illustraties vervaardigd, waarop ook de naam van de drukker stond gegraveerd. Iedere drukker bezat zo een eigen gegraveerde plaat met passe-partout-illustratie. In een enkel geval wisselde deze plaat van eigenaar. Zo gebruikte M. Carpentier in 1741 de plaat die eerder had toebehoord aan A. Beman en door deze al in 1728 was afgedrukt. Op de koperen plaat werd de naam van Beman gewijzigd in die van Carpentier. Behalve door Van Bleyswijck zijn er ook twee passe-partout-illustraties voor Delftse oraties vervaardigd door respectievelijk Jan Caspar Philips (1700-1775), tekenaar en graveur te Amsterdam, en Noach van der Meer (1714-1769), als tekenaar en graveur werkzaam in Leiden. In totaal zijn in Delft dus zeven verschillende passe-partout-illustraties (hieronder ook aan te duiden als titelgravures) in gebruik geweest. Delft heeft met deze gewoonte weinig navolging gehad. In ieder geval heeft de Latijnse school van Amsterdam ook passe-partout-illustraties gekend, waarvan een exemplaar blijkens de datering in 1755 getekend en gegraveerd was door J.C. Philips.Ga naar eind13. Behalve de twee titelgravures waarop de promotie met prijsuitreiking voorkomt, hebben de vijf andere titelgravures ieder een afbeelding die ook met dit onderwerp in verband staat. Zo zijn dan ten aanzien van de afbeeldingen op deze titelgravures de volgende typen te onderscheiden:
Om een indruk te geven van de titelgravures waarop Minerva voorkomt, volgt hier een beknopte beschrijving van deze typen: | |||||||||
Type 3De afbeelding toont een leerling die van een op haar troon gezeten, naar rechts gerichte Minerva een prijsboek, bestempeld met de Ypsilon, in ontvangst neemt. Links
Zittende Minerva reikt een prijsboek uit (type 3).
een doorkijk op het uit 1616 daterende poortje van de Latijnse school te Delft met het opschrift ‘Gymnasium publicum iuventuti pietate linguis et artibus imbuendae dicatum’, door Dirck van Bleyswijck in zijn Beschryvinge der Stadt Delft op pagina 589 vertaald met ‘Openbare oeffen-plaats toegeeygent vande Jeugt, in godtvrucht, vrye konsten, en talen’. In de sluitsteen staat ook de Ypsilon afgebeeld. Rechts staat een in Romeinse toga geklede figuur in een achttiende-eeuwse bibliotheek te lezen, leunend tegen een lezenaar. Aan de bovenzijde staat in een banderol de vermelding ‘Remunerante Minerva’ (‘Terwijl Minerva een beloning uitreikt’). Dit type komt circa 40 keer voor op door R. Boitet gedrukte oraties in de periode zomerpromotie 1722 t/m winterpromotie 1743. Van dit type is omstreeks 1740 een nieuwe koperplaat gemaakt, die bijna identiek is, maar in details toch verschillen vertoont. | |||||||||
Type 4Een zittende, naar links gerichte Minerva reikt met haar linkerhand een met de letter Ypsilon bestempeld boek uit aan een leerling, terwijl zij hem met haar rechterhand ‘zegent’ met de palmtak van de overwinning. Links houdt een cupido een afbeelding met de dubbeltempel van Honor en Virtus (‘Eer’ en ‘Deugd’) vast en rechts toont een cupido een verkleinde afbeelding van de promotie met prijsuitreiking, zoals die op de typen 1 en 2 voorkomt. Aan de bovenzijde een golvende banderol met het devies van de school ‘Per angusta ad augusta’. Dit type komt circa twaalf keer voor op de oraties die C. van Graauwenhaan drukte in de periode winterexamen 1743 tot en met zomerexamen 1748. | |||||||||
[pagina 338]
| |||||||||
Zittende Minerva reikt een prijsboek uit (type 4).
| |||||||||
Type 5Een staande Minerva reikt met haar rechterhand een met de Ypsilon bestempeld boek uit aan een Latijnse scholier. Links de toegangspoort tot de Latijnse school en rechts de dubbeltempel van Honor en Virtus. Op de banderol de vermelding ‘Invia virtuti nulla via est’ (‘Geen enkel pad is onbegaanbaar voor de deugd’), ontleend aan
Staande Minerva reikt prijsboek uit (type 5).
Zittende Minerva met een fluwelen bonnet en een opgerold diploma met zegel (type 7).
Ovidius, Metamorphoses, xiv, 113. Dit type komt voor op de door R. Boitet gedrukte oraties in de periode zomerpromotie 1745 tot en met zomerpromotie 1753. Een variante afbeelding komt voor op een door N. van der Meer vervaardigde titelgravure, die vier keer is gebruikt voor de door C. van Graauwenhaan gedrukte oraties in de periode zomerpromotie 1756 tot en met zomerpromotie 1762. Op de banderol staat de vermelding ‘Pretium non vile laborum’ (‘Een niet geringe prijs voor hard werken’). | |||||||||
Type 7Een zittende Minerva met in de linkerhand een opgerold, van een zegel voorzien diploma (de ‘bul’) en in de rechterhand een fluwelen bonnet, zoals deze aan de jonge doctor bij zijn universitaire promotie samen met een gouden ring werd uitgereikt. Rechts van Minerva ligt een zwart zijden damasten toga met fluwelen omslag, in welke kledij de promovendus zich op de dag van de promotie moest begeven naar het huis van zijn promotor om vervolgens samen met hem naar het academiegebouw te gaan, zoals de uit 1631 daterende Wetten ende statuten van de universiteyt tot Leyden in art. 33 voorschreven.Ga naar eind15. Minerva wordt aan weerszijden geflankeerd door een cupido, waarvan de één, links, de afbeelding met de dubbeltempel van Honor en Virtus vasthoudt, terwijl de andere, rechts, de afbeelding met de prijsuitreiking (vgl. typen 2 en 3) toont. In de banderol staat vermeld ‘Hoc recipit nemo nisi dignus’ (‘Dit ontvangt niemand behalve wie het verdient’). Dit type komt twee keer voor op de oraties | |||||||||
[pagina 339]
| |||||||||
die de Wed. A. Voorstad drukte ten behoeve van de winterpromotie van 1743. | |||||||||
De Ypsilon op de Delftse prijsboekenPrijsboeken van Latijnse scholen werden vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw gewoonlijk bestempeld met het stadswapen. De Latijnse school van Delft was evenwel de enige Latijnse school die met de Griekse hoofdletter Ypsilon een eigen ‘logo’ heeft gekend en de platten van haar prijsboeken in de periode van ca. 1670 tot ca. 1724, behalve met een goudgestempeld lijnkader, alleen met deze letter liet bestempelen. Het kwam wel voor dat de Ypsilon afzonderlijk werd gestempeld binnen een cartouche-vormig plaatstempel met sierwerk.Ga naar eind16. Dirck van Bleyswijck merkt in zijn Beschrijvinge der Stadt Delft hierover op (p. 591): ‘Deze Eer-prysen bestaen alle in uytgelese Boecken cierlijck ingebonden, van binnen met eenige lof-tytels ter eeren van den Prijs-trecker beschreven en by alle de Curateurs mitsgaders den Rector onderteeckent [bedoeld zijn de prijsopdrachten voorin het boek] en buyten op voorzien met de Pithagorische letter, zijnde het Blasoen ofte Sinne-beeldt van de Schoolen meermaels vermelt’. De school beschikte hiertoe over twee stempels: een Ypsilon in groot formaat (hoog:
Voorplat prijsboek Delft, uitgereikt in 1723 en bestempeld met de Ypsilon (collectie Spoelder).
Stempel met het wapen van Delft in combinatie met de Ypsilon (collectie Spoelder).
45 mm; breed: 35 mm) en een in klein formaat (hoog: 23 mm; breed: 23 mm).Ga naar eind17. In beide gevalen begint de rechtertak van de Ypsilon smal en loopt rechts breed uit, terwijl de linkertak breed begint, maar aan het eind naar links omkrult. Met dit letterstempel plachten overigens ook de boekbanden van het nauw aan de Latijnse school gelieerde Seminarium Theologicum te worden bestempeld,Ga naar eind18. maar zonder vergulde lijnkaders.Ga naar eind19. Pas vanaf ca. 1733 werden voor de Delftse prijsboeken andere stempels gebruikt. Hierop staat het door twee klimmende, aanziende leeuwen vastgehouden stadswapen in combinatie met de Ypsilon: deze letter staat onder het stadswapen in een cartouche, omgeven door een banderol met de vermelding ‘Per angusta ad augusta’ (‘Door de engten naar het verhevene’ of de variant ‘Door de benauwenis tot de behoudenis’) en hieronder een met elkaar verbonden doorn- en lauwertak. De Ypsilon is dus ondergeschikt aan het stadswapen, evenals de Latijnse school een instelling was die bekostigd werd door de stedelijke overheid. Van dit stempel-type bestaan drie typen: een identiek stempelpaar in groot formaat (hoog: 112 mm; breed: 108 mm) en in een kleinere uitvoering (hoog: 77 mm; breed: 72 mm).Ga naar eind20. Van dit laatste stempel bestaat een bijna identieke variant, die met name verschilt in de strakkere lijnvoering van de cartouche. Dit stempel dateert waarschijnlijk uit de negentiende eeuw. Delft is een van de steden waar de traditie om de prijsboeken van de Latijnse school met het stadswapen te bestempelen het langst is gehandhaafd. Het laatst bekende voorbeeld van een prijsboek met stadswapen is dan ook uit Delft af- | |||||||||
[pagina 340]
| |||||||||
komstig: J. Spencer Northcote & W.R. Brownlow (vert. door P. Allard), Rome souterraine, Parijs 1872, op 7 juli 1873 uitgereikt in klas 5 aan G.J.A. van Berckel (part. coll.). | |||||||||
Symboliek van de YpsilonDe symboliek van de Ypsilon, die in 1616 ook in de sluitsteen van het poortje van de Latijnse school en het aangrenzende Collegium Theologicum was aangebracht, was ontleend aan de Griekse mythologie. Aan het eind van zijn jeugd zoekt Heracles (Latijn: Hercules) een eenzame plaats op om diep na te denken over zijn leven. Bij een wegvertakking ontmoet hij twee schone dames, het Genot en de Deugd voorstellende. Hij moest nu een keuze maken tussen het smalle pad (nl. dat van de Deugd) en de brede weg (nl. die van het Genot) ten einde ware roem te bereiken. Zoals het een ware held betaamt, kiest Hercales het pad van de Deugd. Vandaar ook op het wapenstempel het devies ‘Per angusta ad augusta’, waarbij de met elkaar verbonden doorn- en lauwertak verwijzen naar straf en beloning. Dit Hercules in bivio-motief heeft een parallel in het Nieuwe Testament (Mattheus 7.13; Lucas 13.24; Johannes 14.6), waar sprake is van de smalle en brede weg ofwel de keuze tussen goed en kwaad. Dirck van Bleyswijck besteedt in zijn Beschrijvinge der stadt Delft ook aandacht aan de ‘Griexsche letter Y’ en naast bovengenoemde uitleg geeft hij voor de symboliek nog een andere verklaring (p. 475): ‘Doch eenige andere oude wysgeeren betekende daar geheel iets anders meede, vergelykende dezelve by de geleerdheid; want van onderen opklimmende, en tegens de uitstekende spranten uitkomende, is het een moeyelyke zaak zich tot den top op te beuren, maar daar op gekomen zynde, verbeelden de spranten dan een gemakkelyken zetel om in te rusten, gelyk de geleerdheid ook zoet is als die in rust bezeten word’. De symboliek van de Ypsilon heeft een zeer lange traditie, volgens welke Pythagoras (ca. 500 v. Chr.) de ‘uitvinder’ van deze letter zou zijn geweest.Ga naar eind21. In de Renaissance was men met de symboliek van deze ‘littera Pythagorica’ zeer vertrouwd. Zo speelde de Antwerpse rederijkerskamer de ‘Goubloeme van Antwerpen’ tijdens het landjuweel van 1651 een stuk, waarin onder meer voorkwamen ‘Eergierich herte’, de in het rood, naar aardse rijkdom strevende, en een figuur ‘gecleet op het antyx, hebbende in de hand litteram Pythagorae’, de Y dus.Ga naar eind22. Het motief kwam verder voor in emblemata-boeken.Ga naar eind23. Ook aan Latijnse scholieren zal het motief van de smalle en brede weg niet onbekend zijn geweest. Zij konden hiervan kennis nemen bij het lezen van de Griekse tekst van Tabula Cebetis, het ‘Schilderij’ van Cebes. In dit dialoogje, toegeschreven aan de Thebaan Cebes (ca. 400 v. Chr.), een vriend van Socrates, wordt een schilderij besproken dat de weg naar de pseudo-‘paideia’ verbeeldt en die welke naar de echte ‘paideia’, de ware geestelijke vorming leidt.Ga naar eind24. Het is in dit verband verklaarbaar dat in 1670 Abraham Berkelius, waarschijnlijk toen al aan de Delftse school verbonden en van 1681-1685 in ieder geval rector, een Grieks-Latijnse tekstuitgave van de Tabula Cebetis het licht deed zien.Ga naar eind25. Nog in 1709 stond de Tabula Cebetis op het lesprogramma van de Latijnse school te Amsterdam.Ga naar eind26. In Leiden waren de leerlingen met de allegorie van dit thema vertrouwd door het schilderij ‘Tabula Cebetis’ van Joris van Schooten (ca. 1587-1652/53), dat in 1624 onder het rectoraat van Lettingius door de Leidse overheid aan de Latijnse school was geschonken.Ga naar eind27. | |||||||||
De Ypsilon in Tory's Champ fleuryIn het kader van belonen en straffen is hier ook de interpretatie van de Ypsilon van belang, die Geofroy Tory geeft in zijn beroemde letterboek Champ fleury, auquel est contenu l'art et science de la deue et vraye proposition des lettres attiques (Parijs 1529).Ga naar eind28. In zijn bespreking van de Ypsilon, ‘cette lettre Pythagorique’, herinnert Tory ook aan de mythe van Hercules, die bij de tweesprong het smalle pad van de deugd koos. Champ fleury bevat twee verschillende afbeeldingen van de Ypsilon. Bij de ene variant beklimt Hercules de smalle rechterarm, waarbij hij de strijd moet aanbinden tegen Libido, Superbia en Invidia in de gedaanten van respectievelijk een tijger, een wolf en een leeuw.Ga naar eind29. De andere variant stelt de Ypsilon voor, hangend aan twee linten binnen een lauwerkrans. De brede vertakking stelt de brede weg voor die ten verderve leidt: hieraan bungelen een zwaard, gesel, roedenbundel, voetboeien, galg en een brandstapel. De smalle vertakking symboliseert de smalle weg naar het heil, met hieraan verbonden een lauwerkans, twee palmtakken, een scepter met boek en een kroon.Ga naar eind30. Duidelijk beïnvloed door Tory's Champ fleury is tenslotte een afbeelding van de titelpagina van Zach. Heyns, Wegwyser ter saligheyt onder een sinnebeeld van | |||||||||
[pagina 341]
| |||||||||
De Ypsilon in Tory's Champ fleury, Parijs 1529, fol. lxiii r.
des werelts beschryvinge den Christen wandelaer voorgestelt (Zwolle, Fransz Jorijaensen, 1629), waarop de Ypsilon naar het voorbeeld van Tory en een voorstelling van de smalle en brede weg te zien zijn.Ga naar eind31. |
|