De Boekenwereld. Jaargang 15
(1998-1999)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
Bij de voorplaat
| |
Prijsboeken op de Latijnse schoolDe gewoonte om een leerling voor zijn goede prestaties met een boek te belonen, is een verschijnsel dat op de Latijnse school voor het eerst voorkomt aan het eind van de zestiende eeuw. De Latijnse school was het schooltype dat in de steden binnen de Republiek der Verenigde Nederlanden de vooropleiding voor de universiteit verzorgde. Het lesprogramma bestond bijna uitsluitend
Portret van Isaac Schull (1684-1760), toegeschreven aan Pieter van der Hulst. Olieverf opdoek, 51 × 43 cm (particuliere collectie, foto Iconografisch Bureau, Den Haag).
uit Latijn met een klein beetje Grieks. In de praktijk betekende het dat leerlingen zich door het maken van dagelijkse thema's en stelopdrachten niet alleen een passieve, maar ook een actieve beheersing van het Latijn eigen maakten. Onder invloed van pedagogisch-didactische opvattingen van humanisten zoals Erasmus speelden op de Latijnse school de wedijver en de praemia - de beloningen in de vorm van boeken als middel om de ijver der leerlingen te prikkelen - een centrale rol. De Latijnse school was dan ook een kleine competitie-maatschappij waar de leerlingen voortdurend wedijverden om in het bezit te komen van de felbegeerde prijsboeken. Halfjaarlijks vond een openbare promotie met prijsuitreiking plaats, veelal in een kerkgebouw. Bij deze gelegenheid werden de leerlingen uit de hoogste klas, ten overstaan van tal van genodigden, ad academiam, naar de universiteit, gepromoveerd. Ten bewijze daarvan ontvingen zij een boek. Daarnaast mochten ook de beste leerlingen uit de andere klassen, de primus en de secundus, prijzen in ontvangst nemen. Voor andere leerlingen was er bovendien vaak nog een aanmoedigingsprijs beschikbaar, de z.g. praemium diligentiae (‘prijs voor ijver’). Deze situatie bleef tot ver in de negentiende eeuw bestaan, totdat vanaf 1876, met het verdwijnen van de Latijnse school, ook de prijsuitreiking tot het verleden ging behoren. Hiermee kwam een einde aan een gebruik dat circa 60 Latijnse scholen korter of langer hebben gekend en waarbij in de loop der tijd vele duizenden scholieren hun prijsboeken plechtig in ontvangst hebben genomen. Het is opmerkelijk dat er desondanks slechts enkele portretten bekend zijn waarop een Latijnse scholier met zijn prijsboek staat afgebeeld. Één ervan is afgebeeld op het omslag van dit nummer van De Boekenwereld en wordt hier besproken. | |
Portret van Isaac Schull, ca. 1696Het betreft een ongesigneerd en ongedateerd olieverf schilderij dat wordt toegeschreven aan Pieter van der Hulst.Ga naar eind1. Afge- | |
[pagina 171]
| |
beeld is bijna ten voeten uit een jongen die de beschouwer met ernstige blik aankijkt. Hij draagt de kleding van volwassenen: een Japanse rok en een kanten das, een zogenaamde cravatte Steinkerke. Deze kleding was omstreeks 1675 in de mode gekomen als deftige informele huisdracht. Van daaruit ontwikkelde de Japanse rok zich tot studeerkamerkleding bij uitstek en werd de opvolger van de tabbaard als geleerdendracht.Ga naar eind2. De rechterhand van de jongen rust op een boek met sluitlinten dat staat op een tafel die bedekt is door een Lotto-tapijt uit Turkije met een bijzonder speels decor.Ga naar eind3. Op die tafel zijn nog twee andere boeken te zien en een plat voorwerp dat ook een boek of een kaart zou kunnen zijn. De drie boeken zijn in perkament gebonden. Rechts achter de jongen is een afbeelding zichtbaar - een in grisaille geschilderde imitatie van een beeld in een nis - van een vrouw met een slang in de rechterhand, staande bij een zuil. In de rechteronderhoek zijn een gedeelte van een houten lambrizering en een trapleuning met een knop afgebeeld. In de linkerbovenhoek bevindt zich een opengeslagen gordijn; later is hier een familiewapen op geschilderd met de naam ‘Schull’. Blijkens het achterschrift is de geportretteerde de in 's-Gravenhage geboren Isaac Schull (1684-1760).Ga naar eind4. Op grond van hun uiterlijke kenmerken zijn twee van de getoonde boeken te herkennen als prijsboeken van de Latijnse school in 's-Gravenhage. De platten hebben een goudgestempeld lijnkader met hoekstempeltjes en centraal een stempel met het Haagse stadswapen: een stappende ooievaar met een paling in de bek, het geheel gevat in een gestileerde ovalen lauwerkrans. Het stempel is te identificeren als het Haagse stempel, dat vanaf 1657 tot in ieder geval het eind van de zeventiende eeuw in gebruik is geweest voor het bestempelen van de Haagse prijsboeken. De wijze van binden is ook typerend voor prijsboeken. Het zijn perkamenten splitselbanden, dat wil zeggen dat het boekblok door middel van doorgehaalde riempjes aan de band is bevestigd. Het prijsboek staat hiermee in de traditie van het typische geleerdenboek. Beide afgebeelde boeken hebben ook de traditionele sluitlinten, eveneens een typisch kenmerk van het prijsboek. De band van het derde boek is onbestempeld; er lijkt geen sprake te zijn van een splitselband (gezien de geprononceerde ribben) en de sluitlinten ontbreken. Het beeld in de nis stelt een in antiek gewaad
‘Costanza’ of ‘Stantvastigheyt’. Afbeelding uit: C. Ripa, Iconologia, of uytbeeldingen des Verstands [...] vertaald door D.P. Pers, Amsterdam 1644, p. 484.
geklede vrouw voor. In haar rechterhand houdt zij een kronkelende slang vast en haar linkerhand steunt op een zuil. Zij is de personificatie van Logica, die de slang als attribuut heeft.Ga naar eind5 Logica vormde samen met grammatica en rhetorica het z.g. trivium, dat samen met het quadrivium (bestaande uit arithmetica, geometria, astronomia en musica) een onderdeel is van het uit de late oudheid afkomstige wetenschapscurriculum van de septem artes liberales oftewel de ‘Zeven Vrije Kunsten’. Op de Latijnse scholen werden de vakken van het trivium onderwezen en logica was van oudsher de bekroning van de drie hoogste leerjaren. In de praktijk van de Latijnse school betekende dit dat de leerling zich oefende in het scherp definiëren en het scherpen van de geest. De zuil verwijst naar de deugd van de constantia of standvastigheid en geestelijke kracht.Ga naar eind6 Logica lijkt op dit schilderij als een leermeesteres en beschermvrouwe op de jonge Isaac Schull neer te kijken. De houten balustrade met een ronde knop op de trappaal is het onderste gedeelte van de trap naar een kansel of spreekgestoelte. Het is een verwijzing naar het spreekgestoelte, vanwaar Isaac als Latijns scholier een oratie zal houden of zojuist heeft gehouden. Bij zo'n gelegenheid werd ook een boek uitgereikt, doorgaans in folio-formaat. Het was op de Latijnse school in iedere geval gebruikelijk dat een leerling aan het eind van zijn schoolcarrière tijdens | |
[pagina 172]
| |
Prijsboek van de Latijnse school in 's-Gravenhage uit 1696 (collectie en foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).
de halfjaarlijkse promotieplechtigheid een oratie hield. De ‘declamatio’, het voordragen van de in beginsel zelf geschreven oratie, was het hoogtepunt van de humanistische schoolopleiding. Wanneer de leerling deze taak met succes had volbracht, werd hij vervolgens door curatoren ad academiam bevorderd. Curatoren deden dit op grond van hun ius promovendi. Dit ius promovendi stelde op zich niet veel voor. Tot in de negentiende eeuw stond het een ieder vrij zich als student bij een universiteit te laten inschrijven. Een formeel toelatingsbewijs werd niet gevraagd. Deze situatie had tot gevolg dat leerlingen dikwijls voortijdig de school verlieten om naar de universiteit over te stappen. Om dit verloop in de hoogste klassen te voorkomen treft men dan ook in tal van schoolreglementen de bepaling aan, dat een leerling pas in het openbaar een oratie mag houden, wanneer hij alle klassen van de school heeft doorlopen. Een Latijnse scholier liet zich zo niet graag de gelegenheid ontnemen in aanwezigheid van familie en andere genodigden als jonge redenaar te kunnen gloriëren. In 's-Gravenhage was de plaats van handeling voor deze plechtigheid de Engelse Kerk aan het Noordeinde, waar de promotie met prijsuitreiking al vóór 1718 plaatsvond.Ga naar eind7. De inhoud van de op het schilderij getoonde boeken laat zich in eerste instantie slechts raden. Op de ruggen van de boeken staan geen korte titelaanduidingen, zoals dat met prijsboeken ook nooit het geval was.Ga naar eind8. Toch is het mogelijk zich een beeld te vormen wat voor edities Isaac Schull vermoedelijk als prijs heeft gekregen. Op grond van bewaard gebleven rekeningen betreffende de leverantie van prijsboeken aan de Latijnse school van 's-Gravenhage blijkt in ieder geval dat aan het eind van de zeventiende eeuw lijvige edities cum notis variorum ten geschenke werden gegeven. Dit waren tekstuitgaven van klassieke schrijvers met onder aan de tekst allerlei geleerde notae of aantekeningen. Er werden boeken in folio-, quarto- en octavo-formaat uitgereikt: de folio's voor de ad academiam gepromoveerden, de quarto's voor de hogere klassen, de octavo's voor de leerlingen uit de lagere en middenklassen. Zo werden tijdens de promotie van 30 augustus 1695 veertien prijsboeken in verschillende formaten uitgereikt met teksten van onder meer Juvenalis, Plautus, Sallustius, Suetonius en een editie van Dionysius Halicarnasseus, ‘in folio vergult’.Ga naar eind9. Daarnaast is tenminste één Haags prijsboek aangetroffen, dat in dezelfde tijd is uitgereikt. Het betreft een exemplaar in octavoformaat van Plautus, Comoediae, ed. J.F. Gronovius, Amsterdam 1684. Blijkens de bewaard gebleven handgeschreven prijs opdracht, ondertekend door curatoren en rectorGa naar eind10., werd dit boek na het zomerexamen van 1696 uitgereikt aan Jacobus de Bie bij zijn bevordering van de derde naar de tweede klas (de toen gebruikelijke nummering der klassen in omgekeerde volgorde).Ga naar eind11. De Haagse prijsboeken werden in de periode 1678-1699 geleverd door de Haagse boekhandelaar Jacob de Putter.Ga naar eind12. Het toeval wil, dat een gratiarum actio, de in het Latijn gestelde dankbetuiging die Isaac Schuil voor één van de hem uitgereikte prijzen heeft uitgesproken, bewaard is gebleven.Ga naar eind13. Deze dankbetuiging is niet gedateerd, maar wel ondertekend met Isaacus Schull. Uit een mededeling van Isaac bovenaan de tekst van deze gratias blijkt dat hij deze heeft uitgesproken bij zijn bevordering van de vierde naar de vijfde klas.Ga naar eind14. Het is een in uiterst gezwollen stijl geschreven tekst van bijna twintig regels, waarin Isaac curatoren en rector bedankt voor de prijs die hij naar eigen zeggen buiten de gebruikelijke volgorde om (extra ordinem) en geheel buiten verwachting (praeter omnem meam spem) had ontvangen. Deze dankbetuiging behoort tot de | |
[pagina 173]
| |
ons vroegst bekende voorbeelden van dit soort gelegenheidsproza. De prijswinnaar werd geacht zo'n Latijnse dankbetuiging uit het hoofd te reciteren, met de tekst op een ‘spiekbriefje’ bij de hand. Na afloop van de plechtigheid werd de dankbetuiging dan wel los in het boek bewaard.Ga naar eind15. Aan het eind van de achttiende eeuw ontstond ook de gewoonte om de tekst van de gratiarum actio op het schutblad van het ontvangen prijsboek te schrijven. Op grond van bovenstaande gegevens kan het portret bij benadering worden gedateerd. Een Latijnse scholier kwam aan het eind van de zeventiende eeuw doorgaans op ongeveer negen- à tienjarige leeftijd op school en het curriculum van de Haagse school telde in die tijd waarschijnlijk vijf leerjaren.Ga naar eind16. Isaac staat afgebeeld met twee boeken in octavo-formaat: prijzen die gewoonlijk in de lagere klassen werden uitgereikt. Hij zal zijn oratie als leerling van de hoogste klas nog niet hebben gehouden. In dat geval zou zeker het boek in folio-formaat, dat bij die gelegenheid de gebruikelijke prijs was, ook zijn afgebeeld. Isaac moet daarom op het portret een leerling uit een der lagere klassen zijn. Dit betekent dat de in 1684 geboren Isaac als elf- of twaalfjarige Latijnse scholier zal zijn geportretteerd, zodat het portret omstreeks 1695 of 1696 is geschilderd. De directe aanleiding voor het schilderen van het portret is niet bekend. Wellicht heeft ouderlijke trots over het behalen van de prijs een rol gespeeld.Ga naar eind17. Voor het formaat koos men dat waarop Isaacs ouders in 1684 als pendanten waren geschilderd door Daniël Haringh. Ook vier jongere zusjes van Isaac zouden later nog op dezelfde schaal worden geschilderd, door waarschijnlijk telkens dezelfde schilder. Twee van die portretten zijn gesigneerd door Pieter van der Hulst (Dordrecht 1651-1727 Dordrecht).Ga naar eind18 Het is verre van uitgesloten dat hij een bekende, of misschien zelfs een verre verwant was van Isaacs vader Johannes Schull. Beiden waren afkomstig uit Dordrecht en ze scheelden slechts twee jaar in leeftijd. Omstreeks 1668 ging Pieter van der Hulst in de leer bij de Haagse schilder Willem Doudijns. Vervolgens woonde hij het grootste deel van zijn leven in 's-Gravenhage, hoewel hij ook perioden in Dordrecht en Kopenhagen werkzaam was.Ga naar eind19. Behalve portretten schilderde hij vooral stillevens. Hoe verliep het Isaac Schuil verder? Na het verlaten van de Latijnse school omstreeks 1700 is hij niet direct gaan studeren. Pas op 18 september 1704 liet hij zich op 21 -jarige leeftijd aan de Leidse universiteit inschrijven als student theologie.Ga naar eind20. Wat hij in de vier tussenliggende jaren heeft gedaan, is onbekend. Na zijn Leidse studiejaren werd Isaac op 26 januari 1710 hervormd predikant te Driehuizen en op 10 oktober 1717 te Hilversum. Hij overleed aldaar op 13 maart 1760.Ga naar eind21 |
|