De Boekenwereld. Jaargang 15
(1998-1999)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Jonkheer Hendrik Johan Caan
Toen na 1816 in West-Europa de lithografie of steendruk meer vaste grond onder de voeten kreeg, verschenen vrijwel direct geheel gelithografeerde publicaties. Dit omdat de lithografie, gezien de lage kostprijs, zeer geschikt was voor uitgaven.Ga naar eind1. Vaak betrof het bundels prenten,
| |
[pagina 45]
| |
se voorbeelden hiervan waren de Recueil d'Essais Lithographiques van Godefroy Engelmann, uitgegeven in Parijs in 1816Ga naar eind2. en het eveneens in dat jaar bij Engelmann uitgekomen Cours complet d'études du dessin.Ga naar eind3. Toch vallen dit soort prentenbundels, en bijvoorbeeld ook bladmuziek, niet onder mijn definitie van het geheel gelithografeerde boek. Onder het geheel gelithografeerde boek versta ik een bundel bedrukte bladen met een omvangrijke uitsluitend gelithografeerde tekst van minimaal twee pagina's, eventueel voorzien van uitsluitend gelithografeerde illustraties.Ga naar eind4. Hoewel deze definitie twijfelgevallen niet geheel uitsluit, valt er in de praktijk goed mee te werken. Ik maak dus een onderscheid tussen de gelithografeerde prentenbundel of bundel bladmuziek en het gelithografeerde boek. Een tweetal vroege boekwerken dat wel aan mijn definitie voldoet, werd uitgegeven in Parijs door de concurrent van Engelmann, de comte Charles de Lasteyrie. De eerste publicatie, een van de eerste van De Lasteyrie, was de Lettres autographes et inédites de Henry iv (circa 1816).Ga naar eind5. De bundel bestaat uit dertien bladen, waarbij tien facsimiles van brieven. Een tweede publicatie uit 1816 was het Recueil de différens Genres d'impressions Lithographiques.Ga naar eind6. Zoals de titel al aangeeft, betreft het een staalkaart van verschillende lithografische technieken. Deze publicatie valt onder mijn definitie omdat de prenten vergezeld gaan van een lange geautografeerde toelichting.Ga naar eind7. | |
De eerste geheel gelithografeerde boeken in de NederlandenDe eerste poging in de Zuidelijke Nederlanden om tot een geheel gelithografeerd boek te komen staat op naam van de Duitser Carl Senefelder, broer van de uitvinder en werkzaam als leraar lithografie te Brussel.Ga naar eind8. Deze op papier interessante publicatie op het gebied van de lithografische technieken werd in 1818 aangekondigd, maar is uiteindelijk niet verschenen (zie bijlage I). Een beter lot was een poging van de Franse lithograaf Duval de Mercourt beschoren, die begin 1818, waarschijnlijk met pers en al, uit Parijs naar de Noordelijke Nederlanden vertrok en zich in Den Haag vestigde, waar hij tot koninklijk steendrukker werd benoemd.Ga naar eind9. Uit dankbaarheid publiceerde Duval nog in 1818 zijn Essai sur la Lithographie, orné de dessins et modèles d'écritures.Ga naar eind10. Deze geheel gelithografeerde, losbladige publicatie bevat onder andere negen gelithografeerde afbeeldingen. Verder bestaat het werk uit een acht pagina's tellende en waarschijnlijk geautografeerde beschrijving van verschillende lithografische procédés, waarbij een helaas korte uiteenzetting van de toen nog erg onvolmaakte driekleurendruk (zie bijlage II). Verder een mogelijk door Duval zelf geschreven en geautografeerde opdracht aan de minister voor het publieke Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Kolonien, A.R. baron Falck.Ga naar eind11. Interessant is een passage uit de beschrijving van het schrijven op de steen: ‘Il est deux manières d'écrire sur pierre, l'une en formant les traits à rebours sur la pierre avec une encre préparée pour cela et une plume d'acier, l'autre en écrivant sur un papier composé à cet effet, dont on détache toute l'empreinte en le décalquant sur une pierre chaude à la presse: mais la première méthode est la meilleure, il ne s'agit que d'avoir d'habiles écrivains’. Helaas heeft Duval het bij deze ene veelbelovende publicatie, die technisch ver uitstak bij wat er toen in de Noordelijke Nederlanden verder op lithografisch gebied werd gepresteerd, gelaten.
Gelithografeerde titelpagina van de Tafel der coordinaten van Ackermans (collectie en foto Algemeen Rijksarchief, Den Haag).
| |
[pagina 46]
| |
Gelithografeerde titelpagina van de Tafel der karakters, 1825. Litho, 155 × 220 mm. (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Utrecht).
Ondertussen was er sprake van een andere ontwikkeling: in 1818 werd bij het in Den Haag gevestigde Topographisch Bureau van het ministerie van Oorlog een lithografische drukkerij opgericht, waar men zich ook met het schrijven op de steen ging bezighouden.Ga naar eind12. In 1822 produceerde men daar een verhandeling van P.J. Ackermans over de toepassing van kaartprojecties: in deze geheel geautografeerde en niet gebonden verhandeling zonder titelblad werden door Ackermans zogenaamde rechthoekige coördinaten in de Nederlanden en Luxemburg berekend.Ga naar eind13. De losbladige publicatie bestaat uit twee gedeelten: de Berekening van de Projectie der Meridianen en Parallellen van 15 tot 15 Minuten en een Tafel der coördinaten.Ga naar eind14. Vervolgens werd er bij het Topographisch Bureau jaren gezwoegd (er is geen ander woord voor) om het lithografische vak, vooral het direct in spiegelschrift schrijven op steen, onder de knie te krijgen. In 1825 werd de kroon op het werk gezet met Tafel der Karakters en derzelver hoogten, waarbij onder andere getracht werd om een standaardschrift voor topografische kaarten te ontwerpen.Ga naar eind15. Aan dit ingenaaide boekje zijn, om grotere uniformiteit te bereiken van de afbeeldingen op kaarten, losse, gelithografeerde ‘modeltekeningen’ toegevoegd.Ga naar eind16. De toegepaste druktechniek is wellicht een combinatie van autografie en lithografie. Helaas werd dit fraaie werk, dat na het Essai van Duval de Mercourt als een tweede hoogtepunt van de vroege Noord-Nederlandse lithografie mag worden gezien, niet door andere gevolgd. | |
Jonkheer Hendrik Johan CaanDe verdere ontwikkeling van het vroege geheel gelithografeerde Nederlandse boek zou door een liefhebber van de lithografie worden bepaald. In 1823 vroeg koning Willem I de minister van Binnenlandsche Zaken, Onderwijs en Waterstaat om advies over zijn idee om de lithografie op de Algemeene Landsdrukkerij in te voeren.Ga naar eind17. De minister liet vervolgens uitgebreid onderzoek verrichten en adviseerde uiteindelijk in de herfst van 1824 positief.Ga naar eind18. Aan dit advies waren onder andere enkele, wat onbeholpen, geautografeerde proeven toegevoegd die vervaardigd waren door Daniël Abrahams, oud-medewerker en opvolger van Duval de Mercourt in Den Haag, die in 1821 naar Frankrijk was teruggekeerd. De drukkerij van Abrahams was in die tijd in staat om uitstekende litho's te produceren. In het autograferen moest hij zich echter nog bekwamen. De bijgevoegde proeven gingen over een curieus onderwerp: namelijk ‘Proeven van Steendruk [...] te weten verkeerd geschreven op den Steen gebragt’, voorstellende een gelithografeerd kaartje waarbij men zich bereid verklaarde om lid te worden van de nieuw op te richten afdeling Voorburg van de Maatschappij | |
[pagina 47]
| |
tot Nut van 't Algemeen, plus ‘Proeven van Steendruk [...] te weten gewoon Schrift door drukken op den Steen gebragt’ voorstellende een geautografeerde standaardbrief waarin een uiteenzetting wordt gegeven van de doeleinden van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en de wenselijkheid om ook een afdeling te Voorburg op te richten. Het ligt uiteraard niet voor de hand dat aan een overheidsadvies een duidelijk privaat stuk, met een tekst die geheel los stond van de onderhavige materie, werd toegevoegd. Onderzoek heeft duidelijk gemaakt wie voor deze drukken verantwoordelijk was. Een eerste spoor bleek te vinden in een reactie van de betrokken minister van Binnenlandsche Zaken naar aanleiding van de problemen die er in 1823 op
Gedeelte van de geautografeerde brief met de aansporing om lid te worden van 't Nut (collectie en foto Algemeen Rijksarchief, Den Haag).
druktechnisch gebied waren bij de Algemeene Landsdrukkerij: ‘Het gevolg daarvan is, dat ik vernomen heb, dat men het Tabelwerk op de Lands Drukkerij niet altijd met die netheid geleverd heeft, als zulks verlangd wordt, het geen wel eens het gevolg zijn kan van den Spoed waarmede het gevorderd is geworden, doch het geen bijaldien er behoorlijke tijd tot werken vergund wordt, door een Referendaris der 1e klasse bij mijn Departement werkzaam en met het toezigt over de Lands Drukkerij belast; zoo veel mogelijk wordt gesurveilleerd’.Ga naar eind19. Deze surveillant bleek jonkheer Hendrik Johan Caan te zijn. Deze werkte vanaf 1802 als advocaat in Den Haag, waar hij zich ook op het terrein van de weldadigheid bewoog. Vanaf 1806 was hij werkzaam op de | |
[pagina 48]
| |
E. Spanier naar I.M. Hoffmeister, Portret van jonkheer Hendrik Johan Caan, ca. 1855. Litho (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Utrecht).
secretarie van koning Louis Bonaparte, waar hij snel carrière maakte. Hij bleek vooral nuttig bij het oplossen van de talrijke problemen die de koning met zijn Hollandse onderdanen had. Verder blonk hij uit door ijver en toewijding aan het Franse regime, ook na het aftreden van de koning in 1810. Ondanks zijn verregaande collaboratie kreeg hij na het vertrek van de Fransen in 1813 eervol ontslag.Ga naar eind20. Hij trok zich terug op zijn landgoed Hoekenburg bij Voorburg. Sindsdien hield hij zich vooral bezig met de ontwikkeling van de streek waar hij woonde en met de oprichting van de afdeling Voorburg van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.Ga naar eind21. Omstreeks 1820 kon hij zijn carrière als referendaris bij het ministerie van Binnenlandsche Zaken hervatten.Ga naar eind22. In 1822 werden aan zijn familie adelsbrieven verleend. Hij zou het uiteindelijk tot staatsraad en lid van de provinciale staten van Zuid-Holland brengen. Opvallend in zijn carrière is dat hij alle mogelijke opdrachten heeft vervuld. Omstreeks 1823 was hij bij het ministerie van Binnenlandsche Zaken belast met het toezicht op de Algemeene Landsdrukkerij. In die hoedanigheid kwam hij ook in aanraking met de pogingen die er werden ondernomen om aldaar een lithografische drukkerij op te richten en daarbij de nodige vakkennis te verwerven.Ga naar eind23. In 1824 berichtte de minister: ‘De Referendaris die met de behandeling van het Onderwerp der Algemeene Landsdrukkerij bij mijn Departement is belast heeft zich beijverd om daaromtrent nadere inlichtingen te bekomen. Bij den H. Abrahams, wiens Lithographisch Etablissement in 's Hage [is] heeft men alle bereidwilligheid gevonden’.Ga naar eind24. | |
De oprichting van 't Nut in VoorburgCaan is later uitgebreid teruggekomen op de redenen om tot oprichting van de afdeling Voorburg van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen over te gaan. Er waren twee officiële redenen: de oprichting van een bijzondere school en het overnemen van de oude overheidstaak: ‘het toekennen van belooningen voor de uitoefening van edelmoedige en menschlievende daden’.Ga naar eind25. Belangrijker binnen het kader van dit artikel is echter een derde reden die Caan hier zelf aan toevoegde: ‘Terwijl als eene derde bijzonderheid, die veel tot de uitvoering en bespoediging van het plan tot deszelfs oprigting toebragt, genoemd mag worden iii. De toepassing van de destijds nieuwe, en in ons Land in 1824 nog weinig bekende uitvinding, om door middel der Steendrukkunst, zoo vele Exemplaren van eenig geschrift, als men begeert, met snelheid en geringe kosten te verkrijgen’.Ga naar eind26. En hij vervolgde: ‘Die bijzonderheid was zeker geene beweegreden tot de oprigting onzer Afdeeling,- maar zij staat daarmede toch in te naauw verband, om haar niet te noemen. Zij behoort thuis in de geschiedenis van hare wording. En te aangenamer is het mij van haar te spreken, omdat, naar ik u wensch medetedeelen, hetzelfde blad dat voor vijf en twintig jaren de Stichters onzer Afdeeling te zamen bragt, middelijk de aanleiding werd tot eene van Regeringswege verordende meerdere uitbreiding der Steendrukkunst in ons Vaderland. Het was namelijk het verlangen van Koning Willem I, dat de gezegde Steendrukkunst ter bevordering van juistheid en spaarzaamheid in de schrifturen van Algemeen Bestuur zou worden ingevoerd; waartoe hare doeltreffendheid wel door niemand zal worden geloochend, en vooral in den bedoelden tijd, bij de meerdere moeiten en kosten, die men toen aanwenden moest, ter vermenigvuldiging van de Exemplaren van eenig geschrift, helder in het oog viel. De oprigting en invoering daarvan werd aan mij, in eene toenmalig door mij bekleed wordende | |
[pagina 49]
| |
ambtsbetrekking, opgedragen. [...] De eerste proef van mijne bemoeijingen, die aan den Koning door den Minister van Binnenlandsche Zaken werden aangeboden, verwierf derwijze de hooge goedkeuring van Zijne Majesteit, dat zij de aanleiding werd tot het oprigten van eene Lands-Steendrukkerij. En die eerste proeve, zij was juist het gesteendrukte Exemplaar der meer algemeene uitnoodiging, om in Voorburg eene Afdeeling op te rigten van de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen. Deze Exemplaren werden in Voorburg en aangrenzende Gemeenten in grooten getale verspreid. Het was eene verrassende nieuwheid, eenige honderde Exemplaren van gelijksoortig schrift te zien, die de bijzondere aandacht tot zich trok. Men verloor zich in de meest uiteenlopende gissingen omtrent de wijze van uitvoering. En de uitnoodiging zelve was niet te vergeefs geschied. Zij vond weerklank in menig hart; zoodat buiten anderen, van wier deelname en latere aansluiting men zich verzekerd mogt houden, op den tienden October des jaars Achttien Honderd Vier en Twintig, een twintigtal personen bij een kwam in de raadkamer der Gemeente alhier, en de Stichters werden van het thans nog aanwezig en bloeijend Voorburgsch Departement. [...]. Zoo reikt de Kunst, bij het ontginnen onzer stichting, ons de hand, en
Gelithografeerde proef met aantekening van Caan uit een reclameset van de Algemeene Landsdrukkerij, ca. 1824/'25 (collectie en foto Algemeen Rijksarchief Den Haag).
werd, - zoo al geene oorzaak, - dan toch voorzeker een weldadig hulpmiddel’.Ga naar eind27. Bij dit fraaie verhaal moet in het oog worden gehouden dat na 25 jaar teruggeblikt werd, met alle gevolgen van dien. Opvallend is bijvoorbeeld het verband dat Caan legt met de oprichting van de lithografische afdeling bij de Algemeene Landsdrukkerij. Het is juist dat koning Willem I de ‘Steendrukkunst ter bevordering van de juistheid en spaarzaamheid in de schrifturen van Algemeen Bestuur’ wilde invoeren. Bepaald onjuist is echter dat het slecht geautografeerde stuk over de oprichting van de afdeling van ‘'t Nut’ de aanleiding zou zijn geweest om tot oprichting van deze lithografische drukkerij over te gaan. Het was eerder zo dat de minister, ondanks dit druktechnisch ondermaatse stuk, positief adviseerde ten aanzien van oprichting: ‘waar bij ik moet opmerken dat deze proeve voor verbetering vatbaar is, daar het schrijven met harsachtigen Inkt op gegomd papier moeijelijk is, en door oefening meer volmaakt kan worden’.Ga naar eind28. Dit neemt niet weg dat Caan zich met de door hem gekozen toepassingsmogelijkheid van de lithografie (huis aan huis verspreiding) een vroege ereplaats op dit terrein heeft verworven. Zijn enthousiasme voor de lithografie ging echter verder. Hij ontwikkelde zich tot | |
[pagina 50]
| |
een kenner en gebruiker van de nieuwe techniek. Dat werd al duidelijk bij de reclamesets met geautografeerd en gelithografeerd materiaal die de Algemeene Landsdrukkerij begin 1826 rondstuurde. Deze bestonden uit 15 à 20 stuks geautografeerde en gelithografeerde teksten en illustraties, plus een tweetal handgeschreven titelpagina's met teksten als ‘calqueerwerk’ of ‘dagelijks voorkomend werk’ en ‘werk verkeerd geschreven op den steen’ of ‘blijvend werk’. Ik heb tot nu toe twee sets gevonden, één bij de Staatssecretarie en één bij het ministerie van Oorlog. De samenstelling van beide sets is interessant. Het gaat hierbij vooral om geautografeerde Koninklijke Besluiten, stukken met betrekking tot de Landsdrukkerij en documenten van instellingen zoals de ministeries van Binnenlandsche Zaken, Justitie, Financiën, en om papieren van staatsraden voor Zaken voor de Hervormde Kerk en het Kadaster. De set van het ministerie van Oorlog bevat enkele voorbeelden van uitnodigingen van de afdeling Voorburg van 't Nut, gedrukt tegen het einde van 1825. Hieruit blijkt dat Caan voor zijn organisatie bij de Landsdrukkerij liet drukken. Bij deze laatste serie maakte hij aantekeningen op de proeven, waaruit blijkt dat hij al goed van de verschillende lithografische technieken op de hoogte was. Verder zorgde hij er als voorzitter voor dat de afdeling Voorburg van 't Nut van de lithografische techniek gebruik bleef maken: artikel 21 van de statuten van de afdeling luidde: ‘Aan
Enkele gelithografeerde voorbeelden, waaronder de titelpagina, een afbeelding van de Franse kerk te Voorburg en een vignet, uit Proeve van Steendruk (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Utrecht).
elk der Leden zal een gesteendrukt exemplaar van dit Reglement worden ter hand gesteld.’ Ten slotte liet hij het procédé toepassen bij publicaties van zijn hand, die soms geheel gelithografeerd waren. Uit een van deze publicaties wordt duidelijk dat al het drukwerk van de Voorburgse afdeling in die jaren werd gelithografeerd. | |
De Proeve van SteendrukCaans inspanningen op het gebied van de lithografie resulteerden in 1834 in een derde mijlpaal op het gebied van de Nederlandse lithografie en die van het geheel gelithografeerde Nederlandse boek: het charmante Proeve van Steendruk, Lithographie en Autographie tot uitbreiding der Maatschappy tot Nut van 't Algemeen.Ga naar eind29. Het betrof een ingebonden set stukken van de afdeling Voorburg uit de periode 1824-1834, met een voorwoord van Caan, vervaardigd op de lithografische drukkerij van Daniël Abrahams. Uit het voorwoord blijkt dat de twintig oprichters, waaronder Caan, in 1824 de toetredingsacte getekend hadden met autografische inkt op geprepareerd papier. Verder bevat de set afbeeldingen, waarvan er twee gesigneerd zijn H. Wouters, gelithografeerd materiaal in gebruik bij de afdeling, een geautografeerd reglement, een ledenlijst, geautografeerde verhandelingen en verder met Voorburg in verband staande afbeeldingen als een ‘Fac-Simile van een gedeelte van de Pentingeriaansche kaarte | |
[pagina 51]
| |
[met] den Burg der Romeinen te Voorburg’, etc. Een totaal van 21 stuks. De drukkwaliteit is hoog en het schrift regelmatig, waardoor het soms moeilijk te bepalen is of iets geautografeerd of gelithografeerd is. Abrahams had ten opzichte van zijn standaardbrief van ‘het Nut’ uit 1824 dus duidelijk vooruitgang geboekt. | |
Redevoering 1838In 1838 volgde een tweede geheel gelithografeerde publicatie: Redevoering bij gelegenheid van het Vijftigjarig bestaan der Maatschappy tot Nut van 't Algemeen.Ga naar eind30. Dit boekje bestaat uit de toen door Caan gehouden redevoering, uitgebreid met de titelpagina van de Proeve van steendruk en met een tweetal geautografeerde verhandelingen uit deze laatste bundel (‘Verhandeling by gelegenheid van de Inwyding van het Voorburgsch Departement [...] Op den 10 December 1824’ en idem: ‘Verhandeling [...] over het gewigt der Opvoeding. Op den 27en October 1825’). Van de Redevoering bestaat een gebonden luxe-uitvoering gedrukt in goud (in werkelijkheid waarschijnlijk brons) met een enigszins aangepaste tekst. De drukkwaliteit van dit werkje is matig. Maar deze vrij kostbare lithografische techniek kwam internationaal steeds meer in de mode. Alois Senefelder geeft van dit procédé de volgende beschrijving: ‘Men teekent de lijnen en punten, die op den afdruk goud of zilver moeten worden, met chemischen inkt op een voor penteekening bereiden steen, die na het drogen der tekening op de gewone wijze geëtst en geprepareerd wordt. Dan wordt ze met een zilvergrijze verf, die uit strengen vernis, fijn krijt en zeer weinig zwartsel bestaat, afgedrukt. Het papier dat men voor dit soort werk gebruikt moet geheel droog en zeer glad zijn. Het beste is Fransch, gesatineerd papier. Direct nadat de afdruk gemaakt is belegt men de plaatsen waar verf zit, met zilverof goudblaadjes, zooals de vergulders gebruiken. Men drukt ze daarbij met zuivere katoen een weinig aan, dat ze niet zoo gemakkelijk wegwaaien kunnen en legt er dan een vel papier op. Dan handelt men met den tweeden druk evenzoo, enz. [...]. Het persen geschiedt, doordat men zes of acht afdrukken, op een in de pers liggende schoonen steen legt en ze, alsof men een druk wil maken, met goede spanning doorhaalt. [...]. Ten laatste wordt het overtollige goud en zilver met zuiver katoen zacht weggeveegd, wat zeer gemakkelijk gaat,
Gelithografeerde titelpagina van de gewone editie van de Redevoering uit 1838 (collectie en foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).
daar het zich slechts aan de bedrukte plaatsen, maar niet aan het overige papier gehecht heeft’.Ga naar eind31. Goed gedrukte boeken in deze techniek zien er vrij spectaculair uit: het metaal ligt er als een glanzende en dekkende laag op. | |
SoestdijkEen van de vele taken die Caan heeft vervuld, was de meubilering van paleis Soestdijk. In 1842 deed hij over dit paleis een prentenbundeltje het licht zien, gedrukt bij A.P. van Langenhuijsen te 's-Gravenhage. Ook hiervan bestaat een met tekst uitgebreide, gebonden en geheel gelithografeerde luxe-editie en wel van een zo superieure uitvoering en drukkwaliteit dat ik niet aarzel om dit als een vierde hoogtepunt van de Nederlandse lithografie te betitelen: | |
[pagina 52]
| |
Gelithografeerde pagina in goud van de luxe-editie van Soestdijk (collectie en foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).
Soestdijk.Ga naar eind32. Het wellicht geautografeerde schrift en de drukletters zijn mogelijk in echt goud gedrukt. De drukletters zijn oorspronkelijk in boekdruk en vervolgens overgebracht op de steen: een voorbeeld van de zogenaamde typolithografie. Vermoedelijk werd ook deze luxe-editie door A.P. van Langenhuijsen gedrukt. | |
Toast & DiligentiaTen slotte volgde in 1843 naast Soestdijk nog een laatste druktechnisch meesterwerkje ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Haagse Maatschappij Diligentia. Caan bracht bij deze gelegenheid tijdens het feestmaal, als bestuurslid, een toast uit en overhandigde aan de aanwezigen het losbladige gedenkschriftje. Zowel de gedrukte toast (vier bladzijden waarvan drie bedrukt) als het bijhorende gedenkschrift (acht bladzijden waarvan zeven bedrukt) zijn bewaard gebleven. De geschreven en gelithografeerde toast van de luxe-editie is geheel in goud (= brons) gedrukt: Toast bij de aanbieding van het Gedenkschrift Diligentia.Ga naar eind33. Deze eindigt wat wijdlopig met: ‘Zijt gij met dien toast te vreden
Met deeze vrucht der drukkerij,
Neem haar, neem haar vrij en veilig.
Klimop, is en blijft ons heilig,
Heilig elk jaargetij!’
Deze strofen bevatten een noot met de tekst: ‘Het gesteendrukte gedenkschrift, waarop het facsimile van handteekeningen van 52 aan tafel gezeten hebbende Heeren.’ De titel van de luxe-editie van het in zwart, goud, groen en rood/bruin gedrukte gedenkschrift luidt: Diligentia. 50 Jarig Bestaan der Maatschappij gevierd den 13 September 1843 en was eveneens door A.P. van Langenhuijsen gelithografeerd.Ga naar eind34. De geschreven tekst (de ledenlijst) is in goud (= brons), de handtekeningen van de disgenoten zijn in zwart gedrukt. Het waarschijnlijkst is dat de heren aan tafel op autografisch papier tekenden en dat hun handtekeningen, die druktechnisch van een wat mindere kwaliteit zijn, op de steen werden overgezet. Het met behulp van de lithografie vastleggen van de aanwezigheid was toen ten minste als Caan het voor het zeggen had, een goede gewoonte. Bij het eerder al genoemde 25-jarig bestaan van de afdeling Voorburg in 1849 ging het, gezien een geautografeerd briefje van hem, mis: ‘De ondergeteekende heeft opgemerkt, dat het gesteendrukte stuk, dat in den avond van den 10 October 1849, aan de Wijkerbrug met spoed is daargesteld, niet zóó naauwkeurig, (wat de orde van plaatsing aan tafel betreft) is, als zulks zijn kan. Om die reden, heeft hij de eer UEd: bij deze een gerectifieerd Exemplaar te doen toekomen, met verzoek het aan tafel ontvangene te vernietigen, en de verzekering van zijne Hoogachting te willen aannemen’.Ga naar eind35. Caan zou nadien nog enkele werkjes het licht doen zien. De rol die de lithografie daarbij speelde was echter beperkt. | |
[pagina 53]
| |
Gelithografeerde titelpagina van de gewone editie van Toast (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
Geautografeerd gedeelte van een presentielijst uit 1849: Caan was tafelpraeses, de dichter Tollens eregast (collectie en foto Gemeentearchief Amsterdam).
| |
[pagina 55]
| |
Bijlage I
| |
Bijlage II
| |
[pagina 56]
| |
Au premier aspect la lithographie semble être plutôt une occupation récréative, qu'un travail pénible et difficile; effectivement rien de plus simple que le mécanisme de la Presse Lithographique et la manière de s'en servir. Une Pression d'environ quatre milles livres pèse sur un rateau placé horizontalement audessus d'un chassis mouvant qui contient la pierre sur la quelle est le dessin dont on veut tirer des exemplaires. Cette pierre a été préalablement préparée avant d'être dessinée avec un caustique violent propre à reçevoir et faire pénétrer l'encre et le crayon Lithographiques Le dessin étant fini on l'imbibe d'un autre mordant pour l'y fixer autant que possible. Ces préparations étant ainsi faites, on passe sur le dessin un rouleau de cuir couvert d'une encre très grasse, dune composition particulierè et qui ne s'attache que sur les traces du Crayon ou de l'encre Lithographique laissant tout le reste parfaitement net et sans la moindre tache. on pose ensuite une feuille de papier mouillée sur la pierre, on ferme le chassis dont le couvercle est en cuir, on baisse et fixe le rateau dessus en le serrant assés fortement, ensuite par le moyen d'une manivelle qu'on tourne, ce chassis coule saus le rateau, la pression se trouve égale sur toute l'étendue de la pierre et le dessin se fixe exactement sur le papier en marquant également toutes les demi teintes, toutes les nuances et jusqu'aux traits les plus imperceptibles. à chaque exemplaire que l'on tire, il n'est nécaissaire que de repasser très légèrement le rouleau sur le dessin. un bon imprimeur peut en travaillant modérément tirer deux cents épreuves d'écriture par heure, le dessin demandant plus d'attention et d'habileté il n'en peut faire que la moitié dans le même espace de tems. Lorsque les procédés chimiques sont bien composés, que les préparations sont bien faites et que l'encre ou le crayon ont pénétré profondément dans la Pierre, on peut tirer desuite plusieurs milliers d'épreuves également bien marquées et l'un des plus grands avantages que la Lithographie a sur la gravure est que la même Pierre peut servir à imprimer, une grande quantité de dessins différents, attendu qu'en la nettoyant pour en recommencer un nouveau on n'enlève pas une demi ligne d'épaisseur. Ces pierres, calcaires très compactes, d'un grain doux, fin et serré, proviennent de Baviere ou il y en a des carrières considérables, on en a depuis découvert quelques unes en France, mais qui sont bien loin d'être aussi bonnes que celles de Munich la qualité est bien la même mais elles sont plus spongieuses, n'ont pas le grain à beaucoup près aussi uni et ne peuvent fournir que peu d'exemplaires qui sont toujours très pateux et les nuances n'y sont pas conservées. Les Pierres de Bavière sont à un prix assés modéré dans le Pays, mais les frais énormes du Transport les rendent très couteuses. Il est à craindre que par la suite elles ne deviennent tres chères attendu que la consommation augmente tous les jours et que l'Exploitation des carrières pourroit diminuer. les Pierres n'ont point l'inconvénient des Pailles, gerçures et autres inégalités qui existent presque toujours dans les Planches en cuivre et ne demandent point les longues Préparations de Poli et de vernis qu'on employe dans la gravure à l'eau forte. sans doute la Lithographie est loin encore dapprocher du fini et de la touche délicate de la gravure, surtout de celle en manière noire à l'angloise, mais à force d'expériences réitérées ne pourra-t-elle pas y parvenir? deja elle imite assés bien la gravure au burin ou en taille douce et surpasse celle en bois. de même que la gravure, la Lithographie peut imiter la peinture, par des dessins coloriés, les essais que l'on a fait, sont parfaitement réussi, ce genre est le plus difficile et demande une grande attention. Voicy le moyen dont on se sert. Le dessin colorié se fait avec plusieurs pierres qui doivent représenter un seul sujet et qu'on imprime chacune avec sa couleur particulière, sur le même papier. Chaque pierre est destinée à être imprimée d'une seule couleur = il y en a par exemple, une pour le bleu, une pour le rouge et la dernière pour le jaune. sur la première on ne marque que ce qui doit être bleu, sur la seconde ce qui doit être rouge et sur la troisième ce qui doit paroitre jaune. l'on peut ainsi se servir de 5 planches en diverses couleurs, qu'on imprime successivement sur la même papier en prenant très exactement des points de rapports, afin que les couleurs soient justement distribuées. Les couleurs principales, sont le rouge, le jaune et le bleu, attendu qu'avec leur mélange on peut composer toutes les autres. on peut juger combien un dessinateur habile pourroit tirer parti des différentes nuances combinées par ces mélanges, en les éclaircissant avec le blanc qu'on ménage et donnant les ombres avec le noir qu'on ajoute. Il semble même que l'on pourroit parvenir à imiter le coloris du tableau en passant sur les épreuves un vernis doux qui auroit le double avantage de les faire ressembler à la pienture et de les conserver longtems. Ce genre de peinture devroit parfaitement réussir pour les fleurs, les plantes et les fruits, mais il demande des artistes très habiles. Je ne puis qu'inviter Messieurs les Peintres hollandais, à fixer leur attention sur la Lithographie, elle leur offre les moyens de multiplier à l'infini et de représenter leurs dessins trait pour trait, avantage que la gravure n'a pas puisqu'elle n'en est qu'une copie. Mr: le Directeur du Cabinet des tableaux du Roi a deja engagé plusieurs des peintres les plus distingués par leurs talents en hollande à proffiter des ressources que la Lithographie offroit et ceux qui y ont travaillé n'ont eu qu'à se louer de leurs succés. Je redoublerai de zèle pour les encourager dans une industrie devenue nationale et les seconderai de mais efforts en tout. je m'empresserai de leur fournir des pierres, des crayons et toutes les instructions nécessaires pour obtenir un résultat digne de leurs talens. Quant à l'écriture, on pourra juger d'après cet ouvrage que la Lithographie ne cède en rien à la gravure en planches de cuivre, et à quel point elle est préférable à l'imprimerie par les avantages qu'elle offre sous les rapports de l'économie et de la rapidité de l'exécution. Il est deux manières d'écrire sur pierre, l'une en formant les traits à rebours sur la pierre avec une encre préparée pour cela et une plume d'acier, l'autre en écrivant sur un papier composé à cet effet, dont on détache toute l'empreinte en le décalquant sur une pierre chaude à la presse. mais la première méthode est la meilleure, il ne s'agit que d'avoir d'habiles écrivains. Je crois avoir maintenant rempli ma tâche et démontré suffisamment les avantages de la Lithographie, on verra d'après cet exposé que cet art est digne de l'attention des artistes et de la protection des amateurs. |
|