De Boekenwereld. Jaargang 15
(1998-1999)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |||||||||||||
Vroege steendrukken in de verzameling ‘Prenten Nederland’ van Bodel NijenhuisDe ongeveer 12.000 topografische prenten van Nederland uit het omvangrijke legaat van Johannes Tiberius Bodel Nijenhuis (1797-1872) zijn in het begin van deze eeuw op regionaal trefwoord alfabetisch geordend en vormen sindsdien een aparte deelverzameling in de naar de erflater vernoemde collectie van de Leidse Universiteitsbibliotheek. Een consistente opbouw is in deze deelverzameling moeilijk te ontdekken. Het is meer een samenraapsel van restanten van vroegere collecties (o.a. van Busserus-De Burlett), die Bodel Nijenhuis in een periode van circa vijftig jaar op veilingen verwierf, waardoor het geheel een wat willekeurig en heterogeen karakter heeft gekregen. Dat doet echter niet af aan de rijkdom in aantal en kwaliteit. De nadruk ligt op stads- en dorpsgezichten en op die van gebouwen. Behalve prenten die afzonderlijk, in reeksen, of in stads- en provinciebeschrijvingen zijn uitgegeven, vindt men er ook honderden afbeeldingen uit de grote achttiende-eeuwse prentwerken: de Hollandsche Arkadia, het Verheerlijkt Nederland, Vaderlandsche Gezichten en Maaskamps 144 Gezichten van voorname Hollandsche Dorpen. Van bijzondere betekenis is een groot aantal zeventiende-eeuwse meerbladige stadsgezichten. Ondanks de gebrekkige ontsluiting van deze collectie zijn in de loop der jaren toch veel belangwekkende stukken aan het licht gebracht. Met de beschrijving ervan is in de jaren zeventig een begin gemaakt, waarbij voorrang is gegeven aan de gesteendrukte prenten, die daardoor goed toegankelijk zijn geworden. Deze component neemt wat de verwerving betreft in deze zin een aparte plaats in, dat Bodel Nijenhuis ze voor het grootste deel niet via veilingen, maar rechtstreeks van de drukker of uitgever kocht of ten geschenke kreeg. Naast de afzonderlijk vaak fraai uitgegeven grote litho's zijn het vooral de kleinere, in series of prentwerken gepubliceerde plaatjes, die we er aantreffen. Bodel Nijenhuis heeft als tijdgenoot het geleidelijk afscheid van de kopergravure in cartografie en prentkunst en de opkomst van de lithografie op de voet kunnen volgen. Maar dat heeft er niet toe geleid dat hij bij het verwerven van deze prenten in een nieuwe techniek naar volledigheid streefde, zo dat al mogelijk was. Het aanwezige materiaal stelt ons evenwel goed in staat een redelijk overzicht te krijgen van wat de Nederlandse topografische prentkunst in steendruk tot circa 1865 te bieden heeft. Vanwege de beperkte omvang van deze bijdrage leek het zinvoller de aandacht op een enkel facet uit die periode te richten, dan de ontwikkeling in haar geheel globaal te behandelen. De keus is daarbij gevallen op de eerste jaren van de Nederlandse topografische litho's: hoe zijn deze in Bodels verzameling vertegenwoordigd en hebben ze op enigerlei wijze zijn speciale belangstelling gehad? Kenners van de Collectie Bodel Nijenhuis weten dat de aartsverzamelaar vele stukken heeft voorzien van notities, die nu eens iets zeggen over de herkomst, dan weer het belang van een bepaalde kaart of prent - zoals hij dat zag - onder de aandacht brengen. Op één van de twee exemplaren van de prent van het Brouwerskolkje bij Overveen, gelithografeerd door E. Huygens, tekende hij aan: ‘NB. Een der eerste steendrukken in Nederland, omst. 1820’.Ga naar eind1. Wanneer hij die notitie plaatste, is niet bekend. Misschien is het na vele jaren, retrospectief gebeurd. De jaren omstreeks 1820 zijn in ieder geval ook door Moulijn omschreven als de periode waarin ‘een aantal vaklieden wat routine had opgedaan en enkele bekwame kunstenaars zich voor het vak gingen interesseren en er af en toe iets aardigs mee wisten te bereiken’. In de jaren ervoor en kort daarna had de toepassing van de nieuwe druktechniek voor de beoefenaars nog zo'n sterk experimenteel karakter dat er méér proeven van steendrukken zoals deze zijn bewaard en die de makers bestempelden als de eerste lithografieën in ons land vervaardigd.Ga naar eind2. Met de uitvinding van Senefelder werd weliswaar ruim tien jaar eerder al door Plattner in Rotterdam gewerkt en in 1810 schreef de Hollandsche Huishoudelijke Maatschappij al een prijsvraag voor de praktische toepassing van de nieuwe druktechniek uit. Toch duurde het tot de uitgave van het handboek van Senefelder in 1818, dat men over voldoende betrouwbare technische informatie beschikte om de lithografie te laten inburgeren. Tekenend voor de kennis omtrent de steendruk rond 1820 bij het ontwikkelde deel der natie is wat de jurist en wis- en natuurkundige Jacob Hendrik Onderdewijngaart Canzius daarvan bij zijn gehoor aanwezig ver- | |||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||
De zuil van Eik en Duinen, ca. 1823. Litho, 4120 × 2780 mm, (bladformaat) (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Leiden).
onderstelde, toen hij voor de Afdeling Natuurkunde van de Maatschappij Diligentia te Den Haag op 10 maart 1820 een ‘Voorlezing over den Steendruk’ hield. De actualiteit van zijn verhaal bracht hij in de inleiding aldus onder woorden: ‘Het betreft een uitvinding, welke niet veel ouder is, dan de aanvang dezer eeuw, en nog op verre na niet algemeen gekend wordt, eene uitvinding, tot wien volmaking, ja wel enkele personen, met een meer of minder gunstig gevolg, de meesten echter tot de beoefening zich alleen bepalende, hebben gearbeid; doch waarvan de eigenlijke bijzonderheden niet, dan in de twee jongst verlopene jaren aan het lezend publiek en dat nog wel in de duitsche en fransche ta- | |||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||
len zijn bekend geworden, zonder dat nog daarvan, zoo ver mij bewust is, iets is overgenomen voor Nederlandsche lezers.’Ga naar eind3. In een breedvoerig betoog legde Canzius vervolgens de techniek en de chemie van de steendruk uit, waarbij hij zijn gehoor wist te boeien door op een meegebrachte steen het tekenen en andere handelingen te demonstreren. Aan het slot van zijn lezing toonde hij zich een krachtige pleitbezorger van de nieuwe druktechniek: ‘Zij heeft hare drukpersen opgerigt door geheel het beschaafd Europa. Misschien is zij in hetzelve daar alleen uitgesloten, waar bekrompen vrees voor nadeeliger invloed alle nieuwe ontdekkingen schroomvallig aanziet en schoorvoetend opneemt. In ons Rijk is dit het geval niet; daarin begint zij allengs veld te winnen, en zoude dit nog meer doen, wanneer de te maken kosten door genoegzame aflevering met winst konden worden overgenomen.’Ga naar eind4. Het is niet bekend of Canzius' beheersing van de lithografie verder ging dan een enkele demonstratie, maar dat hij er meer dan gewone belangstelling voor had, wordt ook aangetoond door een eveneens zeer vroege steendruk, die getuige een notitie in potlood van Bodel ‘Uit d. boedel Onderdew.-Canzius’ afkomstig is. De prent stelt de hardstenen zuil met raadselachtige Latijnse inscriptie voor, die begin vorige eeuw op de begraafplaats Eik en Duinen te Den Haag werd geplaatst en daar nog steeds staat.Ga naar eind5. Niet zonder reden is de zuil op deze prent onder een eik in een duinlandschap geplaatst. Onlangs heeft Kalmeijer veel bekende en onbekende informatie over deze kolom in een goed gedocumenteerd artikel bijeenbracht. Op basis daarvan mag de uitgave van deze prent in verband gebracht worden met de hernieuwde belangstelling die Reuvens er met een artikel in zijn Antiquiteiten van 1823 voor had opgewekt.Ga naar eind6. De steendruk stelde een groot aantal geïnteresseerden in staat zich een indruk te vormen van deze met zoveel raadsels omgeven kolom. In de collectie berusten nog een viertal litho's die met enige zekerheid tot de wiegedrukken gerekend mogen worden, als we het tijdvak daarvoor omstreeks 1825 laten aflopen. Met de daarop volgende vijf jaar erbij, zou het aantal aanzienlijk groeien o.a. met de grote reeksen van de stad en de provincie Utrecht, uitgegeven door J.P. Houtman, maar het lijkt mij zinvol de grens van Moulijn in zijn Eerste jaren der lithografische prentkunst aan te houden en uit te gaan van zijn ‘lijst van belangrijkste lithografieën van 1809 tot 1825’, die, behalve met het bovenvermelde Brouwerskolkje nog met een tweede prent kan worden uitgebreid. Dirk de Vries
Hier volgen enkele ‘incunabelen van de lithografie’ uit de collectie Bodel Nijenhuis die óf zijn opgenomen in de lijst van Moulijn óf daar ontbreken.
|
|