A. Molkenboer, portret van William Morris. Litho uit De Kroniek, 18 oktober 1896.
landen niet onbekend was. Meer informatie hierover is te vinden in de bijdrage van Sjaak Hubregtse in het
Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. In zijn inleiding geeft Hubregtse een ‘short list’ van belangrijke publicaties die één of meer eeuwen voor 1996 zijn verschenen, waarbij hij teruggaat tot de vijftiende eeuw. Hij constateert dan dat ‘de
Chaucer [...], die in juni 1896 verschijnt, [...] bij voorbaat winnaar [was]. Zonder twijfel is de
Chaucer het meest opzienbarende van de in totaal 53 boeken die van de Kelmscott Press kwamen; we kunnen het daarom beschouwen als de
icoon van Morris als boekvernieuwer, en derhalve van zijn nauwelijks te overschatten invloed op de westerse boekcultuur - niet in de laatste plaats op de Nederlandse.’ Eerst schetst Hubregtse kort het leven van Morris, waarbij hij ook aandacht besteedt aan diens contacten met onder anderen Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die een opdrachtexemplaar toegestuurd krijgt van de derde editie van
Hopes and Fears for Art. Five Lectures Delivered in Birmingham (1883). Daarna behandelt hij uitgebreid het project van Morris' laatste levensjaren, de Kelmscott Press, waarvan de eerste uitgave in 1891 het licht zag: Morris' eigen
The Story of the Glittering Plain. Zoals Hubregtse stelt was het feit dat ‘Morris op z'n 57ste een
private press begint, [...] natuurlijk niet een gebeurtenis die zomaar uit de lucht komt vallen: naast het onbegrijpelijk
S.H. de Roos, portret van William Morris. Houtsnede.
vele dat hij in voorafgaande jaren deed, was hij sinds ongeveer zijn dertigste jaar óók nog een zeer actief bibliofiel verzamelaar en kalligraaf met een grote belangstelling voor lettervormen.’ Hubregtse staat uitgebreid stil bij Morris' boekkunstige vorming voor 1891, waarbij ondermeer de lezing ‘Letterpress Printing and Illustration’ uit 1888 van Emery Walker een doorslaggevende rol speelde.
The Works of Geoffrey Chaucer werd vier maanden voor Morris' dood voltooid. De eerste plannen voor dit project ontstonden echter al omstreeks 1860. In Hubregtses beschouwing komen de diverse aspecten van de totstandkoming van dit boek aan de orde, zoals de geschiedenis van Morris' samenwerking met Edward Burne-Jones, de keuze van de tekst, en de gebruikte letter (de Chaucer).
Hubregtse besluit zijn artikel met een beknopte inventarisatie van Morris' invloed op de herleving van de boekdrukkunst, niet alleen in Nederland maar in heel Europa. In Nederland was hij een lichtend voorbeeld voor mannen als S.H. de Roos (die in 1903 de uitgave van Morris' Kunst en Maatschappij: Lezingen van William Morris vormgaf) en J.F. van Royen.
Morris werd in zijn typografische praktijk sterk beïnvloed door de middeleeuwse boekkunst. Het is dan ook een aardige toevalligheid dat Koert van der Horst in het volgende artikel in het Jaarboek een uitgelezen specimen hiervan nader onderzoekt,