De Boekenwereld. Jaargang 14
(1997-1998)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
‘Een singulier en dienend mensch’. Jhr. dr. Radermacher Schorer: verzamelaar, bibliofiel en mecenas
| |
[pagina 3]
| |
de wereldoorlogen waren gunstig voor verzamelaars als Radermacher Schorer: het bibliofiele boek stond sterk in de belangstelling. De opleving die de boekkunst onder leiding van onder meer de typografen J.F. van Royen, J. van Krimpen, S.H. de Roos en A.A.M. Stols doormaakte, miste zijn uitwerking op het grote publiek niet. De activiteiten
Jan Engelman (et al.), Vier handschriften, Utrecht, M.R. Radermacher Schorer, 1931. Inleiding. Collectie Radermacher Schorer (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
van drukkers en boekverzorgers trokken de aandacht en werden regelmatig in kranten en tijdschriften besproken. Radermacher Schorer was de bekendste en de actiefste van de verzamelaars die in het kielzog van deze bibliofiele bloeiperiode opereerden. Hoewel hij zeker in de jaren '20 en vroege jaren '30 niet de enige actieve collectioneur van moderne boekkunst op dit gebied was, trad Radermacher Schorer
Jan Engelman (et al.), Vier handschriften, Utrecht, M.R. Radermacher Schorer, 1931. Voorplat, detail. Hierop afgebeeld één van de exlibris van Radermacher Schorer, in 1924 ontworpen door R.N. Roland Holst. Collectie Radermacher Schorer (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
wel met zijn verzameling het meest in de publiciteit. Vooral het feit dat hij vrijwel uitsluitend moderne boekkunst en literatuur verzamelde en niet geïnteresseerd was in werken uit vroegere eeuwen, onderscheidde hem in de ogen van het publiek van de ‘traditionele’ verzamelaars. Radermacher Schorer was een opvallende figuur in de vooroorlogse culturele wereld.Ga naar eind6. Naast zijn normale burgerbestaan als directeur van een brandverzekeringsbedrijf bouwde hij tot zijn dood in 1956 aan zijn verzameling moderne Nederlandse boek-kunst, en probeerde hij door middel van tentoonstellingen, lezingen, voordrachtsavonden en soirées ook makers en kopers van boeken bij elkaar te brengen.Ga naar eind7. Dit onderscheidde hem van veel andere boekenminnaars, die in de meeste gevallen een wat teruggetrokken leven tussen hun boekenkasten leidden: ‘Het is nog steeds een betreurenswaardig feit dat in tegenstelling met de buitenlandse bibliophielen de Nederlandsche boekverzamelaar meent zich niet bij zijn medeverzamelaars te moeten aansluiten en hun moet laten meegenieten van zijn boekenschat, doch zich veel liever in eigen boekenkamer als kluizenaar opsluit’, vond Radermacher Schorer in 1935.Ga naar eind8. Zelf pakte hij het anders aan. Op de salonavonden in zijn modern ingerichte huis aan het Wilhelminapark in Utrecht kwamen schrijvers, illustratoren, kunstenaars, boekverzorgers, architecten, uitgevers en journalisten bijeen om te praten over hun werk, ideeën uit te wisselen en te debatteren over artistieke en literaire kwesties. ‘Soms gingen de gedachtenwisselingen hoog, daar in het huis van Schorer’, herinnert Jan Engelman zich, waarbij het huis volgens hem zelfs ‘een tijdlang op een proeflokaal van nieuwe essences en derivaten heeft geleken’.Ga naar eind9. Zo ontstond wat een ‘voor ons land vrij zeldzame cercle’ is genoemd, waarin Radermacher Schorer en zijn vrouw Charlotte een op de moderne kunst en literatuur gericht milieu schiepen waarin uiteenlopende kunstenaars zich thuis voelden.Ga naar eind10. Mensen als Hendrik Marsman, Henriette Roland Holst en Charley Toorop waren er gedurende een lange periode kind aan huis. Waar zijn huiskamer altijd ter beschikking stond van bevriende kunstenaars en schrijvers, had Radermacher ook de gewoonte zijn bibliotheek open te stellen voor belangstellenden. Uit de lange rij namen in de gastenboeken van het huis Wilhelminapark 12 blijkt dat hij er in de loop der jaren | |
[pagina 4]
| |
Portret van Charlotte Radermacher Schorer-Hasselman door Charley Toorop, 1929. Olieverf op doek 37 × 32 cm. Part. collectie Amsterdam (foto uit N. Brederoo, Charley Toorop, Utrecht 1982).
tientallen boekliefhebbers en wetenschappers uit binnen- en buitenland heeft ontvangen.Ga naar eind11.
M.R. Radermacher Schorer, Bijdrage tot de geschiedenis van de renaissance der Nederlandse boekdrukkunst, Utrecht, School voor de Grafische Vakken, 1951. Collectie Radermacher Schorer (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
Radermacher Schorer verwierf zijn bekendheid echter niet zozeer door zijn kwaliteiten als gastheer. Tussen 1930 en 1956 was hij (bestuurs)lid van uiteenlopende verenigingen en commissies zoals Het Nederlandsch Verbond van Boekenvrienden, de bibliofielenvereniging Het Schoone Boek, de Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (vank), de Vereeniging Vrienden van de Koninklijke Bibliotheek en de Rijkscommissie van Advies inzake het Bibliotheekwezen. Ook in het Utrechtse culturele leven speelde Radermacher een vooraanstaande rol als bestuurslid van de kunstenaarsverenigingen Kunstliefde en Voor de Kunst. Bovendien schreef hij een tiental teksten, variërend van korte artikelen tot wat wel zijn belangrijkste publicatie mag heten: de Bijdrage tot de geschiedenis van de renaissance der Nederlandse boekdrukkunst uit 1952.Ga naar eind12. Ondanks de bekendheid die René Radermacher Schorer voor en vlak na de oorlog genoot, is hij als verzamelaar en bibliofiel, als voorvechter van moderne boek-kunst, als bemiddelaar tussen kunstenaars, als mecenas en cultureel sleutelfiguur nu vrijwel vergeten. Slechts af en toe duikt zijn naam op in de index van biografieën van mensen die hem gekend hebben, in monografieën over kunstenaars die hij opdrachten verschafte of in gepubliceerde briefwisselingen.Ga naar eind13. Gelukkig heeft Radermacher Schorer een omvangrijk archief nagelaten, | |
[pagina 5]
| |
waarin zich onder andere de eerder genoemde gastenboeken en een grote hoeveelheid correspondentie bevinden. Op die manier zijn veel gegevens over zijn leven, werk en bibliofiele activiteiten nog te achterhalen.Ga naar eind14. Het is aan slechts weinigen bekend dat Radermacher Schorers verzameling, na zijn dood gelegateerd aan de Koninklijke Bibliotheek, sinds 1960 de kern vormt van de moderne collectie van het Museum van het Boek in Den Haag. Al in 1928 legateerde hij zijn verzameling van bibliofiele uitgaven aan de kb, met de bedoeling haar te plaatsen in het toen nog op te richten Museum van het Boek. Toen na het overlijden van Radermacher Schorer de collectie met 10.000 exemplaren erg omvangrijk bleek, heeft de toenmalige bibliothecaris L. Brummel de in boekhistorisch opzicht meest interessante exemplaren voor het Museum van het Boek geselecteerd.Ga naar eind15. De ruim 4000 bibliofiele uitgaven die uiteindelijk in het museum zijn terechtgekomen vormen een homogene, duidelijk met zorg samengestelde collectie van consequent hoog niveau. Het geheel geeft een prachtig overzicht van vroeg-twintigste-eeuwse boekkunst, terwijl onderdelen ervan, zoals Radermacher Schorers collectie Nieuwe Kunst en zijn grote verzameling illegale en clandestiene uitgaven, mooie deelcollecties vormen. Het Museum van het Boek is zich bewust van de belangrijke rol die de verzameling van Radermacher Schorer de afgelopen decennia in zijn collectie heeft gespeeld. Halverwege 1998 zal het museum daarom een overzichtstentoonstelling wijden aan leven en werk van Radermacher Schorer, waar een ruime keuze uit de collectie te zien zal zijn. Bij de expositie verschijnt bovendien een rijk geïllustreerde monografie, waarin aandacht zal worden besteed aan Radermacher Schorers rol als verzamelaar, cultureel bemiddelaar, mecenas en bibliofiel. De bezoeker van de expositie in het Museum van het Boek zal hiermee de kans krijgen om, bijna zestig jaar na dato, in de voetsporen te treden van de vijftig genodigden die zich op 9 juli 1931 in de woonkamer van Radermacher Schorer verzamelden. Daarbij is de moderne bezoeker in het voordeel: waar de culturele fine fleur van toen slechts een collectie in opbouw heeft bekeken, is het de moderne bezoeker vergund de hoogtepunten van het eindprodukt te zien. Van de vooroorlogse tentoonstelling is
Martin Luther, Ein Gebet wider den Türken 1541, Heerenveen, De Blauwe Schuit, 1943. Druk en druksel door Hendrik Werkman.
Collectie Radermacher Schorer (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat). een summiere catalogus bewaard gebleven, zodat we kunnen achterhalen wat Radermacher Schorer in 1931 waard vond aan zijn gasten te tonen.Ga naar eind16. Uit Vier handschriften kunnen enkele opvattingen over bibliofilie en boekkunst worden afgeleid die deze vooroorlogse verzamelaar er op nahield. In de vooroorlogse tentoonstellingscatalogus treffen we uitsluitend Nederlandse uitgaven aan die tussen 1885 en het tentoonstellingsjaar 1931 zijn verschenen. Persephone en andere gedichten van Albert Verwey, verschenen in 1885 bij A. Rössing, is de oudste titel die op de tentoonstelling te zien was. Radermacher Schorer schreef er in 1941 over: ‘Naar mijne meening is het een fout geweest van vele mijner tijd- en landgenooten, dat zij te vaak getracht hebben het huidige te ontloopen en zich daarom omringd hebben met [...] oude boeken of in ieder geval niet-Nederlandsche [...]. Wanneer men zich steeds bepaalt bij de dingen van gisteren [...] dan komen de jongeren in 't geheel niet aan bod, dan ontberen zij weerklank en mag men zich ook niet verbazen dat er niets nieuws ontstaat.’Ga naar eind17. Radermacher Schorer was dan ook niet | |
[pagina 6]
| |
Jan Engelman (et al.), Vier handschriften, Utrecht, M.R. Radermacher Schorer, 1931. Facsimile handschrift van H. Marsman.
Collectie Radermacher Schorer (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
Albert Verwey, Persephone en andere gedichten, Den Haag, A. Rössing, 1885. Collectie Radermacher Schorer (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
bang om zelfs het allermodernste te tonen: zeker vijftig van de gepresenteerde uitgaven waren nog geen vijf jaar oud. Tot de meest recente werken behoorden een gesigneerd exemplaar van Schetsboek van Dirk Coster, in een oplage van 600 exemplaren verschenen bij Van Loghem in 1931, een Stols-uitgave van Gabriël Smits' Voorspel (150 exemplaren, 1931) en Alleenspraak van Chr. de Graaff, in hetzelfde jaar in een onbekende oplage uitgegeven door de Utrechtse uitgeverij De Gemeenschap. Deze drie titels geven een representatief beeld van wat Radermacher Schorer op zijn expositie presenteerde, want zowel van Stols als van De Gemeenschap zijn opvallend veel titels opgenomen: Stols is vertegenwoordigd met meer dan twintig uitgaven, De Gemeenschap met bijna dertig. Ook andere leden van ‘de grote vijf’ zijn ruim vertegenwoordigd: de catalogus telt een aantal titels van de Zilverdistel en de Kunera Pers en een hele serie werken uit de Palladium-reeks.Ga naar eind18. Er waren echter ook uitgaven van Brusse, Van Dishoeck, Van Kampen en de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur te zien. Radermacher Schorer schreef over de opbouw van zijn collectie: ‘Ik ging letten op het uiterlijk, op druk, op papiersoort, op letter, zonder echter ooit daarbij over het hoofd te zien, dat de inhoud van het boek steeds hoofdzaak blijft. Ik kocht boeken waaraan te zien viel, wat er zooal rondom ons gebeurde met betrekking tot de typografische renaissance van het boek, [en] de boek-illustratie. Ik verzamelde de uitgaven van Van Royen, De Roos, Enschede, A.A.M. Stols en Ch. Nypels, de uitgaven van De Gemeenschap te Utrecht. Ook hield ik mij op de hoogte wat ter zelfder tijd in de landen naast ons gebeurde. Bibliophiele uitgaven gedrukt in Duitschland, Engeland, Frankrijk en Amerika nam ik in mijn verzameling op.’Ga naar eind19. Radermacher Schorer heeft zich regelmatig een liefhebber verklaard van de nu canoniek geworden ‘klassiek-moderne’ uitgevers en drukkers die hij in het bovenstaande citaat opsomt. Verdergaande experimenten, zoals het werk van H.Th. Wijdeveld, P. Zwart of de leden van de Stijl-groep nam hij weliswaar in kleine hoeveelheden in zijn collectie op, maar presenteerde hij (voor zover mij bekend) niet op tentoonstellingen. Ook in zijn lezingen en artikelen waren het veel meer de opvattingen van gevestigde boekverzorgers als Van Royen, Van Krimpen en met name S.H. de Roos die hij met instemming besprak.Ga naar eind20. Hoewel de | |
[pagina 7]
| |
Gabriël Smit, Voorspel, Maastricht, Brussel, A.A.M Stols, 1931. Decoratie door J.P.J. Franken Pzn. Collectie Radermacher Schorer (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
opvattingen van Radermacher Schorer in zijn tijd en in zijn milieu als vooruitstrevend werden beschouwd, blijkt hij in retrospect toch een verzamelaar die meer voor klassiek-moderne esthetiek dan voor revolutionaire of experimentele vormgeving voelde. In zijn Bijdrage tot de geschiedenis van de renaissance der Nederlandse boekdrukkunst spreekt Radermacher Schorer zich uit voor ‘mooie, onmiddellijk bij de bron ontstane lettertypen’ en ‘kernachtige, bij de druktypen aansluitende sierletters en illustraties’, terwijl de ‘ongekunstelde samenstelling van deze uitdrukkingsmiddelen’ moet leiden tot ‘weloverwogen, kleurvolle bladzijden op het fraaie papier’. Uit zijn teksten blijkt dat hij goede, technisch vaardige typografie belangrijker vond dan ornamentiek of illustratie. Met name het werk van zijn vriend S.H. de Roos kon hij niet nalaten te roemen, waarbij hij met name diens vakmanschap, ambachtelijkheid en gevoel voor stijl waardeerde. Met S.H. de Roos had Radermacher Schorer relatief veel contact. Uit materiaal in het archief-Radermacher Schorer blijkt de goede band die tussen verzamelaar en boekverzorger bestond. Zo schonk De Roos Radermacher Schorer halverwege de jaren '30 zijn verzameling uitgeversdrukwerk en prospectussen en zaten beide heren over en weer in de huldigingscomités voor elkaars zestigste- en zeventigste verjaardag.Ga naar eind21. Bovendien was S.H. de Roos één van de personen die Radermacher Schorer adviseerden bij de opbouw van zijn collectie.Ga naar eind22. Door de jaren heen zijn ook Hendrik Marsman, Chris Leeflang, de toenmalige directeur van de Utrechtse boekhandel Broese, en antiquaar Menno Hertzberger als adviseur van Radermacher Schorer opgetreden. Radermacher Schorer hanteerde een tweetal criteria bij het beoordelen van de uiterlijke verschijningsvorm van boeken. De tekst moest goed leesbaar en het boek makkelijk hanteerbaar zijn; daarnaast was ‘schoonheid van vorm’ belangrijk. Om tot de categorie ‘ware boekkunst’ te behoren moest een boek echter ook aan een derde eis voldoen: die van eenheid van vorm en inhoud. ‘Onder inhoud verstaan wij de tekst van het boek. Van een onbelangrijke tekst kan de beste drukker geen schoon boek maken. De tekst blijft dus uiterst belangrijk, volgens mij bij het boek in ieder geval het belangrijkste. [...] Onder vorm verstaan wij de uitdrukkingsmiddelen, die de boekkunst ten dienst staan: de meer geestelijke van lijn, van kleur, van ornament of illustratieve versiering, daarna die van papier, inkt, van druktechniek, van omkleedingsstof’.Ga naar eind23. Uit dit citaat blijkt dat Radermacher Schorer in feite geen bibliofiel pur sang was, geen boekenminnaar die het enkel en alleen om de buitenkant of de uiterlijke vorm van het boek te doen was. Voor hem stonden de ‘uitdrukkingsmiddelen’, hoe vaardig en kunstzinnig ook toegepast, altijd in dienst van wat ze moesten weergeven: het karakter en de kwaliteiten van de tekst. Ondanks zijn grote kennis van het boek als bibliofiel object, en ondanks het feit dal hij zijn boekenbezit catalogiseerde op aspecten als papiersoort, lettertype, bandontwerper en illustrator, is voor Radermacher Schorer altijd duidelijk geweest dat zijn grote liefde voor het boek voortkwam uit een nog grotere liefde voor de literatuur en haar schrijvers. Hij zag het fraaie uiterlijk primair als middel om de tekst beter tot zijn recht te laten komen. ‘Wie van het boek houdt wil het ook graag in een verzorgde uitgave bezitten’, meende Radermacher Schorer, ‘en uitgaande van | |
[pagina 8]
| |
Erich Wichman, Het witte gevaar, Maastricht, Leiter-Nypels, 1928. Collectie Radermacher Schorer (foto Meseum van het Boek/Piet Janmaat).
het “innerlijk” wilde ik het “uiterlijk” ermee in overeenstemming brengen’.Ga naar eind24. Het feit dat het primaat, wat Radermacher Schorer betreft, in eerste instantie bij de tekst en zijn schrijver lag, lijkt zijn weerslag te hebben gehad op de manier waarop hij in de loop der jaren zijn verzameling heeft opgebouwd. We kunnen dat ook wel enigszins zien aan de presentatie van zijn Vier Handschriften-tentoonstelling. Waar het uit bibliofiel oogpunt wellicht interessanter zou zijn geweest om de uitgaven op uitgever, drukker, boekverzorger of reeks te rangschikken, heeft Radermacher Schorer er in 1931 voor gekozen om de boeken min of meer chronologisch, ruwweg per literaire stroming en daarbinnen per auteur bijeen te leggen. Zo lag er een groepje Tachtigers, een grote selectie Negentigers, een verzameling Forum-auteurs en waren ook de jonge leden van de groep schrijvers rond het tijdschrift De Gemeenschap bij elkaar gelegd. Waarschijnlijk werden de groepjes boeken destijds geflankeerd door enkele handschriften en een foto van de betreffende auteur. Radermacher Schorer nam opvallend veel titels op die door de schrijver gesigneerd waren: zo waren de handtekeningen van bevriende auteurs als Henriette en Richard Roland Holst te bewonderen, maar ook van Tachtigers als Albert Verwey en Lodewijk van Deyssel, van Karel van de Woestijne en Willem de Mérode. Ook de Utrechtse provo-avant-la-lettre Erich Wichmann had zijn boek Het witte gevaar voor Radermacher Schorer van een handtekening voorzien. Uit ooggetuigeverslagen weten we dat ook enkele autografen en brieven van Gemeenschap-auteurs bijeen lagen.Ga naar eind25. Zo lijkt Radermacher Schorer eerder de literatuurgeschiedenis dan de boekgeschiedenis als rode draad door de tentoonstelling te hebben beschouwd. Daar staat overigens tegenover dat de verzamelaar duidelijk zijn best heeft gedaan een fraaie en representatieve verzameling ‘schoone boeken’ bijeen te brengen. Naast enkele op naam gedrukte uitgaven uit de Palladium-reeks, waren er volop handgebonden, geheel perkamenten of in leer gevatte luxe edities te bezichtigen. De verzamelaar had overigens zo zijn eigen ideeën over het fenomeen ‘luxe-uitgave’. Hij verstond daaronder niet ‘het boekje dat op een beetje betere kwaliteit papier met hetzelfde zetsel “achter de gewone uitgave aanliep” en van een handtekening werd voorzien. Neen, alleen het werkelijk op zichzelf met de beste technieken en kunstvaardigheden weelderig uitgegeven waardevolle boek beschouwt hij als zodanig en die heeft hij alle stuk voor stuk in een eigen unieke kostelijke leren band laten binden’ vertelt J. Kelk, die hem in 1949 interviewde.Ga naar eind26. Deze informatie over de bindgewoontes van Radermacher Schorer werpt licht op | |
[pagina 9]
| |
Charles Baudelaire, Les fleurs du mal, Den Haag, De Zilverdistel, 1913. Handgebonden door Elizabeth Menalda. Oorspronkelijk perkamenten voorplat meegebonden. Collectie Radermacher Schorer (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
een probleem waarvoor het Museum van het Boek zich in de omgang met de collectie meermalen gesteld heeft gezien. Radermacher Schorer heeft zich bij zijn ongetwijfeld goedbedoelde opdrachten aan diverse binders niet gerealiseerd dat met het verwijderen van de oorspronkelijke uitgeversband een authentiek onderdeel van de uitgave voorgoed verloren ging. Een deel van de collectie-Radermacher Schorer in het Museum van het Boek, gestoken in een kloeke maar niet-authentieke lederen band, heeft daardoor in boekhistorisch opzicht wat aan belang ingeboet. Voor het museum betekent het dat boeken waarvan juist het bandje van belang is, in sommige gevallen opnieuw, maar nu in oorspronkelijke staat, aangekocht moeten worden. Aan de andere kant ondersteunde Radermacher Schorer met zijn vele opdrachten een vorm van kunstnijverheid die zich zonder de orders van de bibliofielen moeilijk staande had kunnen houden. ‘Voor het schoone boek acht ik een omkleeding, een band absoluut noodzakelijk’, vond Radermacher Schorer in 1946. Daarom ‘zullen [wij] ervoor hebben te waken, dat deze zoo edele kunst niet geheel verloren gaat.’Ga naar eind27. Radermacher Schorer, die zich niet alleen met woord en daad inzette voor de belangen van de binders, maar ook voor die van illustratoren, kunstenaars, boekverzorgers en uitgevers, was ervan overtuigd dat de bibliofiel een belangrijke rol vervulde bij het instandhouden van de kwaliteit van literatuur en boekkunst. ‘De bibliophiel maakt het experiment mogelijk. Hij verleent de meester-drukker morele en geldelijke steun waardoor deze de kostbare proeven kan nemen, nodig om de boekdrukkunst levend en experimenteel te houden,’ aldus Radermacher Schorer.Ga naar eind28. Niet voor niets noemde hij in een interview zijn verzamelactiviteiten eens een ‘moderne, democratische vorm van het maecenaat’.Ga naar eind29. Hij probeerde door de aankoop van bijzondere en dure uitgaven de activiteiten te ondersteunen van drukkers en uitgevers, en via hen ook die van illustratoren, bandverzorgers, typografen en binders. In de bewaard gebleven correspondentie, maar ook in het Album Amicorum dat hem in 1948 bij zijn zestigste verjaardag werd aangeboden door zijn (kunstenaars)vrienden, wordt Radermacher Schorer geroemd om zijn belangeloze ondersteuning van de kunsten. Zelfs Jan van Krimpen, die zijn bijdrage aan het Album opende met de opmerking dat er slechts zelden aanleiding of reden is voor de hulde van een verzamelaar, moest toch toegeven dat felicitaties op zijn plaats zijn ‘wanneer een verzamelaar | |
[pagina 10]
| |
B. Stroman, Stad, Rotterdam, W.L. & J. Brusse, 1932. Boekverzorging en band door Paul Schuitema. Ingenaaid exemplaar met omslag van Paul Schuitema Collectie Museum van het Boek (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
bij zijn leven anderen, in ruimen kring, van zijn schatten mede laat genieten [...] en wanneer hij, bovendien, behalve verzamelaar ook bezieler is op de gebieden welke zijn bijzondere liefde en belangstelling hebben’. Anderen waren ruimhartiger in hun lof, en noemden Radermacher Schorer een ‘minnaar der schoone kunsten, die kunst en kunstenaar zoo menigmaal en met zooveel persoonlijke offers heeft geholpen’ en ‘een maecenas in groot formaat’.Ga naar eind30.
B. Stroman, Stad, Rotterdam, W.L. & J. Brusse, 1932. Gebonden exemplaar zonder stofomslag. Collectie Radermacher Schorer (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
Hoewel de omvang van Radermacher Schorers rol als mecenas nog niet helemaal is te overzien, doet de frequentie waarmee hij in brieven, artikelen en beschouwingen als zodanig wordt aangeduid vermoeden dat zijn ondersteuning van kunstenaars en schrijvers verre van incidenteel of kortstondig is geweest. Zijn bibliofiele ondersteuning bestond voor een belangrijk deel uit het aankopen van bijzondere uitgaven tegen een prijs die, in zijn eigen woorden, ‘het experiment mogelijk maakte’ voor de druk- | |
[pagina 11]
| |
ker of uitgever. Daarnaast gaf hij belangrijke opdrachten aan bijvoorbeeld de beeldende kunstenaars Charley Toorop en Edgar Fernhout, en met name aan de architect Sybold van Ravesteyn. Van Ravesteyn verbouwde in 1928 Radermacher Schorers woonhuis aan het Wilhelminapark en aanvaardde in 1935 de opdracht om ook het kantoorpand te verbouwen van de brandverzekeringsmaatschappij Tiel-Utrecht, waarvan Radermacher Schorer directeur was. Hoewel zijn inrichting van het woonhuis van Radermacher Schorer allerwege met lof werd ontvangen, moest Van Ravesteyn veel kritiek op zijn verbouwing van het kantoorpand aan de Kromme Nieuwe Gracht 80 incasseren. Toch is hij het resultaat van juist die opdracht altijd als een van zijn meesterwerken blijven beschouwen.Ga naar eind31. Radermacher Schorer trad daarnaast op als literair mecenas door auteurs als Hendrik Marsman en Jacques Bloem met raad, daad, geld en goederen te ondersteunen. Hij kocht hun manuscripten, verzamelde hun boeken en gaf hen de gelegenheid collega's te ontmoeten en lezingen te geven in zijn huis aan het Wilhelminapark. In zijn functie van bestuurslid van tientallen huldigingscomités heeft hij ook vele andere schrijvers en kunstenaars van contanten voorzien. Jan Engelman herinnert zich dat Radermacher Schorer ‘dagenlang zat te schrijven [...] penningen te beheeren en rente te kweeken voor fundaties die noodlijdend dreigden te worden door de waardevermindering van het geld, honoraria te berekenen voor artiesten, die in verre landen op reis waren, lijsten aan te leggen voor inzamelingen die ten goede kwamen aan berooide dichters of berooide tijdschriften’.Ga naar eind32. Hoewel hij in dejaren '30 en '40 al op vele fronten actief was, bereikten de culturele, literaire en bibliofiele activiteiten van Radermacher Schorer tijdens en vooral na de Tweede Wereldoorlog hun hoogtepunt. In de oorlog was Wilhelminapark 12 een toevluchtsoord voor vele vrienden en kennissen. Tijdens de besloten bijeenkomsten werden voordrachten gehouden, discussies gevoerd en de laatste illegaal verschenen publicaties vertoond en uitgewisseld.Ga naar eind33. Volgens verschillende bronnen is Radermacher Schorer in deze periode als geldschieter betrokken geweest bij de uitgave van clandestien en illegaal drukwerk; zeker is dat hij na de oorlog in het bezit was van een grote collectie illegaal gedrukte boeken.Ga naar eind34. Onmiddellijk na de bevrijding presenteerde
Interieur van de zitkamer van Radermacher Schorer aan het Wilhelminapark 30, ontworpen door Sybold van Ravesteyn in 1929. Foto uit Jan Engelman, ‘Interieurs van Sybold van Ravesteyn’. In De Gemeenschap, no. 6, juni 1929 (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
hij in zijn huiskamer de tentoonstelling ‘In het verborgene gedrukt’, die daarna te zien was in de Utrechtse boekhandel Broese en in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Juni 1946 reisde hij met de tentoonstelling naar het Zwitserse St. Gallen, waar hij zijn verzameling presenteerde aan de Zwitserse Bibliofielenvereniging. Was Radermacher Schorer in de jaren '30 vooral bekend in kunstenaars- en bibliofielenkringen, in de jaren na de oorlog verwierf hij een bescheiden landelijke bekendheid als bibliofiel en boekdeskundige. Hij werd uitgenodigd voor lezingen in het land, voor openingen van tentoonstellingen en manifestaties, voor radiopraatjes en interviews. Bovendien bereikte zijn bestuurlijke werkzaamheid een hoogtepunt: rond 1948 bestuurde hij niet minder dan 24 verschillende verenigingen, commissies en comités. Weliswaar ging het hierbij vaak om penningmeesterschappen in feest- en huldigingscomités, maar er waren ook betekenisvoller functies bij. Een goed voorbeeld is Radermacher Schorers bestuurefunctie in de Rijkscommissie van Advies inzake het Bibliotheekwezen. In deze commissie kwamen de bibliothecarissen van de belangrijkste stads- en universiteitsbibliotheken bijeen om hun plannen op elkaar af te stemmen en de minister te adviseren in zijn bibliotheekbeleid. Al in 1931, dus rond de tijd van de tentoonstelling ‘Vier handschriften’, werd Radermacher Schorer gevraagd zitting te nemen in de Rijkscommissie. Zijn omvangrijke bibliotheek gaf hem als enige particulier toegang tot dit gezelschap van louter professionals. De contacten met de andere bibliotheken leidden er onder meer toe dat | |
[pagina 12]
| |
Willem Kloos, Verzen uit de jaren 1880-1890, Den Haag, De Zilverdistel, 1929. Perkamenten band van Geertruida de Graaf. Collectie Museum van het Boek. (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
Radermacher Schorer zijn aankoop- en verzamelbeleid ging afstemmen op dat van de overige Nederlandse bibliotheken. Misschien is zelfs het feit dat hij zich heeft toegelegd op één verzamelgebied, het moderne Nederlandse boek, mede het gevolg van
Willem Kloos, Verzen uit de jaren 1880-1890, Den Haag, De Zilverdistel, 1929. In leren particuliere band. Collectie Radermacher Schorer (foto Museum van het Boek/Piet Janmaat).
de arbeidsverdeling die de bibliotheken onderling hadden afgesproken. Dat er sprake was van samenwerking tussen de bibliotheken is zeker: het kwam met name na de oorlog regelmatig voor dat bezoekers vanuit de Koninklijke Bibliotheek naar het huis | |
[pagina 13]
| |
aan het Wilhelminapark werden gestuurd om daar het gezochte werk in te kunnen zien. Ook deze bezoekersstroom werd door Radermacher Schorer en zijn vrouw immer vriendelijk ontvangen. Radermacher Schorers werkzaamheden leken na de oorlog steeds meer te intensiveren. Zijn actieve bestaan heeft hij echter maar enkele jaren kunnen volhouden. Leendert Brummel zegt over de laatse jaren voor zijn dood: ‘Is het vele werk dat zich na de oorlog voor Schorer opstapelde, hem tenslotte toch teveel geweest? De laatste jaren voor zijn heengaan zijn droeve jaren geworden, waarin hij zich steeds meer uit al zijn bemoeiingen terugtrok en voor zijn beste vrienden ontoegankelijk werd’.Ga naar eind35. Vooral het verlies van contact met zijn vrienden en kennissen moet een man als Radermacher Schorer droevig hebben gestemd. De tentoonstelling ‘Vier handschriften’ bleek het startschot voor een lange loopbaan, waarin hij niet alleen duizenden boeken, maar ook honderden mensen heeft ‘verzameld’. Van zijn liefde voor het boek zijn de vierduizend banden in het Museum van het Boek de stille getuigen; voor zijn talenten als gastheer, all-round verenigingsman en mecenas kunnen we alleen nog op de herinneringen van tijdgenoten afgaan. Radermacher Schorer was ‘een der meest [...] “dienende” menschen van de eerste helft der twintigste eeuw’, meende Jan Engelman, en ‘een der laatste grote minnaars onzer poëzie, en bibliophiel en érudit’, vond Anthonie Donker.Ga naar eind36. Ook voor de hedendaagse boekliefhebber is de naam van Radermacher Schorer er een om te onthouden, al was het alleen maar omdat via het leven en werk van deze bijzondere verzamelaar een blik kan worden geworpen op een levendig deel van her vooroorlogse culturele en bibliofiele leven. |
|