De Boekenwereld. Jaargang 13
(1996-1997)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||
BerichtenThe Printing House: Working Museum of PrintingHet Engelse Lake-district is populair bij literatuurliefhebbers. De sporen van Samuel Taylor Coleridge, Thomas de Quincey en vooral van William Wordsworth zijn hier zonder veel moeite te volgen. Dat ook de boekhistoricus die minder dweepzuchtig is ingesteld aan zijn trekken kan komen in het Lake-district, is misschien niet zo bekend. Behalve het grote antiquariaat van de bizarre, zeer Engelse Michael Moon in Whitehaven, waar ik voor twee pond een prachtige geïllustreerde editie van Wordsworth's poëzie kon kopen, moet ook Cockermouth door de reizende boekhistoricus aangedaan worden. Pal naast het geboortehuis van Wordsworth is in enige wat vervallen gebouwen rond een binnenplaats een particulier museum van ijzeren drukpersen ondergebracht (sinds 1979). De toegang loopt via een kleine kantoorboekwinkel en als toegangsbewijs krijgt iedere bezoeker een gedateerde, handgedrukte entreekaart die elke dag opnieuw gedrukt wordt. De entree is zo amateuristisch, dat men weinig verwacht van het museum, maar die indruk verandert snel, als men eenmaal de ruimtes binnenkomt waar de ene na de andere bijzondere pers vlak naast elkaar opgesteld staan. Veel plaats is er niet, en de gebouwen die deels nog uit de zestiende eeuw dateren, zijn slecht onderhouden, maar daar staat een rijke collectie vanaf het begin van de Industriële Revolutie tegenover. De oudste pers is een Cogger uit 1820,
Cogger-pers, 1820 (foto auteur).
toegangskaart voor The Printing House Museum.
een van de eerste ijzeren handpersen. Daarnaast zijn er allerlei half of heel gemechaniseerde persen, alle in goede conditie. Ook worden er verschillende, bijbehorende apparaten van drukkerijen getoond, bij voorbeeld voor de vervaardiging van clichés. Natuurlijk vindt men er letterkasten met voorraad en er zijn vitrines met zettersgereedschap. De persen staan in chronologische volgorde opgesteld. Een enthousiaste onbezoldigde gids loodst de bezoekers als het ware door de tijd. De Cogger-pers uit 1820 met het nummer 129 is volgens de gids de oudste van de drie nog bekende werkende Coggers. Het is een
Imperial-pers, 1830 (foto auteur).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||
Albion-pers, 1851, van de firma Hopkinson & Cope (foto auteur).
Columbiapers, 1853 (foto auteur).
Linotypeinstallatie, eind vorige eeuw (foto auteur).
ijzeren handpers, gebouwd volgens het principe van Lord Stanhope, die omstreeks 1800 de eerste ijzeren pers ontwikkelde. Een Imperial-pers uit 1830, ook een ijzeren handpers, was speciaal bedoeld voor grote formaten, bij voorbeeld van een krant of een gebedenboek op dun papier in 16o. Door haar omvangrijke bak kon ze grote vellen makkelijk aan. Het Museum bezit verder twee Albion-persen, respectievelijk uit 1832 en 1851. Beide hebben nog tot 1940 in Engelse drukkerijen gefunctioneerd. Nog steeds zijn ze bedrijfsklaar. De Albion-pers was de Engelse variant van de Amerikaanse Columbia-pers. In het museum staan ook twee Columbia-persen van Britse makelij. De twee imposante kanjers dateren van 1853 en 1860. De fraaie gietijzeren adelaar bovenop de pers dient als contragewicht. Werkende Monotype-machines ben ik al vaker tegengekomen - bij de Stichting Lettergieten te Westzaan en in de papiermolen van Basel - maar een functionerende Linotypezet- en gietmachine had ik nog nergens gezien. Een geoliede Heidelberger uit 1929 met automatische in- en uitvoer van papier completeert de collectie. Met de typische geur van de Heidelberger nog in de neus komt de bezoeker terug bij de oudste afdeling, waar materiaal uit de tijd van de houten handpers uitgestald ligt. De droom van de museum-eigenaar David Winkworth is om ook een houten pers te verwerven of te reconstrueren, maar dat is een moeilijk te verwezenlijken plan. Werkende houten persen zijn er in Europa vrijwel alleen nog in musea met overheidssteun. De bezoeker van het museum in Cockermouth kan desgewenst een order plaatsen voor drukwerk op de pers van zijn voorkeur. Ikzelf zou het wel weten: een Wordswortheditie gedrukt op de Columbia-pers. Adres: The Printing House. 102 Main Street. Cockermouth (Lake District, Cumbria) Marita Mathijsen | |||||||||||||||||||||||||||
Archiefproject bij de Veen Uitgevers Groep (Wolters Kluwer)Ga naar eindnoot1.Wolters KluwerIn 1993 verscheen een eerste inventarisatie van bedrijfsarchieven uit de wereld van het gedrukte woord. Met de gids Historische Bedrijfsarchieven. Papier-, Papierwaren-, Grafische industrie en Uitgeverijen, uitgegeven door het Nederlands Economisch Historisch Archief (neha) was pioniersarbeid verricht. Daarmee was het archief van vele uitgeverijen op macro-niveau (locatie, omvang en periode) geïnventariseerd. In 1994 werd vanuit het concernkantoor van Wolters Kluwer besloten om, geïnspireerd op het neha-project, een diepgaander inventarisatie van de aangesloten bedrijfsarchieven en fondsen te maken (op meso-niveau). Gezien de geschiedenis van de onderdelen van het concern, zou het bij Wolters Kluwer om rijk en zeer gevarieerd archiefmateriaal kunnen gaan. Veel zelfstandige uitgevers uit de negentiende en het begin van de twintigste eeuw gingen namelijk na de Tweede Wereldoorlog op in concerns. Geleidelijk aan werden de afzonderlijke bedrijven herschikt tot nieuwe eenheden die vaak wel gebruik bleven maken van de oude namen. Organisatorisch zijn de- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||
ze uitgeverijen echter onherkenbaar opgelost, verdeeld, samengevoegd en verdwenen. Vooral de bedrijven die een eenheid kenden van uitgeverij, drukkerij en boekhandel werden uit elkaar gehaald. Wolters nam de uitgeverijen H.D. Tjeenk Willink over en fuseerde met Noordhoff. In 1972 ging Wolters-Noordhoff als geheel samen met Samsom, waartoe inmiddels ook Sijthoff behoorde. Kluwer ontwikkelde zich ook tot een groot uitgeverijconcern door de overname van onder meer Martinus Nijhoff, L.J. Veen, Contact, H.E. Stenfert Kroese, Kosmos, Van Loghum Slaterus, Luitingh en Zomer & Keuning. Met de fusie in 1987 tussen de Wolters Samsom Groep n.v. en Kluwer n.v. kwamen circa 120 bedrijven onder één paraplu. Voor de inventarisatie werden alle locaties van Wolters Kluwer bezocht om een beeld te krijgen van de omvang van de archieven en de wijze van beheer. Binnen de Nederlandse ondernemingen van Wolters Kluwer n.v. bleek ongeveer vijftien strekkende kilometer archief en fonds aanwezig te zijn: 15.000 meter planklengte papier! Nog geen 2% (circa 250 strekkende meter) hiervan is ondergebracht bij openbare instellingen als universiteitsbibliotheken, archiefinstellingen en musea. | |||||||||||||||||||||||||||
Archiefbehoud en -beheerHoewel er bij uitgeverijen een instinctief ‘respect’ voor het archief bestaat, vormen verhuizingen en wisselend management momenten met een risico. Archieven onderbrengen bij openbare instellingen als archiefdiensten en bibliotheken kan dan soms een oplossing zijn, maar ook daarbij moet goed worden nagedacht over bewaartermijnen, schifting en ontsluiting van het materiaal en het bijeenhouden van de archieven. Van het cultuurhistorisch belang van uitgeversarchieven raakt men gelukkig steeds meer overtuigd. Instellingen als de Bibliotheek van de kvb, het neha, universiteitsbibliotheken, musea en gemeentearchieven vervullen een belangrijke taak bij het beheer en de ontsluiting van de hen toevertrouwde archieven. Maar deze organisaties, en de boekhistorici en andere onderzoekers die gebruik willen maken van de archieven, blijven op hun beurt altijd afhankelijk van het - oorspronkelijke - archiefbeleid van de desbetreffende uitgeverij. Uitgeverij-archieven moeten overigens ook economisch niet onderschat worden. Zogenoemd ‘oud fonds’ kan getaxeerd worden in harde guldens. De rechten op uitgaven liggen voor vele jaren vast in contracten. Originele tekeningen en illustraties hebben soms een grote waarde bij hergebruik. In hoeverre het de moeite loont het hergebruik te reguleren, blijkt bijvoorbeeld uit de verzameling tekeningen van C. Jetses bij de Woltersgroep-Groningen. Daar voorzag men elke tekening van een stempel met handtekeningen waaruit de rechten afgelezen konden worden, hetgeen tot op de dag van vandaag leidt tot inkomsten. Het gangbare beeld van stoffige zolders en kelders zou beter kunnen worden geschetst in termen van een actieve exploitatie. Het ontbreken van een beleid kan zelfs leiden tot verhoging van kosten. Denk bijvoorbeeld enerzijds aan de kosten van opslag van overbodig archiefmateriaal en anderzijds aan het niet kunnen traceren van contracten. En wat is de waarde van de correspondentie (uit het begin van deze eeuw) van de echtgenote van Willem Kloos, de succesvolle romanschrijfster Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe met haar uitgever? | |||||||||||||||||||||||||||
Het proefprojectBinnen Wolters Kluwer werkt men nu aan een archiefbeleid, waarin toevalligheden moeten worden uitgebannen. Op basis van de eerder genoemde inventarisatie werd een proefproject gestart: de archieven van de Veen Uitgevers Groep. Jan van Tiggelen, de bedrijfsarchivaris van het Concernkantoor, coördineerde het project en Emmy Jongerius was de contactpersoon voor de Veen Uitgevers Groep. Juliette Louwers en ikzelf waren verantwoordelijk voor de uitvoering: de inventarisatie en ontsluiting van de archieven. Drie afgeladen verhuiswagens arriveerden begin 1995 bij een werkruimte in het boekendepot van de Universiteit van Amsterdam in Amsterdam Zuid-Oost. Deze verhuiswagens vervoerden een belangrijk deel van de geschiedenis van de dertien uitgeverijen die in de loop der jaren tot de Veen Uitgevers Groep (vug) zijn gaan behoren (zie kader p. 98). De fusies van de afgelopen jaren binnen de vug hadden gezorgd voor een enorme concentratie van archiefmateriaal. Het samengaan van Zomer & Keuning met Kosmos bijvoorbeeld, hield ook de overname in van het Oosthoekarchief met zijn talloze laden met encyclopedische systeemkaartjes. Aan het fonds, de boeken, wordt door- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||
gaans voldoende aandacht besteed. Het correspondentie- of zakenarchief daarentegen wordt meestal schromelijk verwaarloosd en eindigt vaak ver weg, op zolder of in de kelder. In dit geval stond bij een opslagbedrijf in Hilversum een groot aantal pallets met Kosmos-, Veen- en Luitingh-archief. Ook stonden nog eens meer dan 500 verhuisdozen in de kelder van de vug, het resultaat van alle verhuizingen en integraties. Daarom waren de archieven van de Veen Uitgevers Groep zeer geschikt als proefproject voor het in de toekomst te voeren beleid rondom ontsluiting en conservering van bedrijfsarchieven binnen Wolters Kluwer. In het boekendepot werd voor drie maanden een archiefblok van circa 1000 meter gehuurd, zodat over een ruime werkplek beschikt kon worden. Een uitgebreid plan van aanpak kon op dat moment nog niet gerealiseerd worden, omdat nog onduidelijk was wat uit de dozen te voorschijn zou komen. Eerst is er uitgepakt en globaal geordend naar imprint. Zo werd duidelijk van welke uitgeverijen en over welke periode materiaal bewaard was gebleven. Op basis hiervan werd besloten tot een tweedeling: bij een groot gedeelte van het archiefmateriaal volstond een inventarislijst met een globale beschrijving. Een kleiner gedeelte werd uitvoeriger onderzocht
Een van de vignetten van Uitgeverij L.J. Veen.
Portret van Lambertus Jacobus Veen (1863-1919), getekend in 1915 door Jan Toorop, particuliere collectie.
en beschreven. Bij dit laatste deel ging het vooral om interessant historisch materiaal van enkele algemene uitgeverijen. | |||||||||||||||||||||||||||
Drie uitgeverijenDe uitgeverij-archieven die binnen dit project het meest gedetailleerd beschreven werden (namelijk op micro-niveau), waren Veen, Kosmos en Luitingh, omdat deze archieven interessant historisch materiaal bleken te bevatten. Van uitgeverij Contact vonden we bijna niets terug: het grootste deel van het archief was al overgebracht naar het Letterkundig Museum in Den Haag, een kleiner gedeelte naar de Bibliotheek van de kvb. Ook bij de oorspronkelijke uitgever, Chris Blom, lag materiaal thuis. Hoe konden deze drie uitgeversbedrijven gekarakteriseerd worden? Het archief van een uitgeverij bestaat over het algemeen uit verschillende onderdelen: het fonds, het directiearchief, de financiële administratie, het correspondentiearchief en het produktiearchief. Bij alle uitgeverijen troffen we echter andere ordeningen aan en ook de perioden waaruit het archiefmateriaal stamde, bleken te verschillen. Dit kwam doordat in het verleden delen verloren zijn gegaan bij verhuizingen (of bij mensen thuis terecht zijn gekomen) en door incidentele overdrachten aan openbare instellingen.Ga naar eindnoot2. | |||||||||||||||||||||||||||
VeenUitgeverij L.J. Veen dateert uit 1887 en werd in 1965 overgenomen door Kluwer, vooral vanwege de rechtswetenschappelijke uitgaven. Wat vonden we terug van de geschiedenis van deze uitgeverij?Ga naar eindnoot3. Het archief bestond voor het grootste deel uit zogenoemde ‘auteursmappen’ uit de periode 1940-1970. Het oudere correspondentiearchief alsook de boekbandontwerpen en illustraties waren namelijk al eerder overgebracht naar het Letterkundig Museum en het Rijksprentenkabinet. Ernst Braches maakte van dit materiaal gebruik voor zijn dissertatie Het boek als nieuwe kunst (Utrecht 1973). Daarnaast vonden we ordners met algemene correspondentie en correspondentie over speciale onderwerpen, fondslijsten en prospectussen en natuurlijk de financiële administratie. We konden sommige perioden behoorlijk inventariseren, maar er bleven lacunes van hele decennia. Bijzonder was, dat bij uitgeverij Veen vanaf het allereerste begin (1887) tot ver in de jaren | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||
'60 van deze eeuw iedere aankondiging bewaard werd. Deze prospectussen waren zorgvuldig ingeplakt in kostbare gebonden boeken. Op de eerste bladzijde vinden we de circulaire, d.d. 1 maart 1887, die de oprichting van een nieuwe uitgeverij door de toen 24-jarige L.J. Veen aankondigde. In 1893 gaf Veen voor het eerst werk uit van Louis Couperus (Majesteit). Hierna verschenen nog ruim 30 andere werken van Couperus bij Veen. Het contact tussen auteur en uitgever is aan de hand van verschillende briefpublikaties door F.L. Bastet en H.T.M. van Vliet in kaart gebracht. Naast romans, literatuur en kinderboeken, nam de uitgave van wetenschappelijke en technische boeken een prominente plaats in. Voorbeelden hiervan: Van Gendts Bouwkalender (overgenomen van Brinkman) en Onze Bouwmaterialen in zes delen van prof. J.A. van der Kloes. Veen gaf een aantal technische tijdschriften uit, maar ook algemene culturele en kunsttijdschriften als De Tijdspiegel, Ons Thuis, Vlaamsche Gids, De Vlaamse School (voortgezet als Onze Kunst) en Dietsche Warande. Veen werd lid van de Vlaamse Club en daardoor ontdekte hij dat er zich in Roeselare op een zolder onverkochte boeken bevonden van uitgever Jules de Meester. Het bleken onder meer de ‘Kleengedichtjes’ van Guido Gezelle, die Veen direct kocht en waarmee hij de eerste Nederlandse uitgever werd van Gezelle. Er zijn uit die periode grote stapels schoolschriftjes met ingeplakte recensies bewaard gebleven, over uitgaven van Gezelle, Couperus en Stijn Streuvels, maar ook over vele andere boeken, zowel fictie als nonfictie. De schriftjes hielden rond 1935 op, wel kwamen er enkele ordners met recensies uit het eind van de jaren '60 boven water. | |||||||||||||||||||||||||||
KosmosDe geschiedenis van Uitgeversmaatschappij Kosmos begon in 1919 met uitgeverij/drukkerij Wed. J. Ahrend & Zoon's Industrie- en Handelsvereeniging te Amsterdam. Uitgever was destijds Jac. van der Kolk Jzn. Na de Tweede Wereldoorlog werd een kantoor in België opgericht onder de naam Uitgeversmaatschappij Kosmos pvba te Antwerpen. Kluwer nam in 1974 Kosmos over van Ahrend. In 1992 fuseerde de uitgeverij met Zomer & Keuning tot Kosmos-Z&K. Kosmos was door de jaren heen een uitgeverij van voornamelijk reisgidsen en populair-wetenschappelijke uitgaven. Eén van de
Vignet van Uitgeverij Kosmos.
langlopende reeksen was Weten en Kunnen: zeer diverse boekjes over het africhten van rashonden, microscopie voor iedereen, tot kleuterverzorging en de bereiding van hors d'oeuvres. In het fictiesegment bracht Kosmos auteurs uit als Jan Mens, Clare Lennart, Els Pelgrom en Belcampo. De correspondentie en enkele contracten uit de periode 1919-1955 van uitgeverij Kosmos bevinden zich, niet geïnventariseerd, in het Letterkundig Museum. Het archief dat we bij ons project aantroffen besloeg de periode daarna. Het Kosmos-archief bleek honderden produktiemappen te bevatten, waarin zowel correspondentie als omslagen, drukproeven en illustratiemateriaal zijn opgeborgen. De Kosmosreisgidsen, Kosmos Wat en Hoe en de W&K-deeltjes zijn het best vertegenwoordigd. Daarnaast bleek vrijwel het hele bedrijfsarchief uit de jaren '70 bewaard gebleven. | |||||||||||||||||||||||||||
LuitinghHet bedrijf A.J. Luitingh nv te Amsterdam is ontstaan in de jaren '40. In 1946 liet A.J. Luitingh zijn onderneming als uitgeverij registreren. Toen Luitingh in 1964 overleed, zetten diens echtgenote en zijn schoonzoon P.J. Houbolt de zaak voort. Het uitgeversbedrijf (inclusief de imprints Skarabee en Novapress) werd in 1979 overgenomen door Kluwer en samengevoegd met uitgeverij Veen. Karakteristiek voor dit archief is de grote hoeveelheid correspondentie met literaire agenten en buitenlandse uitgeverijen, buiten de ‘normale’ correspondentie. Ook troffen we weer veel auteursmappen aan, maar met weer een iets andere inhoud dan bij Veen en Kosmos: contracten, recensies en knipsels, flapteksten en personalia. Vertalingen en manuscript(fragmenten) zijn in aparte mappen opgeborgen. De financiële administratie is slechts fragmentarisch bewaard gebleven. Luitingh bouwde een gevarieerd nonfictieaanbod op, voornamelijk over onderwerpen als koken, tuinieren en sport, maar het grootste deel van het fonds bestond uit vertaalde fictie, vaak van Amerikaanse origine. De uit-
Vignet van Uitgeverij A.J. Luitingh N.V.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||
geverij stond bekend om zijn populaire romans, zoals de succesvolle boeken over Peyton Place in de jaren '60, de familie Ewing (Dallas) eind jaren '70, de romans van Harold Robbins en werken van Xaviera Hollander en Daniëlle Steel uit het recente verleden. De opvallendste vondst bestond uit de originele tekeningen voor de strips van Kapitein Rob en Erik de Noorman, uitgegeven door Skarabee. Een boeiend overzicht van boekbanden uit de jaren '60 en '70 bieden de vier multo-mappen met ingeplakte omslagen van onder meer Amerikaanse westerns, Nederlandse en buitenlandse romans en boeken uit het eigen fonds. | |||||||||||||||||||||||||||
Overig archiefmateriaalDan restte natuurlijk nog een enorme hoeveelheid archief, voornamelijk produktiemateriaal en financiële administratie, van de andere tien uitgeverijen. Deze onderdelen hebben we, na een grove schifting, voorzien van labels met een nummercode die verwijzen naar een twintigtal inhoudelijke categorieën, zoals correspondentie, auteurscontracten, financiële administratie en produktie, die op hun beurt weer onderverdeeld zijn in subcategorieën. Op deze manier kunnen de medewerkers van de uitgeverij, indien nodig, vrij gericht zoeken in het desbetreffende uitgeverij-archief. Tijdens de inventarisatie deden we soms verrassende vondsten. Wat bijvoorbeeld te denken van vijf loodzware verhuisdozen die oude clichés bleken te bevatten! Een apart deel van het archief betrof een verzameling van bijna 4000 contracten met auteurs, vertalers en uitgeverijen. Dit bestand hebben we toegankelijk gemaakt door de contracten in te voeren in een database. Zo kan men nu zoeken op auteur, jaar, titel, vertaler, imprint, oorspronkelijke uitgever, het soort overeenkomst, enz. Onder de gevonden contracten bevond zich een groot aantal handgeschreven exemplaren uit het begin van deze eeuw, onder andere met betrekking tot proza van Guido Gezelle en contracten met de handtekening van Willem Kloos. Bij het produktiemateriaal vonden we vaak de oorspronkelijke tekeningen van Peter van Straaten, Marten Toonder en vele anderen van na de Tweede Wereldoorlog. Na de inventarisatie werd het archiefmateriaal van deze tien uitgeverijen overgepakt in archiefdozen. De plaatsingslijst van de ar- De uitgeverijen waarvan archiefmateriaal werd aangetroffen, en die gelieerd zijn (of waren) aan de Veen Uitgevers Groep.
chiefdozen werd opgenomen in de al genoemde database. Niet alles werd bewaard. In totaal zijn tien containers met oud papier afgevoerd ter vernietiging, waaronder veel materiaal van de boekhouding en de verkoop. (Jaar) overzichten werden wel bewaard. Ten slotte werden de archieven gecontroleerd op overbodige ‘schaduw-administraties’ en overtollig of onherstelbaar beschadigd produktiemateriaal. Op deze manier kon in vrij korte tijd een beheersbaar en toegankelijk archief gerealiseerd worden. | |||||||||||||||||||||||||||
Het vervolgDe resultaten van dit archiefproject zullen worden gebruikt voor een voorstel tot archiefbeheer, waarbij een historisch besef gekoppeld moet worden aan zakelijke drijfveren. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||
Binnen afzienbare tijd worden handleidingen uitgezet binnen Wolters Kluwer Nederland om te komen tot een beheersing van archieven voor de toekomst. Een bewaartermijnlijst en een handleiding archiefbeheer zijn daarbij een eerste aanzet. Ook wordt geprobeerd om in overleg met automatiseringsdeskundigen richtlijnen op te stellen voor digitale opslag, zowel voor het administratieve gedeelte als voor de produktie-afdelingen. Een mooi oudfonds in de boekenkast spreekt aan, maar wat te doen met cd-rom's of informatie-opslag in medium-neutrale databanken? Sandra van Voorst | |||||||||||||||||||||||||||
Faits diversWorden boeken nog wel gelezen, of hebben ze vooral een symbolische betekenis? Als je er op gaat letten, valt op dat vaak het laatste het geval is. Misschien niet altijd zo kras als in de MacDonalds-vestiging aan de rand van de Grand Canyon in de Verenigde Staten, waar ik me een paar jaar geleden zat te verbazen over de manier waarop deze met boeken was opgesierd. Vanwege de ligging bij het natuurpark was de hamburgertent voor deze gelegenheid wat rustieker aangekleed dan gebruikelijk. Met boomstammen, eikehouten meubelen, een open haard... en boeken, die echter bij nadere beschouwing - een beroepsdeformatie - helemaal geen boeken waren maar lege hulzen van bordkarton met fantasieopdruk, net echt. Er staat dus ergens in de V.S. een fabriek van nepboeken, waar een nepvormgever belast is met het verzinnen van nepomslagen met neptitels. Veel cafés hebben tegenwoordig boeken als decoratie, onder meer het Amsterdamse Danzig en de v&d-lunchroom La Place, maar daar zijn ze tenminste nog echt. Al staan ze er natuurlijk niet om gelezen te worden. Het zou hier kunnen gaan om een relict uit vroeger tijden, toen heren van stand koffie dronken in hun sociëteit, en zich zittend in de clubfauteuils door boeken omringd zagen. De pas opgerichte Academische Club van de Universiteit van Amsterdam (gevestigd in het gebouwencomplex bij de Oudemanhuispoort) heeft eveneens goedgevulde boekenkasten klaarstaan voor het selecte publiek. Die boeken zien er overigens ook al niet uit alsof het de bedoeling is dat ze gelezen worden. Of boeken een symbolische betekenis hebben, is voor de stichting De Schiedamse Molens geen vraag meer, maar het uitgangspunt van een reddingsactie. Onder het motto ‘Honderd piek voor een stukje wiek’ biedt de stichting stukjes wiek aan van de deels afgebrande Schiedammer molen. Met de opbrengst zou deze gerestaureerd kunnen wor-
Kast waarin leeszalen vroeger de boeken uithingen om ze te desinfecteren. Uit: P. Schneiders, Lezen voor iedereen (Den Haag 1990).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||
den. De stukjes wiek werden geslepen tot boekensteunen (Rotterdams Dagblad, 16-2-1996). De gedachte zal ongeveer zijn dat boekenliefhebbers cultuurliefhebbers zijn, dat boeken en molens allebei bedreigd cultuurgoed zijn en dat het ene monument het andere maar moet steunen. Dus geen dienbladen, snijplanken of vogelhokjes van de wieken gemaakt, maar boekensteunen. Maar waarom eigenlijk geen boekenmolens? Boeken zijn ‘in’: niet om te lezen, maar om te tonen, te steunen, te hebben, of om ermee te spelen, zoals tegenwoordig ook al kan. In het nieuwe Van Dale-spel, door Jumbo op de markt gebracht, moeten de spelers de drie delen van het woordenboek weten te bemachtigen, voor ze op het ganzenbordachtige parcours het laatste vakje hebben behaald. Ondertussen moeten allerlei taalkundige kwesties worden opgelost (‘is het ganzenbord of ganzebord?’), en het is dus niet verwonderlijk dat de Stichting Goed Speelgoed het Van Dale-spel tot ‘Spel van het jaar’ heeft uitgeroepen. Misschien is het wel het eerste ‘boekenspel’, dat ooit met een commercieel doel op de markt gebracht is. Wie niet met boeken wil spelen, maar ze toch gewoon ouderwets wil lezen, kan daar tegenwoordig wel de nodige hulpstukken voor gebruiken, moeten meubelmaker Hayo van Gemerden en boekbinder Corrie van de Vendel gedacht hebben. Zij ontwierpen het zogenaamde leesapparaat, waarvan nu vier typen bestaan. De functie ervan is het boek in de meest ideale lees-positie te brengen. Het moet als een verlenging van de boekband worden beschouwd, legde Corrie van de Vendel uit aan de journalist van de Leeuwarder Courant (19-1-1996). Het boek hangt aan touwen die vastgemaakt zijn aan een katrol, zo blijft het mooi plat openliggen. Nogal omslachtig allemaal, maar het gaat hier dan ook om kunst. De in kleine kring vermaarde Engelse filmregisseur Peter Greenaway heeft de apparaten gebruikt voor zijn nieuwste film The Pillow Book. Dat moet dus wel een echte Boekenwereld-film zijn, maar de film is nu (april '96) nog niet in Nederland te zien. De leesapparaten zouden ook wel iets zijn voor mensen met smetvrees. Zoals bekend dacht men tot ver in de twintigste eeuw dat boeken besmetting konden overdragen. Er bestond destijds zelfs een ingenieuze ontsmettingskast om in bibliotheken de smoezelige boeken te zuiveren. In 1994 verscheen er in het oktobernummer van de Journal of clinical Epidemology een artikel waarin definitief werd aangetoond dat bacteriën niet door boeken kunnen worden overgebracht. Maar als reactie op dit onderzoek (aldus De Volkskrant van 6 januari 1996), verscheen een stuk waarin werd betoogd dat niet bacteriën, maar schimmels het lezen van boeken tot een gevaarlijke bezigheid kunnen maken. Een Zweedse museummedewerkster vertoonde in 1993 plotseling een ziektebeeld dat volgens de geleerden verband hield met haar werkzaamheden in de boekenkelder, waar sporen van schimmels in de lucht bleken te hangen. Geen gekke-koeienziekte, maar ‘oude-boekenziekte’ zoals specialisten de ziekte noemen. Ook Toetanchamons raadselachtige dood zou met deze schimmels te maken kunnen hebben gehad. Volgens een van de onderzoekers is er ronduit sprake van een ‘sick-library-syndrome’, maar hij liet niet na er op te wijzen dat er misschien van de schimmels - zoals met andere paddestoelensoorten - een prettig hallucinerende werking uit zou kunnen gaan. Misschien een verklaring voor het zonderlinge gedrag van sommige bibliothecarissen? Dat je van boeken gek kunt worden, is sinds de ontmaskering van de zogeheten ‘Unabomber’ geen geheim meer. Deze kluizenaar, die de Amerikaanse samenleving had opgeschrikt met enkele bomaanslagen waarbij ook doden te betreuren waren, bleek een hartstochtelijk lezer, een feit dat geen enkele krant naliet te memoreren. De plaatselijke bibliothecaresse kon de toegestroomde journalisten precies vertellen waar zijn voorkeur naar uitging: wetenschappelijke tijdschriften en de klassieken, liefst in de oorspronkelijke taal. Voor de dorpelingen was het allemaal zonneklaar. Zij hadden de Unabomber altijd al een beetje vreemd gevonden, want hij las. Lisa Kuitert | |||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe behuizing voor de ‘Chained library’ in Hereford (G.B.)Toevallig was ik dit jaar op 3 mei in Hereford waar Koningin Elisabeth het nieuwe gebouw voor de ‘Chained library’ en de beroemde Mappa Mundi opende. Enkele jaren geleden berichtte ik reeds over een bezoek aan de oude behuizing, in de kathedraal van Hereford (De Boekenwereld 8 (september 1991), no. 1, p. 11-20). | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||
De nieuwe behuizing van de ‘Chained library’ en Mappa Mundi in Hereford, even ten westen van de kathedraal. Rechts het nieuwe gebouw, ontworpen door de architecten William Whitfield & Partners. In het midden een reeds bestaand gebouw en links de vijftiende-eeuwse kloostergangen waar ook de ingang van de bibliotheek is.
In 1988 verkeerde de kerk van Hereford in een financiële crisis. Zowel de restauratie van het kerkgebouw als het onderhoud van de collecties vergden veel meer geld dan bijeengebracht was. Het plan rees om de Mappa Mundi, de op perkament getekende wereldkaart uit circa 1289, die sinds circa 1300 in de kathedraal van Hereford wordt bewaard, te gelde te maken. Het kwam zelfs zo ver dat de kaart op een nacht vanuit de kathedraal naar Sothebys in Londen werd gebracht, waar de aanstaande veiling werd aangekondigd. Terecht ontstond grote beroering, want de kaart was volgens Christopher de Hamel ‘without parallel the most important and most celebrated medieval map in any form, the most remarkable English manuscript of any kind, and certainly the greatest extant thirteenth century pictorial manuscript’. Na onderhandelingen met de Engelse regering en het National Heritage Memorial Fund werd een overeenkomst bereikt waarbij het kerkbestuur de collectie boeken en de kaart overdroeg aan de daartoe opgerichte Mappa Mundi Trust, die voor de conservering en expositie van deze bezittingen drie miljoen pond kreeg: twee miljoen van het National Heritage Memorial Fund en één miljoen van de heer J. Paul Getty Jr. Op 3 december 1993 legde Getty de eerste steen voor een nieuwe behuizing van bibliotheek en Mappa Mundi, op het grasveld rond de kerk, grenzend aan oude bijgebouwen van de kerk. Hereford had nog een tweede ‘chained library’, namelijk die van All Saints Church. Ook die kerk wilde de bibliotheek te gelde maken voor restauratiedoeleinden en ook die bibliotheek kon in 1994 met hulp van het National Heritage Memorial Fund worden aangekocht en worden geïncorporeerd in het boekenbezit van de kathedraal. De ‘Chained library’ van Hereford dateert uit 1611 en is de grootste van dit soort bibliotheken die nog intact zijn met alle kettingen, pennen en sloten. Sedert 1841 was slechts de helft van de bibliotheek voor het publiek te bezichtigen. In het nieuwe gebouw is nu, voor het eerst in anderhalve eeuw, de gehele bibliotheek van 1500 boeken weer te zien en voor het eerst in omstandigheden die overeenstemmen met de recente inzichten qua veiligheid en klimaat. De All Saints Chaines Library omvat circa 300 banden. Bezoekers komen in het nieuwe bibliotheekgebouw via vijftiende-eeuwse kloostergangen waarin een tentoonstelling is ingericht over de Mappa Mundi en over de beide chained libraries, aan de hand van modellen, overblijfselen en computer-technologie. Het geheel is een mooi voorbeeld van expositie en conservering en zal voor vele boekenliefhebbers (het boekendorp Hay-on-Wye ligt vlakbij!) een trekpleister vormen. Dat niet iedereen tevreden is over het nieuwe project bleek toen ik de tekst van de eerste steen stond over te nemen. Een inwoner van Hereford kwam naar mij toegelopen en vroeg of ik de achtergrond van het geheel kende. Hij vertelde mij dat de kathedraal een hoop geld had verloren door de hele operatie: de kerk had volgens hem niets te maken met het conserveren van boeken, maar moest zich | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||
De ‘Chained library’ in nieuwe opstelling. In de kasten staan de boeken met de ruggen naar achteren. Aan de voorzijde van ieder boek is een ketting bevestigd die met een ring aan een horizontale stang is bevestigd. Deze stangen zijn d.m.v. sloten aan de kast bevestigd. De gebruiker van de boeken kan plaats nemen op de bank die voor de kast is geplaatst en het boek op de lessenaar open slaan.
om de zielen van de parochianen bekommeren. Hij achtte de hele onderneming een grote schande en vond dat het nieuwe gebouw een deel van het zicht op de kathedraal wegnam. Toen ik later in het nabijgelegen tourist information centre zijn mening ter sprake bracht, begon men te lachen en zei dat hij toevallig net in een huis woonde waarvan het uitzicht minder was geworden. p.r.-talk? Hoe het ook zij: wij kunnen als boekhistorici Hereford van harte feliciteren met deze geweldige aanwinst en raden de lezers van De Boekenwereld aan hun toekomstig Engelse vakanties zo te regelen dat zij hier zelf even kunnen gaan kijken. Het nieuwe gebouw is geopend van maandag t/m zaterdag van 10.00-16.15 uur en op zondag van 12.00-16.00 uur. A.G. van der Steur | |||||||||||||||||||||||||||
Parijse bibliotheken - voor Boudewijn BüchIn het voorjaar van 1937 logeerde ik een paar maanden in Parijs om een onderzoek te doen naar twee figuren uit de Franse Revolutie. Omdat ik veel boeken en pamfletten moest raadplegen, bezocht ik een aantal Parijse bibliotheken en de herinnering aan deze boekerijen schrijf ik op, in de hoop, dat boekenvrienden iets zullen herkennen en vooral omdat ik het prettig vind om te graven in herinneringen. Er was in dat zonnige voorjaar van '37 in Parijs een nerveuze, gehaaste, angstige, bezorgde stemming (zoals trouwens in heel Europa) want Hitler was aan het veroveren, de bralleput Mussolini bulderde over de mare nostrum en Franco dreigde de Spaanse burgeroorlog te winnen. Een stroom joodse vluchtelingen uit Duitsland kwam naar Frankrijk, waar zij zich veilig dachten achter de Maginot-linie. Er waren, tijdens de regering van het Front Populaire onder Blum, onophoudelijk stakingen en daardoor werd er nog overal gewerkt aan de inrichting van de grote koloniale tentoonstelling in Parijs toen die, met veel poeha, geopend werd. (Hij was nog niet klaar toen hij, ik meen in augustus, gesloten werd). Ik logeerde in de Rue Campagne Première, bij Café de Dôme en met de bus reed ik iedere morgen naar de Bibliothèque Nationale. De Parijse bussen hadden toen een open achterbalkon en als het mooi weer was, stond dat stampvol, terwijl het binnenin leeg was. Ik was wel eens bang dat de bus zou gaan steigeren, maar dat gebeurde niet. Wel schampte het balkon over de weg, als daar een knik in was. Op de conducteursroep fin de section stapte ik uit in de Rue de l'Opéra en langs een paar achterafstraten kwam ik bij de bibliotheek. Onderweg passeerde ik een boekwinkel met erotica, maar de boeken lagen achter een soort zonwering, zodat je ze bijna niet kon zien. Dat was blijkbaar niet zo erg. Het deed me denken aan een ongetrouwde boerendochter, die een kind kreeg; maar het woog maar drieënhalf pond, zei ze. Ik vond het een moment in m'n leven toen ik daar in die reusachtig grote studiezaal van de Bibliothèque Nationale zat te werken. Hoog aan de wand waren - als in het Concertgebouw de componisten - de namen te zien van de bibliothecarissen en daar stond Gideon Busken Huet bij, de zoon van onze grote cultuurhistoricus. Gideon Huet was conservator geweest van de afdeling middeleeuwse handschriften. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||
Na een paar dagen wilde ik er toch weg, want er waren twee bezwaren. Ten eerste duurde het zo lang voor je de aangevraagde boeken op je tafel kreeg en ten tweede snurkten oude heren luidruchtig boven hun boek. Vooral na de lunch kon ik me niet concentreren. Mijn buurman maakte, op een dag, het geluid van een verroeste zaag door een natte doodskist, zoals Piet Bakker dat zo treffend had uitgedrukt. Daarna was ik een paar dagen in de Bibliothèque Mazarine aan de Quai de Conti, in het prachtige huis van kardinaal-minister Mazarin, de bestuurder van Frankrijk tijdens het regentschap van Maria van Oostenrijk. Maar ook hier ging ik weg omdat niet alle boeken er waren, die ik nodig had en omdat de man, die me in de doodstille studiezaal de boeken bracht, deed of ik ze uit zijn persoonlijke bibliotheek leende, zoals vroeger het geval was bij Burger in de ub in Amsterdam. Tegen de adviezen in ging ik toen m'n geluk beproeven in de studentenbibliotheek de Sainte Geneviève, dicht bij het Panthéon. Het was er rustig, het licht was goed, de stoelen prettig en de studenten-assistenten waren vriendelijk en welwillend en toch ging ik ook daar na een paar dagen weg. Veel boeken, die ik wilde lezen, kon ik niet krijgen want ze waren en réparation en de boeken, die mij gebracht werden, waren of met potlood of met inkt beschadigd door onderstrepingen, doorhalingen, uitroeptekens en glossen en tekeningen in de marge. Vooral vrouwelijke en mannelijke genitaliën waren realistisch afgebeeld. Bij het omslaan van de bladzijden kwamen zij steeds dichter bij elkaar. Een assistent vertelde me, dat er constant een man of drie de potlood-glossen uitgumden maar de inktversieringen maakten dat de boeken vernietigd werden. Nu had ik gehoord dat de Bibliothèque de la Ville de Paris goed voorzien was van boeken over de Franse Revolutie, dat er weinig bezoekers waren en dat je niet lang op de aangevraagde boeken hoefde te wachten. De bibliotheek was dicht bij het Musée Carnavalet, waar zoveel te zien is over de Franse Revolutie. Ik zorgde, dat ik er om half tien was, als hij open ging, en als ik dan uit het raam keek, zag ik op een binnenplaats van een meisjesschool dat daar de tricolore werd gehesen, waarbij een koor van hoge meisjesstemmen de Marseillaise zong. In de studiezaal was één grote tafel met een twintigtal stoelen er omheen, er was een houten vloer en een gardien met een houten been bracht mij de gevraagde boeken. Er waren dagen, dat ik de enige bezoeker was. Op een ochtend maakte de gardien zijn excuses omdat het getik van zijn houten poot mij zou kunnen hinderen. ‘C'est Verdun, monsieur.’ Op een dag zat ik op een van de stoelen op mijn boeken te wachten toen de gardien mij vroeg een andere plaats te kiezen. Natuurlijk deed ik dat maar ik vroeg hem wel waarom hij dat vroeg. ‘C'était la place de Jaurès, monsieur’. Het was een heilige plaats. Toen ik op een dag de Histoire socialiste de la révolution française van Jaurès aanvroeg, werd ik met égards door de gardien bediend. Heeft u een restaurant ‘pour le repas?’ Toen ik ontkende, zei hij: ‘Vous venez avec moi.’ En zo werd ik (‘Voilà le tulipe des Pays-Bas’) voorgesteld aan zijn vrienden, de metselaar, de straatveger, de taxichauffeur en een onbestemde, slordig geklede man. Ik kreeg van de baas een servet, een metalen Dr. H. Bonger (1911) studeerde Nederlands en geschiedenis in Amsterdam en promoveerde in 1954 op de dissertatie De motivering van de godsdienstvrijheid bij Dirck Volckertszoon Coornhert. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||
ring en een knipkaart voor zeven maaltijden. Er was een vast menu, je kon niet kiezen. Alles vond ik lekker, behalve ‘tripe’. Er werd over van alles gepraat (veel over Adolphe Ittelèr) maar ik kon nauwelijks meedoen en ook deed ik niet mee met de pernod vóór, en de cognac na de maaltijd, die de tafelgenoten me aanboden. Alleen de wijn (‘vin compris’) dronk ik mee. En maar handen schudden voor en na tafel. Ik genoot van die maaltijden met de vrienden. Zou zoiets in Nederland mogelijk zijn? H. Bonger | |||||||||||||||||||||||||||
Groninger antiquariatenDeze zomer verscheen de derde editie van een handig plattegrondje waarop de Groninger antiquariaten vermeld zijn. Niet alleen is op deze folder te zien waar een bepaald antiquariaat in de stad gevestigd is, ook wordenvan elk antiquariaat de openingstijden en de specialismen vermeld. Daarnaast bevat de plattegrond een lijstje met de gesloten antiquariaten in Groningen. Wie goed voorbereid een boekentripje naar Groningen wil ondernemen, kan over deze plattegrond contact op nemen met Antiquariaat Isis, Folkingestraat 20, 9711 jw Groningen, tel. 050.3184233, of met Veilinghuis G. Postma, Noorderhaven 25, 9712 vg Groningen, tel. 050.3189725. | |||||||||||||||||||||||||||
Nieuw wetenschappelijk tijdschrift over boekgeschiedenisDe Society for the History of Authorship, Reading and Publishing is momenteel bezig met de voorbereiding van een nieuw wetenschappelijk tijdschrift, Book History. Het eerste nummer van dit één maal per jaar in gebonden uitvoering te verschijnen periodiek, is gepland voor het voorjaar van 1988. De redactie wordt gevormd door Ezra Greenspan en Jonathan Rose en de uitgever is de Penn State Press. Book History zal zich bezighouden met alle aspecten van de geschiedenis van het boek, wat nader omschreven kan worden als de produktie, verspreiding en ontvangst van geschrift en druk. Het zal onderzoek publiceren naar de sociale, economische en culturele geschiedenis van al deze facetten en daarbij een zeer ruime definitie van ‘boekgeschiedenis’ hanteren. Book History wordt een Engelstalige publikatie maar staat open voor artikelen over de geschiedenis van het boek in andere taalgebieden. Artikelen die te maken hebben met het Amerikaanse halfrond of het Midden-Oosten moeten worden toegezonden aan Prof. Ezra Greenspan, Department of English, University of South Carolina, Columbia, sc 29208, USA. Artikelen betreffende andere delen van de wereld kunnen worden ingediend bij Prof. Jonathan Rose, Department of History, Drew University, Madison, nj 07940, USA. Book History wordt toegezonden aan de leden van sharp, die daarnaast ook sharp News en de jaarlijkse sharp Membership en Periodicals Directory toegezonden krijgen. Voor informatie over het lidmaatschap van sharp of abonnementen op uitgaven van sharp kan men zich richten tot de secretaris: Dr. Linda Connors, Drew University Library, Madison, nj 07940, USA, e-mail: lconnors@drew.edu. |
|